Harissa…

 

Harissa...

Altijd wanneer ik een tube Harissa uit de rekken grabbel en op de toonbank leg zegt onze Turkse slager minzaam lachend dat hij ook een prima Turks equivalent van de pepersaus heeft. Hij knikt daarbij dan naar de potjes Biber Aci, die kunstig gestapeld in een hoek van de zaak staan opgesteld.

Dat weten we echter allang en we hebben die Turkse pepersaus ook altijd op voorraad. Maar Harissa is dan nét weer even anders, en ook die saus behoort (evenals de Indonesische sambal) tot de vaste inventaris van onze voorraadkast. Biber is Turks, Harissa komt (oorspronkelijk) uit Tunesië.

Ik ben de grootverbruiker van Harissa in ons huishouden. Ik mag de saus (of pasta) graag, veel en vaak gebruiken. Zoals een oude Indo zijn Sambal lepelsgewijs consumeert, zo gebruik ik mijn Harissa. Maar ook in gerechten die ik voor meer dan alleen mezelf klaarmaak, wil ik wel mondjesmaat Harissa gebruiken. Je voegt ermee een beetje pittigheid toe aan je soepen en stoofschotels, en vooral ook wat subtiele smaken, nauwelijks terug te proeven, maar toch…

Doorgaans koop ik het merk Le Phare du Cap Bon, genoemd naar de vuurtoren die vanaf het uiterste puntje van Tunesië wijst richting Sicilië. Het is het merk Harissa dat je het meest vindt in Nederland, maar er is met wat zoeken beslist meer te vinden. (Lidl heeft een eigen merk, ontdekte ik, met een interessante specerijensmaak.)

Frankrijks verleden is onlosmakelijk verbonden met Noord-Afrika en dat werkt in hoge mate door tot op de dag van vandaag. Je vindt daar dan ook een diversiteit aan Harissa die zijn weerga niet kent. Een Eldorado voor de liefhebber. (Eens kocht ik er in mijn gulzigheid een kilo-blik van de pepersaus. Dat slaat natuurlijk nergens op wanneer je niet een restaurant achter de hand hebt om de saus te verwerken. Ik heb het zaakje dan maar overgeschept in handzame potjes en die kwistig uitgedeeld aan eenieder die ze wilde hebben. Dat was uiteindelijk ook leuk…)

Enfin,.. Jeanne en Ryan boden via Facebook chilipepers aan want hun oogst was overvloedig en leverde veel te veel vruchtjes op om zelf te verwerken. Ellen reageerde op het aanbod en per ommegaande werd er een zak pepers afgeleverd op het Ministerie. Ik heb er Harissa van gemaakt.

Ik gebruikte een recept uit de Noord-Afrikaanse Joodse keuken (die bestaat) zoals het werd opgetekend door Mevrouw Roden en weergegeven in haar magistrale boek: De Joodse Keuken. Alleen heb ik de hoeveelheid zout gehalveerd. En terecht, denk ik achteraf. De Harissa is nu nog aan de zoute kant.

  • 300 gram pepers,
  • 1 bol knoflook, (60 gram),
  • 1 theelepel karwijzaad (Kümmel),
  • 1 eetlepel Raz-el-Hanout,
  • 1 bos verse koriander, (15 gram),
  • 1/2 eetlepel zout,
  • spijsolie.

Maak de pepers schoon en snijdt ze grof. Pel de knoflooktenen en snijdt ze grof. Hak de koriander grof en doe alles in de keukenmachine of blender. Voeg Raz-el-Hanout toe, karwijzaad en zout en pureer nu alles tot een bijna gladde massa (een klein beetje structuur mag de saus hebben).

Schep de massa over in niet te grote potjes en dek af met een laagje olie, zodat er geen lucht bij de saus kan. Sluit de potjes goed af.

  • Opmerkingen:
  • Hoe pittig je saus wordt hangt af van de scherpte van je pepers en of je de zaadjes en zaadlijsten gebruikt of verwijderd. In die laatsten zit het merendeel van de capsaïcine, de  werkzame stof in pepers.
  • In afgesloten vorm is de saus in de koelkast wel een tijdje houdbaar. Is je potje eenmaal open, verwerk de saus dan binnen twee weken. Er zitten rauwe ingrediënten in de saus en die zijn aan bederf onderhevig.

