Portugese bloedworsten: Morcella en Moira (Mouro)…

Portugese worsten...

Zoals Nederland in de tweede helft van de vorige eeuw actief Marokkanen en Turken ronselde om ze als arbeidskracht in te zetten bij het ontwikkelen van onze welvaart, zo importeerde men in Luxemburg op grote schaal Italianen en later Portugezen.

De Italianen kwamen als eersten, kort na de Tweede Wereldoorlog, en zijn intussen al weer sinds enkele generaties volledig opgenomen in de Luxemburgse samenleving. De Portugezen zijn er iets minder lang, maar ook binnen die groep lijkt men de weg in de Luxemburgse gemeenschap te hebben gevonden. Intussen beloopt het aandeel van de Portugezen onder Luxemburgse inwoners ongeveer 23 %, bijna een kwart van de totale bevolking dus. Het kan niet anders of zo’n grote etnische groep drukt een stempel op een samenleving. En hoewel er alweer een paar generaties kinderen rondlopen die in Luxemburg zijn geboren en getogen, blijft de Portugese achtergrond van ouders en grootouders ook een bindende factor.

Gebruiken van het Oude Moederland raken langzaamaan verweven met Luxemburgse tradities. Je ziet dat terug bij de jaarlijkse 1 mei viering, bij christelijke feestdagen en bij nationale festiviteiten. En hoewel Portugezen van ouds her ingezet werden in de ambachtelijke beroepen, vind je dezer dagen menig ex-zuiderling terug in het Luxemburgs bankwezen. In de wijnbouw vullen Portugezen de Luxemburgse Muselvinser aan. En combineerde het Luxemburgse Restaurantwezen altijd al het beste van de Duitse, Franse en Belgische keuken, sinds een aantal decennia putten ze ook graag uit de Italiaanse en Portugese culinaire tradities.

Portugese restaurants vind je volop in Luxemburg, zo ook levensmiddelenwinkels. Er bestaan sterrenrestaurants en er zijn formica-eetpaleizen. Eenvoudige supermarktjes kun je er vinden, maar ook uitgelezen traiteurs. Enfin, zoekt en gij zult vinden...

Ook het traditionele Luxemburgse Grutterdom bedient de Portugees op zijn wenken (wat dacht je, een kwart van de bevolking…). Dus voeren de Cactussupermarkten (zo Luxemburgs als maar zijn kan) een prima assortiment van Portugese zaken; gedroogde gezouten vis, sardines in olie, visballetjes, kazen, gerookt paprikapoeder, inktvissen in hun eigen inkt, geroosterde zuiglammetjes, boter en oliën, wijnen en spiritualiën, om van al de zoetigheid nog maar te zwijgen…

Worsten vind je er ook te kust en te keur. Je ziet er de gerookte worstjes uit Alentejo en de chorizo-achtige soorten, die in Portugal Chourico heten. Je vindt er verse worsten en gedroogde. En soms, als je geluk hebt de Salpicao, het luxepaard onder de saucijzen.

Ik kijk meestal uit naar die bloedworstjes. Morcela heten ze, en soms noemt men ze Moira. Het verschil tussen die twee is me niet duidelijk. Je hebt ze als gedroogde worst, maar ook komen ze voor met een zachtre farce. De inhoud bestaat uit mager varkensvlees, buikspek, brood en kruiderij. En natuurlijk varkensbloed. De smaak is mild, een tikje zoet. Het typisch zurige van veel andere Portugese worsten ontbreekt.

Je kunt de worstjes zo eten, maar doorgaans worden ze verwerkt. Men eet ze gebakken met ei of omelet, of meegestoofd in bonenschotels, ook wel getrokken in de soep. Of gegrild op een speciaal worstgrilletje dat gestookt wordt met vruchtenalcohol.  Verwerkt zijn de worstjes op z’n best.

Met een beetje mazzel vind je een ambachtelijk exemplaar, die zijn het lekkerst. Maar ook onder de fabrieksworstjes komen heel smakelijke specimen voor. Portugese worstjes kun je makkelijk bestellen via internet, maar je kunt net zo goed even naar Luxemburg reizen, daar liggen ze in elke winkel. Zoekt en gij zult vinden…

© paul

Mosselen met kruidige botersaus…

primeur mosselen
De Volkskeuken is de dagelijkse kookrubriek van de Volkskrant. Een team van eetschrijvers is verantwoordelijk voor de inhoud, elke dag van de week wordt verzorgd door een ander. De opzet is doorgaans dezelfde. Soms een verhaaltje dat raakvlakken heeft met de culinaire actualiteit, soms iets anekdotisch, soms zakelijke informatie. Maar uiteindelijk wordt er altijd naar de inhoud van het recept van de dag toegeschreven. En dat kan werkelijk alles zijn.

