Wij hebben genoten van heerlijke, zonnig Paasdagen. Eerste Paasdag verstopten en zochten we Paaseieren met kleinzoon Jop en lunchten we daarna met Frambozenbroodjes en Flammenkuechen. Tweede Paasdag genoten we van de bijna traditionele Champagnebrunch met vrienden. We aten asperges en ham, Bourgondische slakjes en champignons met kruidenboten, ik bakte een taartje met Epoisses kaas en appel en Gravlax met mierikswortelsaus. De Gravlax maakte ik al eerder maar ik heb het recept nog nooit beschreven. Een mooi gerecht voor feestdagen, je maakt het twee dagen van te voren klaar en hebt er weinig werk aan. Je kunt de gravlax eten als voorgerecht maar ook als hoofdgerecht, geserveerd met gekookte nieuwe aardappeltjes. Vraag de vishandelaar om twee mooie, gelijke stukken gefileerde zalm met vel.
voor 6 tot 8 personen
2 zalmfilets van ongeveer 600 gram, met huid
een flinke bos verse dille, fijngehakt
100 gram grof zeezout
75 gram witte suiker
2 eetlepels gestampte witte peperkorrels
Leg één van de zalmfilets op de huid op een stuk huishoudfolie. Meng de dille met het zout, de gestampte peperkorrels en de suiker en schep het mengsel over de zalm. Leg de tweede filet er bovenop met de huid naar boven. Wikkel de folie strak om de vis en leg hem in een passende schaal. Leg een iets kleinere schaal op de vis met een gewicht erop. Zet de vis nu twee dagen in de koelkast en draai de vis elke 12 uur om. Serveer de vis bijvoorbeeld met mierikswortelsaus:
2 theelepels geraspte mierikswortel
2 theelepels geraspte ui
1 theelepel dijonmosterd
1 theelepel fijne suiker
2 eetlepels wittewijnazijn
een beetje zout en peper
200 ml room.
Klop de room lobbig. Roer de rest van de ingrediënten door elkaar en schep het mengsel vervolgens door de room. Proef en breng verder op smaak met peper en zout. Roer alle ingrediënten behalve de room door elkaar. Haal de vis uit de marinade en snijd hem in dunne plakken. Schik de plakken op de borden en serveer met de saus.
Ad Kruijssen is ‘s mans naam, maar in de vriendenkring heet hij nou eenmaal Pa de Keizer… Hij dankt die koosnaam aan het feit dat hij zich bijna een mensenleven lang manifesteerde als kastelein, uitbater, gastheer en kok van Hotel-Restaurant-Café De Keizer, gelegen aan het Ridderplein in Gemert. Enfin, een iconisch figuur in ons dorpje…
Regelmatig was er een kok in dienst van Ad’s bedoening, maar veel vaker stond hij zelf achter de stoof. Absolute haute-cuisine kwam er niet uit die keuken, maar menig Frans plattelandsrestaurant zou trots zijn op Ad’s gerechten en in Duitsland zou zijn keuken Gutbürgerlich mogen heten. In de Nederlandse kookdroefenis van de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw staken Ad’s gerechten aardig boven het maaiveld uit.
Jagen was een passie van Ad. Op alle soorten eetbaar wild dat Europa bood heeft hij in zijn carrière geschoten (like it or not, ‘t is niet anders…). Ook betoonde hij zich een verdienstelijk wildplukker; de verhalen over mandenvol cantharellen en bergen eekhoorntjesbrood zijn niet van de lucht. Wanneer er dan ook wild en/of paddenstoelen in zijn foeragekamer lagen bereidde hij dat liever zelf.
Ik zie Ad regelmatig in het Café van Ruis. Het gaat dan al snel over wild, paddenstoelen en Bourgogne (de streek én de wijn), wederzijdse liefhebberijen. Enfin, tot zover Pa de Keizer. Laat ik iets vertellen over wat me verleden week overkwam…
Ik moest even in onze diepvries zijn. Het was een soort noodzakelijk beleefdheidsbezoek, want het ding was overvol en er diende ruimte te worden gemaakt. We wilden die avond vis eten en wat lag er meer voor de hand dan de grote Dorade (Zeebrasem) te bevrijden uit zijn ijzige omgeving. Twee vliegen in één klap: vis voor de maaltijd en ruimte in de vriezer…
Bij het openen van de deur zag ik het al. De kostbare Anjouduiven, laatstleden betrokken van een keurige poelier, waren aan het vriesdrogen. Ik had ze niet goed verpakt en te slordig en onverschillig ingevroren. Er was nog wel wat te redden, maar dan moesten de duifjes meteen uit de vriezer en ontdooid. Ik heb dat dan maar gedaan.
Nadat de vogeltjes ontdooid waren constateerde Ellen dat het gelukkig meeviel met de vriesschade. Ze ontdeed de duifjes van hun borstvlees, (de rest was minder bruikbaar) en schoof de karkassen door naar mij. En of ik er een bouillon van wilde trekken zodat ze grondstof had om een exquise saus te bereiden voor bij dat borstvlees.