© paul

Linzenschotel met extra groenten…

Linzenschotel...

Ergens in de Bijbel staat beschreven hoe een hele erfenis wordt verruild voor een bord linzen. In het Middenoosten zijn linzen (enkelvoud: linze) dan ook al duizenden jaren cultuurgoed. Het merendeel van de wereldproductie komt evenwel uit Turkije en India. In die landen wordt ook het leeuwendeel geconsumeerd.

In het zuidelijk deel van Europa vind je de linze volop, maar ook in Duitsland wordt ze in redelijke hoeveelheden geproduceerd. De Franse Puy-linzen zijn wel de beroemdste, op de voet gevolgd door de Italiaanse Castelluccio-linzen. Dat komt waarschijnlijk omdat die soorten (rassen?) verreweg het smakelijkst en het verfijnst zijn. Daar komt bij dat de Puy-linze, en ook de Castelluccio, heel en stevig blijft wanneer je die kookt. Andere linzen worden wat week, koken een beetje kapot. Dat wil overigens absoluut niet zeggen dat ze niet smaken. Schroom je niet om de linzen te gebruiken uit Berrydie uit de Cantal of die van de Haut-Loire. Ze smaken prima hoor. En ook al die soorten en rassen uit Spanje, uit Italië en die uit Duitsland mogen er wezen. Gebruik je splitlinzen, bijvoorbeeld voor de soep, dan heb je welhaast zeker Indiase of Turkse exemplaren te pakken. Niks mis mee, maar wij prefereren die kleine bolletjes uit Puy…

Nog even voor de duidelijkheid: linzen worden(in tegenstelling tot allerlei andere bonen) nooit vers gegeten, ze worden eerst gedroogd. En linzen worden (in tegenstelling tot andere gedroogde bonen) nooit vooraf geweekt. Bij modern geproduceerde linzen is het niet noodzakelijk om vooraf de linzen te wassen en te inspecteren op steentjes en ander ongemak. Linzen leveren een gezonde en zeer voedzame maaltijd…

Neel en Evert verbleven een tijdje in Frankrijk. Bij terugkomst brachten ze voor het Ministerie een keur aan kazen mee en een likeur op basis van Gentiaan. En dan ook nog een blik linzen uit Puy. We hebben er vandeweek van gegeten. Het recept dat ik je geef  levert een maaltje op voor 4 personen. Wil je minder, dan zul je de ingrediënten terug moeten rekenen..

  • 250 gram Puy-linzen,
  • olijfolie,
  • 1 ui, gesnipperd,
  • 1 teen knoflook, gesnipperd,
  • 100 gram gerookt spek, in kleine blokjes gesneden,
  • winterwortel, in kleine blokjes,
  • 2 stangen bleekselderij, geschild en in kleine blokjes gesneden,
  • 1 theelepel scherpe paprika,
  • water (0,75 l.),
  • peper en zout.

Verhit in een pan met deksel en stevige bodem de olijfolie en laat daarin de gesnipperde ui en knoflook glazig worden. Voeg dan het gerookt spekt toe en laat het even uitsmelten. Zet nu het vuur hoger en voeg winterwortel, bleekselderij en paprikapoeder toe. Laat alles een minuut of vijf bakken, roer af en toe om.

Stort de linzen in de pan en giet er het water bij. Doe het deksel op de pan en zet weg op een laag vuurtje. De schotel mag 20 tot 30 minuten trekken. Het laatste deel van de gaartijd mag het deksel van de pan. Vanaf twintig minuten regelmatig een smaakproef nemen. Gaar is gaar… Breng op smaak met peper en zout uit de molen.

  • Ik hield qua verhouding water/linzen de aanwijzing op de verpakking aan. Aangezien de aanvullende groeten echter ook vocht genereren was mijn schotel aan het eind van de gaartijd nog wat aan de natte kant. Inkoken heeft geen zin want je loopt kans dat je je linzen helemaal verkookt, je houdt soep of pap over. Schep het gerecht met een schuimspaan over in een voorverwarmde schotel en je probleem is opgelost.
  • We hielden behoorlijk wat van het gerecht over. Ook dat is geen probleem. Je kunt de dag erop de rest opwarmen, maar beter is het om het gerecht koud (als een soort salade) te eten. Een beetje van je beste spijsolie erover, heerlijk… Verwerken tot een soepje levert ook zeer bevredigende resultaten op.
  • Vroeger ging men er vaak vanuit dat linzen taai worden wanneer je er zout bij doet aan het begin van het gaarproces. Dat is een achterhaald uitgangspunt. Proefjes van een aantal betrouwbare kookschrijvers hebben uitgewezen dat het niets uitmaakt wanneer je zout toevoegt.

