De Tiendschuur in Tegelen (L)…

Folklorebord...
Dinsdag is Museumdag in dit huishouden, dat komt nou eenmaal het best uit. De dinsdag is de dag dat we allebei doorgaans vrij zijn van arbeidsverplichtingen en ander ongemak, zodat we af kunnen reizen naar welk oord dan ook in een straal van pakweg tweehonderd kilometer van onze woonst. Ik neem op de koop toe dat de dinsdag dan ook weer de dag is dat al die Grijze Duiven afreizen naar al die musea in de verre omstreken. En dat ze er allemaal behagen in scheppen om mij voor de voeten te lopen. Ze storen mij…

(Ellen tekent bij mijn gemopper aan dat ik nog steeds, wanneer ik in de spiegel kijk, die Adonus zie van vijftien lentes oud, terwijl de werkelijkheid een mannetje toont dat vijftig jaren meer op z’n teller heeft staan en aardig getekend is door het leven, de stress en notoir drankmisbruik. Ik een grijze duif, hoe komt ze erbij?…) Enfin, die dinsdag dus… Het moest er weer eens van komen.

De dag was grijs en grauw, november op z’n best. En Ellen zat met haar rug tegen de verwarming, gehuld in een wollen kleed en met dikke Noorse sokken aan haar voeten, zich te verkneukelen bij haar lectuur, een krimi die ze geleend had van het Kind. Ellen ging de deur niet meer uit, zoveel was duidelijk. Terwijl ik toch écht een culturele uitstap had gepland. En aangezien ik ook graag een klankbord had bij elk museumbezoek nodigde ik dan Vriend Jan mee en samen reisden we af naar het zuiden.

Nou heb ik je al vaker verteld over mijn voorliefde voor kleine musea. Niet is het zo dat die musea ooit kunnen tippen aan het overweldigend rijke aanbod van het Rijks, het Stedelijk, het Van Abbe en zo verder enzovoorts. Maar dat is ook niet wat ik zoek in die kleine musea. Het gaat me daar om de kleine meesters en om de menselijke maat; en de rust die ze me brengen. De Tiendschuur in Tegelen is zo’n museum…

Tegelen, onder de rook van Venlo, was (is) van oudsher een pottenbakkerscentrum. Wanneer je heel kort door de bocht redeneert zou je kunnen zeggen dat ze daar in Tegelen de westelijke grens vertegenwoordigen van de Duitse Westerwaldkeramiekcultuur (héél kort door de bocht dan toch…). De ateliers en werkplaatsen leverden Keuls aardewerk; zoutgeglazuurde potten voor zuurkoolproductie, steengoed voor het inmaken van slachtvlees, voor de opslag van azijn, voor het dagelijks gebruik als eet- en drinkgerei. En ook werd er aan volkskunst gedaan. Volkse herdenkingsborden, sierpotten en een overdaad aan religieuze parafernalia, alles van heel katholieke signatuur. In museum de Tiendschuur toont men een kleine, maar bijzonder charmante doorsnee van die juweeltjes uit vroeger dagen. Daarvoor alleen al zou er eens een kijkje moeten nemen.Tentoonstelling Dutch Design...

Naast het vertoon van eigen historie lopen er altijd wisseltentoonstellingen in het museum. Doorgaans tonen die exposities hedendaags werk, op een of andere manier thematisch samengebracht. De tentoonstelling die nu actueel is heet Dutch Design en laat een aantal aspecten van het modern Nederlands kunstkeramiek zien, al dan niet industrieel uitgevoerd. Op de website van het museum vind je er een aardig inleidend artikel over. Klik hier…

De kommen en borden hierboven zijn van Hella Jongerius. Strak gegoten en scherp geglazuurd in een oogverblindend rood. Al sinds het begin van de vorige eeuw waren wij Lagelanders goed in strak en zakelijk porcelijn. En Hella Jongerius laat keer op keer in haar werk zien hoe dat moet. Alleen voegde ze in dit geval een wezensvreemd element toe: prachtig geschilderde bloemdecoraties in het kenmerkend blauw van de zeventiende en achttiende eeuw. De combinatie levert een vervreemdend, maar o zo spannend nieuw beeld op. Dutch design dus….

Enfin, ik vertel je dit verhaal om dat ik vind dat musea als Keramiekcentrum de Tiendschuur het verdienen nu en dan wat extra aandacht te ontvangen. Ik help er graag aan mee.