Meestal laat ik er mijn blik snel overheen glijden, soms lees ik de artikeltjes aandachtig. En een enkele keer kook ik zo’n recept na. (De recepten zijn overigens eigenlijk altijd goed te doen, en soms ronduit verrassend van inhoud.)

Marcus Huibers had het gisteren in de Volkskeuken over de vermeende mosselcrisis ten gevolge van het gifstofje TTX dat werd aangetroffen in onze eigen Oosterscheldemosselen. Het goede nieuws was evenwel dat we ons geen zorgen hoeven te maken over kwaliteit, dat hetgeen wat wordt aangevoerd vanuit Zeeland volstrekt veilig is. En vervolgens beschreef hij een mosselgerecht zoals hij het at bij Lobster Roll, Amagansett, USA. Aangezien wij hard toe waren aan onze eerste mosselen van het seizoen besloot ik zijn recept na te koken. Ik hield me nagenoeg helemaal aan de richtlijnen van Marcus Huibers. Het recept levert een hoofdgerecht op voor twee personen.

  • 150 gram (gezouten) roomboter,
  • 3 tenen knoflook,
  • 10 gram verse kruiden (tijm, salie, bieslook, marjolein),
  • olijfolie,
  • 2 witte uien,
  • 2 kilo mosselen,
  • 300 milliliter droge witte wijn,
  • 30 gram platte peterselie,
  • peper en zout uit de molen.

Smelt de boter in een pan met dikke bodem. Laat de boter niet te heet worden en aankleuren. Schep de witte schuimachtige vervuiling die komt bovendrijven ervan af, net zolang tot er puur heldere vloeistof overblijft (geklaarde boter). Doe vervolgens de gesnipperde knoflook en de gehakte verse kruiden bij de boter. Houdt de saus warm.

Verhit in de mosselpan de olijfolie en fruit hierin de in halve ringen gesneden witte uien. Spoel de mosselen en kijk ze na. Drapeer de mosselen op het bed van uien en voeg de witte wijn toe. Strooi de peterselie erover en rijkelijk peper uit de molen en eventueel een snuifje zout. Kook de mosselen op een hoog vuur tot de schelpen zich hebben geopend (dat gaat snel, dus let op!). Schud de inhoud van de pan tijdens het koken een keer of schep de mosselen met een schuimspaan om.

Wanneer de mosselen gaar zijn schep je ze met een schuimspaan uit de pan in een mooie schaal en dient direct op. Dip de mosselen in de kruidenboter. Een stukje brood erbij is voldoende. En natuurlijk een goed glas witte wijn…

  • Opmerkingen:
  • Marcus Huibers suggereert als alternatief voor de witte wijn een sherry. Het lijkt me de moeite waard om te proberen, er wordt de laatste jaren so-wie-so veel te weinig met sherry gekookt (uit de mode!..).
  • Volgens Ellen zal een flinke scheut Noilly Prat de feestvreugde voor jou en voor de mosselen aanmerkelijk verhogen. Ook dat moet maar eens geprobeerd worden (Noilly Prat is ook al uit de mode!..).
  • Die knoflook in de botersaus is verplicht, met de kruiderij kun je naar eigen smaak spelen. Bedenk wel dat 10 gram kruiden een behoorlijke hoeveelheid is, met een paar blaadjes van dit en een paar blaadjes van dat kom je tekort. Dat geldt ook voor de peterselie.
  • Het is een relatief zwaar gerecht door de hoeveelheid boter die je binnen krijgt. Je zult met twee personen dan ook welhaast zeker overhouden. Maar het is duivels lekker. Stop op tijd met eten en bak de rest van de mosseltjes de volgende dag op als stoere lunch. Je kunt de kruidenboter er uitstekend bij gebruiken…
  • Met dank aan Marcus Huibers

© paul

Hiep, hiep, hoera…

Crémantkurken...

In tegenstelling tot andere dagen waarop ze doorgaans rond een uur of acht op haar werk is, wordt Ellen vanochtend pas om 10.00 uur verwacht ten burele van haar Broodheer. Om 10.00 uur, en geen minuut eerder. En dat heeft allemaal te maken met het feit dat Ellen vandaag op de kop af 25 (vijfentwintig) jaar in dienst is bij Fontys (en de voorgangers) en men een en ander voor haar in petto heeft. (Vanochtend lagen er al twee felicitatiekaarten in de bus…).

