Bloedworst zonder vel…

Gegrilde Boudin noir (zwarte pens, bloedworst) zonder vel...

Aan carnivoren ontbreekt het niet in mijn omgeving (Ellen, Jop en Andy bijvoorbeeld). Ik maan ze regelmatig tot wat meer soberheid want met teveel vlees consumeren schiet de wereld niet écht iets op. Ikzelf heb m’n vleesgebruik gehalveerd en dat bevalt me prima…

Er zijn evenwel vlezen die altijd tot mijn verbeelding zullen spreken en die ik dan ook onmogelijk definitief kan en wil afzweren. Het betreft voornamelijk verwerkte waar. Worsten, paté’s, pasteien, stoofpotten. Dat soort werk…

Bloedworst neemt sinds jaar en dag een speciale plaats in in mijn keukentje. Hoe het allemaal zit met die roodzwarte worsten lees je in de artikelen onder aan deze pagina. Goede bloedworst blijft voor mij de edelste delicatesse op deze aardkloot (plus nog een paar andere zaken, maar daarover later meer).

Enfin, waar de basis ligt van mijn eeuwigdurende voorkeur voor deze heerlijkheid heb ik nooit écht kunnen achterhalen. Ze stamt mogelijk uit de begintijd van mijn bestaan. Ik heb zo een klein vermoeden…

Mijn ouders waren niet speciaal kien op bloedworst, hoewel die zeker regelmatig ter tafel kwam. Opa Jehan evenwel was er dol op en ik denk dat hij me mogelijk heeft aangestoken. Elke schoolvakantie logeerde ik wel in de grote stad bij opa en oma (Helmond welteverstaan), en altijd weer zorgde opa dat er bloedworst op mijn bordje verscheen, een aantal keren per logeerpartij.

Opa betrok zijn worsten bij verschillende slagers in de stad, altijd zelfgemaakte waar. Het leek alsof hij er een neus voor had wanneer een slager/slachter weer een nieuwe partij in de aanbieding had. Hoe hij aan de informatie kwam van welke slager op dat moment te bezoeken weet ik niet, maar die paar keren dat ik meeging om de worst te kopen leek het alsof men hem verwachtte.

Proeverij Hertog Jan

De plakken bloedworst die heden ten dagen aangeboden worden zijn vaak zo plat als een dubbeltje. Zo niet die van opa Jehan. Hij liet ze dik snijden, liefst een centimeter of twee. Thuis werden ze gekoesterd in de pan; even aanbakken aan beide zijden zodat ze een mooi bruinzwart korstje kregen en vervolgens mochten de worstschijven doorsudderen op niet al te hoog vuur. Altijd in roomboter (roomboter was een hobby van oma Miet). Wanneer ze uiteindelijk op je bord belandden dan waren de worstschijven krokant van buiten en heerlijk zacht (fluffy?) van binnen. Opgediend werden ze met een snee zwaar brood en een lik appel- of perenstroop.

Enfin, mijn grootouders zijn intussen allang overleden. Mijn liefde voor opa en oma bleef, maar zo ook mijn liefde voor bloedworst. Vandaar misschien…

Kom ik ze tegen op welk deel van onze aardkloot dan ook, ik zal ze uitproberen (ik kom nooit van mijn leven buiten Europa, maar toch…). De Boudins uit België, de Boudins uit Frankrijk. De Schwartswurst, Blutwurst of Rotwurst van onze Oosterburen. De Black Puddings van de Brexetiers, de Morcilla’s uit Spanje en de Morcela’s uit Portugal. Beulingen uit Den Bosch, Bloedpens uit Antwerpen, Bakbloedworst uit Twente en de dikke vette plakken uit onze eigen contreien… Enfin, al hullie bloedworsten druk ik aan mijn hart…

Ik vertelde je al eerder hoe we op volkomen verkeerde plaatsen terecht kwamen tijdens onze rondreis door Frankrijk, laatstleden zomer. Een van de verkeerde plaatsjes was Mortagne-au-Perche, Département Orne, Région Normandie . Ach, het was geen straf om er een paar dagen te verblijven…

En verblijven in een verkeerde plaats wil niet zeggen dat je geen goede maaltijd zou kunnen genieten. Onze ervaring van die zomervakantie leerde dat verkeerde plaatsen een keuken te bieden hebben die niet onder doet voor oorspronkelijk gekozen goede plaatsen.

Montagne-aux-Perche is een klein stadje, maar het heeft een regio-functie. Dus is er een forse weekmarkt, allerhande neringdoenden vinden er een bestaan en een keur aan café’s en restaurants omzomen het centrale plein. En ze hebben een culinaire specialiteit: bloedworst! Bij elk van de restaurants aan het plein werd die worst dan ook aangeboden, hij stond gewoon op de kaart (hallelujah, eindelijk gerechtigheid…).

Boudin noir (zwarte pens, bloedworst)...

