ARTISJOKKEN ETEN…

“Dat koken”, werd ons gezegd, “dat koken van die artisjok is wel te doen, en dan…?”

Ach, lezer, het is niet zo ingewikkeld. Fingerfood lijkt een nieuw begrip, maar het is van alle tijden. Alles wat je nodig hebt voor het eten van artisjokken zoals Ellen ze klaar maakte zijn je vingers.

Het gaat als volgt: je zorgt dat de artisjokken gaar zijn. Je zorgt dat je saus klaar is. Leg je artisjok op een bord en begin. Je plukt er een blaadje vanaf en schraapt met je tanden het zachte vlees van de onderkant van het blaadje. Dat klinkt abstract, maar het kan echt maar op één manier. Dit herhaal je bij elk volgend blad, net zolang tot ze op zijn. De laatste blaadjes, met de roze bovenkant, geven nog nauwelijks vruchtvlees, die kunnen weg. Overigens doop je je blaadjes naar believen in de saus.

Wat je over houdt is de bodem, die bedekt is met “hooi”. Dat hooi pluk je van de bodem af, het is niet eetbaar. Ellen houdt een vrij lange kooktijd aan, met als voordeel dat het vlees botermals is en het hooi gemakkelijk los laat. (We hebben niet de indruk dat er door de wat langere kooktijd erg veel smaak verloren gaat.) Bij beetgare artisjokken heb je al gauw gereedschap nodig en je beschadigt altijd de kostelijke bodem, het lekkerste van de plant.

 

Je kunt de vrij gekomen bodem met saus bedekken, maar ook naturel smaakt-ie heerlijk.

Artisjokken zijn niet duur en de grote soorten worden nu volop aangeboden. De bereiding is niet moeilijk, het is alleen wat werk. De beloning die je daarvoor krijgt is vorstelijk. Bovendien is het aangenaam eten, het is onmogelijk om het snel te doen. Je bent al gauw een kwartier tot twintig minuten in de weer met je groentegerecht. En wat ons betreft verhoogt dat het plezier van het tafelen. We dronken de wijn van gisteren, een Côtes de Ventoux, en die deed het er voortreffelijk bij.

Italianen en Spanjaarden eten ook graag kleinere exemplaren van de artisjok, die dan gestoofd, gebakken of gefrituurd worden en vaak onderdeel zijn van een groter gerecht. We kochten ze al wel in het buitenland, maar hier in de buurt kunnen we ze niet krijgen.

© paul

RODE WIJNSAUS MET ACETO BALSAMICO…

Aldo van Dining and Wining is op vakantie naar Italië geweest. Hij bezocht daar o.a. een producent van Balsamico azijn. Al vóór de vakantie boodt hij aan wat monsters van deze Balsamico mee te brengen voor liefhebbers. Altijd in om iets bijzonders te proeven heb ik me snel gemeld bij Aldo en de monsters ontvangen. Ik heb al veel soorten azijn geproefd maar deze is echt superlekker. Het klinkt misschien vreemd maar dit is een azijn om zo op te snoepen. Het eerste monster gewoon zo over een paar aardbeien gedruppeld, heerlijk! Een volle, ronde, fruitsmaak, zonder toegevoegd zoet, wat je nogal eens proeft in Balsamico.

Ik besloot om met het tweede monster een saus te maken:

1 kop bouillon, 1 kop rode wijn, een klein klontje boter, 1 zeer fijngehakte sjalot, 1 paar takjes tijm en het proefmonster Aceto Balsamico.(ik gebruikte een Spaanse wijn vandaag,ik hoop dat dat toch mag van de Italianen, Gran Sangre de Torro, reserva 2001)

De sjalot even uitzweten in de boter. Dan de bouillon erbij doen en tot de helft inkoken. De rode wijn erbij en de tijm, en weer reduceren tot de helft. Zeef de saus dan en giet er de Balsamica bij. Nog even doorwarmen, de saus zeven en snel opdienen. De saus was, mede door de sterk geleerde bouillon, mooi stroperig. Heb je minder gelatineuse bouillon, klop er dan vlak voor het opdienen een paar piepkleine klontjes ijskoude boter door. De saus combineerde uitstekend bij het lamsvlees.

HEEL NEDERLAND PLAT DEEL 2…

Onno Kleijn schrijft op zijn weblog dat hij een telefoontje kreeg van Albert Heijn, categorymanager ‘vers’ Gé Happe. Deze vertelde dat over circa 6 weken de platte peterselie in de winkels ligt!!!

Fantastisch! De platte peterselieactie heeft dus succes gehad. Nu maar hopen dat mijn eigen AH-winkel ook de “platte” gaat verkopen, het duurt vaak wel even voor wij hier in het zuiden aan de beurt zijn. Tot die tijd blijf ik gewoon bij onze Turkse groentenhandelaar op de markt in Helmond de platte peterselie kopen! Lekkere grote bossen voor weinig geld.