Nou zijn Anjouduifjes niet de meest voor de hand liggende vogels om bouillon van te trekken. Je gebruikt ze bij voorkeur om ze in hun geheel te bereiden, zoals kwartel of patrijs. Bovendien zijn ze wat prijzig om soep van te maken. (Zie de link naar het artikel Gestoofde Anjouduifjes met Armagnac, onder dit artikel). Maar goed, een duif is een duif, en een karkas is een karkas…
Nou ben ik persoonlijk dol op duivensoep. Maar de laatste twee keer dat ik die maakte pakte het niet bijzonder uit. Eigenlijk dien ik te bekennen dat de laatste keer de soep écht niet te genieten was. Wat deed ik fout? Eerder was het alleszins wel gelukt, maar de laatste twee pogingen sloegen nergens op. Ik kan het tot op de dag van heden niet verklaren, maar het was niet goed. En ik wilde met die luxe-karkassen niet wéér in de fout gaan. Dus vroeg ik Pa de Keizer om raad, hij had immers de nodige ervaring…
Prei, zei hij onmiddellijk en met grote stelligheid. Prei erbij, en houd het verder simpel! Wees terughoudend in het kruiden van je bouillon. En dekarkassen goed schoonmaken, dat zei hij ook nog, maar dat had ik zelf al wel bedacht. Enfin…
1 1/2 liter water,
400 gram karkas,
1 flinke prei,
5 gram gedroogde paddenstoelen,
1 laurierblad,
1/2 blokje groentebouillon,
3 gekneusde jeneverbessen,
2 takjes verse tijm,
2 à 3 takjes selderij,
peper en zout om later af te maken.
Maak de karkassen schoon en spoel ze goed. Doe de karkassen in de pan en breng ze aan de kook. Schuim ze (eenmaal aan de kook) zorgvuldig af. Voeg daarna de rest van de ingrediënten toe en zet de pan (met gesloten deksel) op een laag vuurtje. Laat de bouillon nu drie uren trekken, en daarna afkoelen. Dan de bouillon ontvetten en vervolgens zeven door een kaasdoek of degelijk keukenpapier. Klaar!
Opmerkingen:
Vaak worden duiven aangeboden met heel hun hebben en houden in het lijf. Lever en hart kun je gebruiken voor je bouillon, ik bewaarde die voor later.
Zorg dat je bij het schoonmaken de longen goed verwijderd, ze kunnen vervuiling geven in je bouillon. Ook wanneer de poelier je duiven heeft uitgehaald (schoon gemaakt) dien je zorgvuldig te controleren of er nog restjes ongewenst weefsel aanwezig zijn. Haal ze weg!
Er zijn een aantal manieren om bouillon te maken. Ik kies er altijd voor om het vlees (of de groenten) snel aan de kook te brengen. Aan het kookpunt schep ik met een lepel de vervuiling uit de pan tot zowat niks meer boven komt drijven. Aan het eind van het kookproces giet ik de bouillon altijd door een zeef, bekleed met keukenpapier, soms twee keer.
Ik bewaar altijd de harde, ingedroogde schillen van uien. Kieper ze bij je bouillon en die zal prachtig donker kleuren. Écht waar…
In ons geval wilde Ellen de helft van de bouillon gebruiken om een saus te maken. Daarvoor werd de bouillon tot een derde ingekookt. Het is daarom dat ik nauwelijks zout gebruikte; vocht kun je wegkoken, maar het zout blijft. Na het inkoken is je ingedikte bouillon dus drie keer zo zout, en dat wil je liever niet. Het zelfde geldt voor peper. Ergo: breng je bouillon pas op smaak met peper en zout wanneer je zeker weet dat de restanten soep moeten worden.
Enfin, Ellen was gelukkig met mijn bouillon en toverde er een prachtige wijnsaus mee voor bij de duivenborstjes (ik heb de restanten met twee vingers uit de sauskom gestolen…). Van de bouillon die nog overbleef maakte ik een soepje. Het smaakte als vroeger…
De zus van Vriend Jan is haar keuken aan het verbouwen en een keuken verbouwen geeft altijd een hoop ongemak. Ze kan een aantal dagen in ieder geval niet koken en Vriend Jan besloot zijn zus en zwager dan maar eens te verwennen en hen tijdens de verbouwing uit te nodigen om bij hem thuis te komen eten.
Aan de vrijdagmiddagborreltafel hadden we het er over; “Wat zal ik eens klaarmaken? Ik wil iets bijzonders bereiden maar het moet niet al te ingewikkeld zijn en het moet iets zijn met vis”, aldus Vriend Jan. Nou, simpeler dan een dorade uit de oven kan het eigenlijk niet. En dus kregen zus en zwager dorade voorgeschoteld naar recept van het Ministerie. Vriend Jan stuurde ons een foto en appte dat het gerecht prima gelukt was. Fijn! En zo kregen wij ook zin om weer eens dorade te eten en stond er gisteren dus dorade op ons menu.
Ik koop dorades op de markt, ik koop altijd de hele vis, dus niet gefileerd. Dorades zijn vrij makkelijk op het bord te fileren en zo’n hele vis ziet er mooi uit op tafel. Reken voor flinke eters op een kleine dorade per persoon. Wij zijn niet zo’n grote eters en hebben aan één flinke dorade samen genoeg. Ik geef je het recept voor vier personen.
voor vier personen
4 kleine dorades, schoongemaakt en geschubd, met kop
olijfolie
peper en grof zout
8 schijfjes citroen
12 blaadjes laurier
en voor de peterselie-olie
een flinke bos platte peterselie
120 ml olijfolie
een kneepje citroensap
peper en grof zout.
Verwarm de oven vóór op 180 graden. Strooi peper en zout in de buikholte van de vissen en stop er twee schijfjes citroen in. Maak drie inkepingen in elke dorade en stop daarin een laurierblad. Wrijf een ovenschaal in met wat olijfolie en schik daarop de vissen. Druppel nog wat olie over de vis en zet ze zo 25 minuten in de voorverwarmde oven.
Neem een flinke handvol platte, verse peterselie. Verwijder de steeltjes en hak de blaadjes grof. Doe het blad samen met 125 ml van de allerbeste olijfolie en wat zeezout en peper in de keukenmachine en meng tot je een mooie gladde saus hebt. Voeg eventueel wat citroensap toe. Je kunt deze olie in een afgesloten pot ongeveer een week in de koelkast bewaren.
Wij aten er aardappelpuree bij en een groene salade.