Kaassoufflé met oude Goudse kaas; ook al helemaal retro?

kaassoufflé

Er zijn van die dingen die je al heel, heel lang eens wilt maken… En het komt er maar nooit van… Sommige eetbloggers hebben het dan over “lijstjes-met-nog-te-maken-gerechten”. Ik heb eigenlijk niet zo’n lijst, ik doe meestal maar wat… Maar toch…, héél soms… Eigenlijk zegt Paul al zo’n 35 jaar dat hij eens een kaassoufflé zou willen eten, dat lijkt hem toch wel heel bijzonder… En ik denk steeds; dat doe ik nog wel eens… hoe moet dat eigenlijk… ze schijnen vaak ‘in te storten’… wie maakt er nog zo’n ding?..

Ik lees er nooit ergens iets over. Alleen in oude kookboeken kom je wel eens een recept tegen en die spreken elkaar dan ook nog helemaal tegen. Ik heb een hekel aan instortende taarten en probeer dat, met succes, te voorkomen. Maar zo’n kaassoufflé, daar lijkt mislukking bijna voor de hand te liggen. Een beetje gevaarlijk om er dus toch zomaar op een stormachtige zaterdag aan te beginnen. Maar ooit moet de eerste keer zijn nietwaar?

Helemaal uit het niets kwam dit idee voor kaassoufflé nu ook weer niet: In een aflevering van het weekblad Vrij Nederland van een paar weken geleden schrijven Broer en Zus over kaas en soufflé. Ik nam me voor om dat recept te bewaren en het maar eens uit te proberen. Helaas, recept kwijtgeraakt. Ik bekeek vervolgens vier verschillende recepten in oude kookboeken (kaassoufflé’s zijn niet ‘in’ op dit moment. Maar dat kan wel komen! Misschien ook wel helemaal ‘retro’ zo’n kaassoufflé?) Ik maakte een mix van de vier verschillende recepten en bedacht daarmee deze variant:

  • voor vier personen:
  • 60 gram boter
  • 60 gram bloem
  • 3 1/2 dl melk
  • 125 gram oude Goudse kaas, fijn geraspt
  • 1 teentje knoflook, geperst
  • beetje zout,
  • flink wat peper en nootmuskaat, vers geraspt
  • 6 eieren, dooiers en eiwit gesliptst
  • een stenen ovenschotel waarvan alléén de bodem ingevet moet worden met boter!
  • verwarm de oven voor op 190 graden.

Verwarm de melk in een pan. Neem een tweede pan en verwarm daarin de boter. Voeg de knoflook daarbij en laat die even meesmoren. Doe dan de bloem in één keer bij de boter en roer goed. Voeg de warme melk toe en roer tot er geen klontjes meer zijn. Laat deze saus 5 minuten zachtjes pruttelen. Klop intussen de eiwitten stijf en houd ze even apart. Voeg dan de geraspte kaas bij het mengsel en roer tot alles gesmolten is. Breng op smaak met peper, zout en nootmuskaat toe en roer alles nog even goed door. Haal de pan van het vuur en klop de eidooiers door het kaasmengsel. Roer goed. Als alles mooi gemengd is, is de massa ook wat afgekoeld en kun je de eiwitten toevoegen. Schep het eiwit héél voorzichtig door de massa. Houd er zoveel mogelijk lucht in. Schep de massa dan in de vorm, strijk het deeg mooi gelijk, en zet de soufflé 25 tot 30 minuten in de oven.

En dan begint het… De oude kookboeken voorzien allerlei rampscenario’s; “Bij zo’n recept moet je er wel zeker van zijn dat iedereen precies op tijd aan tafel gaat zitten; op het kritieke moment dat de soufflé klaar is moet niemand gaan telefoneren of een speech gaan houden, want dan zakt de soufflé onverbiddelijk in elkaar…”

Nou dat was voor mij al die jaren zo een reden om er maar niet aan te beginnen. Volgens de oude kookboeken mocht er ook beslist niet in de oven gekeken worden… Tegenwoordig hebben we gelukkig een oven met een glazen deur en kunnen we zonder de deur te openen kijken wat er gebeurt tijdens het hele bakproces. Facinerend om te zien hoe zo’n soufflé rijst! En rijst, en rijst, en rijst… tot een echte kaassoufflé! Het bleek dus helemaal niet zo moeilijk om een echte soufflé te maken. Wij vonden de smaak een beetje ‘saai’. Volgende keer misschien maar een deel van de Goudse vervangen door een blauwschimmelkaas?

