Soep van inktzwammen…

Soep van inktzwammen...

In het vorige artikeltje beloofde ik een paar recepten met inktzwammen. Een snelle pastasaus maakte ik en een crèmige paddenstoelensoep. Met name over die soep ben ik erg te spreken. Ook dit gerecht is in een mum van tijd klaar, het is niet moeilijk en het resultaat levert een aardige smaaksensatie op.

Het recept komt uit een oud Duits kookboek (Aus Deutschlands Küchen) en werd opgetekend door Horst Scharfenberg. Het heet een traditioneel plattelandsgerecht te zijn, hier wordt de luxere versie gegeven (Deftig of Gutbürgerlich in culinair Duits). Wil je iets meer weten over Scharfenberg of over zijn kookboek, klik dan op de link onder dit artikel…

Het recept voorziet in twee porties en vormt een ideale lunch. Het gaat als volgt:

  • 12 inktzwammetjes,
  • 1 (niet te kleine) sjalot, gesnipperd,
  • 1 teen knoflook, gesnipperd,
  • 1 eetlepel boter (of olijfolie),
  • 125 milliliter bouillon,(groente-, runder-, kippen-),
  • 2 eetlepels (‘n scheut) room,
  • gehakte peterselie,
  • snuifje gemalen karwijzaad (Kümmel),
  • peper en zout.

Maak de inktzwammen schoon, verwijder zand met een borsteltje en snijd de paddenstoelen in kleine ringetjes. Laat de gesnipperde sjalot en de knoflook in boter (of olie) mooi glazig worden op niet te hoog vuur. Doe er de stukjes paddenstoel bij en laat het geheel een minuut of 5 vijf smoren. Voeg dan de bouillon toe, de gehakte peterselie en het snuifje karwijzaad. Laat alles nog eens vijf minuten gaan op een niet te hoog vuur. Pureer vervolgens de massa glad. Maak de soep af met de room en breng op smaak met peper en zout.

Opdienen doe je met een sliertje van de beste olijfolie, een blaadje oregano, een snuifje paprikapoeder, croutons, of wat je verder in gedachten komt…

Lees ook: Aus Deutschlands Küchen…

© paul

Over de Geschubde Inktzwam…

Geschubde inktzwam (Coprinus comatus)...

Men beschouwt ze vaak als onkruid. Zeker wanneer men een paar seizoenen eerder diep in de buidel tastte, nieuwe grond liet opbrengen en daarna de tuin een sprankelend blits aanzicht gaf met een formidabel glad geschoren gazon. Tot er dan her en der van die kleine witte bolletjes verschenen tussen het gras.

En daar bleef het niet bij; die bolletjes groeiden uit tot phallus-achtige knotsen. Die dan vervolgens een soort hoed uitplooiden, alsof ze een vieze paraplu openden. Zwart, slijmerig, druiperig. En zo stonden ze dan nog dagen smerig en lelijk te zijn in dat verder onberispelijke biljartlaken…

Tja, dat is wat ze doen, die inktzwammen. Ze nestelen zich in verse grond, opgespoten landjes, parken, gazons en bermen. Hoe ze het doen weet ik niet, veel van de paddenstoelen die ik ken hebben tijd nodig om zich te vestigen. Inktzwammen zijn kolonisators en voorhoedewezens. (Ze verdwijnen overigens na enige tijd ook weer spontaan…)

Kinderen mogen die paddenstoelen graag vernietigen, weet ik uit ervaring. En ouderen laten zich nauwelijks minder onbetuigd. [Enkele jaren geleden zag ik in een nieuw aangelegd gazon een kolonie inktzwammen staan. Het was in ons buitengebied aan de Rooyhoefse Dijk, richting Elsendorp. Ik belde aan bij de eigenaar van het grasveld om te vragen of ik misschien wat van de paddenstoelen mocht oogsten. Dat mocht, maar wel verwachtte de gazoneigenaar de ultieme tip om die rotzooi (doelend op de inktzwammen) voorgoed uit zijn tuin te verwijderen. (Ik had geen tip, maar ik mocht toch oogsten…).]

Ach, afgezien van het slechte imago van de geschubde inktzwam doet hij een hoop goeds in de natuur, zoals nagenoeg alle zwammen dat doen. Maar ook levert de soort een kostelijke spijspaddenstoel op. En da’s mooi meegenomen.