Het gaat daar in Montagne-aux-Perche dan om een bloedworst die gemaakt wordt van (uiteraard) varkensbloed, maar verder van het fijnste vlees van het zwijn. De kruiderij is exquise en gecompliceerd en het vetgehalte is relatief laag. De farce (het mengsel van bloed, vlees, kruiden en vet) wordt niet opgestopt in varkensdarm, maar gaat in glazen potten, en vaker nog in metalen bussen. Altijd is de massa voorgegaard. Bloedworst zonder velletje…

De gekoelde worst wordt soms in dikke plakken gesneden. Die gaat dan in de koekenpan en wordt gebakken zoals onze eigen inheemse schijven bloedworst. Vaker (en beter) is het om de worst in cilinders te snijden van een centimeter of zeven. Die gaan dan onder de gril of salamander bij een hoge temperatuur (250 graden). Gevolg is een krokant laagje van buiten en een goed verwarmde, maar zalf-zachte binnenkant. En zo at ik ze in een restaurant…

Natuurlijk kocht ik bij een plaatselijke delicatessenzaak een bus van dat zwarte goud. Boudin noir stond er op de glanzende metalen koker. Ik kocht er, dacht ik, een stuk authentiek Zuid-Normandisch culinair erfgoed. Thuis, bij nadere beschouwing, bleek de delicatesse uit het Franse Baskenland te komen. Enfin…

Nou ja, ik werd dus met mijn neus op het feit gedrukt dat Bussenbloedworst niet alleen een specialiteit is van Mortagne-aux-Perche, maar dat andere regio’s er ook in doen. Enfin…

Twee weken terug gingen we dan aan de slag met die bloedworstrollen. We drukten de farce uit de metalen bus en versneden de inhoud tot 7 centimeter dikke cilindervormige hompen. Geplaatst werden ze op een stukje uitgestoken witbrood, besprenkeld met wat fijne olijfolie. In ons oventje bakten ze een minuut of tien, pal onder de gril, bij een temperatuur van 250 graden. Het leverde een sensatie op; krokante buitenkant, zalvige binnenkant en een smaakbeleving van heb-ik-jouw-daar. Lekkerste bloedworst ooit? Ik geloof het wel…

Gegrilde boudin noir met flagolettes...

Enfin, één goede raad: wanneer je weer eens door het land van de Galliërs jakkert en toch nog tijd vindt om even te stoppen, bijvoorbeeld om mondvoorraad in te slaan, kijk dan uit naar die bloedworst in een metalen bus. En heb je je geavanceerde oven met salamander en supergrill niet bij de hand, het maakt niet uit. Met en eenvoudig vuurtje en een koekenpan kun je ook uit de voeten. Maak alleen dan de plakken wat dunner. Je zult er geen spijt van krijgen…

In de kopfoto is te zien hoe fijntjes het (draadjes)vlees van de vulling was. Klik eenvoudigweg op de foto (en dan nog een keer) om het beeld te vergroten…

© paul

Ongewilde avonturen en culinaire ontdekkingen…

Citoën Ami...

We kwamen uit het zuidenwesten, uit de Cognacstreek. Het uitgestippelde doel lag ergens veel noordoostelijker, in de Allier. Daar, in het stadje Moulins, zag ik ooit een laat middeleeuws, nou vooruit dan, een vroeg renaissancistisch drieluik van de hand van de Mâitre de Moulins. De hoofdrolspeelster in dit tableau is de Moeder-Maagd (mét kroost). Ik wilde haar terugzien, vandaar…

Nu is reisdoelen plannen altijd wat ingewikkelder wanneer je je onderwerpt aan het credo nooit een autobaan te nemen. Maar met wat gezoek, kaartwerk, een gemankeerde Tomtom en een door de wol geverfde navigator van vlees en bloed kwam je uiteindelijk altijd daar waar je wilde komen… Nou ja, altijd?

Het was al weken bloedheet, maar dan ook écht bloedheet. We poogden de moed erin te houden door de klimatologische aanslagen op ons leven eenvoudigweg te negeren. Maar uiteindelijk kregen we er allebei lichamelijke en geestelijke aandoeningen van; het lijf voelde niet goed en helder denken was van een andere aard dan we gewend waren…

Ik voelde voor het eerst nattigheid toen ik een wegwijzer zag staan met de aanduiding: Le Mans, autosportcentrum van Frankrijk. Hoe we daar terecht kwamen is me nog een raadsel, maar we zaten te westelijk, veel te westelijk, zoveel was duidelijk. En ineens waren we in Normandië...

Boudin de Mortagne-au-Perche in cidersaus...

We zochten dan maar een camping, stelden onze Bambicaravan op en namen alle tijd om nieuwe plannen te smeden. We waren ongewild beland in de festiviteiten ter ere van het honderdjarig bestaan van autofabrikant Citroën en dat was mooi meegenomen. De hele omgeving was vergeven van de Lelijke Eenden, de Snoeken en de Ami’s. Ze snorden, puften of pruttelden overal waar je kijken kon over ‘s heren wegen, een lust voor het oog. Het bood enige dagen ontspanning en ook was de omgeving bespikkeld met romaanse kerkjes, gotische stadjes en culinair vertier. Ik at er de lekkerste bloedworst ooit en was in de gelegenheid om een voorraad voor thuis veilig te stellen. (Je hoort er nog over…)

Enfin, intussen bleef het reisdoel Moulins in de Allier. Ellen wilde koste wat kost voorkomen dat we in de buurt van Parijs zouden belanden, ze heeft een enorme hekel aan de drukte rondom die metropool. We zochten een stadje op waarop we ons konden oriënteren op de papieren kaart. Het lag aan een Route National, ruim ten zuiden van Parijs. We tikten de naam in op de Tomtom en vertrokken vol goede moed.

