Van verse laurier en een warme winter…

laurier overwinterd in de badkamer

Hand- en spandiensten, daar ben ik goed in. Terwijl Ellen de supervisie houdt over de bereiding van de maaltijden, hak, snijd en schil ik ten dienste van… Ik ruim op en was af, ik proef eens wat en geef mijn mening. Nagenoeg elke kooksessie word ik de tuin in gestuurd met een keukenschaartje om de keuken te voorzien van verse tijm, rozemarijn of peterselie, overdag, maar ook in volslagen duisternis, ijs en weder dienende

Uit voorzorg plaatsten we onze laurier, zoals elk jaar, al geruime tijd geleden op een veilige, vorstvrije plek. Roept Ellen om laurierblad, hoef ik dus niet naar buiten, ik duik nu de badkamer in. Dat is de plaats waar de stuik overwintert, daar pluk ik wat ik nodig heb.

Het kost me elke keer meer moeite om die pot-en-plant in de late herfst naar binnen te sjouwen. De plant groeit en ik wordt ouder… Het lijkt er dit jaar op dat het überhaupt een zinloze exercitie was, gezien de temperaturen. Eergisteren, dinsdag de zevende januari werd er in onze contreien een goede veertien graden boven nul gemeten, in januari! Het bleek een record, de warmste dag sinds aanvang van de metingen in de Bilt.

Ons éne dagblad belooft al dagen weersverslechtering, het andere houdt zich wijselijk op de vlakte. Als die winter niet heel snel komt dan hoeft het voor mij niet meer. Voor je het weet is het Carnaval, en dat feest mag ik graag een beetje droog en bij redelijke temperatuur vieren…

© paul

P.s.: voordat we weer die hele verwarring krijgen op deze site: ja, laurierblad kun je ook vers gebruiken. Er is niks giftigs aan, niks ongezonds ook. De smaak is een beetje anders. Of je laurier vers gebruikt of in gedroogde vorm is een kwestie van voorkeur, een kwestie van smaak.

Eindelijk weer gerookte knoflook…

gerookte knoflook

We vinden het heel spijtig, maar onze “oude” leverancier van gerookte knoflook is al geruime tijd uit de running. We betrokken er jarenlang onze knoflook. Knoflook van prima kwaliteit, geconserveerd door middel van een rookproces, dus langer houdbaar. Tot in het voorjaar bleef-ie goed.

Sinds het verdwijnen van onze leverancier moeten we het doen met spullen van aanmerkelijk minder kwaliteit. En tegen het voorjaar is de kans op muffe knof niet denkbeeldig.

Wie schetste onze verbazing toen Bert aan de voordeur stond met een streng gerookte knoflook. Hoewel, helemaal verwonderlijk was het niet. Bert kenden we al vanaf zijn wieg en door de jaren heen was er altijd wel contact. Hij wist van onze voorkeur voor gerookte knoflook.

Sinds jaar en dag voert Bert een hoveniersbedrijf, samen met collega Peer. Het bedrijf floreert, daar niet van: werk zat. Maar er zijn ook rustiger tijden voor een hovenier en als goed ondernemer zochten de maten naar mogelijkheden om die beter te benutten. Intussen is dan een proefproject opgezet met gerookte knoflook. Een initiatief waar het Ministerie oprecht blij van wordt. We zullen dan ook doen wat in ons vermogen ligt om er een succes van te maken.

Voorlopig is het allemaal nog wat kleinschalig. Een web-winkel moet nog verder ontwikkeld worden. Maar er zijn al wel zaken te doen met de Knoflookhoveniers. Het assortiment is klein, maar een en ander is al wel beschikbaar.

De knoflook komt uit het Noord-Westen van Frankrijk, uit de streken waar van oudsher traditioneel wordt gerookt. Het importeren is eigen werk.

  • Een streng zoals op de foto bevat twaalf middelgrote bollen, met forse tenen. De prijs is € 16,95.
  • Een streng met 20 iets kleinere bollen kost € 18,95.
  • Dan zijn er nog strengen met vijfenveertig bollen, de prijs daarvan moet ik nog opvragen.