Hoe de dag zal verlopen hoor ik later wel; Ellen heeft ervoor gekozen om het informeel te houden, zonder familie, zonder receptie, zonder ellenlange toespraken, zonder al teveel poespas. Vanavond evenwel gaat ze uit eten met de collega’s bij Kastanjehof, hier in het dorp. En ik mag ook mee.

Intussen zet ik de Champagne koud, je weet maar nooit wie er straks nog zal binnenvallen. Een feestje voor familie en vrienden moet eenieder even tegoed houden, dat komt later, gewoon hier, op het Ministerie. Voor nu rest me nog even snel op te ruimen, stof te zuigen en de dweil rond te slingeren. Het is zo gebeurd.

Vijfentwintig jaar, hoe is het mogelijk….

© paul

Gestoofde kalfswangetjes met groentesaus…

Stoofpot van kalfswang, aardappelen en groenten...
Kalfswangetjes en varkenswangetjes, ze doen de gemiddelde consument denken aan het restvlees dat bestemd is voor de frikandel. Het zal de bijklank zijn van het beeld dat orgaanvlees doorgaans oproept: lever, nier, hersen, long. Misschien is het ook vanwege de onbekendheid van het vlees en de associatie die het woord wang te weeg brengt met tong, kinnebak en keelstuk.

Niets is echter minder waar: wangvlees is delicaat spierweefsel. Het leent zich bij uitstek om langzaam te garen, en met een beetje zorg klaargemaakt zet je een heel bijzonder stukje vlees op tafel.

Zoiets vertelden ook Martina en Moritz een paar weken geleden in hun kookprogramma dat op de vroege zaterdagavond wordt uitgezonden door de Duitse televisiezender WDR. Zij gebruikten daar varkenswangetjes (Schweinebäckchen), die ze klaarmaakten op Zuid-Franse wijze, alsof het een klassieke stoofschotel betrof (Dobe).

Toen kort daarop de zusjes Ans en Carla bij ons kwamen eten dacht ik terug aan dat televisieprogramma. Ik had nog kalfswangetjes liggen en ik zou die best voor deze gelegenheid kunnen klaarmaken. Ik was ervan overtuigd dat ik er de zusjes een plezier mee zou doen. En dat varkensrecept van Martina en Moritz was beslist ook te gebruiken voor kalfswang. Ik paste het recept een beetje aan en veranderde hier en daar wat aan de werkwijze. Ik schotel je het gerecht voor zoals ik het klaarmaakte, voor 4 personen:

  • 1 kilo kalfswangetjes (ruim),
  • 2 eetlepels olijfolie,
  • zout en peper uit de molen,
  • 3 wortelen,
  • 1 grote ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 3 stelen bleekselderij,
  • 1 prei, 1 bouquet garni,
  • 1/2 liter (kalfs)bouillon,
  • 1/2 liter witte wijn,
  • 1kilo vast kokende aardappelen (niet te groot),
  • een forse scheut van de beste azijn (naar smaak),
  • handvol vers gehakte peterselie.

Snijd het overtollig vet van de wangetjes en dep ze droog. Verhit de olijfolie in een degelijke stoofpan met deksel en bak het vlees rondom bruin. Neem de wangetjes dan uit de pan en zet ze weg.

Hak de ui grof en versnijd de wortelen, de prei en de selderijstelen in dobbelstenen van anderhalve centimeter en versnipper de knoflook. Bak de groenten in het achtergebleven vet en laat ze nog een minuut of vijf garen.

Leg de wangetjes nu op de groenten en voeg het bouquet garni toe (laurier, tijm, peterselie). Giet er de bouillon bij en de witte wijn. Kook het geheel even op.

De oven is intussen verhit op 120 graden. Schuif de stoofpan in de oven en laat de inhoud 2 uren stoven. Voeg dan de geschilde aardappelen toe en laat het gerecht nog eens 2 uren gaan.

Stoofpot van kalfswang, aardappelen en groenten...

Voor de saus schep je wat van het stoofvocht in een mixbeker. Voeg er wat van de gegaarde groenten bij en pureer dat tot een gladde saus. De verhouding tussen vocht en groente bepaald hoe dik je saus wordt, ik koos voor een lobbige saus, dus minder vocht. Breng de saus op smaak met peper en zout uit de molen en een scheut azijn. Ik gebruikte een azijn van het merk Maille, een bijzondere sherryazijn: Vinaigre de Xeres Réserve. Geweldig…

Je gerecht is klaar, de wangetjes zijn botermals, zo zacht als zuiglam…  Snijd de wangetjes in plakken en schik die op een schaal. Groentjes aan de ene kant, aardappelen aan de andere. Strooi met gulle hand de gehakte peterselie.