Toen na enige tijd de plaatsaanduiding Argentuil verscheen op grote groene borden wist ik dat het nu écht goed fout zat. Argentuil is al sinds jaar en dag opgeslobberd door veelvraat Parijs, fout reisdoel dus. Er was nu geen ontkomen meer aan; van het ene moment op het andere doken we in een autobaan-infrastructuur zoals er die maar een paar zijn op de wereld. Dit was er zo een. In de verte zag ik de Eifeltoren liggen…

Achteraf bleek de plaatsnaam die we hadden ingevoerd in de Tomtom (en waarvan ik de juiste signatuur nu even kwijt ben) een keer of acht voor te komen in Frankrijk. Het stadje waarop we reden correspondeerde slechts in naam met de plaats die we uitgezocht hadden op de papieren routekaart. Fysiek lagen ze hemeltergend ver uit elkaar.

Een hoop ellende, zoveel is zeker. Links en rechts passerend stadsverkeer verdrong ons, beschimpte ons, vervloekte ons, maakte ons heel klein. En een foute afslag leidde ons zonder pardon Parijs in. Uiteindelijk schoof ik met gevaar voor eigen welbevinden dan maar weer de Periferique op, die levensgevaarlijke slagader rondom Parijs. Klevend aan een vrachtvervoerder van internationaal allooi dacht ik buiten levensgevaar van de overweldigende drukte te geraken. Ik had juist gegokt. Na een goed halfuur kwamen we in rustiger vaarwater…

Foie gras uit eigen keuken...

We stopten dan aan wat bij nadere beschouwing de smerigste picknickplaats van Frankrijk bleek te zijn. We bedienden ons van een frisse lunch, angstvallig de vuiligheid van de omgeving buiten ons systeem houdend. En daar besloten we dan (van de nood een deugd makend) dat we misschien nog wat Loopgraaftourisme moesten ondergaan. Dat speelt zich af in het noorden van Frankrijk, en daar waren we nu onvrijwillig beland. De Maagd van Moulins zou nog een jaartje op me moeten wachten…

We kozen als standplaats het stadje Soissons. Ooit was dat een Franse koningstad: de Merovinger Clovis resideerde er bij aanvang van de middeleeuwen nog (zijn voorvaderlijke familie had iets van doen met onze Lage Landen heb ik in een duister verleden bij geschiedenisonderwijs geleerd). Soissons dus, met zijn prachtige kathedraal in loepzuivere gotiek opgetrokken, geheel gerestaureerd na de ellende van de Eerste Wereldoorlog. De hele stad werd overigens in die Eerste Wereldoorlog aan flarden geschoten, ook de kathedraal. Van de 14.500 inwoners waren er in januari 1915 nog 450 over (de rest gevlucht, gedood, geëvacueerd…). Zowel in de gevel van het stadhuis alsook in die van de kathedraal zijn de kogelgaten nog te zien van die rampzalige oorlog…

Enfin, er was uiteindelijk niet zoveel te beleven in het stadje, maar Soissons bleek een prima uitvalsbasis voor ons oorlogsrampentourisme. De beroemde (beruchte) Chemin des Dames ligt er om de hoek.

Bloedheet in Soissons...

De allerbeste herinnering aan de stad blijft dat café met terras: ze schonken er ijskoud water. De hittegolf hield namelijk aan en het bleef stinkend heet. Je droogde na enkele minuten zon volledig uit.

Oh ja, en dan natuurlijk de witte bonen van Soissons, wereldberoemd in Frankrijk. Prachtige grote niervormige en hagelblanke bonen, geschikt voor verwerking in hartige, maar ook zoete recepten. We hebben ze in Soissons niet gegeten, maar afgelopen week maakten we het kleine meegebrachte voorraadje, souvenir van die vakantie, soldaat. Je zult er nog over lezen…

En overigens: die auto van de kopfoto (Citroën Ami 8) is een volbloed broertje van onze eerste auto, ergens in 1972. Hoewel het natuurlijk allemaal schandalig verouderde techniek betreft verlang ik er nog vaak naar terug. Het zal wel vals sentiment zijn en misplaatste nostalgie maar toen ik daar in het zuiden van Normandië al die Vrienden in de rondte zag scheuren ging mijn hartje spontaan sneller kloppen…

© paul

Spaghetti vongole, troosteten voor een rommelig begin van onze vakantie.

Spaghetti vongole...

We zouden naar Bourgondie, zo’n tien dagen vakantie in een mooi huisje in Joncy was ons doel. Zoals meestal startten we deze korte vakanties in Luxemburg. Een paar dagen in ons huisje aldaar. Wat boodschapjes doen, wat spullen verzamelen om mee te nemen, wat rondrijden en wat bijkletsen met de mensen uit het dorp, zoals dat gaat. Zaterdagmorgen zouden we vertrekken naar Bourgogne. Vrijdagmiddag nog even tanken en een paar boodschappen doen… Opeens, oh help; het display van de auto geeft aan ‘Motersysteemherstel Spoed’.