Bestellen kan voorlopig via email: info@vanderveenbuitenprojecten.nl

Woon je in de buurt van ons dorp dan kun je de gerookte knoflook zelf afhalen, of hij wordt op afspraak aan huis afgeleverd. Bestellingen kunnen ook per post worden bezorgd. De gangbare portokosten zijn € 7,-

We gaan je op de hoogte houden lezer. Zoals gezegd is er ons veel aan gelegen dat die onderneming slaagt.

© paul

 

 

 

Peterselie in de Bourgonge

vakantie zomer 2013 Asquins

Ik heb mijn gerede twijfels bij authenticiteit.  Altijd wanneer het erom gaat dat het “live” is, écht zoals het leven,  begin ik innerlijk te protesteren. En ik kan het niet nalaten om de vrienden en vriendinnen die verrukt smullen van  Boer Zoekt Vrouw op de vingers te tikken over hun enthousiasme. “Het is niet écht, het is televisie…”

Ook Ellens plezier, dat van Het Kind of dat van Marleen, in die zogenaamde echtheid van dingen mag ik met stugheid en vol overtuiging onderuit halen. En dat is niet netjes lezer, dat is frikkerig en flauw. Ik weet het, maar ik heb er geen verweer tegen. Ik moet dat doen om mezelf te beschermen tegen onechtheid, anders raak ikzelf het pad kwijt. (Ten koste van het plezier van anderen, dat dan weer wel…)

Ik troost me met de gedachte dat het overgrote deel van onze lezers (ook bovengenoemden) het evenwel vaak met me eens is. Het merendeel wat je als authentiek krijgt voorgeschoteld is pure “fake”. Of het nu is in de film, in het theater, in de krant. Altijd heeft er wel iemand hard aan gewerkt om de waarheid naar zijn hand te zetten. En de televisie spant de kroon! Spontaan en authentiek? A-me-hoela

Kookprogramma’s kunnen er ook wat van. De bedoeling is goed, maar niks is écht echt. En het resultaat van al de inspanningen wordt door jongens en meisjes met verfkwast, belichtingsets en handige montage opgeleukt tot wat je ziet (food design heet dat).

Waar je ook beducht voor moet zijn is de gastronomisch- toeristische informatie waar deze of gene regio in binnen- of buitenland je mee opzadelt. Authentieke kazen, brood van Grootmoeder, échte worstjes zoals toen. Een eerlijke schotel van zeevruchten, jam zoals men die al eeuwen maakte. Enfin, je kent het… Ga je zoeken dan vind je vaak slechts de slappe aftreksels van wat waarschijnlijk ooit was.

Nou heeft de Bourgogne wél een hoop aan authentieks te bieden, ik geef het grif toe. Die wijnen, dat vlees, die kazen… Maar over dat gedoe met die peterselie had ik toch altijd mijn twijfels. Natuurlijk krijg je in restaurants een overvloed van het groen. Bij de slakken, in de hamgelei, in soepen en bij salades. Bij de varkenspoten en in de Boeuf  Bourgignon.  Gekookt, gestoomd, gefrituurd of vers. Maar dat is bij de Hogere Gastronomie, dacht ik. Zou het volk thuis ook zo uitgesproken zijn over die vermeende specialiteit van de Bourgogne? Gebruiken ze het écht of zijn ze het vergeten, of heeft het nooit bestaan in hun volkskeuken?

We wandelden door Asquins. Een sluimerend dorpje in het noorden van de Morvan.  Een paar honderd inwoners telt het. Bakker en slager hadden er geen bestaansrecht meer, maar ze hebben een bibliotheek, een goede kroeg en een restaurant. In de kroeg koop je ’s ochtends je brood.

Nagenoeg elk huis heeft er wel een groentetuin. Het notoire staat te pronken. Wat kool, wat sla. Een bessenstruik, een fruitboom, soms een notelaar. Uien, prei en wortelen. Opvallend weinig boontjes, maar overal stokrozen. En overal een brede richel peterselie, soms plat, soms gekruld. Het was dus toch waar, Bourgondiërs gebruiken een overdaad aan peterselie, ook thuis…

En als ze dan geen tuintje hadden dan losten ze dat op door van een stukje van hun oprit het plaveisel weg te bikken. Plaats voor peterselie moest er kennelijk zijn.