De smaak is delicaat, subtiel en mild van aroma. De geschubde inktzwam leent er zich toe om te worden gebakken of om te stoven. Maar ook rauw laat hij zich prima verwerken in een salade. Je hoeft daarbij maar een paar regeltjes in acht te nemen:

  • We hebben het over de geschubde inktzwam (Coprinus comatus). Het is de meest voorkomende van de honderd soorten inktzwammen in Nederland en België. Verwisseling is nauwelijks mogelijk, alleen met de gladde inktzwam zou je in de fout kunnen gaan. Die kans is echter klein.
  • Ook de gladde inktzwam kan worden gegeten en is smakelijk. Alleen wordt alcoholconsumptie bij of rond de maaltijd onmiddellijk afgestraft. Er treedt het antabus-effect op, je wordt zo ziek als een hond. Het effect kan je tot twee dagen na alcoholgebruik blijven plagen.
  • Pluk van de geschubde inktzwam alleen jonge exemplaren. De plaatjes dienen wit of licht roze te zijn. Exemplaren die verinkten, versnotten en slijmerig zwart worden laat je staan. Maak ze in godsnaam niet stuk, dat verinkten is hullie manier om te zorgen voor nakomelingschap…
  • Verwerk geplukte (gave) exemplaren nog dezelfde dag, Laat je ze langer liggen dan worden ze onbruikbaar. Alleen de steeltjes houden het een enkele dag in de koelkast.

Gisteren oogstte ik een ruime maaltijd in de gemeentetuin van ons dorp. Ik hield al dagen de ontwikkelingen van (ja, hoe noem je dat?) het geschubde goud in de gaten. [Vorig jaar deed ik dat ook, en toen ik dan eindelijk besloot dat het tijd was om mijn slag te slaan en ik me naar de oogstplekken spoedde bleek de Firma Bosmans de gemeentegazons te hebben geschoren. En daarbij al mijn inktzwammen te hebben onthoofd. (Geen kwaad woord over de Firma Bosmans, zij houden door het jaar heen het park in een topconditie.) Er was evenwel in de dagen daarna geen paddenstoel meer te oogsten…]

Spaghetti met saus van Inktzwammetjes...

Enfin lezer, mijn artikel wordt te lang, dus ik ga afsluiten. Ik geef je morgen een eenvoudig recept voor een spaghettisaus en als Zugabe een recept voor een crèmesoupe uit Duitsland. Onze Oosterburen zijn dol op de geschubde inktzwam.

© paul

Eenvoudige spaghetti met cantharellen…

Spaghetti met cantharellen...

Ik maak het artikeltje eigenlijk omwille van de foto. Die foto geeft namelijk zo aardig weer wat ik van dit gerechtje vind: majestueus vind ik het, niet meer en niet minder!

Echt waar, iedere keer wanneer ik de foto tegenkom (en dat is vaak) nemen mijn speekselklieren een loopje met me. Ik krijg er een acute lust tot eten van, ik bibber een beetje, ik duik onverhoeds in koelkast of voorraadkast en grabbel naar wat op dat moment het smakelijkst schijnt. Altijd fout natuurlijk…

Enfin, een simpelere (en smakelijkere) pastaschotel is nauwelijks denkbaar. Het gaat over cantharellen, sjalotjes, room, blokjes ham, nootmuskaat, peterselie, peper, zout en een scheut olijfolie (of een lik roomboter, dat is aan jou). En natuurlijk ook pasta. Da’s écht alles! En hoe je de paddenstoelenragout maakt wist je intussen zelf al wel lezer. En zo niet dan klik je maar op de verwijzing onder dit artikel. ( Het recept kan met alle voorkomende paddenstoelen gemaakt worden, cantharellen blijven mijn voorkeur houden.)

Al vaker vertelde ik je over het volk van Rome dat ervan overtuigd is dat pasta met té ingewikkelde en té prijzige ingrediënten tot niks leidt. Geldverspilling, vinden ze, en je proeft de kapitaalinjectie in ingrediënten nooit terug in het eindproduct. Dus houd het goedkoop en simpel!

Het volgende verhaal uit de Italiaanse volkscultuur maakt die overtuiging nog eens duidelijk, we lazen het in het Italiëboek van Onno Kleyn.

Het belangrijkste personage uit de Commedia dell’arte, namelijk Pulcinella (zoiets als onze Jan Klaasen), wordt op enig moment tot koning uitgeroepen van een of ander staatje. Hij vindt het allemaal prima tot duidelijk wordt dat zijn nieuwe status met zich meebrengt dat hij geen ordinaire, simpele pasta meer zal mogen eten. Onmiddellijk ontdoet hij zich van de soevereine status, luid schreeuwend: Mò me sprincepo! (Ik ontprins me!)

© paul

Eekhoorntjesbrood, oogst 2019…

Eekhoorntjesbrood...