Wij aten er een tomatensalade bij met verse basilicum en lenteuitjes, aangemaakt met mooie olijfolie en wat grofgemalen peper en zout. Dat bleek een prima combinatie! Een glas droge witte wijn uit de Loirestreek smaakt er uitstekend bij.

Espresso toe.

© ellen.

Mosselen op vrijdag…

5 feb. 2011

de eerste mosselen van dit seizoen

 

We liepen op vrijdagochtend samen naar de bus. Ik om een beginnetje te maken met de noodzakelijke ochtendwandeling van hond Max, Ellen om bij haar broodheer in de Grote Stad te geraken. Onderweg bespraken we de maaltijd voor ‘s avonds. Geweldige ideeën hadden we, maar het was allemaal bewerkelijk. En écht veel tijd zou er die avond niet zijn. Bij het kerkhof namen we afscheid. Ik vervolgde mijn wandeling, een rondje om kerk en kasteel. In de Heilige Geestlaan draaide ik me even om. Ik ving nog net een glimp op van Ellens bus. Lijn 121 naar Eindhoven.

Toen ik enige tijd later de supermarkt binnenstapte wist ik nog steeds niet wat ik wilde. Bij het schap vis, schelp- en schaalgedierte viel mijn oog op de mossels. Ik besloot niet verder te zoeken, mosselen zouden het worden. En hoewel we heel goede ervaring hadden met het eigen merk van AH koos ik toch naar gewoonte voor de iets duurdere verpakking van de firma Prins & Dingemanse.

Prei, sjalotje, knoflook en een Spaans pepertje, gesmoord in olijfolie en boter in de mosselpan. De mossels erbij en een flinke scheut witte wijn. De mossselen in vijf minuten garen. In die tijd de mossels twee maal omscheppen, zodat ook elke schelp écht kan openen. Blijf erbij en let op. Gaan de mosselen te lang dan schrompelen ze weg en worden het miniscule stuiterballetjes. Eeuwig zonde…

We aten er frietjes bij en goede mayonaise. En we dronken die prachtige witte wijn van de Loire.

Espresso en een stukje chocolade toe.

© paul

Mont d’Or (Vacherin Mont d’Or)…

3 feb. 2011

Mont d'Or

Mont d’Or heet het kaasje en het vertegenwoordigt één van de drie typen Vacherin. Het wordt geproduceerd rond de Frans-Zwitserse grens, ter hoogte van de Franche-Comté. De streek dus waar de Grote Bergkazen (Comté, Gruyere, Tome de Jura, Tome de Savoye) vandaan komen.

Het kaasje werd oorspronkelijk gemaakt tussen september en april, wanneer het vee op stal stond en de melkproductie fors naar beneden ging. Er was dan vaak te weinig melk om de wagelwielgrote Comté- en Gruyerekazen te maken, dus fabriceerde men kleinere kaasjes. Intussen is er wel een en ander veranderd in het boerenbedrijf, maar de Mont d’Or wordt nog steeds geproduceerd tussen 15 augustus en 15 maart, en mag alleen verhandeld worden tussen 10 september en 10 mei.

Mont d’Or heeft een AOC-keurmerk, zowel in Frankrijk als in Zwitserland, en dat impliceert dat er strenge regels zijn waaraan de kaasmakers zich moeten houden. De melk komt alleen van het Montbeliardevee, in Zwitserland ook van de Simmentaler. Geregeld is ook hoe ruim de koeien moeten staan, en welk voedsel ze krijgen.

Mont d’Or wordt gemaakt van rauwe wintermelk. Hij behoort tot het type van de gewassen kazen, een kaas van de bacteriecultuur dus. Vanaf het eerste moment van het productieproces, al bij het vormen, worden de kaasjes in spanen doosjes gedaan. Dit om uitlopen te voorkomen. Tijdens de rijpingsperiode (die minimaal drie weken duurt) worden de kazen dagelijks gewassen met pekelwater. Uiteindelijk krijg je dan een kaas met een smeuïge zuivel en een wat zoete en notige smaak. Mont d’Or krijgt een extra fijne smaak mee door de spanen doosjes, die gemaakt zijn van dennen- of sparrenbast. Bij iets langere rijping wordt de kaas onder de korst helemaal vloeibaar.