© Paul

Pindang tulang met nasi goreng

pindang tulang met nasie goreng
Onze vrienden Bram en Marja maken op dit moment een rondreis door Indonesië. Niet zomaar een vakantiereisje zal het worden maar een echte (her-) ontdekking van het land. Bram is geboren op de Molukken en op jonge leeftijd met zijn ouders naar Nederland geëmigreerd. Na de toen gebruikelijke opvangtijd in een aantal ‘kampen’ in Nederland belandde de familie in Helmond. Later, nadat hij zijn Marja, een echte ‘Blanda’, ontmoette, gingen ze samen in Marja geboorteplaats Gemert wonen.
Het is de eerste keer dat Bram terugkeert naar zijn geboorteland. Best spannend allemaal. Ze zullen onder andere bij familieleden van Bram logeren op de Kai- of Kei-eilanden en op Celebes. Marja heeft van haar Molukse schoonmoeder koken geleerd (wij schreven al eerder over de heerlijke gerechten die Marja op tafel tovert). Voor Marja is deze reis een uitdaging om haar kennis van de Indonesische keuken aan te vullen en uit te breiden. Wij zijn heel benieuwd naar hun avonturen en vooral met wat voor mooie recepten Marja thuis zal komen. Marja en Bram zijn voor vrienden te volgen op Facebook.

Tja, wat dat met ons eten te maken heeft? Niet zoveel. Mijn kennis van juist de Indonesische keuken is niet bijzonder groot. Ik maak weleens wat nasi of een keertje saté ofzo, maar veel verder gaat mijn kennis niet. Ik besloot dus onlangs maar eens een fatsoenlijk kookboek aan te schaffen: “De complete Indonesische keuken”, van Lonny Gerungen. Met mijn gedachten bij Bram en Marja in dat verre land besloot ik  een gerecht uit het boek van Lonny te maken. De  ingrediënten kun je kopen bij een Toko. Als je in onze buurt woont kun je ook op de Helmondse zaterdagmarkt terecht bij de kraam van Don Mario.

Ik maakte Nasi Goreng met flink wat trassie en verder koos ik een rundvleesgerecht uit Sumatra; Pindang tulang. Ik paste het gerecht een beetje aan (kan ik niet laten) dus het is iets anders dan Lonny beschrijft. Het smaakte ons ondanks de aanpassingen prima!

  • 1 kilo runderrib, in blokjes
  • water
  • 2 sjalotjes
  • 4 teentjes knoflook
  • 5 gedroogde lomboks
  • 1 stukje djahé van ongeveer 3 cm
  • 1 stukje kunyit van ongeveer 3 cm
  • 1 stukje laos ook 3 cm
  • 2 tomaten
  • 3 bosuitjes
  • 1 serehstengel
  • 3 eetlepels plantaardige olie
  • 5 blaadjes salam
  • 2 eetlepels ketjap manis

Breng het water aan de kook en laat het vlees hierin in ongeveer 2 uur gaarkoken. Pel de sjalotjes en de knoflook en snijd ze fijn. Snijd de lomboks doormidden en snijd ze dan in dunne reepjes. Snijd de geschilde djahé, kunyit en laos in reepjes en de tomaten in kleine partjes. Knip het bovenste deel van de sereh en leg een knoop in de stengel. Snijd de bosuitjes in stukjes. Verhit de olie en fruit hierin de sjalotjes en de knoflook. Doe er de kunyit, djahé, laos en sereh bij en roerbak een paar minuten. Voeg het vlees toe en wat van het kookvocht. Doe er de lomboks, tomaten, bosuitjes, de salamblaadjes en ketjap bij, voeg zout naar smaak toe en laat alles nog 3 minuten doorsudderen.

Met dank aan Lonny.

© ellen.

