Tegen het einde van de zestiger jaren van de vorige eeuw kwam ik voor het
eerst in aanraking met Franse en Franstalige striptijdschriften. En hoewel
Kuifje en Robbedoes als weekblad gewoon verschenen in het Nederlands, vond ik de
Franstalige uitgaven van Tintin en Spirou zoveel aantrekkelijker, zoveel
exotischer. Mijn ULO-frans volstond beslist niet om de volle inhoud van de tekst
te ontcijferen, maar dat mocht de pret niet drukken. Ik kon af en toe enkele
exemplaren aanschaffen. Niet opeenvolgend, ik had maar af te wachten wanneer er
zich weer een kansje voordeed om wat losse nummers te scoren. Ik vond het best.
Het meest verzot was ik op het blad Pilote. De verhalen daarin leken zoveel meer
volwassen. Het waren de verhalen die mondjesmaat ook verschenen in het
Nederlandse stripblad
.
Het moet in Pilote zijn geweest dat ik voor het eerst kennis maakte met La Vache qui
rit. Helemaal in stripstijl gepresenteerd. Ik stelde me
er iets waanzinnig lekkers bij voor.
Ik kende wel van die kaasblokjes uit het kerstpakket van mijn vader, en ook
op feestjes verschenen ze steeds vaker als voorzichtige borrelsnack. Maar dat
waren hele gewone dingen. Ze heetten Gouda of ERU (bestond dat eigenlijk al?).
Maar die konden het toch nooit halen bij die Lachende Koe, dat wist ik
zeker.
Het probleem was evenwel dat ik die Franse kaasjes nooit tegenkwam. Ze waren
in ons dorp niet te krijgen, en of ik er nu zo heel veel moeite voor heb gedaan
om ze van elders te betrekken betwijfel ik. Het was veel meer een mooie gedachte
dat er iets verschrikkelijk lekkers bestond, dat ik alleen kende. Welliswaar
niet van smaak, maar toch van naam. Mijn dorpsgenoten lazen geen Pilote! Wisten
zij veel… (Wist ik veel?!)
Het heeft nog jaren geduurd voordat ik La Vache
qui rit voor het eerst proefde. En dat de blokjes nu
zoveel beter smaakten dan het Nederlandse equivalent durf ik niet te beweren.
Maar de betovering bleef. Kwestie van een overdosis nostalgie. Ik heb daarna
alle kaaspuntjes afgezworen. Ik bezondig me alleen nog aan die Lachende
Koeien.
De kaas is ontwikkeld in de Comté, zo rond 1921. Het was de eerste echte
smeerkaas ooit! De illustratie is van Benjamin Rabier en stamt uit 1922.
Intussen wordt de kaas over de hele wereld geproduceerd. En in allerlei vormen.
Maar die romige puntjes blijven voor mij toch de enige echte, vooral die met
ham.
We hebben ze tegenwoordig nog zelden in huis, die kaasjes. Ik kan er namelijk
niet afblijven en het gevaar dat ik me eraan vergrijp en me overeet is niet
denkbeeldig. Gelukkig ontdekten de Kids van Eupotours de romige driehoekjes. Ik ga dan maar bij
hen op bezoek en laat me mondjesmaat verwennen.
© paul