Wij zijn allebei absolute ondeskundige klunzen met auto’s dus deze mededeling hakte er wel even in. Wat nu? Tot voor kort reden we in een oude Volvo en als daar wel eens een lampje brandde ging het vanzelf weer uit. Nu we in deze veel geavanceerdere versie rondrijden krijgen we dus serieuze mededelingen vanuit de boardcomputer van de auto. Dat hadden wij nog nooit voor onze kiezen gehad. Zou de auto er acuut mee ophouden? Spoed? De auto reed gewoon door en vertoonde geen rare streken, maar toch…

We reden in de periferie van de stad Luxemburg dus we besloten maar snel de aanwijzingen van het instructieboek te volgen: Zoek zo snel mogelijk een erkende Volvo dealer. Tja, vrijdagmiddag vier uur. File rondom de stad, en eer we daar weer uit waren… Terug naar ons huisje leek het ons het slimst om daar eens grondig uit te zoeken hoe en wat. Maar ja, een mens moet toch eten, dus eerst maar snel een paar boodschapjes in de grote Super. Mijn kop stond echt niet naar zorgvuldig inkopen doen dus we grabbelden wat bij elkaar. Uien, knoflook ( je kunt niet zonder), wat sla, tomaten. En er lagen netjes met prachtig verse Vongole. Dat was genoeg voor een troostrijke maaltijd!

  • voor twee personen
  • 1 netje vongole
  • scheutje olijfolie
  • 1 finke sjalot
  • 1 flinke teen knoflook
  • 1 grote tomaat of wat tomatenblokjes uit blik
  • scheut witte wijn
  • spaghetti of linguine

Was de schelpjes even zorgvuldig. Kijk goed of er geen zandschelp tussen zit. Verwarm intussen de olie en smoor daarin de sjalot en de knoflook. Bak de tomaat even mee. Blus af met de witte wijn. Breng op smaak met peper en wat zout. Laat de saus even inkoken.
Zet de pasta op en kook ze al dente. Voeg de schelpjes toe aan de saus en dek de pan af met een deksel. Schep een keer om. Let op: de schelpjes zijn heel snel open en de Vongole moeten niet te lang doorgaren, dan worden ze taai. Schep als alle schelpjes open zijn de afgegoten pasta bij de saus. Slobber de schelpjes, eet de pasta met de saus en geniet.

Kopje espresso toe.

Nou ja, en over die autoperikelen; Eenmaal thuis in Luxemburgs huisje vonden we via internet een goede garage bij Arlon (B). Na telefonisch contact zouden ze ons maandagmorgen kunnen helpen. En ach lezer, het kwam allemaal goed. De mensen in de garage waren bijzonder aardig, na een flinke tijd wachten was de auto uitgelezen en de kleine reparatie gedaan. Het garagepersoneel wuifde ons uit en wenste ons een fijne vakantie. De dinsdag verbleven we nog even in ons kleine huisje in Luxemburg om een beetje bij te komen van de schrik. Woensdag reisden we af naar het mooie Bourgondië. Een fijn huisje hier, met een prachtig uitzicht. Je hoort er nog over lezer!

© elen.

Ver weg in Bourgogne…

Gehucht vaux...

We waren er even niet, je had het al gemerkt. Radiostilte heerste op de website (zeg je dat zo?), want de internetverbinding was van nul en gener waarde. Af en toe kon Ellen via Facebook de buitenwereld nog een mededeling doen, maar om op de website te publiceren ontbrak het ons aan mogelijkheden (wel zo rustig overigens…) Enfin, we logeerden bij Louise en Luc, vriendelijke uitbaters van een klein, maar uiterst fijn vakantieonderkomen; we waren er al eens te gast.

Het gehucht heette Vaux en is onderdeel van de gemeente Saizy in het departement Nièvre, het meest westelijke van de vier departementen van de Bourgogne. Het minidorpje ligt in het immens grote natuurpark Le Morvan, een stiltegebied dat ongeveer tweederde van het oppervlak beslaat van onze provincie Noord-Brabant…

Het is er uitstekend van eten en drinken hoewel het enige voorbereiding vereist om op de juiste plaatsen te geraken. Cultuur snuif je aan de randen van de Morvan, in steden als Vezelay, Avallon, en Autun.

Verder vind je er alleen maar kleine dorpjes en nog kleinere gehuchtjes, verscholen in een landschap van bossen, afgewisseld met weiden, beken en meertjes en hier en daar een akker landbouwgrond. Stil is het er en verlaten. De zo geroemde rijkdom van Bourgogne, de wijnbouw, de graanakkers, de velden zwarte bessen, het speelt zich allemaal op andere plaatsen af. Wél heeft nagenoeg elk gehucht in de Morvan een kerkje of kapel. Een stenen monument dat daar al sinds duizend jaar staat te waken over de spreekwoordelijke kudde gelovigen. Wonderschoon in z’n eenvoud en archetypisch voor de ontwikkeling van de Europerse architectuur van de daarop volgende eeuwen en eeuwen…

Enfin lezer, daar waren wij dus weer voor een korte vakantie te gast. Daar rustten we uit van het haastige gedoe van de moderne gepensioneerde, daar genoten we van het langzame ritme van het rurale leven, daar laafden we ons en spijsden als gegoede plattelandsadel (hoor mij nou!), daar waren wij nagenoeg volmaakt tevreden…

We zijn intussen thuis. En dat is ook goed, en zelfs meer dan dat. Onze Jop had ons gemist, en wij hem nog veel meer. Verder hadden een aantal mensen in onze omgeving op ons misgegrepen. Nou, ik verzeker je, dat is ook een lekker gevoel…

Bourgogne, en vooral dan de Morvan houden we erin, zoveel is zeker…

We waren er even niet…

IMG_7863

De wijnstokken kleurden aan in Bourgondië. Ze werden nu op hun mooist, al hing er nog slechts hier en daar een verwaaide druif aan te bengelen. Vooral tegen de avond, wanneer het harde zomerlicht veranderde in herfstig strijklicht, toonden de stokken zich briljant. En wij zagen het.