 

 

Daslook…

 daslook

 Op zaterdag ging ik even langs bij Flora. Ik trof haar zittend tussen de kruidenbedden, bezig zaailingen te verspenen. Flora beheert al lange tijd een heemtuin. Honderden verschillende soorten inheemse eetbare planten kweekt ze. Parate kennis heeft ze over een goede zeshonderd soorten, allemaal van hier, allemaal eetbaar. Ik ken in Nederland niemand met zo’n expertise. De tuin van Flora heet De Wilde Bertram. Flora doet in zaden, planten en kennisoverdracht.

Ik was daar die zaterdag omdat ik nog een plaatsje in onze eigen tuin over had. Ik wilde er Scharlei planten, die uit de kluiten gewassen saliesoort. Flora had wat mooie stekken staan, de koop was zo gesloten. En nu ik er toch was kreeg ik en passant een potje zaailingen kado van de Hertshoornweegbree. Of ik ze goed wilde verzorgen, en of Ellen er over een week of vier mogelijk mee zou willen koken. Flora was heel benieuwd wat het op zou gaan leveren.

En waarom was ik dit jaar niet op tijd daslook komen halen? Nu was het eigenlijk te laat, de kracht was al een beetje uit de planten. Maar enfin, besloot Flora, Ik zal nog wat voor je uitsteken. Alles van de plant is eetbaar. Bloem, stengel, knolletje én blad. Het blad is het lekkerst, maar het dient het beste gegeten te worden voordat de bloemen uitkomen. Want daarna gaat de plant alle energie stoppen in de bloem en verliest het blad fors aan smaak.

Het mocht dan zo zijn dat de plantjes over hun hoogtepunt waren, ik was toch blij dat ik ze mee had genomen. Je kunt daslook op allerlei manieren verwerken in de keuken. In soepen, sauzen en salades. Gekookt, gestoomd of gebakken. De plant rauw verwerken is evenwel het beste. Bij verhitting verdwijnt namelijk nogal wat van de delicate smaak. Ellen maakte er die avond een salade van. En daar was niks mis mee…

Alle plantendelen hebben een lookachtige smaak, net milde of verse knoflook. De stengels zijn licht bitter. Je vindt daslook in Nederland en Vlaanderen, hoewel mondjesmaat. Bij onze Oosterburen komt hij veel vaker voor en staat de plant al sinds mensenheugnis hoog aangeschreven. Bärlauch heet-ie daar. En zoals dat gaat bij populaire zaken zwerven er talloze andere benamingen door de diverse Bundesländer: Hexenzwiebel, Waldherre, wilder Knoblauch,Zigeunerlauch en zo kun je nog wel even doorgaan. Tegenwoordig koop je daslook in Duitsland steeds vaker als tuinplant. Maar je kunt hem ook volop in het wild plukken. Wel opletten. Er zijn wat andere soorten waarmee je daslook zou kunnen verwisselen zoals herfsttijloos, gevlekte aronskelk en lelietjes der dalen. Soorten die beslist niet op je bord thuis horen. Ondanks alles vallen er ieder jaar weer slachtoffers in Duitsland ten gevolge van onkundig plukken en verzamelen.

© paul

Risotto met brandnetels ofwel Risotto alle ortiche

risotto met brandnetels
Ik schreef gisteren al over dat verschrikkelijke zevenblad dat onze tuin in bezit dreigt te nemen. Sommige mensen eten het, ik heb het een keer geprobeerd maar vond het niet echt lekker. Wat wél lekker is zijn brandnetels en dan verwerkt in een superrijke risotto. We eten het altijd wel een keer in het voorjaar. Vaak in Luxemburg omdat de brandnetels daar precies rond onze deur groeien.
Het is nu ook de goede tijd voor mooie jonge brandnetels. Pluk de jonge exemplaren in je eigen tuin of op een stuk grond waar geen honden gepoept hebben. Doe wel handschoenen aan, of als je die niet in de buurt hebt, een plastic zakje om je hand. Pluk alleen de blaadjes, de steeltjes zijn wat taai. Ik plukte vanmiddag mijn brandnetels in de tuin van De Jongste Bediende, die heeft er genoeg. Ik gebruik het recept van Giorgio Locatelli uit zijn boek “Made in Italy”. De hoeveelheid is volgens Locatelli voor vier personen, ik vind dat nogal veel, zelfs als je de risotto als hoofdmaaltijd zou serveren. Zeker voor ons tweeën was het veel teveel, maar wij vinden de restverwerking zo lekker dat ik maar bij voorbaat een flinke hoeveelheid maak. Van het restant maak ik dan de volgende dag gefrituurde rijsballetjes.