(Vooraf duivenpaté uit Bourgondië en later kazen toe. En dan nog ‘ns lokale aardbeien met slagroom en een kopje espresso. Alles (behalve de koffie) rijkelijk besproeid met witte wijn van de Loire…

© paul

Tortelloni in tomatensaus…

Tortelloni met tomatensaus...

Je hebt Tortellini en je hebt Tortelloni. Het enige verschil tussen die pastakussentjes is dat de tortelloni groter zijn. Allebei worden ze gevuld met groente, kaas, vlees of een combinatie van die dingen. Verder worden tortellini vaak gegeten als vulling voor een krachtige bouillon: Tortellini al brodo, terwijl men de tortelloni bij voorkeur serveert in gesmolten boter met salie, of met een klassieke tomatensaus. Maar ook hier zijn de regels en gebruiken niet bindend. Voor beide deegkussentjes bestaan er ook prachtige combinaties met room, met ragout en met gehaktsauzen.

Heb je zin en tijd, maak dan je tortelloni zelf. Versgemaakte deegwaren zijn so-wie-so het lekkerst en ook de kwaliteit van de vulling heb je dan helemaal zelf in de hand. Wanneer je je tortelloni koopt doe je dat bij voorkeur bij een (Italiaanse) traiteur, smaak en kwaliteit zijn daar het best gegarandeerd. Maar ook in de supermarkt vind je soms heel redelijke “verse” deegwaar. Kwestie van vergelijken en uitproberen. Enfin, wij aten onze tortelloni (gekocht in de super) vandaag met een klassieke tomatensaus. Een stevige salade erbij en een goed glas wijn en we hadden er een complete maaltijd aan.

Die tomatensaus dien je in ieder geval zelf te maken. Het is doodsimpel, het kost geen knoop en lekkerder kan niemand van de voedselmiddenstand je die leveren.

Laat in een stoofpan, of liever een sauteerpan, een paar kleine dobbelsteentje spek uitsmelten in wat olijfolie. Doe er een gesnipperd sjalotje bij en laat dat uitzweten. Voeg twee heel fijn gesneden tenen knoflook bij en laat het geheel op een niet te hoog vuurtje glazig worden. Voeg een blikje (van de beste) tomatenpassata toe, flink wat oregano en een handvol blaadjes verse basilicum. Laat de saus een tijdje trekken en kook dan op hoog vuur in tot de gewenste dikte. Breng op smaak met peper en zout. Da’s  alles…

Kook de pasta, schep uit de pan en verdeel over de borden. Een mooie lik saus erover en afmaken met geraspte Parmezaanse kaas en een toefje basilicum…

© paul

Mâconnais chèvre AOP…

Mâconnais chèvre AOP...
Al eerder liet ik je weten dat ik gedurende onze laatste Bourgondiëreis driftig aan het kaaskopen was geslagen, maar over de kazen zelf heb ik je nog niet verteld.

Intussen ben ik alweer aardig door mijn voorraadje heen. Er ligt er nog eentje, een Charolaiscylinder van ‘n ons of twee. Het wordt tijd om ook die op te snoepen; als dat kaasje nog lang ligt zal de rijping omslaan in bederf en gaat de kaas naar ammoniak smaken. En dat zou ik mezelf nooit vergeven…

Ik kocht in Bourgogne, in het departement Saônne-et-Loire, geitenkazen. Charolais en Mâconnais. Twee verschillende soorten dacht ik, maar later ontdekte ik dat het om dezelfde kaas gaat. De Appellation (tegenwoordig het keurmerk AOP) voor beide kazen is een en dezelfde. De Charollais- en de Mâconnaisregio grenzen aan elkaar en het onderscheid zit hem slechts in de naamgeving. Inhoudelijk en keurtechnisch betreft het dezelfde kaas. Zelfs de namen zijn onderling uitwisselbaar. Qua vorm en gewicht meende ik enig verschil te bemerken tussen de beide regio’s, maar dat kan schijn zijn, ik bezocht slechts een beperkt aantal boerderijen en verkooppunten.

Mijn bevinding: de Charolaiskazen worden meestal geproduceerd in cilindervorm met een gewicht van zo’n 200 gram, de Mâconnais echter zie je eerder als afgeplatte kegeltjes van pakweg 50 gram. En dan zijn er nog kaasjes in de vorm van een hartje, van een plat geslagen bolletje, van een kerstboom en wat men zoal verder bedenkt. Die laatsten ontberen het AOP keurmerk, dus er zal wel iets vreemds aan zijn toegevoegd (of is het de vorm?).