De doorgerijpte kazen zijn niet te snijden. Men eet ze doorgaans met een lepeltje. Ons kaasje wás goed doorgerijpt en vloeibaar vanbinnen. We aten het door met een kort kaasmes de zuivel uit te lepelen en op hompen goed brood te verdelen. Onwaarschijnlijk lekker. In de thuislanden van de kaas wil men ze nog wel eens bakken in de oven. Ze worden vervolgens gegeten als kaasfondu. En dat zal ons volgende project worden, mits we nog een kaasje aan kunnen komen. Ik verheug me er al op.

De kazen komen in twee formaten, wij hadden het kleine. We betaalden een goede vijf euro, maar het was “reclamekaas”. Normaal zul je zeven euro kwijt zijn.

© paul

Puree van Pastinaak…

2 feb. 2011

puree van pastinaak met aardappel en runderstoofvlees

Zoveel is zeker: ik maak vanavond weer puree van pastinaak. Net als vorige week, en net als de week daarvoor.

Het is en blijft een prima wintergroente, hoewel sommige liefhebbers vinden dat je hem juist in het najaar moet eten. En de groente wordt steeds vaker aangeboden. Schreef ik een jaar of vijf geleden nog dat je op de markt of in bij de bio-groenteboer moest zijn, vandaagdedag ligt-ie al gewoon bij mijn eigen super…

Toch blijft het een tamelijke onbekende. En dat terwijl er een tijd was, nog niet zo heel lang geleden, dat de aardappel nog niet bestond in onze contreien, en eenieder voor zijn winterkost deels afhankelijk was van deze wortelknollen.

Wij gebruiken de pastinaak voornamelijk om er puree van te maken, als begeleiding van vlees en groente. Maar je kunt er veel meer mee doen, met die pastinaak. Grosso modo kun je stellen dat je hem kunt gebruiken zoals je rapen gebruikt, of winterwortel, of knolselder. Houd er wel rekenig mee dat hij zoet smaakt.

Wij gebruiken hem dus voornamelijk om puree van te maken. Bij twee delen pastinaak komt één deel aardappel. De binding van de puree is dan beter en de smaak ook. De pastinaak is iets eerder gaar dan de aardappel. Voeg de pastinaak dan ook wat later toe aan de kokende aardappelen en het komt helemaal goed (gaartijd aardappelen 15 à 20 minuten, gaartijd pastinaak 10 à 15 minuten) .Aardappelen en pastinaak moeten wel helemaal gaar zijn. Druk de groenten door de knijper en klop ze luchtig om met wat boter of olijfolie. De smaak kun je verfijnen door verse peterselie mee te mengen, fijngehakte knoflook, een snuifje peper, nootmuskaat, room, of wat je zo verder verzint…

Wij aten er vorige week gestoofd Angusrundvlees en boontjes bij. En een degelijke slok Bourgogne.

Klik even door om meer te lezen over pastinaak.

© paul

Appeltaart van Bakker Holtkamp…

25 jan. 2011

appeltaart, Holtkamp

Een appeltaartje is snel gemaakt, terwijl het volk hier aan de keukentafel gezellig doorkletst. Meestal blijft het bezoek tot de taart klaar is en snijden we het lekkers meteen aan. Dit keer niet! Jammer voor de Keizer van Monera, die moet de volgende dag maar terugkomen. Deze taart moet een dagje staan, dan wordt hij nog lekkerder. Het is een recept van bakker Holtkamp maar vreemd genoeg staat dit recept niet in het boek. Het was misschien logischer geweest om dan een ander appeltaartrecept uit het boek te proberen maar ik had mijn zinnen gezet op deze appeltaart met abrikozenconfiture. Volgende week maak ik wel weer een andere Holtkamp creatie. Het boek biedt inspiratie genoeg!