risotto met brandnetels

Voor vier personen;
400 gram risottorijst, Locatelli raadt aan om vialone-nano rijst te gebruiken
2 handenvol jonge brandnetelblaadjes (bewaar een paar blaadjes voor de garnering)
2 1/2 liter bouillon
50 gram boter
1 kleine ui, heel fijngesneden
1 glas droge witte wijn
zout en peper

75 gram koude boter in kleine blokjes gesneden
100 gram geraspte Parmezaanse kaas

Blancheer de brandnetels een paar seconden in ruim kokend water met wat zout. Giet ze af en pureer ze in de foodprocessor.
Breng de bouillon aan de kook en zet die naast de risottopan. Houd de temperatuur van de boullon tegen de kook aan.

Smelt de boter in een pan met een dikke bodem. Fruit hierin de ui zachtjes glazig.
Doe de rijst erbij en roer goed tot alle korrels met boter bedekt zijn. Als alle korreltjes heet zijn kun je de wijn toevoegen. Laat de wijn verdampen tot de ui en rijst droog zijn.

Voeg nu bouillon toe, telkens een á twee soeplepels per keer. Roer voortdurend over de bodem van de pan. Als de bouillon is opgenomen voeg je weer nieuwe toe.
Ga op deze manier 15 tot 20 minuten door. Doe na 10 minuten de brandnetelpuree erbij. en blijf roeren tot de rijst gaar is. De korrels moeten van buiten gaar zijn en van binnen nog wat ‘beet’ hebben.

Draai het vuur uit en laat de risotto een minuut rusten. Meng dan de koude boter en de kaas door de risotto. Breng verder op smaak met wat peper en zout.

Frituur voor de garnering een paar blaadjes brandnetel in een laagje olie.

kopje espresso toe!

© ellen.

Biber Salcasi…

slakken

Harissa betrekken we al jaren van onze Turkse slager in Helmond. We zijn grootverbruiker en bovendien nemen we met regelmaat af voor vrienden en kennissen. Voor de duidelijkheid, het betreft een Noord-Afrikaanse peperpasta, samengesteld uit rode pepers, knoflook, koriander, karwijzaad en zout. Een enkele keer maken we hem zelf, maar er is niks mis met de pasta die onze slager verkoopt. Het merk heet Le Phare du Cap Bon en het komt uit Tunesië. De saus zit verpakt in een tube en bevat 90 gram. De prijs is nog geen euro.

Onze slager zag al dat gedoe met die Noord-Afrikaanse saus al met al toch wat met lede ogen aan. En onlangs liet hij ons dan ook weten dat de Turkse keuken een uitstekend alternatief te bieden heeft. Ach, enig chauvinisme is hem niet vreemd.

Het betreft een pasta die de naam draagt Biber Salcasi, soms Kirmizi Biber Salcasi. Het wordt gemaakt van rode paprika’s of rode pepers. Er gaat zout bij, plantaardige olie en wat voedingszuur en dat is het dan.

We kochten aanvankelijk één potje en probeerden het uit. Geweldig spul… Het geeft smaak, eventueel scherpte, het geeft binding zoals ook tomatenpuree dat doet. De toepassingen zijn legio. Intussen zijn we er aardig aan verslingerd.

Het merk van onze biber heet Öncü, maar er zullen talloze andere producenten zijn. Ik ken ze niet. Onze pot bevat 370 gram en kost € 2,20.

Biber Salcasi kent twee verschijningsvormen. Staat er op het potje vermeld dat het Aci Biber Salcasi is dan heb je te maken met de scherpe vorm, gemaakt van rode pepers. De milde vorm heet Tatli Biber Salcasi en daarin worden zoete paprika’s verwerkt.

