In het vorige artikel vertelde Ellen over de champignons met jonge knoflook. Een godenspijs. De knoflook hoeft niet lang te stoven voordat hij zacht wordt. In dit geval hield ze dezelfde tijd aan als voor de champignons. De boterzachte knoflook smaakt mild, een tikje zoet.
Vaak laat ik in stoofpotten of bij het trekken van een bouillon wat extra knoflook meegaren. Gare knoflook smaakt mild. De scherpte en het licht penetrante van rauwe knoflook is geheel verdwenen. Het levert een heerlijke versnapering op, of een sjieke smaakbegeleider.
Maar niets is te vergelijken met die hele jonge knoflook, kort gestoofd in wat bouillon. Of in dit geval gegaard in boter en de sappen van de champignons. Stevig door het buitenste velletje dat er nog om zit. Botermals van binnen. Op de tong smeltend, zo zacht. Complex van smaak, en mild, mild, mild.
Je neemt zo’n teentje en drukt de zachte massa uit het velletje. Je prakt eens wat en neemt een klein klontje roomboter. Er mag een piepklein blokje champignon bij, en wat grof gemalen peper. Je schuift het op je vork en brengt het naar je mond. En wat dan volgt lezer, wat dan volgt… Dat moment van gelukzaligheid, dat korte verblijf in de Zevende Hemel, die culinaire ejaculatie…
Ik laat er de patisserie van Namur voor staan, en ook de rijstepap van gouden bordjes, die mijn katholieke voorvaderen me beloofden als het summum van hemels genot kunnen me gestolen worden. Ik leef in het hier en nu met mijn jonge knoflook! Godenspijs….