Voor een springvorm van 24 cm doorsnee

  • 1/2 citroen, schoonboenen en de helft raspen, dan uitpersen en 1 eetlepel sap gebruiken
  • 125 gram boter (natuurlijk liefst biologische roomboter)
  • 125 gram witte basterdsuiker
  • 250 gram zelfrijzend bakmeel
  • 1 1/2 kilo friszure appels, ik gebruikte Elstar, geschild en in plakjes gesneden
  • 75 gram blanke rozijnen
  • 10 gram krenten
  • wat gemalen kaneel
  • 1 el custard
  • 10 eetlepels abrikozenjam
  • 150 gram amandelspijs
  • 1 eidooier

Wrijf de boter met de suiker en de citroenrasp tot een egale massa. Voeg 1 eetlepel water toe, kneed tot het water helemaal opgenomen is en meng het bakmeel erdoor. Voeg dan nog een eetlepel water toe en laat het deeg dan een paar uur, afgedekt, rusten in de koelkast.

Doe de appelschijfjes, rozijnen, krenten, de custard, de kaneel en vier eetlepels van de abrikozenjam in een grote kom en schep alles goed door elkaar. Bakker Holtkamp noemt dit de ‘Appelsmort’.

appeltaart 004

Verwarm de oven tot 200 graden en laat het deeg weer op kamertemperatuur komen. Rol het uit tot een dunne lap genoeg om de bodem en de randen van de vorm te bedekken.

Kneed de amandelspijs met de eidooier en rol het mengsel uit op een met bloem bestoven werkvlak tot het groot genoeg is om de deegbodem te bedekken. Leg de spijs op de deegbodem en druk goed aan. Schep het appelmengsel erop en verdeel hierop de overgebleven appelschijfjes, druk alles goed aan.

Bak de taart 50 minuten op 200 graden, verhoog de temperatuur tot 220 en bak nog 10 minuten.

Laat de taart afkoelen en bestrijk de bovenkant met de resterende 6 eetlepels abrikozenjam dat je met het citroensap even verwarmd hebt. Bestrooi de taart met poedersuiker.

© ellen.

It’s all over now, Paul…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het was mijn aller, aller eerste singeltje ooit: “It’s all over now”. Afgelopen week werd ik er abrupt en nogal confronterend aan herinnerd. De titel van de songtekst stond boven de rouwadvertentie van Paul T., en ook het rouwprentje kreeg de titel als motto mee. Op het omslag van het rouwprentje was niet de notoire foto van de overledene te zien, maar een obscene rode tong en dikke lippen, handelsmerk van de Rolling Stones sinds 1970. Het was duidelijk, en het was goed zo…

Vanmiddag namen we afscheid van Paul. Het was een waardig, liefdevol en hartverwarmend afscheid. Het was er druk… Het ging er over familie, over rooie politiek, over “Gimmert Zeuve” en over de Stones. Het ging over humòr met de klemtoon op de O en over bier. Heel veel bier… Het ging kortom over de Mens en mensen.

Iedereen had wel een anekdote paraat, ik ook…

Het is alweer en eeuwigheid geleden, we woonden nog in het andere huis en van enig Ministerie was nog lang geen sprake. Ik zag Paul in die tijd nagenoeg dagelijks. Kwestie van dezelfde etablissementen frequenteren. Hij had het dus best gewoon kunnen vragen, maar dat deed hij niet. Hij stond geheel onverwacht op de stoep van ons huis. Met een fazant. En of Ellen die zo-en-zo wilde bereiden, Paul had een kookboek met het gewenste recept onder zijn andere arm. En de bedoeling was dat we het beest samen zouden eten… En aldus geschiedde. Het kookboek mochten we houden, we hebben het nog.

Ach Paul, voor jou was het allang duidelijk. “Its all over now!”, meer zit er niet in. Ik ben geneigd je te geloven, maar ik heb toch wat twijfels. Misschien moet het wel zijn: “In Another Land”…

Groet, Ellen en Paul.

Het Zwartbier van Brouwerij Bernard…

22 jan. 2011

bier uit Tjechië

Het Boheemse stadje Humpolec ligt een stukje ten zuid-oosten van Praag. Sinds de zestiende eeuw is er een brouwerij gevestigd. Door mij onbekende omstandigheden ging de zaak aan het eind van de vorige eeuw op de fles, ze werd per opbod verkocht aan de meestbiedende. De gelukkige kopers waren drie vennoten, waarvan Stanislav Bernard kennelijk de belangrijkste was. Althans naar hem werden bier en brouwerij genoemd. Wat ze er vooral maken is het beroemde Tsjechische pilsner, gebrouwen uit Moravische gerst en Boheemse hop. En ze doen het goed, want intussen is het bier bekend en geliefd bij heel het kritische bierdrinkerspubkliek in Tsjechië. En denk erom, Tsjechen zijn veeleisend waar het over hun nationale drank gaat!