De Biber is geen vervanger voor de Harissa. Daarvoor verschillen de sausen te veel van elkaar. Maar alle twee zijn ze multi inzetbaar. Gisteren gebruikte ik de scherpe variant van de Biber in een Hongaarse Pörkölt. Maar je hoeft niet persé exotisch te koken om Harissa of Biber te gebruiken. Met een beetje fantasie pep je de meest simpele Hollandse kost op. Stooflapjes, boerenkool, aardappelpuree, snert, enzoverder-enzovoort. Enfin, bedenk maar. Neem in ieder geval de moeite om zo’n potje aan te schaffen (of anders een tube Harissa). Je doet er jezelf een groot plezier mee, reken maar van Yes!

© paul

Zwarte Hoevekip in dragonroomsaus

kip in dragon roomsaus
Toen we met Pasen in Luxemburg waren heb ik op de markt in Arlon een aantal kruidenplantjes gekocht waaronder twee dragon planten. Alle planten zijn aangeslagen, het was daar net zo’n pestweer als hier, maar prima voor de plantjes. De dragon staat er prachtig bij, beter dan hier thuis. Zal wel aan de grondsoort liggen.

Ik gebruikte flink wat van de dragon voor de saus bij deze kippenpoten. Een hele kip was voor ons tweetjes even teveel, dus kocht ik kippenpoten van de Zwarte Hoevekip. Dat is zo fijn aan die grote supermarché’s, je kunt er niet alleen hele kippen in allerlei soorten kopen, maar ook ‘losse’ onderdelen. De Zwarte Hoevekip (Frankrijk) is een scharrelkip (Label rouge) met mooi stevig vlees. Langzaam stoven was een goede bereiding voor deze kip.

  • Voor twee personen
  • 2 kippenpoten van onbesproken gedrag
  • 4 teentjes verse knoflook
  • 1 sjalot, fijngesneden
  • wat boter
  • een scheutje droge witte wijn (ik gebruikte een Pinot blanc Grand Premier Cru, Coteaux de Remerschen. Een prima wijn, daarover later meer)
  • een lepeltje bloem
  • een klein bekertje room
  • 2 eetlepels verse dragon, fijngehakt
  • peper en zout
Wrijf de kip in met peper en zout en wentel ze door de bloem. Bak ze in de boter rondom bruin. Voeg sjalot en knoflook toe en bak die even mee. Blus af met de witte wijn en voeg de room toe. Laat de kip zo zachtjes garen in ongeveer een uur. Voeg er dan de dragon bij en laat nog even meestoven. Wij aten er nieuwe aardappeltjes bij en verse doperwtjes.
Kopje espresso toe.
© ellen.

Maitrank, jaargang 2012…

Na een enerverende tocht door een groot deel Luxemburg, een stukje Frankrijk en een restje België belandden we uiteindelijk in het café van Madame Betty in Arlon. Op deze Eerste Mei dronken we er Maitrank. Dat moet zo zijn, dat is traditie. En Madame Betty maakt-um zelf.  The best ever…

De dag daarop kaartten we nog wat na over onze trip. We zouden best weer eens zelf Maitrank kunnen maken. We hadden eigenlijk alles gewoon in huis. Behalve dan Lieve-vrouwenbed-stro (Waldmeister). Maar geen nood, ik wist het kruid te staan. Ik had het gezien tijdens een boswandeling met Hond Max. We strikten onze loopschoenen en togen op pad. Het werd een forse wandeling. Aangekomen op het gewraakte bosperceel bleek het Stro toch wat tegen te vallen. Een beetje lullige plantjes waren het. We verzamelden wat, maar het ging niet van harte. Enfin, we hielden er dan toch een mooie wandeling aan over.