Een enkele keer worden de kaasjes geproduceerd in kleine ateliers of coöperaties, het merendeel komt rechtstreeks van de boerderij. Fabriekskazen bestaan niet. En officieel mogen de kaasjes zijn gemaakt van geitenmelk, van koemelk of van een combinatie van beiden. Ik ben alleen geitenkazen tegen gekomen. De melk is altijd cru, dat wil zeggen dat de melk niet is gepasteuriseerd of gesteriliseerd, maar rauw wordt verwerkt.

De kaasjes worden aangeboden in alle stadia van ontwikkeling. Soms zijn ze zo jong dat ze bijna op vaste kwark lijken. Iets ouder geven ze een heerlijk zacht, bijna smeltend paté. Alle smaken zijn al aanwezig, maar mild en zacht, zo mild en zacht. Op leeftijd komen ze pas écht tot hun recht: zoete, zoute en zure aroma’s strijden met elkaar om voorrang en aandacht. En de nu ontwikkelde schimmels van de korst versterken al dat lekkers alleen nog maar extra.

Ergens in Nederland zal er wel zo’n kaasje worden aangeboden, maar het is zoeken naar de naald in de hooiberg. Zelfs in Parijs, wereldhoofdstad van de kaasdiversiteit, ligt het niet voor de hand dat je zomaar een Charolais of een Mâconnais vindt. De kaasjes komen nauwelijks de Bourgogne uit.

De kaasjes worden sporadisch gebruikt om mee te koken, maar verder dan het notoire bolletje omwikkeld met spek komt men zelden. Wel is de kaas uitermate geschikt om Fromage Fort te maken, een gefermenteerd kaasgerecht. Het is uiteindelijk is het toch zoeken naar een Heilige Graal die in het geheel niet bestaat. Laat dat kaasje met rust. Doe ermee wat men altijd al deed: sneetje brood, hompje kaas, sliertje van de beste olie.

© paul

P.s.: Het is vandaag Dag van de Kaas, het is maar dat je het weet…

 

Rabo de Toro, ossenstaart uit Andalusië…

Ossenstaart in gepureerde groenten...
Ik beloofde Ellen om een stoofpot te maken met runderstaartvlees. Nou doe ik dat wel vaker, en een paar van de beproefde recepten vind je in de archieven van deze website. Maar omdat ik voor vandaag niet terug wilde vallen op “eigen werk” ging ik  weer eens op zoek in onze kookbibliotheek. Na enig geblader kwam ik terecht bij Mevrouw Roden en vond daar twee recepten. Eén in haar Italiaanse kookboek en één in haar Smaken van Spanje. Ik koos voor de Spaanse versie. Het oorspronkelijk recept is geschreven voor zes personen, ik bracht het terug naar twee. Het is in detail dus wat veranderd, in grote lijnen echter is het volkomen vergelijkbaar. Ik geef je de versie zoals ik die klaargemaakt heb.

  • 650 gram runderstaart,
  • 1 middelgrote ui,
  • 1 kleine winterwortel,
  • 1 preitje,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1/2 blik tomaten (200 gram),
  • 1 deciliter droge witte wijn,
  • 2 deciliter rode wijn,
  • 1 borrel cognac,
  • 1 tak tijm,
  • 1 blad laurier,
  • olijfolie,
  • peper en zout.

Dep het vlees droog met keukenpapier en snijd indien nodig overtollig vet eraf. De vliezen kunnen blijven zitten, die verdwijnen goeddeels tijdens het garen. Verwarm de oven voor op 240 graden, plaats het vlees op een bakplaat en zet het in de oven voor 30 minuten. Verhit intussen de olie in een braadpan (met deksel) en bak hierin op een matig vuur de gesnipperde ui en gehakte knoflook tot ze glazig zijn. Voeg de in blokjes gehakte wortel en fijngesneden prei toe en laat het geheel 10 minuten stoven. Roer regelmatig om. Voeg nu de tomaten, tijm en laurier toe en laat het potje 10 minuten smoren. Haal het vlees uit de oven en leg het op de groenten in de braadpan. Voeg rode wijn, witte wijn en cognac toe en breng op smaak met peper en zout. Eventueel moet er nog wat vocht bij (water, bouillon, wijn), zodat het vlees zo goed als onder staat.