Allemaal bieren van de lage gisting maken ze. Niet alleen pilsners, maar ook amber- en zwartbier. En een serie alcoholvrije fruitbieren.

Terwijl op ons Ministerie kerst werd gevierd verbleven Jan en Ans in Tsjechië. En toen ze Oudjaarsdag terug kwamen van die reis brachten ze naar goede gewoonte eet- en drinkwaar mee. Om ons te plezieren. Vriend Jan had bier gekocht van die brouwerij Bernard. Hij had er de dagen daarvoor al duchtig van gesnoept en was onder de indruk van de kwaliteit. Exportpilsner en Zwartbier (Dark Lager). Op Nieuwjaarsdag dronken we het Zwartbier. Het leek ons een gepaste dag voor een kleine proeverij.

Het bier oogt prachtig in het glas. De kleur is niet pikzwart, eerder diep rood-bruin, de vettige schuimkraag crème. De geur van een licht chocolade- en koffiearoma, geroosterde malt en rozijntjes snuif je op. De smaak wordt bepaald door de fijne hop, een weelderig bitter.Verder proef je cacao en vette geroosterde malt. De afdronk is redelijk lang, met tonen van zwarte chocolade en het bitter van de fijne hop. En ondanks de vettige volheid en het bombardement van smaken blijft het een heerlijk fris bier. Het alcoholpercentage is ruim vijf procent. Ik was meer dan onder de indruk…

Het Zwartbier zit in beugelflessen van 50 centiliter en heeft normaal gesproken een traditioneel letteretiket. Hoe die koppen van Sinterklaas en Zwarte Piet op de flessen zijn gekomen is me een raadsel. (In de Sinterklaasfles zat overigens een Pilsnerbier.) Je vindt deze etiketten niet terug op de aantrekkelijke en goed verzorgde web-site van de brouwerij. Het afgebeelde gezicht gebruiken ze echter vaker, steeds grafisch aangepast aan de inhoud van de fles. Ook gebruiken ze het gezicht in reclamecampagnes. Misschien is het de facie van Stanislav Bernard?

Het Pilsner dronken we ook, ik herinner me dat het me smaakte. Ik heb er echter geen proefnotities van gemaakt. Ik was teveel onder de indruk van het Zwartbier. (En later op de dag iets te beschonken…)

© paul

En soms gaat alles verkeerd…, maar gelukkig hebben we nu “De Banketbakker” van Cees Holtkamp!

appeltaart, Holtkamp
U zit al dagenlang te wachten…U wilt nieuwe recepten en lezen over lief en vooral leed…? Tjah, het zat er gewoon even niet in! Soms gaat alles mis; “Ah Shit”, zou Meneer Wat Eet Ons schrijven!

Voor de liefhebbers van het Kleine leed onder de mensen; mijn computer ID op mijn werk was niet helemaal in orde en zoals je met menselijke problemen naar een arts gaat, ging ik naar de computerdokter, onze helpdesk. Daar wist iemand het probleem wel even op te lossen. Hij wiste in één klik al mijn instellingen en vervolgens, aahhh shit, ben ik vier dagen bezig geweest met het herstellen van… Lieve lezer, dit soort ongein maakte dat ik werkelijk geen computer meer kon zien, laat staan een aardig stukje schrijven voor dit web-log. Vandaag kan ik, met dank aan collega Elma, eindelijk weer normaal te werken. Mijn haat/liefde verhouding met de computer is weer enigszins hersteld en ik ga proberen een inhaalslag te maken op dit web-log, want gekookt, gegeten en gedronken hebben we natuurlijk wel in die tussentijd…

Zo experimenteerden we met, ja zeker, het moloculair garen van een biefstuk. Het resultaat was wel aardig, maar… nou ja, misschien schrijf ik er nog wel eens over…