Terug thuis liep ik nog even met de Hond. Aan de achterkant van de camping, daar waar het bos begint, zag ik tot mijn verrassing Lieve-vrouwenbed-stro. Niet een beetje, maar een hele plantage. Mooie exemplaren, groot genoeg, sappig en nog nét niet in bloei. Tsja, het kan verkeren…

  • 20 takjes Lieve-vrouwenbed-stro,
  • 1 liter Rivaner,
  • 1 borrel armagnac,
  • 2 eetlepels suiker,
  • 1 sinaasappel,
  • 1 pijpje kaneel.
Snijdt de sinaasappel in schijven. Doe vervolgens alle ingrediënten in een pot en sluit die af. Zet de pot weg op een koele donkere plaats. Over twee dagen zal de drank op smaak zijn. Zeef dan de Maitrank, koel hem en dien hem op met een schijf sinaasappel.
Je gaat er nog van horen…

Gepekelde poussins met tijm-citroenboter

poussins
Het was me het dagje wel vandaag! Er was hier in ons Brabantse dorpje zóveel te doen dat ik eigenlijk niet kon kiezen waar ik heen zou gaan; De Weidegang op het Aarles Broek, de giga vlooienmarkt op de atletiekbaan, de Historische optocht met aansluitend de opening van het seizoen in het Boerenbondsmuseum of de huldeging van ons Gemerts Elftal dat alweer kampioen geworden is… Nouja, daarover later meer…

Komt nog bij dat Paul ziek is, echt ziek. Hij verblijft al twee dagen zo tussen het bed en de badkamer en eet niets dan een droog stukje brood. Een kwalijke buikgriep met alle narigheid van dien.

Gisterenochtend ging het nog allemaal wel met de patient en bedachten we dat we vandaag eens een klein kippetje zouden eten; Poussins naar het recept van Iwan Driessen, chef-kok en Pieter Smits, eigenaar van Rôtisserie Rijsel in Amsterdam. Zij schreven voor de Delicious van de maand april een aantal mooie recepten voor kippetjes met “de smaak van vroeger”. Ik had nog twee poussins in de diepvries liggen dus dat kwam helemaal goed uit. Kippetjes laten ontdooien en daarna in de pekel.

  • Pekel
  • 100 gram fijne suiker
  • 150 gram grof zeezout
  • 15 takjes tijm
  • 6 blaadjes laurier
  • 2 poussins
  • 2 eetlepels boter op kamertemperatuur
  • rasp van 1 (Bio) citroen
  • bakpapier of een spuitzak

Roer het zout en de suiker door 1 liter water. Voeg vijf takjes van de tijm toe en de blaadjes laurier. Giet dit mengsel in een passende schaal en laat de poussins daarin 24 uur pekelen. Verwarm de oven voor op 180 graden. Haal de poussins uit de pekel en droog ze. Neem een theelepel en wring met de bolle kant van de lepel onder de huid vanaf de nek, naar de borst van de kippetjes. Maak zo voorzichtig het vel los. Ris de blaadjes van de takjes tijm. Hak de takjes fijn en rasp de cirtoen. Verwarm de helft van de boter en voeg daar de tijmtakjes bij en de citroenrasp. De boter mag niet bruinen, heel langzaam verwarmen dus. Laat dit mengsel 10 minuten trekken. Hak intussen de blaadjes tijm heel fijn en meng die door de rest van de boter. Giet dan de gesmolten boter door een zeef. Voeg die bij de tijmboter en roer tot je een zalvige creme hebt. Vouw van bakpapier een spuitzakje en spuit de boterccreme onder de losgemaakte huid van de kippetjes.

poussins

Verdeel de botercreme door de huid nog wat te masseren. Snijd twee partjes van de citroen (waar je de rasp van geschaafd hebt) en stop die in de buikholte van de kippetjes. Zet de kippetjes in de voorverwarmde oven (hetelucht, of rijg ze aan een spit) en gril ze gaar in ongeveer 35 minuten. Bedruip regelmatig met het braadvocht. De chef-kok van Rijsel geeft er geroerbakte spitskool bij, ik hield het vandaag op wat aardappeltjes uit de oven met doperwtjes en voor Paul volstond een beetje droge witte rijst…

Wat nu die pekel precies doet werd me uit het verhaal niet helemaal duidelijk. Misschien zijn er lezers die daar een antwoord op hebben? Lekker waren de poussins in ieder geval wél!

© ellen.