Draai de ovenstand terug naar 110 graden en schuif de afgedekte pan erin. Het gerecht mag 4 uren stoven. Controleer af en toe of de pan niet droog komt te staan.

Wanneer het vlees smeltend zacht is geworden en van het bot valt is het klaar. Neem de schenkels uit de pan en schep overtollig vet van de groenten. Reduceer het vocht van de saus door die in te koken en pureer daarna de saus tot een mooie dikke puree. Verwarm hierin het vlees opnieuw en schep op.

Traditioneel worden er aardappelpuree of gebakken aardappels uit de oven bij gegeten. Wij hadden een beetje pasta. En houd je teveel saus over, dan is dat geen probleem. De saus is een uitstekende basis voor een pastasaus. Of als ovenhapje op een sneetje stokbrood. Enfin…

© paul

Zampone met een bonenschoteltje…

Zampone met bonenschotel...

Enfin, vergeet dat bonenschoteltje maar even, het gaat hier nu over dat vlees. Zampone Modena (ook wel Zampone di Modena) heet het. Op de foto zie je het vlees na het versnijden, het zijn schijven geworden. De eigenlijke vorm is die van een varkensvoorpoot. Zampone is namelijk een worst. Het vlees zit echter niet verpakt in een darm, maar in de huid van de voorpoot van het varken (klik hier en je ziet precies wat ik bedoel).

De oorsprong van de Zampone gaat terug tot de vroege middeleeuwen, mogelijk zelfs nog verder. Het was een prima manier om slachtafval alsnog tot iets eetbaars te verwerken. Door de eeuwen heen verfijnde men evenwel de receptuur en inmiddels heeft de worst een Europees IGP keurmerk verworven. De inhoud van de worst is daarmee vast komen staan: 40 % varkensschouder, 40 % wangvlees en kinnebak, 20 % zwoerd. En natuurlijk een keur aan kruiden en specerijen, waaronder kaneel, koriander, kruidnagel en komijn. De worst wordt in water, dat tegen de kook wordt gehouden, in enkele uren gegaard.

Traditioneel wordt de Zampone gegeten op Oudejaarsavond, niet alleen in Modena, maar door heel Italië. En hij wordt dan begeleid door dat andere Jaarwisselgerecht: een maaltje linzen. (Linzen betekenen geluk en elke afzonderlijke linze symboliseert één munt die in het komend jaar verworven zal worden.) Ook combinaties met puree van borlottibonen, met boterspinazie en aardappelpuree behoren tot de klassiekers. Maar dankzij de voortschrijdende welvaart is de Zampone intussen allang uit gegroeid tot regelmatige tafelheer bij menige Italiaanse maaltijd het hele jaar door.

Verse Zampone, dat wil zeggen die meteen na de novemberslacht gemaakt werd bij de ambachtelijke slager, zou verreweg de lekkerste zijn. En dat zal ongetwijfeld zo wezen, maar ik ben hem nog nooit tegen gekomen. Gelukkig worden de worsten ook op grotere schaal geproduceerd, zodat het inmiddels voor de gemiddelde Europeaan is weggelegd om nu en dan zo’n worst te verwerven.

Door de jaren heen hebben we een paar fabrieksworsten uitgeprobeerd. Die van Fratelli Beretta kwamen het best uit de bus. En van die vleesverwerker kopen we dan ook onze Zampone, waar en wanneer het maar mogelijk is. De fabrieksworsten zijn al gegaard. Ze zitten verpakt in een aluminium zak en drijven in een heel gelatineuze bouillon. Voor gebruik laat je de worst warm worden in water dat je tegen de kook houdt. Het duurt ongeveer een half uur. Dan knip je die aluminium zak open en vangt de bouillon op, die is later nog voor van alles en nog wat te gebruiken. Je schuift vervolgens de varkenspoot voorzichtig uit de verpakking en snijdt hem in plakken. Wat je nu hebt zijn botermalse schijven worst, zo zacht dat ze smelten op je tong…

Door de tere structuur van supergaar gekookt varkensvlees van hoge kwaliteit en het subtiele geurenscala van kruiden en specerijen is Zampone breed inzetbaar. Niet alleen vult die de notoire linzenschotel of de bonenpot op een miraculeuze wijze aan, hij past ook bij elk fijn stamppotje, bij verse erwtjes en dubbel gedopte tuinboontjes. Pas gebakken knapperig brood, een pastaschotel, risotto, je zegt het maar, je bedenkt het maar. Er is zelfs een traditioneel gerecht uit Reggio Emilia waarbij de worst wordt gecombineerd met zoetigheid.