We waren daar; ongeveer twee weken verbleven we in het middeleeuws stadje Saint-Gengoux-le-National, ergens verstopt tussen de Wijnhoofdsteden Beaune en Macon. We huurden er een huisje.

Na het Pensionadofeest en de nasleep daarvan konden we op donderdag afreizen. Huis en haard wisten we beschermd door Jop en z’n ouders en Hond Jaros vond een onderkomen bij Petra en Maikel. Via een meerdaagse stop bij ons hutje in Luxemburg trokken we naar Bourgondië. En hoewel ik vond dat de zomer allang afgelopen had moeten zijn, was het toch wel fijn om de avonden op een eigen terras door te brengen. Het weer was er zoals het ook in Nederland was, warme dagen, milde nachten.

We waren verstoken van internet. Dat betekende geen stukjes schrijven voor deze website, enfin, je hebt het wel gemerkt. Maar verder kan ik het eenieder aanraden, een tijdje zonder de World-Wide-Web. Het geeft een rust, je hebt er geen weet van. Veel eerder dan andere keren (wanneer er wel gegoogled kon worden) hadden we een ontspannen ritme te pakken.

‘s Ochtends om 08.00 uur op. Vers stokbrood of croissants, een licht ontbijt en een sloot koffie en dan op pad. Bezoek aan een kasteel, een kerkje, een geitenboerderij, een supermarkt of wat kleine neringdoenden, een museum, een stadje of een dorp. Dan een uitgebreide lunch in een van de vele restaurants die Bourgondië rijk is; we namen er elke dag ruim de tijd voor. In de vroege middag volgde dan meestal nog een bezoek aan een romaans kerkje (ik verzamel die dingen zoals anderen luciferrendoosjes verzamelen) en daarna terug naar ons huisje. Loopschoenen uit en espadrilles aan, een uurtje lezen op het terras en tegen aperitieftijd zoetjesaan richting plaatselijk café. Een kopje espresso en twee glazen Saint-Veran, doorgaans op het terras, zoals het weer dicteerde. Weer thuis gekomen was er alle tijd voor de lectuur, de literatuur of het plaatjesboek, voor een borrel of een glas wijn. Tegen19.30 uur richtten we een lichte avondmaaltijd in; Bourgondische slakjes, kazen, worstjes of andere charcuterie, salade. Altijd met vers brood en overheerlijke boter. Nog een paar uur lezen en een bevredigende dag zat er alweer op. En soms, soms deden we een dag helemaal niks…

Enfin, intussen zijn we alweer een paar dagen thuis. Het leven rommelt over ons heen als een rollende donder. Marleen was jarig, we waren er. Hendrikje was jarig, we waren er. Jop kwam logeren, hij was er. Teut en Tonica dienden gevoederd, Hond Jaros eiste zijn plek op en de bijbehorende uitlaatservice. We zijn nu even kas-kapot

En dan viel er ook nog dit weekend een culinair-historische boek op de mat. Zeer de moeite waard, maar je hoort er nog wel over van ons. Ellen, zo blij met haar keukentje thuis (eigen keuken eerst) ging spontaan aan het nakoken.

Maar daarover morgen meer. Wel te rusten lezer…

© paul

Péckvillercher…

Péckvillchen...

Éimaischen heet het feest en het wordt gevierd op Tweede Paasdag op twee plaatsen in Luxemburg. Op de eerste plaats in Stadt-Luxembourg, en verder ook nog in het dorpje Nospelt. De Stadse Luxemburgers vinden hun feest het enige dat telt, maar je moet maar denken lezer, Stadse Luxemburgers doen niet onder voor Amsterdammers (of welk grootsteeds volk dan ook): is er ergens iets leuks, dan gaan ze het kopiëren en roepen vervolgens dat het altijd al van hullie was. De markten worden al bijna 200 jaar gehouden, altijd op Tweede Paasdag. Enfin…

Wij waren op de Éimaschenmarkt in Nospelt, volgens onze zegsman Mars misschien niet de meest spectaculaire, maar dan toch in ieder geval de van oorsprong origineelste. En ik kende het Luxemburgs fenomeen Éimaschen al langer, maar ik had er geen idee van waar het woord op sloeg of wat de betekenis was bij weten en werkelijkheid. Éimaschen heet bij ons Emmaüsgangers.

(De evangelist Lucas verhaalt in zijn versie van het evangelie over leerlingen van Christus die op weg zijn naar de paasviering in het dorpje Emmaüs. Onderweg komen ze de herrezen Christus tegen, maar ze herkennen hem niet. Het verhaal van die Emaüsgangers is in Luxemburg onlosmakelijk verbonden met Tweede Paasdag.)