Het museum is onder gebracht in een van de bijgebouwen van Kasteel Holtmühle, dat stamt uit de 17e eeuw. De tuinen rondom het kasteel zijn een lust voor het oog. Je kunt in het museum met je museumjaarkaart terecht en ze schenken er een gratis kop koffie. En het volk is er zuiders vriendelijk…

© paul

 

Bibracte…

Dakpan met pootafdruk...
Iedereen maakt het wel mee: er wordt een nieuw vloertje gesmeerd en nog voordat de cement droog is loopt er een argeloze wandelaar overheen. En de oude deur had zojuist een vers kleurtje gekregen en zat nu weer strak in de lak. In plaats van de klink te gebruiken grijpt de eerste de beste bezoeker direct naar het hout. Enfin, voorbeelden te over van dit soort ellende, en echt niet alleen uit het huidig tijdsgewricht.

Ergens in de oudheid lag de nog ongebakken dakpan te drogen. Het zal niet de bedoeling zijn geweest dat de hond zich ophield bij de tegeloven, of in ieder geval toch niet bij de kwetsbare, nog zachte pannen, maar het gebeurde toch. En de hond liet daarbij een onuitwisbaar spoor na. Of de pottenbakker blij was met de actie valt niet meer te achterhalen, maar uiteindelijk liet hij het er maar bij. Weggooien was ook zonde…

We bezochten vandaag het Museum van Bibracte, boven op de Mont Beuvray, in het zuiden van de Morvan in Bourgogne. Het museum vertelt het verhaal van de Gallische stad Bibracte die daar twee duizend jaar geleden lag, van het leven in die tijd en van de archeologische opgravingen die er sinds een eeuw gedaan worden over een oppervlak van 200 hectare.

En daar hing die dakpan in een vitrine. Er waren overigens ook tegels met pootafdrukken van kleinere honden. En ook eentje met de nalatenschap van een poes.

Het museum is nieuw, licht en aantrekkelijk. Het toont haar schatten op een moderne manier en er zijn gesproken teksten te leen, ook in het Nederlands. Ook kinderen zullen zich er prima vermaken.

© paul

 

Onze pot (en die van Tony Laverick natuurlijk!)…

Onze pot... Zaterdag aan de keukentafel besprak ik met Het Kind de potten van Tony Laverick. Ik kende de man niet, ik had nog nooit werk van hem gezien, en ook voor Het Kind was die gast een volkomen onbekende. Maar daar zijn dan de zegeningen van de digitale snelweg. Je ontdekt een piepkleine afbeelding van iets en met een beetje gericht surfen wordt je vervolgens binnengeleid in een volstrekt nieuw en uniek universum. Zo ging het dus ook met dat werk van Laverick.

Ik kwam bij zijn potten en potjes terecht via de website van de Keramiekbiënnale van Swalmen (L). Zonder eenieder die beurzen of markten organiseert in het keramiekwereldje tegen de hersens te willen kloppen of de schenen blauw te trappen meen ik te mogen stellen dat die manifestatie (biënnale = om de twee jaar) veruit de belangrijkste beurs van en voor pottenbakkers is in ons Kikkerland. En dit weekend vond dat evenement weer plaats, voor de 15e keer. Gelukkig werd Ellen erop attent gemaakt door collega Constant, ik vergeet altijd belangrijke data en omstandigheden, ik zou het zomaar weer gemist kunnen hebben…

Nou schuilt er altijd een gevaar in mooie spullen bekijken via het internet, ik word er namelijk hebberig van. Ik zou willen dat ik me een beetje beter kon beheersen, maar dat is niet zo. Gelukkig zucht ik doorgaans een keer diep, knipper nog eens met mijn ogen en ga dan over tot de orde van de dag. Zo ook deze zaterdag. Samen met het Kind kwam ik al snel tot de conclusie dat we heel bijzondere zaken bekeken, maar dat het uiteindelijk toch een soort ver-van-ons-bed-show was. Grote Kunst, maar tamelijk onbereikbaar.