En als je de Zampone ondanks alles toch niet verfijnd genoeg vindt dan is er altijd nog zijn kleine zusje, de Cotechino di Modena, maar die is nog moeilijker aan te komen…

© paul

Heel eenvoudige (maar razendsnelle) vissoep…

Héél eenvoudige vissoep...
Vissoep maak je op basis van een visbouillon, getrokken van graten en koppen en wat er verder aan bruikbaars overblijft bij het fileren en verwerken van verse vis. Of je kiepert wat hele visjes in de pan en laat ze zachtjes trekken in water dat je gearomatiseerd hebt met groenten en kruiderij. Het is simpel, het is effectief, het levert iets heerlijks op. Maar ach, niet altijd heb je visjes in huis, laat staan visafval. En je wilt tóch een kommetje soep. En het liefst nog vlug ook…

Een snelle, voedzame en smakelijke vissoep (met wat ik aan ingrediënten in huis had) maakte ik zo:

  • 1 pot geconcentreerde visbouillon uit de winkel,
  • 400 gram kabeljauwfilet,
  • 2 sjalotjes,
  • 1 teen knoflook,
  • 2 lente uitjes,
  • 1/2 verse Spaanse peper,
  • 1 handvol vers gehakte peterselie,
  • 150 gram gekookte rijst,
  • peper en zout.

Leng de geconcentreerde visbouillon aan volgens voorschrift op de pot (je krijgt dan doorgaans iets meer dan een liter bouillon). Verwarm de bouillon. Snijdt de vis in blokjes van 2 bij 2 centimeter en doe die ook in de bouillon. Laat de vloeistof tegen de kook komen. De vis is in een mum gaar, mogelijk moet je nog wat afschuimen. Snipper de sjalotjes, de knoflook, de halve rode peper (zonder zaad en lijsten) en de helft van de peterselie en bak dat alles enkele minuten op een middelhoog vuur aan. Doe het mengsel vervolgens bij de bouillon. Voeg de gekookte rijst toe, de rest van de gehakte peterselie en de lente uitjes, in ringetjes gesneden. Breng op smaak met peper, maar ben voorzichtig met zout.

Dat is dus het hele recept. In een paar minuten breng je zo een vissoep op tafel. Heel subtiel is het allemaal niet, wel effectief. En je kunt de ingrediëntenlijst vrijelijk veranderen of uitbreiden met wat je zoal nog in huis hebt (kookworst, spekjes, restjes groenten, gekookte aardappelen, gekookte mosseltjes, spaghetti, macaroni, enz.). Enfin…

Volgende keer evenwel wordt de bouillon weer gewoon getrokken van koppen en graten. Het is beter en smakelijker, zoveel is zeker…

© paul

Onze pot (en die van Tony Laverick natuurlijk!)…

Onze pot... Zaterdag aan de keukentafel besprak ik met Het Kind de potten van Tony Laverick. Ik kende de man niet, ik had nog nooit werk van hem gezien, en ook voor Het Kind was die gast een volkomen onbekende. Maar daar zijn dan de zegeningen van de digitale snelweg. Je ontdekt een piepkleine afbeelding van iets en met een beetje gericht surfen wordt je vervolgens binnengeleid in een volstrekt nieuw en uniek universum. Zo ging het dus ook met dat werk van Laverick.

Ik kwam bij zijn potten en potjes terecht via de website van de Keramiekbiënnale van Swalmen (L). Zonder eenieder die beurzen of markten organiseert in het keramiekwereldje tegen de hersens te willen kloppen of de schenen blauw te trappen meen ik te mogen stellen dat die manifestatie (biënnale = om de twee jaar) veruit de belangrijkste beurs van en voor pottenbakkers is in ons Kikkerland. En dit weekend vond dat evenement weer plaats, voor de 15e keer. Gelukkig werd Ellen erop attent gemaakt door collega Constant, ik vergeet altijd belangrijke data en omstandigheden, ik zou het zomaar weer gemist kunnen hebben…

Nou schuilt er altijd een gevaar in mooie spullen bekijken via het internet, ik word er namelijk hebberig van. Ik zou willen dat ik me een beetje beter kon beheersen, maar dat is niet zo. Gelukkig zucht ik doorgaans een keer diep, knipper nog eens met mijn ogen en ga dan over tot de orde van de dag. Zo ook deze zaterdag. Samen met het Kind kwam ik al snel tot de conclusie dat we heel bijzondere zaken bekeken, maar dat het uiteindelijk toch een soort ver-van-ons-bed-show was. Grote Kunst, maar tamelijk onbereikbaar.