Ellens ziekenhuisavonturen ontnamen me de tijd, maar vooral ook de lust, om degelijk jacht te maken op de paddenstoelen waarvoor ik in andere jaren álles opzij zet. En dat terwijl, ik hoorde het van andere jagers, dit een heel goed jaar was voor Eekhoorntjesbrood en aanverwanten.

Enfin, toen Ellen eenmaal ontslagen uit het ziekenhuis en terug thuis was, op haar gemak in haar eigen stulp en onder het wakend oog van een zorgzame babysit, zag ik mijn kans schoon. Ik kon met een gerust hart de deur uit, mét mijn paddenstoelenmes, mét mijn katoenen tasjes, op naar de eeuwige jachtvelden…

Ik bezocht de mij vertrouwde plekken. De plaatsen waar ik altijd wel een paar maaltjes plukte en dan ook nog eens voldoende exemplaren van die prachtige boleten overhield om een voorraad voor het komend jaar te drogen.

Ach, ik was aan de late kant dit jaar, dat wist ik wel. De ideale combinatie van jaargetijde, temperatuur en vochtigheid had ik gemist. Evengoed bleek er nog wel een en ander te vinden, ik verzamelde in één sessie een degelijke maaltijd. Ik bezocht er drie gekende plukplaatsen voor en hield uiteindelijk nog wat over om te drogen.

Het waren gave exemplaren van het specimen Vroeg Eekhoorntjesbrood (Boletus reticulatus, vroeger bekend als Boletus aestivalis) en mooie blozende paddenstoelen die luisteren naar de naam Gewoon Eekhoorntjesbrood (Boletus edulis). Niet veel, maar alles topkwaliteit, alles bruikbaar…

Spaghetti porcini (met eekhoorntjesbrood)...

Thuisgekomen kregen de paddenstoelen niet de kans nog een beetje te wennen aan hun nieuwe status als culinaire hoogstandjes; ik heb ze namelijk onmiddellijk verwerkt tot een degelijke pastasaus.

Het was een soort van eerbetoon aan mijn favoriete jaargetijde: de Herfst. Ook een eerbetoon aan de paddenstoelenwereld die me elk jaar weer laat meedelen in de immense rijkdom die dat rijk te bieden heeft. Maar vooral was het een welkom-thuis geschenk voor Ellen.

Ps.; Op een van mijn gekende stekken zag ik ook een hele plantage russula’s staan. Een overtuigend kleurrijke rode hoed hadden ze en bij doorsnijden toonde zich een lelieblank lichaam. Zoveel had ik er nog nooit bij elkaar gezien. Eindelijk, dacht ik, eindelijk vind ik dan de Vissige Russula. De naam doet anders vermoeden, maar het is een van de écht betere spijspaddenstoelen.
De russulsafamilie is echter heel groot en herbergt exemplaren van allerlei allooi, dus is het bij russula’s altijd zaak om even te proeven. Gewoon een klein stukje van de hoed afbreken en in je mond stoppen. Proef je niks (of hooguit wat meligs) dan is het ook niks. Ontvouwt zich een weelderig zacht schimmelig aroma in je mond, je hebt het goede te pakken. Trekt je bek samen omwille van de bittere smaak, je zit helemaal fout.

Enfin, mijn bek trok samen van bittere oneetbaarheid. Ik had weer eens een exemplaar van de Braakrussula te pakken. Zonde toch. (Die truck van een beetje proeven doe ik alleen met russula’s. Andere paddenstoelen laat ik oraal ongemoeid, je weet maar nooit…)

Een recept vind je in de verwijzing hieronder, behalve dan dat ik er voor deze keer een zeer ruime scheut room aan toevoegde. Enfin, zie maar…

Lees ook: Eekhoorntjesbrood, gesmoord in knoflook en peterselie…

© paul

Spaghetti met bundelzwammetjes…

Spaghetti met bundelzwammetjes...

Het werd tijd voor een gerecht met verse paddenstoelen, het was per slot alweer augustus. Ik speurde al dagen naar cantharellen, maar om een of andere reden werden ze nog niet aangeboden, althans niet op de plaatsen waar ik zocht (te droog misschien?). Ik begon er al snel een beetje sacherijnig van te worden, zeker toen ik hoorde dat Ellen op haar vakantieadres zich al dagen vermaakte met die eierdooierkleurige zwammetjes. (Met spekjes, bij de gebakken aardappeltjes, in een soepje: toe maar, het kon niet op. Terwijl ik hier thuis…)

Enfin, ik ben dan maar uitgeweken naar een alleszins redelijk alternatief; ik kocht een maaltje bundelzwammetjes (Pholiota Nameko). Je kent ze ongetwijfeld, of je hebt ze op z’n minst wel eens gezien. Ze worden doorgaans aangeboden in pakketjes met andere zwammensoorten en heten dan met z’n allen te samen: Bospaddenstoelen of soms ook Bospaddenstoelenmix (nog gekker: roerbakpaddenstoelen of roerbakpaddenstoelenmix).

