Bonenstoofpot met avocadosaus…

bonenstoofpotje met avocadosaus

Morgen zal Ellen helpen om de laatste bonen, spekbonen, uit de tuin van Marleen en de Jongste Bediende te oogsten. De tuin wordt winterklaar gemaakt. Alles moet eruit, alleen de prei mag nog even. Over een eerdere oogst vertelde ik je al eens, het betrof piepers en bonen. We hebben er intussen volop van gegeten.

Vorige week nog maakte ik een maaltje Picassobonen klaar. Ik bereidde de bonen op dezelfde wijze als ik al eerder deed met citroenboontjes: al fiasco… En ook deze keer liet ik de bonen relatief kort weken, een goede drie uren. Dat werkte toen prima bij de citroenboontjes, maar deze bonen hadden definitief een langere tijd nodig. Toen de bonen uiteindelijk uit de kookpot kwamen waren niet alle schilletjes zacht. Volgende keer dus maar weer ouderwets een nacht in het water zetten…picassobonen

En natuurlijk hielden we ook een ferme portie over van de maaltijd. Ik bewaarde de boontjes twee dagen in de koelkast en maakte er later een schotel mee die iets weg had van chili con carne.

Ik maakte een eenvoudige tomaten- gehaktsaus. Gesnipperd uitje in de pan, gesnipperde knoflook erbij. Wanneer het aankleurt gaat het gehakt erbij. Is het vlees gebruind, dan twee gehakte tomaten en een flinke slobber passata toegevoegd. Peper en zout uit de molen.

In deze saus mochten de gare bonen heel langzaam opwarmen. Ik liet het geheel een goed half uur doortrekken. Dan kon het gerecht heet op tafel.

Erbij wat stukjes taco, opgewarmd in de koekenpan en een flinke lik avocadosaus. Die avocadosaus is heel snel te maken, effectief bij allerlei gerechten en verschrikkelijk lekker.

Zorg dat je een rijpe avocado hebt. Halveer hem , wip de knikkerpit eruit en schep het zachte vruchtvlees met een lepel uit de schil. Druppel er onmiddellijk wat citroensap over om verkleuren te voorkomen. Voeg twee eetlepels crème- fraiche toe en wat tabasco. Pureer het geheel en je saus is klaar. Er kan dan nog vanalles aan smaakmakers bij, maar de simpele versie zoals hierboven beschreven voldoet in al zijn eenvoud.

© paul

Wortelstamp…

wortelstamp

De lange wandelingen met Hond Jaros zijn ideaal om na te denken. In het dorp is het nog een kwestie van opletten (wie rijdt je dood? Poept de hond niet op een onverkwikkelijke plaats?) Eenmaal buiten de bebouwde kom valt al dat gedoe van je af.

Ik had alle tijd om wat ingewikkelds te bedenken, bijvoorbeeld iets met kool. Dat zullen we eten, dacht ik nog stellig. Tot ik via een omweg weer terug keerde in het dorp. Bij een van de eerste huizen rook het naar gekookte uien, een wat weeïge, zoete geur. Het deed me onmiskenbaar aan vroeger denken. Op sommige hefstige dagen, op de terugweg van school, rook het dan huis voor huis naar wortelstamp. Alsof de hele buurt het afgesproken had. Ik realiseerde me dat het alweer jaren geleden was dat we een eenvoudige stamppot met wortel aten. En dat terwijl we normaal gesproken de ingrediënten altijd in huis hadden. Niks kool dus, wortelstamp werd het.

Heel eenvoudig, naar de ijzeren stelregel: twee delen aardappel, een deel wortel. Uitje erbij, de grootte ervan is afhankelijk van de hoeveelheid aardappel en wortel. Geen gebruik maken van de knijper, en al helemaal niet van de keukenmachine. Gewoon stampen met de stamper. Scheutje  room erdoor en een klont boter. En flink peper uit de molen.

De laatste keer dat we wortelstamppot aten hadden we er klapstuk bij. Vandaag koos ik voor varkenskarbonaden, eenvoudig en je hebt jus. Ik kon het evenwel niet nalaten om de jus een beetje te verrijken met een scheut witte wijn en een gulpje room. Even door laten koken en onderwijl de aanbaksels van de bodem van de koekenpan losschrapen. Dat geeft smaak…

Oost-Europese zuurkool ?!…

zuurkool maken

De lezer herinnert zich mogelijk het verhaal over onze tocht naar de binnenlanden van Midden-Limburg die resulteerde in de aanschaf van een zuurkoolpot. En misschien is hem het filmpje over onze eerste schreden als zuurkoolmakers nog bijgebleven. Sindsdien heeft de lezer weinig meer vernomen over onze zuurkool. Tijd om even bij te praten.