HEEL NEDERLAND PLAT!..

Deze dus!

Ik begin het Foodbloggen steeds leuker te vinden! Via Foodrank komen meer en meer goede ideeën op de diverse weblogs. We hebben allemaal een zelfde doel, richting, ambtie: eten.

Vandaag schreef Onno Kleyn op zijn weblog een artikel over platte peterselie.

Karin van Koken Blogo gaf daarop het startsein voor een grootschalige actie: De platte peterselie moet terug in Nederland! In groentenwinkels en supermarkten kun je alleen de gekrulde peterselie kopen en gekrulde peterselie smaakt eigenlijk bijna nergens naar. Aardig voor de versiering maar het voegt niets toe.

De platte peterselie daarentegen heeft veel meer smaakstoffen maar kun je bijna nergens kopen, zeker niet in ons dorp Gemert. Grote supermarkten als AH en Jumbo moeten maar eens gaan luisteren wat de klanten willen! Meneer AH, wij willen platte peterselie!

 

Deze dus niet!

De krulpeterselie op de foto kocht Paul op de markt. Die is geteeld in de volle grond en heeft nog enigszins smaak. Maar nogmaals, hij is niet te vergelijken met platte peterselie. Ik koop op de markt, bij de Turkse groentenhandelaar iedere week een flinke bos platte peterselie. Ik zet de bos in een glas met water in de vensterbank en knip en snijd er de hele week van.

© ellen

Over sprot…

Kieler Sprotten

Je kunt ze soms ingeblikt kopen en dan heten ze Noorse sardines. Het Ministerie houdt het bij de Nederlandse naam: Sprot (Sprattus sprattus).

Ongeveer 15 centimeter wordt-ie, deze kleine telg uit de haringfamilie. Hij komt voor aan de oostelijke Atlantische kust, van Marokko tot bij de Britse Eilanden en Ierland. En natuurlijk aan de Noordzeekust. Hij leeft in grote scholen, vaak dicht onder de kust.

Er is een tijd sprake geweest van overbevissing. Dat had niets van doen met het bosje sprot van de markt, maar alles met de gulzige vismeelindustrie. Door de vangstbeperkingen gaat het weer beter met de stand.

Sprot wordt, zoals gezegd, in blik aangeboden. Soms ook als filet. En bij ons gerookt (soms gestoomd). Vers krijg je hem nauwelijks, hoewel hij heel geschikt is om te bakken of te frituren. De beroemdste gerookte sprot is de Kieler Sprotte. Daarvoor wordt alleen sprot gebruikt die gevangen is in de Kieler bocht. De Duitsers roken hem zwaarder dan wij.

Het plaatje komt van Google en toont het deksel van een sprotkistje. Dat soort kistje wordt in Kiel gebruikt om de sprot te verpakken.

© paul

Wijngaardslakken…

Toen het Kind nog kind was en regelmatig mee naar Luxemburg ging gebeurde het al. Bij druilerig weer werden wijngaardslakken verzameld. En een paar logs terug is te zien dat dat nu nog steeds geldt.

In een ver verleden besloten we dat er een voorraad wijngaardslakken mee naar huis moest om ze ten burele van het Ministerie klaar te maken. Het verzamelen ging snel en gemakkelijk. Het bereiden was niet moeilijk, maar wel een hoop gedoe. En niet altijd even prettig. Met name het ontslijmen van de beestjes met keukenzout was een rotklus, voor de beestjes, en voor ons. Ze dienden gekookt te worden in goede bouillon. En daar was dan ook meteen de winst te behalen. (De kwaliteit van de bouillon bepaalt voor een belangrijk deel de smaak van de slakken.) Voorts moesten de beestjes van hun huis worden ontdaan om ze schoon te kunnen maken. Het spijsverteringsstelsel diende verwijderd, zodat je alleen vlees over hield. Vervolgens werd het vlees weer terug gestopt in de huisjes. De opening werd afgesmeerd met boter, verrijkt met knoflook, tijm en peterselie. Daarna gingen ze in de oven. We hadden ruim een gros slakken, dus werk zat.

De smaak, evenwel, was de beloning voor al het geploeter. Het vlees was veel malser dan de restaurantslak, bijna zacht zelfs. En de slakken hadden smaak! (Restaurants gebruiken altijd slakken uit een potje of uit blik, geprepareerd door de vleesverwerkende industrie en die zijn waarlijk niet te vergelijken met de zelfbereide.)

Een gezelschap van 10 mensen hadden we uitgenodigd. We aten de slakken met zelfgebakken brood. Wat we er bij dronken kan ik me niet herinneren. De kans dat het sloeberwijn uit Velletri was is groot.