Ik kocht deze dagen ook het boek “De Banketbakker”, van Cees Holtkamp. Wat een prachtig boek! Wat een aanwinst voor proevend en bakkend Nederland en Vlaanderen…

“Sinds de jaren vijftig is er geen Nederlands Banketbakkersboek meer verschenen: een lacune”, aldus Jonah Freud, die de redactie voerde van dit mooie boek. Nico Dijkshoorn schreef een ontroerende inleiding en vriend/patissier Jef Damme schreef in het voorwoord: “Cees, Je bent een ‘grote meneer’. Ik ben fier je vriend te mogen zijn. Moge je boek een aanzet zijn voor velen om het geluk te smaken en de voldoening te beleven die jij en wij- je vakbroeders-aan ons beroep hebben beleefd. Van harte Jef Damme Patissier”.

Ikzelf maakte twee jaar geleden kennis met één van de recepten van Bakker Holtkamp in een Allerhande, daarin stond het recept van één van zijn beroemde appeltaarten.. Een succes hier in huis inmiddels deze appeltaart, een mooi recept en niet al te moeilijk recept. Daarna las ik in het weekblad Vrij Nederland een artikel over de “trouwe lezers” van Vrij Nederland, waarin onder andere Bakker Holtkamp aan het woord kwam. Ik las het verhaal van Cees Holtkamp en begon nieuwsgierig te worden naar deze bijzondere bakker. Toen ik zag dat er een boek verschenen was met de recepten van Cees Holtkamp, heb ik het meteen besteld. Over deze bakker wilde ik méér weten en lezen!

En wat een genot, zo’n mooi boek, zulke goeie tips, recepten; Ik vind dit boek echt een aanrader voor iedereen die van bakken en banket houdt!

Cees Holktkamp heeft samen met Jonah Freud zijn recepten bekeken, gescreend, getest en vertaald naar de “gewone” keuken. Hij testte zijn recepten in zijn eigen keuken, met een gewone simpele oven, in zijn woning boven de Bakkerij-winkel. De recepten zijn dus zo geschreven dat ze ook thuis uit te voeren zijn. Simpel dus, maar tegelijkertijd wordt de lezer ingewijd in de ‘geheimen’ van het echte banketbakkersvak. Bakker Holtkamp schroomt niet om recepten te geven voor een mokkataart, waar je eerst banketbakkersroom voor moet maken, die je dan weer verwerkt in botercrème, die je dan weer nodig hebt bij de bereiding van mokkacrème… Niet flauw dus, zelf zo’n mokkataart maken! Maar het is allemaal te doen met de tips en trucks van deze bakker. En gelukkig staan er ook heel eenvoudige recepten voor basisdeeg, geleien, crèmes en een uitgebreid hoofdstuk over gereedschap in de keuken. Moeilijk om even een recensie te schrijven over zo’n mooi, eenvoudig en toch allesomvattend boek voor ieder die graag bakt…

Ik kan dit boek van harte aanbevelen! De echte warme bakker!

De Banketbakker; Van tarte tatin tot garnalenkroket. Cees Holtkamp en Jonah Freud. 2010 Uitgeverij De Kookboekhandel. ISBN 97890805688457. € 35,00.

 

© ellen.

Parelhoen met gekarameliseerde witlof…

20 jan. 2011

Parelhoen met gekaramelliseerde witlof

“Over het parelhoen moet nodig eens geschreven worden, het is een bijzonder beestje.” zei ik in het voorjaar van 2008 op dit log. Het is nog steeds niet gebeurd. Ik beloof beterschap. Binnenkort…

Vanavond aten we parelhoenbouten. En dat is voortreffelijk vlees, want parelhoenders lopen veel en hebben dien ten gevolge ontwikkelde beenspieren. Ook de parelhoenders uit de intensieve gevogeltehouderij. (Want wanneer je die beesten niet de kans geeft om te lopen worden ze gek en maken elkaar af.) Beter is het om te kiezen voor vlees met een Label Rouge of ander eco-keurmerk. De vogels hebben veel meer ruimte in hun hokken en er is strenge controle op wat ze te eten krijgen. Bovendien worden ze pas op aanmerkelijk latere leeftijd geslacht. Gezonder en diervriendelijker.

Het recept is geschreven voor 2 personen, maar met een beetje fantasie tover je het om naar de hoeveelheid die voor jou wenselijk is.