© paul

Schouderkarbonade in een milde bokbiersaus…

Schouderkarbonade met linzen...

Het viel allemaal zo’n beetje op z’n plek. Zaterdag vulden we onze voorraad biologisch varkensvlees aan bij de Sumiranboerderij in Heusden en tegelijk lag het eerste herfstbokbier van dit jaar alweer in de schappen van slijter en super. Aangezien ik voor mezelf had besloten dat het Najaar definitief was begonnen bood me dat de mogelijkheid die zaken samen te brengen tot een herfstig tableau… (Intussen blijken we komende dagen opgezadeld met temperaturen van 20 graden of meer, het mag mijn pret niet drukken.)

Aan de begeleidende linzenschotel wil ik op een ander moment een stukje wijden, ik houd het hier bij het gestoofd varken.

  • 2 schouderkarbonades,
  • ‘n lik mosterd,
  • zout en peper,
  • olie en/of boter,
  • 1 fijngesnipperde ui,
  • 1 teen gesnipperde knoflook,
  • theelepel gerookte paprika,
  • 33 cl. (flesje) bokbier,
  • takje rozemarijn,
  • twee takjes tijm,
  • 1 blaadje laurier,
  • scheut room,
  • tomatenpuree,

Dep de karbonades droog met keukenpapier, besmeer ze licht met mosterd en stooi er peper en zout uit de molen over. Verhit olie en/of boter in een braadpan (met deksel) en bak daarin de karbonades aan weerszijde mooi bruin.

Haal het vlees uit de pan en zet het warm weg. Bak vervolgens in dezelfde pan (op een getemperd vuurtje) de ui en knoflook tot ze glazig zien. Strooi het paprikapoeder erover en laat dat kort meebakken.

Bind de kruiderij met keukengaren tot een tuiltje. Giet nu het bokbier in de pan en doe er het kruidentuiltje bij. Breng alles aan de kook en roer de aanbaksels van de bodem. Leg het vlees terug in de pan en sluit de pan af met een deksel. Zet de pan vervolgens weg op een heel laag vuur. Het zaakje mag nu twee uren stoven. Haal het vlees aan het einde van de stooftijd uit de pan en zet het warm weg. Verwijder het kruidentuiltje.

Voeg room en tomatenpuree toe. Roer goed om en laat de saus op hoog vuur inkoken tot gewenste dikte. Kruid de saus, indien nodig, af met peper en zout. Serveer het vlees op voorverwarmde borden en begiet het met de saus.

  • Opmerkingen:
  • Wanneer je vlees met mosterd besmeert en je bakt het vervolgens, dan zal er altijd afzetting zijn op de bodem van de pan. Geen nood, zodra je de vloeistof toevoegt kun je die aanbaksels er met een houten pollepel gemakkelijk afschrapen. De aanbaksels lossen vervolgens op in je vloeistof en geven een hele hoop extra smaak mee…
  • Bokbier, evenals de meeste andere bieren, is een prima vloeistof om in te stoven. Zelfs met een gewoon eenvoudig glas pils werkt het prima. Bieren geven doorgaans wel wat bitters mee aan de smaak van de saus. De toevoeging van room en tomatenpuree heft dat op (en je saus wordt er veel rijker van).
  • Een pijpje bokbier (30 cl.) is rijkelijk veel, je kunt best met minder toe. Maar ik vind het prettig wanneer het vlees in ruim vocht ligt te garen (ik heb de indruk dat het sappiger blijft, maar daar denken anderen dan weer anders over). Veel vocht betekent in een later stadium fors inkoken. Je houdt er altijd extra smaak aan over…
  • Inkoken is niet moeilijk. Je kunt het gewoon doen in de braadpan waarmee je aan het werk bent. Wij gebruiken doorgaans een speciale pan die van boven veel breder is dan van onder, je hebt dan sneller verdamping. Het werkt prima.
  • Het principe van inkoken is dat je vocht verdampt, zodat de overblijvende massa dikker wordt en veel geconcentreerder van smaak wordt. Je kunt inkoken op een laag vuur, zodat er tijd is om tussendoor een en ander te doen. Doorgaans zal het meer voor de hand liggen dat je inkookt op hoog vuur. Dat gaat snel en je dient er dan ook bij te blijven. Voor de smaak maakt het niet uit of je op hoog, dan wel laag vuur inkookt.
  • Je kunt je saus zeven voordat je hem inkookt. Op die manier vis je er de ui, knoflook en eventuele ongerechtigheden uit. Ikzelf doe dat eigenlijk nooit.