De Éimaschenmarkt, die dus altijd op Tweede Paasdag wordt gehouden, is een gezelligheidsmarkt; het prestigieuze crémantmerk Poll Fabaire verkoopt er aan een luxe kraam haar schuimwijnen. De grote Luxemburgse bierbrouwers zijn er vertegenwoordigd met hun uitstekende bieren. (Zowel de bieren als de wijn worden gedronken uit échte glazen, plastic is dood in de pot.) Brusselse wafels met slagroom en vruchtencompote vind je op elke hoek. Er worden karbonades, grillworsten en metties geroosterd, geserveerd met frieten of brood. Er staat een grote feesttent op het centraal plein. Lange tafels en banken maken dat een goede zeshonderd gasten van een drie-gangenmaaltijd kunnen genieten en er is levende muziek…

Het bijzondere aspect van deze markt is de verkoop van de Péckvillercher, kleine stenen lokfluitjes in de vorm van een vogeltje. De Péckvillercher worden in Nospelt gemaakt, al honderden jaren. Nospelt is van oudsher een keramiekcentrum. Al ten tijde van de Romeinse bezetting, zo rond het begin van onze jaartelling, bestond er een bescheiden aardewerkindustrie. Nog vrij onlangs werd er een tegel- en dakpanoven opgegraven, daterend uit die tijd. Men maakte er in vroeger dagen ook steengoed van hoge kwaliteit en aantrekkelijk gebruiksgoed van aardewerk.

De keramisten van Nospelt ventten hun waar uit op markten in Luxemburg, in Duitsland, in België en tot ver in Noord-Frankrijk. Ze gebruikten de vogelfluitjes om klanten naar hun kraam te lokken. De kindertjes eerst, die waren nieuwsgierig en hebberig. En had je de kindertjes, dan volgden de papa’s en mama’s heus wel. En met de ouders aan de kraam was er een gerede kans dat je het grote werk kon slijten: kookpotten, zuurkoolvaten, waterkruiken, drinkbekers, enfin…

Tegenwoordig hobbyt men nog slechts een beetje in Nospelt. Maar de Péckvillercher zijn serieuze zaak. Ze worden in allerhande vormen en maten aangeboden. Speciaal voor deze markt (en ook voor de Éimaschenmarkt van Stadt-Luxembourg) produceert men een verzamelaarseditie van het lokfluitje, genummerd en gesigneerd. Men doet dat al járen, en halverwege de dag is men doorgaans uitverkocht.

Wij kochten echter een eenvoudig volks fluitje. Het is uiteindelijk mooier, charmanter en authentieker dan die collectors-items. Het bezit een mooie warme klank en het ziet er in al z’n eenvoud lollig uit.

Uiteindelijk was het fluitje natuurlijk bedoeld voor onze Jop. We hebben het hem echter niet mee naar huis gegeven. Hij vindt het fluiten zo leuk dat hij binnen de kortste keren zijn ouders horendol zou hebben gemaakt. Nu loopt hij te paraderen op het tuinpad van zijn grootouders en blaast de sterren van de hemel. Hij heeft intussen uitgevonden dat het gaatje in de rug van het vogelfluitje een extra toon genereert. Ach, laat hem maar even doen. Het gaat vanzelf weer over…

©paul

.

Linguine met vongole

IMG_5054We verbleven een weekje in ons kleine huisje in Luxemburg, lekker even uitrusten van de Carnaval. Wat lezen, wat wandelen, een bezoekje aan het Museum in Longwy, een tochtje naar de Moezel veel meer hoeft dat niet zijn om een paar fijne dagen door te brengen.  Heerlijk om bij een snorrende kachel naar de besneeuwde bossen te kijken!

Wij hebben de gewoonte aangenomen om meteen in Luxemburg wat boodschappen te doen in de ´kleine´ Cactus supermarkt in Wandhaf; vers brood, wat groenten en fruit en iets voor de avondmaaltijd. Het verbaasd mij nog steeds wat een schat aan mooie producten er in deze, voor Luxemburg relatief kleine supermarkt, te koop wordt aangeboden. Ik bedenk van te voren niet wat we zullen eten, er is altijd wel iets lekkers te vinden. Zo ook dit keer; netjes met superverse vongole. Ik moet er hier in Brabant altijd goed  zoeken waar ze eens te koop worden aangeboden, hier liggen ze gewoon op een doordeweekse dag in het schap van de visafdeling. Wij zijn allebei dol op die kleine schaaldiertjes dus de keus was snel gemaakt. Een sjalotje er bij en wat knoflook, een tomaatje en een scheutje witte wijn. Simpel, snel klaar en toch een vorstelijke maaltijd. Zorg dat de schelpjes net aan open zijn, laat ze vooral niet te lang doorkoken dan worden ze taaiig. Begin dus met het koken van de pasta. Als het water kookt begin je aan de saus en als de pasta bijna klaar is gaan de schelpjes in de saus.

  • voor twee personen
  • 1 netje vongole
  • wat olijfolie
  • 1 flinke sjalot, ragfijn gesneden
  • 1 teen knoflook, geplet en fijngehakt
  • 1/2 blikje tomatenpulp of 3 verse tomaten fijngesneden
  • een scheut droge witte wijn
  • wat chilivlokken
  • peper en zout
  • pasta, linguine past hier goed bij

Was de schelpjes onder stromend water en controleer goed of er zandschelpjes tussen zitten. (niets zo erg als knarsend zand in je saus) Kook de pasta in ruim gezouten water. Verhit de olie in een ruime koekenpan en smoor daarin de sjalot, knoflook en chilivlokken zachtjes gaar. Blus af met een scheutje witte wijn en voeg de tomatenstukjes toe. Laat de saus even inkoken en doe er dan vlak vóór de pasta gaar is de schelpjes bij en wat peper en zout. Stoom tot ze open zijn, giet de pasta af en voeg die bij de saus. Even voorzichtig omscheppen. Dien meteen op, de pan mag op tafel! Glas witte wijn er bij. Een supersnelle, heerlijke maaltijd.