  • 2 parelhoenbouten,
  • boter,
  • flinke scheut bouillon,
  • flinke scheut witte wijn,
  • klein scheutje citroensap,
  • vers gemalen peper en zout,
  • 3 gekeusde jeneverbessen.

Strooi peper en zout op de bouten en bak ze in de boter aan weerszijden mooi bruin, alles bij elkaar een goede vijf minuten. Leg ze in een ovenschaal en zet die in een op 140 graden voorverwarmde oven. Nagenoeg alle braadboter in je pan mag weg. Bij het beetje boter dat nog in de pan zit gaat de bouillon, de witte wijn, het citroensap en de gekneusde jeneverbessen. Roer met een pollepel de aanbaksels van de bodem en laat het vocht even doorkoken. Het vocht gaat nu bij de bouten en de oven wordt op 180 graden gezet. De bouten mogen nu een goede drie kwartier stoven. Dek de ovenschaal af met aluminiumfolie om te voorkomen dat de bouten te hard gaan en het vocht te snel verdampt. Na 25 minuten mag het folie eraf. Leg wanneer de gaartijd verstreken is bouten op verwarmde borden. Indien de saus te dun is laat je hem even inkoken. Zeef de saus en schep die over de bouten.

We aten er gebakken aardappeltjes bij en gekarameliseerde witlof bij. Een glas witte wijn had niet misstaan, maar er stond nog rode Bordeaux open. En die deed het er ook prima bij.

© paul

Soep, soep, soep…

19 jan. 2011

linzensoep met chorizoworstjes

En maandag was Janneke Vreugdenhil dan opeens terug in de krant. In de NRC Next wel te verstaan. Na maandenlange afwezigheid wegens ziekte. Voorlopig schrijft ze alleen op maandag, maar mettertijd zal dat wel weer vijf dagen in de week worden. (Jammer dat gastschrijfster Klary Koopmans het veld moest ruimen, wij lazen haar met veel genoegen. Maar geen nood, haar web-log kunnen we gewoon blijven bezoeken.)

Janneke Vreugedenhil pakte meteen uit met een onderwerp dat me na aan het hart ligt. Soep! En precies zoals ze betoogde vind ook ik dat soep een levensbehoefte is van de bovenste plank. En ook ik heb altijd een pannetje bouillon op voorraad om op elk gepast moment een basis te hebben voor mijn soep. Mijn voorkeur gaat uit naar kippenbouillon, maar runds-, vis- of groentebouillon mag ook.

Mijn eenvoudige basisrecept beschreef ik al eens. Tegenwoordig gebruik ik wat meer knoflook (soms wel een hele bol). Ook gebruik ik steeds vaker een pepertje in de basis. De bouillon wordt daar wat minder neutraal van. Ellen vindt dat eigenlijk niet correct, maar zij is gelukkig niet zo soepig, zodat ik mooi mijn gang blijf gaan. Ellen gebruikt mijn bouillon voornamelijk als suplement bij haar koken. En de vrienden en vriendinnen die regelmatig meeprofiteren van mijn soepdrift vinden het allemaal best. Ik heb namelijk nogal eens teveel en deel dan met liefde en plezier uit.

Laten we nu voor het gemak even uitgaan van kippenbouillon. Heb je goede bouillon, dan heb je bijna goede soep. Je hoeft eigenlijk nog maar heel weinig te doen om een maaltje te bereiden. En het kan alle kanten op. Gemengde groenten erbij en je hebt groentensoep. Alleen broccoli maakt broccolisoep. Bonen, worst en tomaten geven ministrone. Het kan oosters, het kan westers… Enfin, eindeloos, maar dan ook echt eindeloos zijn de mogelijkheden. En hoe fijn je soep wordt bepaal je door toevoeging van de smaakmakers die je voorhanden hebt. Het is een kwestie van zoveel bouillon in een pannetje doen als je nodig hebt. Smaakmakers erbij en rustig laten sudderen tot de ingrediënten gaar zijn en de smaken zich hebben verbonden.

De soep van de foto werd gemaakt met snel garende linzen, een paar aardappelen, chorizoworstjes en verse peterselie. De soep was vlug klaar, maar het restant smaakte de volgende dag nog beter.

© paul