© paul

 

Ode aan de herfst met runderstaart…

Langzaam gegaarde runderstaart...
De tijd van de stoofpotten is weer aangebroken, je ontkomt er niet aan. De buitentemperatuur daalt, de omgeving wordt natter en kastanjevruchten, eikeltjes en dorre bladeren dienen zich aan. Je past je eenvoudigweg aan aan de jaarlijkse gang van de seizoenen. Je wordt niet meer geplaagd door de zomerse omgevingshitte, dus je ontsteekt de oven in je keukentje. Het is intussen ook aangenaam, zo’n extra warmtebron in je huis. En uiteindelijk ben je er ook wel aan toe, aan een doorgegaarde maaltijd, zo’n smaakexplosie van langzaam bereid vlees en meegestoofde groenten.

Ik koos ervoor om de Herfst te begroeten met een stoofschotel van langzaam gegaarde runderstaart en bijpassende groentjes; een hommage aan mijn meest geliefde jaargetijde.

  • 600 gram runderstaartvlees,
  • 1 flinke ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 400 gram wortel,
  • 1 theelepel chilivlokken,
  • 1 theelepel karwijzaad (Kümmel),
  • 1 tak rozemarijn,
  •  2 takjes tijm,
  • 1 blaadje laurier,
  • tomatenpuree,
  • 1 glas rode wijn,
  • 10 gram gedroogde paddenstoelen,
  • 1 blik tomatenpulp,
  • bloem,
  • olie,
  • peper en zout.

Week de gedroogde paddenstoelen in lauw-warm water (ongeveer ‘n half uur). Bind de rozemarijn, de tijm en het laurierblad met wat keukengaren tot een tuiltje.

Dep het vlees droog met keukenpapier en bestuif de stukken staartvlees met bloem. Klop het overbodige ervan af. Verhit in een stoofpan (met deksel) de olie en bak daarin de stukken vlees rondom bruin. Haal het vlees uit de pan en zet dat op een warme plaats weg. Bak in dezelfde pan de gesnipperde ui en de gesnipperde knoflook (voeg eventueel wat olie toe) en laat dat op een laag vuur glazig worden. Zet dan het vuur hoger en doe de in kleine stukjes gehakte wortel erbij. Voeg chilivlokken, karwijzaad en tomatenpuree toe en laat alles even bakken. Schud de tomatenpulp en het glas rode wijn bij de groenten, laat het geheel even doorpruttelen en roer de aanbaksels van de bodem van de pan. Doe het kruidentuiltje erbij. Knijp de geweekte paddenstoel uit en hak ze fijn. Voeg ze toe aan de saus. Voeg eventueel wat extra vocht toe. Leg nu het vlees terug in de pan en sluit die af met een deksel. Zet de pan in een op 100 graden voorverwarmde oven en geef de stoofschotel tijd. Na vijf uren is je gerecht klaar…

Haal het vlees uit de saus en houd warm. Vis het kruidentuiltje uit de saus en pureer de saus met de staafmixer. Breng op smaak met peper en zout en leg het vlees er terug in. Dien warm op…