Kopje espresso toe!

© ellen.

Maikels specerijen uit India…

Kruiderij uit India...

Maikel was even in India. Nou ja, even?! Enkele maanden zwierf hij door dat subcontinent, van noord naar zuid, van west naar oost, kriskras, met slechts een rugzak als bagage. Hij maakte daarbij gebruik van het uitstekend spoorwegnet, de ontelbare b&b’s en de nog talrijkere hotelletjes.

De foto’s die hij tijdens zijn reis publiceerde op Facebook spraken boekdelen. Spannende avonturen, verbazingwekkende ontdekkingen, vervreemdende belevenissen, een nauwelijks te bevatten cultuurshock. Ik moet Maikels verslag nog uit eerste hand horen.

Naast persoonlijke aandenkens en een hoofd vol herinneringen bracht Maikel cultuurgoed mee terug in de vorm van specerijen. Via zijn moeder belandde dan weer een deel van dat culinaire goud op het Ministerie.

Specerijen zoals ze door heel India gekend zijn; pepers, currykruiden, hete paprika’s en een kruidenmengsel van koninklijken bloede, genaamd biryani.  De kwalificaties, zoals beschreven door een lokale kruidenverkoper of specerijenboer belopen van hot-hot naar no-hot. En daartussen niks… In mijn overmoed nam ik een lik van het no-hot paprikapoeder en mijn mondholte begon te branden als de houtoven. De rest van de specerijen, gemerkt met hot-hot, heb ik dan ook maar heel voorzichtig geproefd. En ja hoor, ze zijn allemaal scherp en heet als de hel. Maar geuren doen ze allemaal goddelijk…

Ik weet weinig van de Indiase keuken, en wat ik er al van ken is via een omweg tot me gekomen, namelijk via Engelse koks en kookschrijvers. Maar de specerijen zijn uiteraard ook prima inzetbaar bij onze meer gangbare kookgewoonten. Dat spul gaat gebruikt worden, volop…

Echt benieuwd ben ik evenwel naar dat specerijenmengsel biryani. Je moet daarbij denken aan het principe van een mengsel, gemaakt zoals raz-el-hanout uit de Noord-Afrikaanse keuken: een mengsel van het beste wat de kruidenboer in zijn winkeltje heeft. Grof gezegd bestaat biryani uit kurkuma, komijnzaad, zwarte peper, paprika, korianderzaad, kaneel, piment, citroenzuur, knoflook en garam masala (wat op zich al een specerijenmengsel is). Je gebruikt het om vleesgerechten te kruiden, die dan weer door een pan rijst worden gemengd en zo een geweldig geurende (en smakelijke) eenpansschotel opleveren. Ik ga het binnenkort uitproberen…

Enfin, voorlopig hebben we op onze kruidenplanken netjes plaats ingeruimd voor de nieuwe aanwinsten. De gulle gever zij alle dank!

© paul

Abrikozen-roomijs met lavendel…

 

IMG_2908Ergens in het voorjaar van 2016 kocht ik bij de Lidl een ijsmachientje. Zomaar in een opwelling; ijs maken leek me wel leuk. Het ding was beslist niet duur, ik weet niet meer precies wat ik er voor betaalde, maar veel was het niet. Thuisgekomen bleek dat de twee bekers die het apparaat bevat zeker 8 uur in de diepvries gezet moeten worden. Tja, zoals dat gaat, diepvries was ramvol, het apparaat verhuisde naar de kelder en ik dacht er niet meer aan, tot vorige week… Ik verblijf al bijna twee weken in ons stulpje in Luxemburg en omdat ik deze vakantie hier veel tijd zonder Paul of zonder vervoer zal doorbrengen besloten we een klein diepvrieskastje te kopen zodat ik niet zo vaak met de bus naar de Supermarché hoef te reizen en een voorraadje in het vrieskastje kan bewaren. Handig! Ik ben er blij mee. Meteen in de eerste week van mijn verblijf hier stegen de temperaturen tot ver boven de dertig graden en ik kreeg opeens zin in een koel ijsje. Maar ja, 20 kilometer met de bus reizen om een ijsje te kopen… Tja, toen bedacht ik dat ik nu een vriezertje hier heb dat nog niet helemaal vol is en thuis een ijsmachientje dat nodig eens uitgetest moest worden… Paul bracht het machientje maandag mee en vandaag heb ik er voor de eerste keer ijs mee gemaakt. IMG_2905

Bij het machientje werd een uitgebreide handleiding inclusief een paar slordige recepten geleverd. Daar had ik niet zoveel aan en dus ging ik op zoek naar boeken over ijs. Twee winkels hier doorzocht met enorme kookboekenafdelingen maar een boek over ijs, nop! Foodbloggers, een gat in de markt! Spring er in en schrijf over zelf ijs maken!