In de Oosterse keuken komt het paddenstoeltje veelvuldig voor. Het is de belangrijkste kweekpaddenstoel in Japan (ナメコ), maar ook in de diverse Chinese keukens vind je het te pas en te onpas, doorgaans onder de naam 滑子蘑, maar soms ook heet het 滑菇. In de V.S. noemt men het dan weer butterscotch mushroom en in Rusland luistert het naar de naam опёнок.

Bij ons heeft de paddenstoel de naam Goudkopje gekregen. Hij wordt tegenwoordig volop geteeld in Nederland en het broed biedt men ook aan voor de thuiskweker. Echt spectaculair vind ik het paddenstoeltje niet, maar het is smakelijk (lichte notig) en overal inzetbaar. Je vindt het ook wel in gedroogde toestand.

Het beschreven recept voldoet voor twee personen. Maak er een salade bij en je hebt een maaltijd. Ik (als bestoven weduwnaar) had in mijn eentje teveel aan deze hoeveelheden, maar ik vind het zo lekker dat ik met het restant de dag erna nog eens een feestmaal voor mezelf inrichtte, geen enkel probleem…

  • 150 gram Goudkopjes (Pholiota microspora, Pholiota Nameko),
  • 200 gram spaghetti,
  • 1 sjalotje, gesnipperd,
  • 1 teentje knoflook, gesnipperd,
  • tomatenpuree,
  • scheutje witte wijn,
  • peper en zout uit de molen,
  • wat blaadjes basilicum, in stukjes gescheurd,
  • olijfolie.

Poets indien nodig de paddenstoelen. Snijd de wortelaanzet van de bundels zodat je allemaal losse kleine paddenstoeltjes krijgt. Verhit in een pan met dikke bodem de olijfolie. Laat er vervolgens de gesnipperde sjalot en de gesnipperde knoflook in garen op een niet te hoog vuur. Wanneer ui en look mooi glazig zijn gaan de paddenstoelen erbij. Ze mogen ongeveer een minuut of tien meebakken. Laat daarna de tomatenpuree even meebakken en roer alles goed om. Na een enkele minuut gaat er een scheut vocht bij. In mijn geval witte wijn, maar je kunt ook het kookvocht van de spaghetti gebruiken, een paar eetlepels. Roer met een houten lepel de aangezette tomatenpuree van de bodem, zodanig dat het met het vocht een emulsie gaat vormen en alle paddenstoeltjes omhuld raken met de saus. Breng op smaak met peper en zout.

Kook in de tussentijd de pasta gaar in ruim kokend gezouten water en stort die daarna op de paddenstoelensaus. Strooi de gescheurde basilicum erover en werk het hele zaakje goed door elkaar. Dien warm op.

Het levert je een snelle en verrassend lekkere maaltijd op. Pastagerechten zijn niet ingewikkeld…

© paul

 

Weer thuis (met trechtercantharellen)…

Trechtercantharel (cantharellus tubaeformis)...

Nog voor je bijgekomen bent van de heenreis sta je alweer in te pakken voor de terugtocht. Een week is écht niks…

Gisteravond namen we afscheid van Louise en Luc, gastvrouw en gastheer van ons Bourgondisch onderkomen. Acht nachten mochten we verblijven in dat comfortabele huisje aan de rand van de Morvan. Cultuur snoven we overvloedig, maar ook deelden we de geneugten van eindeloos glooiend landschap en diepe, diepe bossen. Goede weekmarkten leverden een keur aan culinaire vondsten op, zo ook het bezoek aan deze en gene kleine producent van exquise etenswaar en dranken.

Het afscheid vond plaats aan de robuuste keukentafel van Louise en Luc. We dronken er de wijnen uit Bourgogne, maar ook die uit de Beaujolais en we sneukelden er kaas uit de Franche-Comté. De conversatie in ons Steenkolenfrans verliep lang niet slecht, met dank aan het geduld en de welwillendheid van Luc en aan de taalvaardigheid van Louise.

We kregen het over de jacht. Want dat is een belangrijke bezigheid voor veel inwoners van de Morvan, zeker rond deze tijd. Jacht op de trekduif, op de fazant, de kwartel en  de patrijs. Jacht ook op roodwild en het everzwijn (ik zag zeven van die kanjers voorbijwandelen toen ik brood ging kopen in het naburige dorpje).