  • Opmerkingen:
  • Ik gebruikte als gedroogde paddenstoel de zwarte cantharel, de trompette de la mort. Die paddenstoel geeft een wat wollige, maar volle smaak aan je gerechten. Het weekwater heeft ook smaak en is wel degelijk te gebruiken als vloeistof in je kookvocht, ik deed dat nu ook. Bedenk wel dat de trompette de la mort een handgeplukte wilde paddenstoel is. Zeef dus het weekvocht, er kan altijd wat zand bij zitten en dat wil je niet.
  • Hoe grof of fijn je je groenten pureert bepaal je uiteraard zelf (en besluit je om helemaal niet te pureren, dan is het ook goed). Voor elke dikte valt wel iets te zeggen, maar je houdt in ieder geval na je maaltijd saus over. Die kan echter altijd op een later tijdstip ingezet worden als begeleider van een stuk vlees, als dipsaus of als pastasaus. Enfin…
  • Vind je je saus te vloeibaar dan kun je hem altijd inkoken op hoog vuur. Wel even erbij blijven en goed omroeren. Inkoken kan heel snel gaan, het zaakje is zo verbrand.
  • Op de foto ziet het vlees er een beetje verbrand uit, dat is echter niet het geval. De donkere korstjes om de schenkels vormen als het ware een gekarameliseerd laagje, het smaakt een beetje aangenaam zoet. De rest van het vlees smelt als boter op je tong door het langzaam garen.
  • Je dient tijdens het gaarproces wel regelmatig even in de pan te kijken of er nog voldoende vloeistof aanwezig is. Zo niet, vul dan aan (met water, met bouillon, met weekvocht van paddenstoelen, met wijn, met wat je bedenkt…). De kans dat je gerecht droog komt te staan is echter niet zo groot bij dit soort lage temperaturen.

© paul

 

Lamsschenkels met wortel, tomaat en olijven

Stoofpot met lamsschenkel...
Zo af en toe moet de diepvrieskast eens ontdooit en opgeruimd worden. Een vervelend klusje maar er komen dan ook ‘vergeten’ lekkernijen tevoorschijn. Dat is dan wel weer leuk. Zo vond ik tot mijn verbazing nog twee lamsschenkels terug. Wij vinden deze schenkeltjes allebei erg lekker, dus meestal vergeet ik die niet maar na zo’n lange vakantieperiode wist ik even niet meer dat ik ze gekocht had. Ik besloot ze klaar te maken met veel wortel en verse tomaten. Tomaten uit eigen tuin. Ik kreeg een paar plantjes van Neel en ze overleefden de zomer dankzij de goede zorgen van ons Kind en Paul die de planten tijdens mijn afwezigheid water gaven. Resultaat een flinke oogst pruimtomaten. Mooi vast vruchtvlees en gewoon gerijpt in de zon, dat proef je!

Het recept werd een beetje Claudia Roden en een beetje van me zelf. Door toevoeging van kaneel en nootmuskaat weer eens anders dan anders.

Gebruik een pan met deksel die ook in de oven kan. Verwarm de oven voor op 160 graden

  • voor 2 personen
  • 2 lamsschenkels
  • 1 eetlepel olijfolie
  • 1 grote ui grof gehakt
  • 2 tenen knoflook, geplet en gehakt
  • 2 wortels, geschrapt en in blokjes gesneden
  • 4 pruimtomaten, in stukken gesneden
  • 1 stengel bleekselderij, in stukjes gesneden
  • peper en zout
  • wat chilivlokken
  • 1 theelepel kaneel
  • 1/2 theelepel nootmuskaat
  • 2 eetlepels zwarte olijven
  • een plukje saffraan
  • 1 glas droge witte wijn

Verwarm de olijfolie en bak daarin de schenkels rondom aan. Haal ze uit de pan en houd ze even apart. Bak dan de ui en knoflook in dezelfde pan. Voeg wortel, bleekselderij en tomaatstukjes toe en bak ze even zachtjes mee. Week de saffraan in de witte wijn en blus daarmee af. Voeg dan peper, zout, chilivlokken kaneel en nootmuskaat toe. Roer alles goed om en leg de lamsschenkels op de groenten. Voeg de olijven toe en sluit de pan. Zet de pan in de voorverwarmde oven en laat de stoofpot ongeveer anderhalf uur garen. Voeg eventueel wat bouillon toe als de saus te veel inkookt.

Wij aten er wat couscous bij en een knapperige groene salade.

Kopje espresso toe.

© ellen.