Ik maak af en toe pruimenijs naar een recept uit een boekje van Wina Born over cognac en armagnac. Ik beschreef het jaren geleden al eens. Maar ik heb dit recept nog nooit gemaakt met een ijsmachientje. Je moet het ijs dan telkens zelf omroeren om de massa een beetje luchtig te houden. Dat zou dit apparaat nu voor mij kunnen doen!

Omdat ik nergens een fatsoenlijk recept kon vinden heb ik zelf maar iets bedacht, ijs dat ik een paar jaar geleden eens at in Deidesheim (ik vond dat het lekkerste ijsje ooit) vormde de inspiratiebron. Abrikozen met een vleugje lavendel en wat room.

Het machientje bevat twee bekers waar per beker maximaal 300 ml vloeistof in kan. Dat komt neer op ongeveer vier bolletjes ijs per beker. Ik besloot voorzichtig te beginnen met één beker. Zet de bekers zeker acht uur voor je begint in de diepvries.

  • 120 gram abrikozen in stukjes gesneden
  • 70 ml volle melk
  • 60 ml slagroom
  • 30 gram poedersuiker
  • een piepklein drupje lavendelolie

Pureer de stukjes abrikoos met een staafmixer. Klop de slagroom stijf. Meng de rest van de ingrediënten door elkaar en laat het in de koelkast afkoelen tot een graad of vijf. Giet de massa in de ijsbekers. Laat de machine ongeveer 30 minuten draaien en, wonderbaarlijk, je hebt een heerlijk ijsje!

Kopje espresso er bij is prima!

© ellen.

Bacalhau van Pitéu (kabeljauw uit een blikje)…

. Bacalhau uit blik...

Met de vakantie in het verschiet is het slim om even stil te staan bij eten en drinken. Want hoe je het ook wendt of keert, er moet gegeten worden. Voor sommigen van ons is vakantie zelfs synoniem aan culinair genot.

De keuze om buiten de deur te eten in verre buitenlanden (maar ook wel in Nederland) is ruim en vaak te doen tegen alleszins acceptabele prijzen. Je moet alleen een beetje kritisch rondkijken en niet zomaar genoegen nemen met de eerste gelegenheid die je tegenkomt.

Of anders bezoek je een lokale markt en je laat je bedwelmen door het aanbod aan vers en veel. Prima spul vind je er om in de vroege avond een maaltijd te toveren vóór je tent, aan je camper of in je caravan.

En voor noodgevallen is er altijd nog de ingeblikte etenswaar. Nagenoeg iedereen met een culinair hart zweert pakjes en zakjes af, maar nagenoeg iedereen heeft wel een (kleine) lading instantspulletjes in z’n voorraadkastje liggen. Ach, het is geen schande, en zogezegd, het zou voor noodgevallen zijn…

Vlees inblikken of in glazen potten steriliseren heeft een lange traditie in Duitsland. Elke zich respecterende slager biedt een keur aan zo geconserveerde vleeswaar aan, van ingeblikte karbonades tot potten met het heerlijkste worstvlees. Het is zaak even te zoeken en de juist slager uitkiezen. Ook in Frankrijk vind je geconserveerd vlees, maar ook complete maaltijden. Zoek de goede bonenschotel met worstjes uit Tour, de zuiderse confit de canard met linzen of de bouillabaisse uit Marseille en je hoeft alleen je potje maar te verwarmen. Knapperig vers stokbrood erbij en klaar ben je. Het voordeel van het Duitse pottenvlees en de Franse maaltijden is dat ze niet aldoor gekoeld hoeven te worden. Je kunt ze dus ook in je tentje even op voorraad houden.

In de meer zuidelijk landen vind je eerder geconserveerde vis. Het notoire blikje sardientjes kent iedereen, maar er is meer, veel meer. Je vindt er tonijn,makreel, doradefilets, haring, ansjovisjes en sardines. En ook mosselen, venusschelpen, scheermessen, krab en kreeft. De pijlstaartinktvisjes en octopussen worden gehakt, in z’n geheel of gevuld aangeboden. En dat allemaal in die kleine blikjes…

Bij al dat instantvoer blijft regel één: ga voor kwaliteit. Het kost wat meer, maar dan heb je ook wat. Schaf je drie blikjes aan voor in totaal een-euro-vijftig dan koop je waarschijnlijk de dood in de pot. Goed eten kost altijd iets meer dan niks…

De instantvis van de foto is gedroogde kabeljauw (bacalao in het Spaans, bacalhau in het Portugees). De vis is voorbewerkt, hij is ontzout en gegaard. Hij ligt in olijfolie op een bedje van knoflook. De vis is smakelijk, stevig en direct klaar voor gebruik. Je tovert er zomaar een vissige spaghettisaus mee. De conserve is van Portugese makelij, van het merk Pitéu, hetwelk Lekkernij betekent. We kochten van dit merk al eerder inktvisjes en pittige mosselen. Prima spul. De prijs voor het blikje Bacalhau was (geloof ik) € 3,50.

Enfin, vers blijft altijd te prefereren boven instant, zoveel is wel duidelijk. Maar als het dan toch moet… Koop goed in, besteed wat aandacht aan je spullen, ook als het over iets quasi-lulligs gaat als blikjes vis. Je zult er geen spijt van krijgen.

Fijne vakantie lezer…

© paul