Via de jacht kwamen we al snel op al die andere zaken die Moeder Natuur aan de Morvan te bieden heeft. Wilde knoflook en wilde asperges, wilde zuring en wilde peen. Allerhand bladrijk groen, karmazijn rode frambozen, wilde aardbeitjes en een overdaad aan vette bramen. Verlaten bongerds leveren appel, peer, mirabel, pruim en kweepeer. Alles te geef, alles te verzamelen, alles te eten, alles te conserveren…

En dan die paddenstoelen! Een soortenrijkdom en een hoeveelheid aan vindplaatsen waar ik alleen in mijn stoutste dromen over durf te denken. En Luc kende ze allemaal, de goede en de slechte. Hij vertelde over de diverse kwaliteiten, de plukwijze en de manier om ze te bewaren. (En eindelijk zat ik dan aan tafel met iemand die écht verstand van paddenstoelen had, ik werd er helemaal blij van..)

Enfin, op enig moment stiefelde Luc naar zijn voorraadkasten en haalde een weckpot met gedroogde paddenstoelen te voorschijn. Op tafel spreidde hij een krantje uit en stortte er vervolgens een respectabele hoop van het spul op, Chanterelle grise in het Frans. Boven de tafel verspreidde zich de geconcentreerde geur van de paddenstoelen; aards, bossig, vettig en rijk. De gedroogde waar verdween vervolgens in een papieren zakje dat zorgvuldig werd dichtgeniet. (Ook in Frankrijk gelden, net als bij ons, wat vreemde regels voor wildplukken en het vervoer van de geoogste waar…) Het was het afscheidsgeschenk voor ons…
Enfin, intussen zit ik thuis achter de laptop dit stukje te tikken terwijl Telemanns’ kunstjes uit de speakerboxen kwinkeleren. Ellen werkt haar Facebookpagina bij en Hond Jaros verkent z’n eigen huis, ronde na ronde. Om zich dan weer uitgeput in zijn vertrouwde mand te storten. Het beest heeft het moeilijk.
Jop was zojuist even op bezoek, samen met zijn ouders. Toen Ellen gisteren een actiefoto van mijn persoontje appte naar de peuter dacht hij dat het een kiekje van de Tuinman was. Snap jij dat nou? Ik noem onze Jop sindsdien Gartenzwerg, ‘n koekje van eigen deeg: peuters van nog geen turf hoog moeten niet denken dat ze zich alles kunnen permitteren. En ach, het is uiteindelijk ook goed voor z’n meertaligheid. Jop vindt het best…
Ten leste: Louise en Luc, dank voor jullie gastvrijheid, dank voor de plaats waar we mochten logeren. Wij gaan elkaar nog eens zien…
© ellen-paul
 

Vroeg Eekhoorntjesbrood…

Boletus aestivalis (Boletus reticulatis)...

Gisterochtend plukte ik de eerste paddenstoelen van dit seizoen. En het was raak ook, want het betrof het broertje van het Eekhoorntjesbrood, namelijk de Boletus aestivalis, de paddenstoel die de Duitsers Sommer-Steinpilz noemen. Ik heb wat ruzie gemaakt met nachtcollega Johan, paddenstoelenliefhebber en voorzichtig plukker, net als ik. Hij had de paddenstoelen al eerder gespot en hij noemde ze Boletus reticulatis, oftewel Vroeg Eekhoorntjesbrood.  We kwamen er samen niet uit, want de ene nog eigenwijzer dan de ander…

Toen ik dan in alle rust thuis een en ander nog eens navlooide, de tafel bedekt met alles wat ik aan paddenstoelengidsen in huis had, kwam ik tot het belachelijk inzicht dat we beiden gelijk hadden: de namen worden namelijk door elkaar gebruikt. Spreekt men in Frankrijk intussen steeds vaker van B. reticulatis, in Italië houdt men het bij de oude naam B. aestivalis. In Duitsland worden de namen dan weer door elkaar gebruikt. Hier ten lande lijkt men te tenderen naar B. reticulatis. (Aestivalis betekent: van de zomer, terwijl reticulatis verwijst naar de nettekening op de steel van de paddenstoel.)

