Ik zag het portret in een museum in Luxemburg, Villa Vauban. Ik raakte volslagen uit het lood, iets wat me slechts een enkele keer gebeurt bij het aanschouwen van beeldende kunst. Normaal gesproken gaat het anders: de rommel en rotzooi mag ik snel vergeten (en dat betekent véél vergeten!); aan de échte kunst denk ik met dankbaarheid terug.
Het keramiek van Shoji Hamada, de late schilderijen van David Hockney , bijna het hele oeuvre van Fernand Léger, dat geweldig veelluik van Grünewald in de Elzas, de onvolprezen beeldverhalen van Jaques Tardi, de boertigheid van Brueghel en de waanzin van Bosch, en ook nog eens Joseph Beuys. De zelfportretten van Rembrandt en van Van Gogh (niet op een lijn met elkaar, maar toch…). Ik heb ze lief, nou en of, en ik kan deze serie tot vervelens toe uitbreiden.
Toch moet ik zelden janken (huilen, schreien, krijten, snikken ) bij de confrontatie met een kunstwerk. Ik kan het ondergaan met diepe emotie, het stemt me serieus of blij, ik word er week van… Janken, huilen, schreien, krijten en snikken horen niet in het rijtje thuis.
Slechts een heel enkele keer gebeurt dat. Zoals toen ik in Wenen in het Kunsthistorisches Museum stond en naar een van de laatste zelfportretten van Rembrandt staarde. Alsof ik in een spiegel keek. Of die keer dat ik een paar schilderijen van Anselm Kiefer tegen het lijf liep. Volkomen gevloerd was ik. Misschien was het een samenloop van omstandigheden, misschien was ik op dat moment extra gevoelig? Enfin…
En ook toen ik oog in oog stond met het portret van de Man met de Blauwe Kaproen overviel me het gedoe. Verbazing, verwondering, ontroering, herkenning, vervreemding. En emotionele ontlading ( janken, huilen, schreien, krijten, snikken, maar wel zachtjes…). Een afdoende verklaring heb ik er niet voor, écht niet…
Maar aangezien jij nu toch zit te lezen en ik iets van mijn adoratie wil overbrengen… Kijk nou eens hoe actueel dat portret is. Vijfhonderd jaar is het oud, en het zou vandaag geschilderd kunnen zijn. Het is de man die je in de trein tegenkomt, of in het koffiehuis. De exacte confrontatie zit niet meer in je hoofd, maar het moet toch vrij onlangs geweest zijn dat je hem ontmoette.
Die afwezige, wat hautaine blik stemt je enigszins bezorgd, uiteindelijk lijkt de man in het geheel niet in jou geïnteresseerd. Die lippen, nét niet minachtend, die maken het er niet beter op. Die gast is met iets heel anders bezig, lijkt het wel. Het interesseert hem geen fluit of jij naar zijn portret staat te staren, hem houden heel andere zaken bezig.
En dan die hippe, nonchalante stoppelbaard. Ach je kent hem wel, als je maar even de kans krijgt om na te denken herinner je je zo zijn naam.
Jan van Eyck tekent voor het werk. De schilder die geboren werd tegen de huidige Nederlandse grens, daar in het Vlaamse stadje Maaseik. De uitvinder van de olieverf (maar dat blijkt ook al niet waar te zijn…). We schrijven het Jaar des Heeren 1430. Wie de afgebeelde man is, of was, het blijft een raadsel. Er zijn kunsthistorici die het houden op een zelfportret van Van Eyck, ik geloof daar niks van. Kijk naar die mond, kijk naar die neus…
Het schilderij behoort tot de gerenommeerde collectie van het Brukenthal Nationaal Museum, Sibiu, Roemenië, opgebouwd rond de kunstverzameling van Samuel von Brukenthal, die rond 1790 gouverneur was in dat deel van Oost-Europa (Transilvanië), onderdeel of provincie van het Oostenrijks Keizerrijk. De Gouverneur had een goed oog voor Vlaamse en Zuid-Nederlandse kunst, met name voor die uit de late middeleeuwen, de renaissance en de vroege barok, hij verzamelde dan ook met verve. Voor de tegenwoordige leiding van het museum loont het om de topstukken te verhuren aan musea in West-Europa en de Verenigde Staten. Iedereen wil ze hebben, iedereen wil ze zien; het levert geld op en het helpt het Brukenthalmuseum in die uithoek van Europa om de vaste collectie te conserveren en te presenteren naar moderne maatstaven.
Intussen heeft iedereen die geïnteresseerd was (of vond dat hij of zij d’r-lui-facie daar moest vertonen) de tentoonstelling van Jheronimus Bosch bezocht. Tellen we er Marleen, Ellen, Anna, Maartje, Walter, Vriend Jan, de Jongste Bediende en mezelf vanaf, dan blijken evengoed buiten ons intussen nog 41.992 bezoekers hebben staan hijgen bij de hoogtepunten van die Oude Bossenaar. Het was eenieder gegund, jullie hebt iets bijzonders meegemaakt…
Wat je mogelijk niet hebt meegekregen is dat de Man met de Blauwe Kaproen zijn opwachting gaat maken in Den Bosch, en wel op korte termijn. Hij komt ergens te hangen op een muur waar tot voor een enkel moment terug nog Helletaferelen van Jheronimus Bosch werden vertoond.
De tentoonstelling waarin dit portret een prominent rol speelt loopt van 18 juni tot 9 oktober. Zet het in je agenda, plan een datum of wandel gewoon binnen op de bonnefooi; reserveren zal niet nodig zijn. Maar je moet het wel gezien hebben: omwille van Jan van Eyck, omwille van mij, omwille van het Noord-Brabants Museum, omwille van het feit dat je deze kans nooit meer krijgt, maar vooral toch omwille van die hautaine hipster met dat blauwe petje…
[Het schilderij(tje) is overigens niet groter dan een A4tje (valt tegen, hè). En een Kaproen is een middeleeuws petje (hoed, hoofddeksel), niet te verwarren met een Kapoen, hetwelk staat voor een ontmande vogel uit de familie der hoenderachtigen. Maar dat wist je al…]
© paul