In het vorige artikel vertelde Ellen over de champignons met jonge knoflook. Een godenspijs. De knoflook hoeft niet lang te stoven voordat hij zacht wordt. In dit geval hield ze dezelfde tijd aan als voor de champignons. De boterzachte knoflook smaakt mild, een tikje zoet.
Vaak laat ik in stoofpotten of bij het trekken van een bouillon wat extra knoflook meegaren. Gare knoflook smaakt mild. De scherpte en het licht penetrante van rauwe knoflook is geheel verdwenen. Het levert een heerlijke versnapering op, of een sjieke smaakbegeleider.
Maar niets is te vergelijken met die hele jonge knoflook, kort gestoofd in wat bouillon. Of in dit geval gegaard in boter en de sappen van de champignons. Stevig door het buitenste velletje dat er nog om zit. Botermals van binnen. Op de tong smeltend, zo zacht. Complex van smaak, en mild, mild, mild.
Je neemt zo’n teentje en drukt de zachte massa uit het velletje. Je prakt eens wat en neemt een klein klontje roomboter. Er mag een piepklein blokje champignon bij, en wat grof gemalen peper. Je schuift het op je vork en brengt het naar je mond. En wat dan volgt lezer, wat dan volgt… Dat moment van gelukzaligheid, dat korte verblijf in de Zevende Hemel, die culinaire ejaculatie…
Ik laat er de patisserie van Namur voor staan, en ook de rijstepap van gouden bordjes, die mijn katholieke voorvaderen me beloofden als het summum van hemels genot kunnen me gestolen worden. Ik leef in het hier en nu met mijn jonge knoflook! Godenspijs….
Heb je dan al een oogst van jonge knoflook? Hier staat het nog maar 2 cm hoog in de balkonbak (maar heb ook gemerkt dat het soms als kattebak wordt gebruikt)
Deze knoflook komt uit cypres, daar is het iets warmer… Heerlijk, volle bollen, jong geoogst. Je kunt ze eten met schil en al… Zacht, romig bijna….
Geweldig, Paul, zoals je jouw beleving van zo’n hemels hapje pure genieterij omschrijft.
Het doet mij denken aan lang geleden, toen ik aan een aantal collega’s omschreef hoe ik een welhaast schandalig lekker voorgerechtje omschreef dat ik voorgeschoteld kreeg in toen nog restaurant De Grië op Terschelling. Een verse pasta met zacht gegaarde, botermalse reepjes kalfsvlees in een lichtkruidig roomsausje met versgeschaafde truffel en wat verse peterselie.
Ik gebruikte destijds de term “een orgastische smaakbeleving” hetgeen bij sommigen een daverende lach tot gevolg had en bij één vrouwelijke collega een nuffig “Nou, Peter!”.
Ach, zij ontdekt het ook nog wel eens, hoop ik voor haar….
Het ga jullie goed!