Is dat nou zo belangrijk, dat geleuter over die namen, vraag je je misschien af. Mijn antwoord: ja, dat is belangrijk! Bij paddenstoelen (plukken) is het altijd belangrijk te weten met wie je van doen hebt. Ik kwam in mijn loopbaan als paddenstoelenplukker al zoveel kulverhalen tegen, allemaal van zogenaamde kenners; ik zou er een boek over kunnen schrijven. Baarlijke onschuldige nonsens hoorde ik, maar ook levensgevaarlijke nonsens. Dus: zoek altijd uit wat je plukt en sla nooit aan het gokken…

Hoewel er wel degelijk verschillen zijn in het uiterlijk is het vaak moeilijk om het Vroeg Eekhoorntjesbrood te onderscheiden van het Gewone Eekhoorntjesbrood (Boletus Edulis). Het maakt in dit geval niet uit, het zijn allebij uitstekende spijspaddenstoelen. Ze smaken naar elkaar, waarbij het Gewone Eekhoorntjesbrood dan nét mijn voorkeur geniet. Daar komt nog bij dat het Vroeg Eekhoorntjesbrood vrij snel slap kan worden door overdadige opname van water. De paddenstoel wordt dan ongenietbaar.

Enfin, het einde dus van het meningsverschil met de collega. En aangezien  ik de paddenstoelen plukte op het terrein van onze Broodheer, maar Johan ze al eerder had zien staan, besloot ik om ze dan ook maar samen te eten. We waren ten slotte een hele week nachtcollega’s en ‘s nachts moet de mens zich ook voeden, nietwaar… Het recept was beproefd en simpel van aard, maar die overheerlijke paddenstoelen behoeven geen ingewikkelde bereiding. Het is net zoals met asperges: de eerste van het jaar eet je zo simpel en klassiek mogelijk. Het ging zo:

Snipper een sjalot heel fijn en doe hetzelfde met twee tenen knoflook. Bak ze vervolgens in half boter, half olie op een niet te hoog vuurtje. Wanneer de ui glazig oogt gaat er een handje dobbelsteentjes gekookte ham bij en mogen de in dobbelstenen van anderhalf à twee centimeter gesneden paddenstoelen erbij. Het vuur even mag iets hoger. Mogelijk moet er dan ook nog wat vetstof bij, paddenstoelen slobberen olie. Na een paar minuten gaat er een flinke scheut bouillon bij. Breng op smaak met peper en zout en laat nu de paddenstoelen gaar stoven op en laag vuurtje (met eventueel de deksel op de pan). Tegen het eind van de gaartijd wordt er een flinke scheut room aan de massa toegevoegd. Kook de massa in tot de sausdikte zoals jij hem wilt hebben. Een beetje groen erdoor, peterselie of eventueel basilicumblaadjes, en je maaltje is klaar. Goed brood hoort er uiteraard bij, en natuurlijk een kop espresso toe.

P.s.: de foto stamt uit de oertijd van onze website. Het gerecht zag er nu, elf jaar later, precies zo uit. De foto werd gemaakt op 3 augustus 2006, dus die dag aten we ook Boletus aestivalis, ach vooruit, Boletus reticulatis. Zo goed Johan?

© paul

De truffels van Louise…

IMG_2500
Rollende donder in de verte hoor ik, en hagelstenen als musseneieren kletteren op het dak. Ik zit intussen met de tuindeur open en zie in de allerverste verte het avondrood oplichten. Ik probeer in hartje Bourgondië een stukje te schrijven over Luxemburgse wijnen en het lukt voor geen meter. Ik stop ermee. Laat ik het maar over iets lokaals hebben…

Louise de Clermont, Gravin van Tonnerre, bezocht in het jaar 1570 een van de haar toegewezen gehuchten. De plaatselijke bevolking eerde haar komst met welkomstgiften. Ze kreeg twee piepjonge haasjes (levrauts) ten geschenke en één volwassen exemplaar. En dan nog eens drie schotels met truffels. Het werd allemaal opgetekend door een ambtenaar en daarmee deed men voor het eerst in de historie kond van de paddenstoelen die Bourgondië koestert als zijnde haar eigen uitvinding.

Het betreft de Bourgondische truffel, de tuber uncinatum, een soort (misschien ondersoort), nauw verwant aan de beroemde truffel uit de Perigord. Bourgondiërs willen die van hullie zelf nog wel eens als de betere kwalificeren, maar dat is wel erg kort door de bocht. Overigens vind je de Bourgondische truffel door heel Europa. Bijvoorbeeld vanuit België zijn een aantal vondsten gemeld.