Begin maart van dit jaar maakten we de witte kool in. De rijping zou zes weken duren, maar na een goede maand kon ik het niet laten om de kool te proberen. Zuurkool zoals je die gewend bent was het nog niet, maar het smaakte wel: witte kool in ‘t zuur, noem ik het maar. Heel mild van smaak, de kool had nog wat van verse knapperigheid.

Na zes weken was het evenwel al echte zuurkool geworden. Nog steeds mild, maar alle kenmerken van zuurkool waren aanwezig. De daarop volgende weken aten we regelmatig een portie. Voor de handigheid zetten we de pot in de keuken. Makkelijker om uit te scheppen en je kon het waterslot beter in de gaten houden.

En toen kwam dan die lange voorjaarsvakantie. Helemaal vergeten het Kind te vragen het waterslot te controleren. En de temperatuur liep voor dágen spectaculair op. Enfin, het water verdampte, dus het slot werkte niet meer. Nou zou dat op zich nog geen grote ramp zijn, ware het niet dat ik de kool ín de pot zelf niet goed afgedekt had. Bij thuiskomst was het bederf al een feit. De bovenste laag afscheppen was een optie. Onder in de pot zou de zuurkool nog goed moeten zijn. (In delen van Oost-Europa is die manier van handelen zelfs een gekende methode om met “open” fermentatie om te gaan.) Wij namen het risico niet en hebben de inhoud weggekieperd.

In de zomer kwam het er niet van om nieuwe zuurkool te maken. Het past ook niet in onze traditie om in het warme jaargetijde dit soort zaken te eten. We associëren zuurkool met spek en worst, winterkost… (In bijvoorbeeld de Elzas is dat wel anders!)

Gisteren maakte we een nieuwe pot zuurkool klaar. Intussen hadden we geleerd van die eerste keer, het ging nu met aanmerkelijk meer zelfverzekerdheid.

De receptuur hebben we een klein beetje veranderd. Het rekent zo handiger. Te beginnen met 3 kilo witte kool. Daarbij 45 gram zout. Dan 15 gram zwarte peperbolletjes en 15 gram karwijzaadjes (Kümmel). Dat laatste geeft het geheel een Oosters karakter. De pot staat nu te pronken op het aanrecht. De fermentatie komt al een beetje op gang, want we horen af en toe een plopje van ontsnappend gas. Over een week gaat de pot de kelder in en met Kerstmis is de zuurkool klaar. Misschien een voorgerecht bij het Kerstdiner? Of patrijs met zuurkool op Tweede Kerstdag? Je hoort ervan lezer…

© paul

Pompoensoep met Bleu d’ Auvergne

pompoensoep

Een donkere, druilerige dag was het vandaag, ik had weinig zin om na de zaterdagboodschappen nog iets te ondernemen dus besloot ik maar een simpele pan soep te maken. Herfstsoep, heet, pittig, goed tegen een opkomende verkoudheid. Gemaakt met zo’n echt Herfstding… De Pompoen.

Voor een flinke pan soep:

  • 1 pompoen
  • 3 tenen knoflook
  • 1 theelepel vers geraspte gember
  • 1 theelepel komijn
  • 1 rode peper, zaadjes verwijderen en in hele fijne reepjes snijden
  • 4 eetlepels olijfolie
  • 2 aardappelen in kleine blokjes gesneden
  • 1 rijpe soeptomaat, het vel eraf en in kleine blokjes snijden
  • 100 gram Bleu d ‘Auvergne in kleine blokjes gesneden
  • 1500 ml bouillon
  • voor de decoratie nog wat verbrokkelde stukjes van de kaas
  • verse basilicum

Verwarm de oven voor op 180 graden.

Hak de pompoen in parten en verwijder de  zaden en het vezelige gedeelte van het vruchtvlees. Snijd de pompoen in stukken van ongeveer 2×2 cm.

Meng de knoflook, chilipepers, gember en komijn door de olijfolie. Schik de stukken pompoen en de blokjes tomaat in een ovenschaal en schep er het olijfolie-mengsel over. Zet de schaal in de voorverwarmde oven en laat de pompoen in ongeveer 20 minuten garen. Schep af en toe een keer om.

pompoensoep

Verwarm intussen de bouillon en kook daarin de aardappelblokjes gaar. Doe nu de pompoenstukken bij de bouillon en laat ze nog even zachtjes garen. Pureer dan alles met de staafmixer tot een gladde massa. Voeg de blokjes kaas toe en wat basilicum. Verwarm tot de kaas gesmolten is.