Het liet me echter dit keer niet los. Toen dan ‘s avonds Ellen thuiskwam kon ik het niet laten om ook haar deelgenoot te maken van mijn bewondering voor de potten van Laverick. Ellen kan doorgaans wat meer afstand bewaren dan ik, maar ook zij was zichtbaar aangedaan. Daar komt nog bij dat we wat keramiek aangaat min of meer dezelfde smaak hebben. Voorzichtig en met het nodige voorbehoud tastten we elkanders mening af. Zou er een mogelijkheid zijn om iets van die Laverick te verwerven, een klein potje misschien, dat zou toch wel betaalbaar zijn. Enfin, we zouden wel zien. De markt in Swalmen bood so-wie-so het neusje van de zalm, ruim honderd beroepskeramisten vanuit heel Europa. We zouden er beslist iets tegenkomen van onze gading en beurs.

Bij het betreden van het festivalterrein, op die Pinksterzondag, daar in Swalmen, stond het keramiek van Laverick al niet meer zo prominent in mijn geheugen geprent. Ik had de deelnemerslijst bekeken, sommige keramisten kende ik, of dan toch hun werk. Maar of het nou het Toeval was of de Voorzienigheid, de kraam van Tony Laverick stond geposteerd schuin tegenover de ingang van de beurs. We liepen er als het ware direct tegenaan. En daar stonden dan die potten van hem te twinkelen in het waterig zonlicht. Zo mooi, zo overtuigend, zo aantrekkelijk, zo bijzonder…

Enfin… We zagen daarna nog onwaarschijnlijk mooie dingen op die beurs, maar het kon niet tippen aan die potten van Tony Laverick. In de kantinetent, onder het genot van uitstekende Limburgse vlaai en een afschuwelijke hamburger, bespraken we nog snel wat onze mogelijkheden waren, maar in feite was de keuze allang gemaakt…

Zwart porselein (het bestaat écht), daar is-ie van gemaakt. Twee keer gebakken werd die pot, de laatste keer bij maar liefst bij 1260 graden (dat moet met porselein). En daarna werd in achtereenvolgens een stuk of vijf branden het glazuur aangebracht (opglazuur heet dat). Iedere keer weer moest die pot de oven in, omdat de combinatie van glazuren het in ‘t uiteindelijk resultaat prima met elkaar doet, maar ze eerst allemaal een andere temperatuur vereisen om zich vast te branden op elkaar en op de pot. Laverick gebruikt metaalachtige lusterglazuren, engobe-achtige glazuren en as- en slibglazuren op, over en naaste elkaar. Het resultaat is een veelvoud aan kleuren en textuur. Combinaties zoals ze in zijn werk voorkomen heb ik nog nooit gezien (en ik heb véél keramiek gezien).

En bedenk lezer, elke keer dat die pot de oven ingaat kan het fout gaan. Je brandt bijvoorbeeld een glazuur bij, laten we zeggen 750 graden, want je weet dat je dan het resultaat krijgt dat je zocht. Bij 754 graden echter slaat het glazuur om in een substantie die het tegendeel is van wat je wilde. En dat verschil van 4 graden is bij zo’n hoge temperatuur moeilijk te bewaken. Geloof me, je zit meteen een paar graden te hoog, zelfs in een digitaal aangestuurde oven kan het goed fout gaan. Herstel is daarna niet mogelijk, je pot is rijp voor de slopersmoker. Er rest je niks anders dan het object te vernietigen…

Hoe dan ook… Die pot van ons (en van Tony Laverick natuurlijk) is van een zeldzame schoonheid. Het gebruik van verschillende glazuren en de invloed die ze op elkaar hebben is uniek. Ellen nam de foto uit de kop van dit artikel op de keramiekmarkt en ze beschouwt het niet meer als een kiekje, slechts geschikt om even vast te leggen wat interessant was om te onthouden. Het geeft een tamelijk eenzijdig beeld van de rijkdom van de pot. In en aan het object zitten nog heel andere kleuren: blauw engobe, rood luster, goudluster onder grijs slibglazuur, zilverluster onder lichtblauw.

De pot is 23 centimeter hoog en ongeveer even breed. Hij is gedraaid op een schijf en hij heeft een fragiel, maar onwaarschijnlijk charmant voetje. De spanning van de pot (dat is hoe de rondingen verlopen) is perfect.

Ik nam een voorschot op een deel van mijn vakantiegeld om de aankoop te financieren. Het is misschien wel het beste wat ik het afgelopen jaar heb gedaan…

© paul