Het Ministerie heeft zelf wijngaardslakken gekweekt. Dat was niet moeilijk, de slakken verrichtten de belangrijkste handelingen. Wel was het ingewikkeld om aan goed voedsel te komen, dat moet namelijk kalkrijk zijn. Een van de buurkinderen stootte op een dag het glas van de slakkenbehuizing stuk zodat de hele kweek zich verspreidde over de wijk waar we toen woonden. Nog jaren doken er her en der wijngaardslakken op in aanpalende tuinen. Er zijn er zelfs een paar mee verhuisd naar onze nieuwe woning, alweer zo’n 15 jaar geleden. En geloof het of niet, gisteren middag kwam ik er weer eentje tegen in de tuin.

Hoe groot de wijngaardslakken wel zijn kun je aflezen aan de gewone tuinslakjes die de Kids liefdevol tussen de kudde hebben gestald. Zou je er aan willen beginnen zelf je slakken klaar te maken, houd er dan rekening mee dat je ze een paar dagen laat ontgiften. Slakken eten met graagte planten die voor de mens schadelijk zijn. Je kunt ze in die ontgiftingsperiode voeren met pasta. Daar zijn ze gek op, en het komt de smaak van de beestjes ten goede. (de Romeinen deden dat al.)

©  paul.

EUROPEES LOGO BIOLOGISCHE PRODUCTEN…

Biologische producten krijgen een Europees logo, eventueel naast een eigen keurmerk. De ministers van landbouw van de EU-landen zijn daar positief over. Dat bleek bij een vergadering van de ministers in Brussel. Het logo bestaat uit twee graanhalmen die naar elkaar buigen. Het moet biologische producten herkenbaar maken voor consumenten als die in een ander EU-land inkopen doen.

Eurologo

Al in  maart 2000 werd een logo voor biologische producten goedgekeurd door de Europesche ministers van landbouw.

landbouw

In maart 2000 heeft de Europese Commissie een logo goedgekeurd met de tekst ‘Biologische landbouw – EG-controlesysteem’ [verordening EEG nr 2092/91. (Geconsolideerde tekst)],dat producenten op vrijwillige basis kunnen gebruiken als bij controle is gebleken dat hun systemen en producten voldoen aan de bepalingen van de EU-verordeningen. Consumenten die producten met dit logo kopen, kunnen erop vertrouwen dat:

  • ten minste 95% van de ingrediënten van het product op biologische wijze zijn geproduceerd;
  • het product voldoet aan de voorschriften van de officiële controleregeling;
  • het product in een gesloten verpakking rechtstreeks van de producent of bereider komt;
  • het product de naam van de producent, de bereider of de verkoper draagt, alsmede de naam of code van het controleorgaan.

Een goede ontwikkeling vind dit Ministerie!

© ellen

OVER ZWEZERIK…

Nee, geen recept voor zwezerik vandaag. Wel productinformatie. De Jongste Bediende had vandaag een stevige discussie met een collega. Zo’n soort discussie heet hier in het Zuiden strijen. Beide partijen weten natuurlijk zeker dat ze gelijk hebben! De Jongste Bediende heeft in een ver verleden aan de Warmonderhof gestudeerd, de biologisch dynamische land- en tuinbouwschool. Zijn collega Mireille studeerde aan de Hotelschool in Maastricht. Hoe de discussie precies ontstaan is, weet ik niet maar het ging over zwezerik. Mireille beweerde dat een kalf twee zwezeriken heeft, de hartzwezerik en de keelzwezerik. De Jongste Bediende zei nog nooit van een hartzwezerik gehoord te hebben, en dus bestaat die niet! Het Ministerie werd gebeld om uitsluitsel te geven. Ik moet zeggen dat ik ook nog nooit van een hartzwezerik had gehoord. Het hart is een spier en dus veel harder vlees dan een klier zoals de zwezerik, zo was mijn redenatie. Thuis maar snel in de boeken gedoken en bij het eerste boek was het al raak! Hartzwezerik bestaat wel degelijk, maar heeft niets met het hart te maken; De eerste is de keelzwezerik of de thymusklier, die gevonden wordt in de hals van jonge zoogdieren. Deze is langwerpig en verdwijnt als het dier ouder wordt. De tweede is de hart- of buikzwezerik. Deze ligt vlak bij het hart en is rond. (uit “Van kop tot staart”, ik schreef al eerder over dit boekje) We vonden nog veel meer informatie; Escoffier is er kort over: Er zijn twee soorten zwezerik; de noix is de ronde of hartzwezerik en de gorge de lange keelzwezerik, die minder fijn is dan de noix. Artusi is nog korter ; “Crocchette di animelle”, hij maakte er croquetten van! Discussie gesloten dus? De Jongste Bediende heeft zijn nederlaag al meteen telefonisch doorgegeven. Of wij ooit zwezerik thuis gaan klaarmaken weet ik niet. Erg bewerkelijk en je kunt ze bijna nooit zomaar kopen. Ik vind het meer iets om in een restaurant te eten. De verwerkingsmogelijkheden zijn legio en dat heeft waarschijnlijk te maken met de zeer neutrale smaak.

