Een zomerse maaltijd, genoten op de stoep achter ons huis. Mosseltjes,
klaargemaakt op de meest eenvoudige manier. Met een mooie knoflookmayonaise, met
een glas gekoelde Riesling.
Terwijl ik de vorige zin schreef, bedacht ik dat het onder andere
omstandigheden net zo goed een mooie winterse maaltijd kon zijn. Mosselen hebben
dat, ze brengen me altijd in een zomer- of winterstemming. Nooit eens herfst of
lente, terwijl we in die jaatgetijden toch het vaakst mosselen eten.
Het is nog niet zo heel lang geleden dat de regel gold dat je mosselen eet
wanneer de “R” in de maand zit. (En van mei tot september waren ze doodeenvoudig
ook niet aan te komen.) Denkend aan mosselen zie ik dan ook een dampende pan in
een warm verlichte keuken. Buiten is het donker en koud. En ik ruik de zilte
mosselgeur die zich vermengt met die van knolselder en prei. Winter lezer,
winter…
Onze Zuiderburen wisten wel beter. In Vlaanderen was het al veel langer
gewone zaak om het seizoen naar voren te schuiven.
En toen we dan neerstreken op dat beschaduwde terras op de markt van Diest.
En toen daar twee dampende keteltjes voor ons werden neergezet, één voor
ieder… En toen de geur van “mosseltjes in look” onze neuzen streelde, en een
zomerbriesje onze ruggen… Toen lezer, toen had ik er ineens een beeld bij. Het
beeld van zomerse mosseltjes!
© paul