Hoe het ook zij, bij elk bezoek aan Bourgondië schaf ik me één of enkele exemplaren aan, ze zijn er voor een normaal mens nog net te betalen. (Die jubelsoorten uit Noord-Italië bijvoorbeeld ontstijgen elk jaar meer en meer mijn budget…) Een heel enkele keer vind ik de Bourgondische truffel vers aangeboden (wanneer ik hier in het juiste jaargetijde ben), maar doorgaans zijn ze op een of andere wijze geconserveerd. Ik doe mijn best alleen te kopen bij de betrouwbare middenstand en van de integere handelaar. Ik geloof niet dat ik ooit belazerd ben, maar het blijft opletten voor inferieur Aziatisch spul.

Het potje van de kopfoto vond ik in een piepklein dorpssupermarktje tussen andere spulletjes van lokale en regionale makelij; lokale vleesverwerking, jams en confitures, bieren en borrels, kazen en wijnen.

De truffelverwerker waar dit potje vandaan komt is eigenlijk borreltjesstoker; Distillerie Méan uit Nicey. Al hun truffels worden geoogst op het plateau de Maulnes, daar waar Louise de Clermont in de zestiende eeuw een waanzinnig futuristisch slot liet bouwen. (Dat gebouw past zo in een moderne fantasiefilm, het is een compact vijfhoekig blok steen, maar dan heel groot…) Het gebied is gelegen op de grens van de Tonnerrois en de Chatillonnais in Bourgondië, daar waar Louise de Clermont baas was in de zestiende eeuw.

Sympathiek is het begeleidend schrijven bij de truffels; het geeft een aantal recepten en het vertelt de lokale geschiedenis van de truffel in deze omgeving. Maar het verhaal opent met een waarschuwing. Vrij vertaald staat er: Om te beginnen en voor alle duidelijkheid: de Truffels van Louise zijn niet hetzelfde als verse truffels… Je bent daarmee als consument gewaarschuwd.

Zoals ik al memoreerde is de truffelhandelaar ook borreltjesstoker. Hij conserveert zijn paddenstoelen dan ook in eau-de-vie van 35 %. Ik was deze manier van bewaren nog niet tegen gekomen. De destillateur beveelt aan om het conserveringsvocht te gebruiken om truffelgerechten op enig moment te flamberen.

We zullen zien…

© paul

 

Nootmuskaatkip met paddenstoelensaus…

Nootmuskaatkip met paddenstoelensaus...

Jules Clancy houdt er een website op na, luisterend naar de naam Stonesoup. De naam suggereert dat er gekookt wordt met weinig of bijna niets. Clancy huldigt de stelling dat je zou moeten koken met maximaal vijf ingrediënten per gerecht (peper en zout niet meegerekend). En eerlijk is eerlijk, het lukt haar regelmatig om wat lekkers op tafel te toveren met haar vijf-dingen principe. Enfin, Stonesoup is een inspirerende website en het loont zich om er eens een beetje op rond te dolen.

Een paar jaar geleden ontdekte Ellen het recept van kip met heel veel nootmuskaat op die site, via een tip van Klary Koopmans. Het basisidee was prima, maar uiteindelijk toch te sober naar Ellens smaak, dus ze vertimmerde het recept een beetje en maakte het wat rijker. Sindsdien eten we de nootmuskaatkip regelmatig. En nu dan was het mijn beurt om met het recept aan de gang te gaan.

Ik heb niet zo erg veel veranderd aan Ellens versie, maar aangezien ik wonderschone grotchampignons in huis had, heb ik van de saus een paddenstoelensaus gemaakt. Mijn recept gaat uit van vier kippendrumsticks. In een maaltijd met veel bijgerechten kan dat voldoen voor vier personen.

  • 4 drumsticks (van biologische kip),
  • zout en peper uit de molen,
  • vers geraspte nootmuskaat,
  • bloem,
  • 1 (niet te kleine) gesnipperde sjalot,
  • 2 tenen knoflook, gesnipperd of geperst,
  • 1 glas zoete witte wijn,
  • 1 glas kippenbouillon,
  • 150 gram champignons, grof gehakt,
  • 40 gram geklaarde boter,
  • 1 flinke scheut room.

Dep (indien nodig) de drumsticks droog met keukenpapier. Wrijf ze vervolgens in met peper en zout uit de molen en flink wat vers geraspte nootmuskaat. Bestuif de drumsticks vervolgens met wat bloem. Zet ze even weg.

Fruit de sjalot en de knoflook in een koekenpan, in 20 gram boter, en voeg, wanneer de sjalot glazig wordt, de paddenstoelen toe. Flink peper uit de molen eroverheen, paddenstoelen zijn  daar dol op. Laat het geheel op een niet te hoog vuur 10 minuten bakken. (Eventueel een klontje boter toevoegen, paddenstoelen slobberen vetstof.)