Mosselen in Mediterrane saus…

Mosselen in mediterrane saus

Ik zou toch zweren dat ik dit seizoen al over mosselen schreef, maar ik kan niks terug vinden. (Ons mosselseizoen loopt van juli in het ene jaar tot mei in het volgende, dit ter kennisgeving…). Enfin, ik kan dus niks terug vinden hoewel ik me toch nog hele stukken van de tekst herinner. Ik schreef je onder andere dat we de eerste mosseltjes behandelen als de eerste asperges van het jaar: zo puur mogelijk. De mosseltjes worden gekookt in een soepje van knolselder en look. Er gaat wat witte wijn bij of soms wat bier, maar gekker moet het niet worden. Zelfgemaakte knoflookmayonaise en Belgische frieten begeleiden de maaltijd. Meer hoeft dat niet te zijn…

Maar intussen is het dan september en de natuur maakt zich op voor een nieuwe herfst. De regen klettert op het keukendak, buiten is het al donker en de kaarsjes branden in de erker van de woonkamer. Op de achtergrond speelt het Südwestdeutsches Kammerorchester Pforzheim onder leiding van Vladislav Czarnecki celloconcerten van Leonardo Leo en ik denk tevreden terug aan een rustig verlopen zomer.

Ik voelde dat najaarsgevoel vanochtend al aankomen en overwoog om een stoofschotel te bereiden, hert of wildzwijn. Dat ter meerdere eer en glorie van mijn lievelingsjaargetij: de Herfst. Het had gekund lezer, het had gekund. Maar ik maakte uiteindelijk toch een andere keuze, ik besloot ertoe om de Zomer af te sluiten, en wel met een mediterraan gerecht: mosseltjes in een zuiderse saus. De tijd van mosselen-puur was immers voorbij, we hadden ze intussen al een aantal keren zó gegeten.

Recepten voor mosselen als hoofdmaaltijd vind je nauwelijks in de streken rond de Middellandse Zee; de tweekleppers worden meestal verwerkt in samengestelde gerechten: bouillabaisse, paella, spaghetti met zeevruchten, salade met zeevruchten, enfin…

De weinige recepten die je wel vindt hebben doorgaans een basis van tomatensaus en verder kan het dan alle kanten op. Ik las er een paar en stelde een soort van gemiddelde samen met wat ik zoal in huis had en aldus werd het toch weer mijn eigen gedoe. Als hoofdgerecht voldeed het recept voor vier personen, mits je ook een voorgerecht serveerde en dan ook nog eens een toetje. Wanneer je het alleen bij de mosselen hield, en je zat met z’n tweeën aan tafel, dan bleef er een hoop eten over. Dat was evenwel geen enkel probleem, je lunch voor de volgende dag was in essentie al klaar…

  • 2 kilo mosselen,
  • olijfolie,
  • 1 ui,
  • 1 sjalot,
  • 1 (grote) teen knoflook,
  • 1 blik tomatenpulp (400 gram),
  • 1 milde chilipeper,
  • 1 glas witte wijn,
  • 1 glas bouillon, (kip, rund, groente),
  • 1 paar takjes verse tijm,
  • 1 flinke worp gedroogde oregano,
  • 2  theelepels gerookt paprikapoeder,
  • 1 handvol vers gehakte peterselie,
  • peper en zout, vers uit de molen en naar believen.

Mosselen worden tegenwoordig doorgaans schoon aangeleverd. Kijk ze toch even na, verwijder ongerechtigheden en tik openstaande exemplaren flink met hun achterkant op het aanrecht. Blijven ze daarna open, gooi ze dan weg. De kans is groot dat het dode exemplaren zijn en die wil je niet in je pannetje. Weegt een mossel veel zwaarder dan de andere exemplaren dan heb je een schelp gevuld met zand te pakken. Die moet uiteraard ook weg, hij zal je hele maaltje bederven en tandengeknars is dan je deel.