© ellen

HOUTKACHELTJE…

 

300 miljoen gezinnen koken hun maaltijden op een houtvuurtje. Dat betekent een aanslag op natuurlijke bronnen en als extra vervelend effect: ontbossing. Ook betekent het energieverspilling, bij open houtvuur gaat haast alle warmte ongebruikt verloren. Hetzelfde geldt voor het branden van houtskool, 90 % van de energiewaarde is al verdwenen voordat je aan koken toekomt. En dan is er het gezondheidsaspect. Rook en onverbrande gassen zorgen volgens de WHO (Wereld Gezondheids Organisatie) voor pakweg 1,6 miljoen slachtoffers per jaar. Paul van der Sluis werkt als chemicus bij Philips Research op de High Tech Campus in Eindhoven. Hij kreeg de kans van de Lampenmagnaat om een kacheltje te ontwikkelen dat bovenstaande problemen zou moeten reduceren. Het kacheltje is er inmiddels en het zit vernuftig in elkaar. Het is extreem zuinig. Je stookt het met hout of papier. Er zit een ventilatortje in de kachel dat er voor zorgt dat de luchtstroom optimaal is in het apparaat. Het ventilatortje draait op een thermo-electrische generator die weer in een ander gedeelte zit ingebouwd. De generator gaat werken door het kacheltje te stoken. Tegelijkertijd wordt er een batterij opgeladen die gebruikt kan worden om een lampje op te laten branden of een radio te laten spelen. Er is nauwelijks rook, en de schadelijke gassen worden via een slim systheem naverbrand. Een stukje hout ter grote van een sigarettenpakje volstaat om één liter water aan de kook te brengen. Het kacheltje komt binnenkort op de markt, de prijs is nog niet bekend. Kijk lezer, hier wordt het Ministerie nu vrolijk van! De foto komt van Philips.

© paul

TJOBÈK EN OELEK-OELEK, VIJZEL 3…

De eerste buurvrouw van het Ministerie was van Indonesischen bloede. Ze was een ware keukenprinses, en zo ook haar zus. Het was bij hen dat we voor het eerst het werkwoord oelekken hoorden gebruiken. Bedoeld werd dan het maken van sambals. Ze reserveerden daarvoor de zondagochtend. (Overigens werden er dan nog een heleboel andere bijgerechten voor de Indonesische keuken gemaakt.) Ze gebruikten bij allerlei bereidingen altijd de tjobèk, een platte, ronde stenen vijzel met een wrijfsteen uit hetzelfde materiaal, de oelek-oelek. Jaren later kwamen wij in bezit van het afgebeelde exemplaar. We kregen het van een Indischman die een oogje had laten vallen op één van de oma’s van het Ministerie. De vijzel was al heel oud, en werd begin jaren vijftig samen met de familie gerepatriëerd. God mag weten wat voor lekkers er in de loop van de tijd mee is gemaakt… Je gebruikt de vijzel namelijk niet alleen om kruiden en specerijen te pletten, maar ook bij de verdere bereiding van papjes, prakjes en sauzen. De tjobèk is te gebruiken als de porseleinen vijzel uit de Europese keuken. Maar door de typische platte vorm is hij minder geschikt voor het breken van peperkorrels of dat soort zaken. En een aïolie of mayonaise bereiden is al helemaal niet mogelijk. Kook je echter graag Indonesisch of Chinees dan is het beslist de moeite waard de aanschaf van een tjobèk te overwegen. Uit welke steensoort onze tjobèk is gebeiteld weet ik niet. Het oppervlak is ruw, en dat maakt dat het pletten en vermalen van de diverse ingrediënten een stuk gemakkelijker. In het onvolprezen kookboek van Beb Vuyk staan wel 25 recepten voor eenvoudige sambals. Het basisrecept gaat als volgt: 20 lomboks 2 eetlepels zout Was en snijd de lomboks, eventueel met de staafmixer. Wrijf ze met het zout op de tjobèk tot een brij. Doe ze over in een met sodawater afgewassen jampot en bewaar ze afgesloten in de koelkast. En ook Mevrouw Vuyk vindt de aanschaf van een tjobèk onontbeerlijk wanneer je serieuze zaak wilt maken van Indonesisch koken Beb Vuyk Groot Indonesisch Kookboek Culinaire Boekerij, Uitgeverij Kosmos, Antwerpen/Utrecht ISBN 90 215 9863 9

Zie ook Vijzel 1 en Vijzel 2.

© paul