Bak intussen in een braadpan met deksel in de resterende boter de kippendrumsticks rondom bruin. Giet er vervolgens de wijn bij en de bouillon. De gebakken champignons, knoflook en sjalot voeg je nu toe. Vervolgens rasp je er nog een flinke hoeveelheid nootmuskaat overheen. Laat dan de vloeistof even aan de kook komen en zet vervolgens de pan op een klein vuurtje weg. Het gerecht mag 45 minuten heel zachtjes stoven.

Wanneer de kippenpoten botermals zijn geworden neem je ze uit de pan en zet je ze warm weg. Voeg nu een flinke scheut room toe aan de saus en laat het geheel inkoken tot de door jou gewenste dikte. Leg eventueel de drumsticks nog even terug in de saus en dien vervolgens op.

Wij aten er aardappelpuree bij en gegratineerde venkel. Een glas Spaanse rode wijn voldeed, het had evengoed witte wijn mogen zijn. Kopje espresso toe en het laatste chocolade paaseitje…

© paul

 

Risotto met truffel en trompette de la mort en een beetje daslook…

risotto met truffel en trompet de mort
Na een paar prachtige lentedagen zijn we weer terug bij somber, bijna winters weer. Het regent, geen zonnetje te zien en de komende Paasdagen beloven ook niet veel goeds wat het weer betreft.  Dan moeten we onszelf maar wat verwennen, tijd voor alvast een beetje feestelijk, luxe, troosteten! Een bordje risotto met wat truffel en een paar gedroogde paddenstoelen, Trompette de la mort.

De Trompette de la mort is een smakelijke paddenstoel die vooral in gedroogde vorm te koop is. Je moet ze even weken voor het gebruik. Het weekwater van eekhoorntjesbrood gebruik ik meestal als  extra smaakmaker maar het weekwater van de Trompette de la mort is vaak wat zanderig. Dat gebruik ik dus niet. Je kunt de risotto afwerken met wat platte peterselie of bieslook, een groene toets is mooi op het bord, ik gebruikte dit keer Daslook. We hebben een plantje in onze tuin en het is nu de tijd om daslook te eten.

Ik schreef al eerder over de pakjes risotto met truffel die ik in Luxemburg kocht. Vandaag gebruikte ik het laatste zakje, tijd dus om een nieuwe voorraad te gaan kopen. Heb je geen risotto met truffel, gebruik dan gewone risotto. De paddenstoelen geven ook al veel smaak aan het gerecht. Ik had een restje beenham, dat ging er ook door. Hoeft niet, je kunt de risotto ook vegetarisch houden. Gebruik dan groentebouillon in plaats van kippen- of kalfsbouillon.

  • Voor twee personen
  • 170 gram risottorijst (liefst die met stukjes truffel)
  • sjalot, zeer fijn gesneden
  • een flinke klont koude boter
  • een stuk of vijf exemplaren gedroogde Trompette de la mort, even geweekt in lauwwarm water. In stukjes gesneden
  • eventueel wat beenham, zeer fijn gesneden
  • een glas witte wijn
  • ongeveer 700 ml bouillon
  • peper en zout
  • wat bieslook of daslook, fijngesneden
  • Parmezaanse kaas

Verwarm de bouillon. Zet de pan bouillon naast de risottopan en houd de bouillon tegen de kook aan. Smelt een deel van de boter in een pan met een dikke bodem en doe de fijngesneden ui erbij. Smoor de ui hierin zachtjes lichtbruin. Voeg dan de rijst toe en roer alles om en om. Alle rijstkorrels moeten bedekt zijn met een flinterdun filmpje boter. Doe er dan de beenham en stukjes paddenstoel bij en roer nog eens goed door. Blus  af met de witte wijn en smoor tot de wijn helemaal verdampt is. Voeg nu een flinke hoeveelheid bouillon toe en roer goed en laat de risotto zachtjes garen. Voeg telkens een lepeltje warme bouillon toe en blijf roeren. De risotto moet smeuïg blijven en mag dus niet helemaal droog worden.

Proef af en toe en voeg zout en peper naar smaak toe. De rijst moet van buiten zacht zijn maar nog een stevige ‘beet’ hebben. reken op ongeveer 18 minuten. Als de rijst de juiste gaarheid heeft sluit je de pan en draai je het vuur uit. Laat de risotto nu zeker één minuut rusten.
Meng dan met een houten lepel de blokjes koude boter en de Parmezaanse kaas door de rijst.  Strooi er nog wat vers gehakte bieslook of daslook of peterselie over en dien snel op.

Geef er een groene salade bij, licht aangemaakt met wat olie, citroensap, peper en zout.

Kopje espresso toe, met een paaseitje.

© ellen.