Hak de ui, de sjalot en de knoflook fijn. Verwijder de zaadlijsten en het zaad van de chilipeper en hak die ook fijn. Verhit olijfolie in je mosselpan en laat daarin ui, knoflook, chilipeper en sjalot op een laag vuur zacht en glazig worden. Zet na een minuut of acht het vuur hoog en stort de tomatenpulp in de pan. Voeg bouillon en witte wijn toe en kruid de saus met de verse tijm en de gedroogde oregano. (De saus heeft baat bij flink wat oregano, ben er niet te karig mee.) Strooi voorzichtig het paprikapoeder over de saus en roer even om. Laat de saus een minuutje doorkoken en sluit dan af met de deksel. Zet hem vervolgens op een laag vuur om rustig te trekken, minimaal een kwartier, maar een half uur of meer is beter. Kruid af met peper en zout. (Voorzichtig met zout, mosselen brengen de ziltigheid van de zee mee.)

Wanneer je saus naar believen is gegaard zet je het vuur weer hoog. Stort wanneer de saus volop pruttelt de mosselen in de pan. Schep even om zodat de saus zich verdeelt over de schelpen en sluit de pan. Het vuur blijft in hoogste stand. Na een paar minuten schep je de mossels weer om, of liever nog, je schudt ze om. Herhaal dat na een paar minuten nog een keer. Vervolgens kijk je in de pan. Wanneer de schelpen geopend zijn is je maaltje klaar.

Schep mosselen en saus in een grote voorverwarmde schaal, dien op en ga onmiddellijk eten. Goed brood erbij en een glas witte wijn maken de maaltijd af.

  • Opmerkingen:
  • Het eten is een kledderige bedoening. Aan bestek heb je niks, behalve dan aan een lepel om wat saus en groente te scheppen. Het is finger-food…
  • Mijn methode: neem een mossel uit de schaal, breek één schelp af, vul de overblijvende schelp (inclusief het vruchtvlees) met wat saus en groente en slobber alles luid slurpend naar binnen. Een beetje primitief, maar zo ontstellend lekker…
  • Mijn saus is erg nat. Dat komt omdat er flink vocht bij gaat en de mosselen ook nog eens een hoop vocht genereren tijden het gaarproces. Wil je een steviger saus, laat dan wat vocht weg (bouillon, wijn, of allebei) en voeg wat tomatenpuree toe voor extra binding.
  • Wat na de maaltijd over blijft is een degelijke saus (bijvoorbeeld voor pasta). Of in mijn geval, een heerlijke soep. De resterende mosseltjes vullen de saus of de soep, of ze worden gebakken en daarna weggekaapt door een hongerige kleinzoon. (Met saus opa, met saus…)
  • Kopje espresso toe…

© paul

Kastanjemans op zondagochtend…

 

7 oktober 027
Ik heb vannacht gewerkt en laat nu in het ochtendgloren nog even de hond uit, Ellen heeft daar dadelijk geen tijd voor.

Op de ochtendwandeling zie ik ze liggen, de paden van de Gemeentetuin zijn  bezaaid met verse kastanjes. Het lijkt me rijkelijk vroeg in het jaar. Misschien werpen de paardenkastanjes eerder vrucht omwille van hun deplorabele gezondheidsstaat, de meeste bomen zien er verschrikkelijk uit. Ik vind overigens ook al eikeltjes…

Je kunt er niks mee, met die bruin glimmende bollen. Met eikels wel, die zijn nog goed voor de varken. Maar de vruchten van de paardenkastanje? Eten kun je ze niet, en een andere bestemming dan ermee knutselen kan ik me niet bedenken. Maar ik kan het niet laten, ik raap kastanjes altijd op. Prachtig glanzen ze tussen de dorre bladeren op de grond, ik prop mijn broekzakken er vol mee.

Ik maak een mannetje, maar een hond had ook gekund. Of een slang, of een halsketting… (Ooit maakte ik een Pterodactilus!)
Het einde van de winter halen ze nooit, mijn figuurtjes. Ze verliezen glans, ze drogen in, armpjes en beentjes gaan los zitten of breken. Net het echte leven…

Jop, die bij ons logeert, vindt het wel mooi en wil ermee spelen. Maar het poppetje is te breekbaar voor zijn forse kinderknuisten (wat kan zo’n jong van een paar turven hoog al een kracht zetten…).

Ellen bakt intussen croissants, we ontbijten met z’n drieën. Een gekookt eitje hoort er bij, een pyjamapapje, sterke koffie en voor mij een goed glas wijn. Ik heb nog een nacht te gaan en kruip daarom zo meteen in bed. Ellen gaat eendjes voeren met Jop. Vindt-ie leuk…

© paul