Zaterdag aan de keukentafel besprak ik met Het Kind de potten van Tony Laverick. Ik kende de man niet, ik had nog nooit werk van hem gezien, en ook voor Het Kind was die gast een volkomen onbekende. Maar daar zijn dan de zegeningen van de digitale snelweg. Je ontdekt een piepkleine afbeelding van iets en met een beetje gericht surfen wordt je vervolgens binnengeleid in een volstrekt nieuw en uniek universum. Zo ging het dus ook met dat werk van Laverick.
Ik kwam bij zijn potten en potjes terecht via de website van de Keramiekbiënnale van Swalmen (L). Zonder eenieder die beurzen of markten organiseert in het keramiekwereldje tegen de hersens te willen kloppen of de schenen blauw te trappen meen ik te mogen stellen dat die manifestatie (biënnale = om de twee jaar) veruit de belangrijkste beurs van en voor pottenbakkers is in ons Kikkerland. En dit weekend vond dat evenement weer plaats, voor de 15e keer. Gelukkig werd Ellen erop attent gemaakt door collega Constant, ik vergeet altijd belangrijke data en omstandigheden, ik zou het zomaar weer gemist kunnen hebben…
Nou schuilt er altijd een gevaar in mooie spullen bekijken via het internet, ik word er namelijk hebberig van. Ik zou willen dat ik me een beetje beter kon beheersen, maar dat is niet zo. Gelukkig zucht ik doorgaans een keer diep, knipper nog eens met mijn ogen en ga dan over tot de orde van de dag. Zo ook deze zaterdag. Samen met het Kind kwam ik al snel tot de conclusie dat we heel bijzondere zaken bekeken, maar dat het uiteindelijk toch een soort ver-van-ons-bed-show was. Grote Kunst, maar tamelijk onbereikbaar.
Het liet me echter dit keer niet los. Toen dan ‘s avonds Ellen thuiskwam kon ik het niet laten om ook haar deelgenoot te maken van mijn bewondering voor de potten van Laverick. Ellen kan doorgaans wat meer afstand bewaren dan ik, maar ook zij was zichtbaar aangedaan. Daar komt nog bij dat we wat keramiek aangaat min of meer dezelfde smaak hebben. Voorzichtig en met het nodige voorbehoud tastten we elkanders mening af. Zou er een mogelijkheid zijn om iets van die Laverick te verwerven, een klein potje misschien, dat zou toch wel betaalbaar zijn. Enfin, we zouden wel zien. De markt in Swalmen bood so-wie-so het neusje van de zalm, ruim honderd beroepskeramisten vanuit heel Europa. We zouden er beslist iets tegenkomen van onze gading en beurs.
Bij het betreden van het festivalterrein, op die Pinksterzondag, daar in Swalmen, stond het keramiek van Laverick al niet meer zo prominent in mijn geheugen geprent. Ik had de deelnemerslijst bekeken, sommige keramisten kende ik, of dan toch hun werk. Maar of het nou het Toeval was of de Voorzienigheid, de kraam van Tony Laverick stond geposteerd schuin tegenover de ingang van de beurs. We liepen er als het ware direct tegenaan. En daar stonden dan die potten van hem te twinkelen in het waterig zonlicht. Zo mooi, zo overtuigend, zo aantrekkelijk, zo bijzonder…
Enfin… We zagen daarna nog onwaarschijnlijk mooie dingen op die beurs, maar het kon niet tippen aan die potten van Tony Laverick. In de kantinetent, onder het genot van uitstekende Limburgse vlaai en een afschuwelijke hamburger, bespraken we nog snel wat onze mogelijkheden waren, maar in feite was de keuze allang gemaakt…
Zwart porselein (het bestaat écht), daar is-ie van gemaakt. Twee keer gebakken werd die pot, de laatste keer bij maar liefst bij 1260 graden (dat moet met porselein). En daarna werd in achtereenvolgens een stuk of vijf branden het glazuur aangebracht (opglazuur heet dat). Iedere keer weer moest die pot de oven in, omdat de combinatie van glazuren het in ‘t uiteindelijk resultaat prima met elkaar doet, maar ze eerst allemaal een andere temperatuur vereisen om zich vast te branden op elkaar en op de pot. Laverick gebruikt metaalachtige lusterglazuren, engobe-achtige glazuren en as- en slibglazuren op, over en naaste elkaar. Het resultaat is een veelvoud aan kleuren en textuur. Combinaties zoals ze in zijn werk voorkomen heb ik nog nooit gezien (en ik heb véél keramiek gezien).
En bedenk lezer, elke keer dat die pot de oven ingaat kan het fout gaan. Je brandt bijvoorbeeld een glazuur bij, laten we zeggen 750 graden, want je weet dat je dan het resultaat krijgt dat je zocht. Bij 754 graden echter slaat het glazuur om in een substantie die het tegendeel is van wat je wilde. En dat verschil van 4 graden is bij zo’n hoge temperatuur moeilijk te bewaken. Geloof me, je zit meteen een paar graden te hoog, zelfs in een digitaal aangestuurde oven kan het goed fout gaan. Herstel is daarna niet mogelijk, je pot is rijp voor de slopersmoker. Er rest je niks anders dan het object te vernietigen…
Hoe dan ook… Die pot van ons (en van Tony Laverick natuurlijk) is van een zeldzame schoonheid. Het gebruik van verschillende glazuren en de invloed die ze op elkaar hebben is uniek. Ellen nam de foto uit de kop van dit artikel op de keramiekmarkt en ze beschouwt het niet meer als een kiekje, slechts geschikt om even vast te leggen wat interessant was om te onthouden. Het geeft een tamelijk eenzijdig beeld van de rijkdom van de pot. In en aan het object zitten nog heel andere kleuren: blauw engobe, rood luster, goudluster onder grijs slibglazuur, zilverluster onder lichtblauw.
De pot is 23 centimeter hoog en ongeveer even breed. Hij is gedraaid op een schijf en hij heeft een fragiel, maar onwaarschijnlijk charmant voetje. De spanning van de pot (dat is hoe de rondingen verlopen) is perfect.
Ik nam een voorschot op een deel van mijn vakantiegeld om de aankoop te financieren. Het is misschien wel het beste wat ik het afgelopen jaar heb gedaan…
© paul