Het liet me echter dit keer niet los. Toen dan ‘s avonds Ellen thuiskwam kon ik het niet laten om ook haar deelgenoot te maken van mijn bewondering voor de potten van Laverick. Ellen kan doorgaans wat meer afstand bewaren dan ik, maar ook zij was zichtbaar aangedaan. Daar komt nog bij dat we wat keramiek aangaat min of meer dezelfde smaak hebben. Voorzichtig en met het nodige voorbehoud tastten we elkanders mening af. Zou er een mogelijkheid zijn om iets van die Laverick te verwerven, een klein potje misschien, dat zou toch wel betaalbaar zijn. Enfin, we zouden wel zien. De markt in Swalmen bood so-wie-so het neusje van de zalm, ruim honderd beroepskeramisten vanuit heel Europa. We zouden er beslist iets tegenkomen van onze gading en beurs.

Bij het betreden van het festivalterrein, op die Pinksterzondag, daar in Swalmen, stond het keramiek van Laverick al niet meer zo prominent in mijn geheugen geprent. Ik had de deelnemerslijst bekeken, sommige keramisten kende ik, of dan toch hun werk. Maar of het nou het Toeval was of de Voorzienigheid, de kraam van Tony Laverick stond geposteerd schuin tegenover de ingang van de beurs. We liepen er als het ware direct tegenaan. En daar stonden dan die potten van hem te twinkelen in het waterig zonlicht. Zo mooi, zo overtuigend, zo aantrekkelijk, zo bijzonder…

Enfin… We zagen daarna nog onwaarschijnlijk mooie dingen op die beurs, maar het kon niet tippen aan die potten van Tony Laverick. In de kantinetent, onder het genot van uitstekende Limburgse vlaai en een afschuwelijke hamburger, bespraken we nog snel wat onze mogelijkheden waren, maar in feite was de keuze allang gemaakt…

Zwart porselein (het bestaat écht), daar is-ie van gemaakt. Twee keer gebakken werd die pot, de laatste keer bij maar liefst bij 1260 graden (dat moet met porselein). En daarna werd in achtereenvolgens een stuk of vijf branden het glazuur aangebracht (opglazuur heet dat). Iedere keer weer moest die pot de oven in, omdat de combinatie van glazuren het in ‘t uiteindelijk resultaat prima met elkaar doet, maar ze eerst allemaal een andere temperatuur vereisen om zich vast te branden op elkaar en op de pot. Laverick gebruikt metaalachtige lusterglazuren, engobe-achtige glazuren en as- en slibglazuren op, over en naaste elkaar. Het resultaat is een veelvoud aan kleuren en textuur. Combinaties zoals ze in zijn werk voorkomen heb ik nog nooit gezien (en ik heb véél keramiek gezien).

En bedenk lezer, elke keer dat die pot de oven ingaat kan het fout gaan. Je brandt bijvoorbeeld een glazuur bij, laten we zeggen 750 graden, want je weet dat je dan het resultaat krijgt dat je zocht. Bij 754 graden echter slaat het glazuur om in een substantie die het tegendeel is van wat je wilde. En dat verschil van 4 graden is bij zo’n hoge temperatuur moeilijk te bewaken. Geloof me, je zit meteen een paar graden te hoog, zelfs in een digitaal aangestuurde oven kan het goed fout gaan. Herstel is daarna niet mogelijk, je pot is rijp voor de slopersmoker. Er rest je niks anders dan het object te vernietigen…

Hoe dan ook… Die pot van ons (en van Tony Laverick natuurlijk) is van een zeldzame schoonheid. Het gebruik van verschillende glazuren en de invloed die ze op elkaar hebben is uniek. Ellen nam de foto uit de kop van dit artikel op de keramiekmarkt en ze beschouwt het niet meer als een kiekje, slechts geschikt om even vast te leggen wat interessant was om te onthouden. Het geeft een tamelijk eenzijdig beeld van de rijkdom van de pot. In en aan het object zitten nog heel andere kleuren: blauw engobe, rood luster, goudluster onder grijs slibglazuur, zilverluster onder lichtblauw.

De pot is 23 centimeter hoog en ongeveer even breed. Hij is gedraaid op een schijf en hij heeft een fragiel, maar onwaarschijnlijk charmant voetje. De spanning van de pot (dat is hoe de rondingen verlopen) is perfect.

Ik nam een voorschot op een deel van mijn vakantiegeld om de aankoop te financieren. Het is misschien wel het beste wat ik het afgelopen jaar heb gedaan…

© paul