Schenk de soep op de borden en bestrooi met nog wat blokjes kaas en basilicum. Geef er knapperig stokbrood bij.

Kopje espresso toe!

© ellen.

 

Nog meer Picassoboontjes…

picassoboontjes

De Jongste Bediende kwam gisterenavond nog een emmertje struikgewas brengen; het spul moest nu écht van het veld. En braaf zette ik me dan meteen maar aan het doppen; op een krant, aan de keukentafel.

Eerder berichtte ik over de bonenoogst van dit jaar. Intussen hebben we er al van gegeten, het was de moeite waard. Ook over die Picassoboontjes schreef ik een artikel. Ik vermeldde dat ze van de kant van de Mazurische meren komen, maar dat klopt niet. Ze horen thuis in en rond het Pieninygebergte in Zuid-Polen, de Westkarpaten. Het dorpje waar ze vandaan komen heeft ook een naam: Prockenkostafnica aan de rivier de Dynajec. Daarmee had ik nog geen naam gevonden voor de boontjes, en het zag er niet naar uit dat ik die überhaupt zou vinden. Internet liet me danig in de steek (of zocht ik slecht?).

Met dank aan Vreeken’s Zaden voor de informatie. Bij hen heet de boon overigens Dynajec, maar die naam lijkt me zelf bedacht. Voor ons blijft het dus voorlopig een Picassoboontje.

© paul

Bonte worteltjes…

bonte worteltjes

Ze lagen zomaar in het weekend in het schap van onze thuissuper. Bonte worteltjes, geassorteerd, in een doosje. Leuk gezicht, een visuele aanwinst voor de zondagse maaltijd. Bij het schillen verloren de paarse exemplaren een en ander van hun kleur, het mocht de pret niet drukken. We kookten ze als gebruikelijk met worteltjes en dienden ze op met een lik goede boter.

Zoals gezegd, het zag er feestelijk uit. Jammer dat de smaak fors tegenviel. Flauw, weinig uitgesproken. En we hadden vergelijkingsmateriaal, wat tussen het maaltje lag een heuse bio-wortel van Bronlaak verscholen. Je ziet hem op de foto onderaan, diep oranje, ingeklemd tussen dat paarse exemplaar en dat groen-gele. Waarom Ellen nu uitgerekend die wortel meekookte weet ik niet, maar zoals gezegd bood het de mogelijkheid om een vergelijk te trekken. De bio-wortel won het met vlag en wimpel.

Enfin, het blijft een aardig gezicht, die bonte wortelberg. Wij gaan echter liever voor de smaak, dus dat worden weer gewoon bio-wortelen (van Bronlaak).

© paul

Bonenoogst…

bonenoogst, Citroenboontjes

Ik had beloofd om er vandeweek vast een aantal af te halen, maar het kwam er niet van. Vandaar dat de Jongste Bediende en Marleen vanmiddag aan kwamen zetten met een paar emmers bonenloof. Een voorschot op de totale oogst. Aan de keukentafel trokken we ze gezamelijk in een mum van tijd hun jasjes uit.

De gepeulde Citroenboontjes liggen nu op een krant te drogen; zo onttrek je het eerste vocht. Ik koos voor de plattegrond van de Eindovense marathon, die later op de dag gelopen zal worden. De stad lijkt nu bevolkt door een duizendkoppig publiek. Of het in werkelijkheid zo druk zal zijn is nog maar de vraag, het weer zit niet mee.

bonenoogst, Picassoboontjes

De Picassoboontjes doen eerder denken aan een lithografie van Jackson Pollock, dat schreef ik al bij diverse gelegenheden.  Mijn omgeving vindt dat ik moet stoppen met daarover te zeuren. Ze heten Picassoboon, so be it

© paul

 

Parelhoen, gestoofd in groentesaus…

DSC_0006

In de Volkskrant van woensdag schreef Onno Kleyn een verhaaltje over paprika’s en pepers. Uiteindelijk mondde de geschiedenis uit in de beschrijving van een recept. Poulet basquaise heet het en het is een klassieker. In het uiteindelijk gerecht dienen de kleuren van de Baskische vlag terug te keren. Het rood van paprika, het groen van paprika en het wit van ui. Wel paste Kleyn het recept aan; hij gebruikte kwartel in plaats van kip, voegde spekjes toe en liet de tomaat weg.

Wat een goed idee dacht ik, rommelen met een klassieker is altijd leuk. Laat ik zien wat ik ervan kan maken met wat ik zoal in huis heb. Enfin, het is dan uiteindelijk iets geheel anders geworden. Anders, maar wel smakelijk. Indien je het recept min of meer origineel wilt maken, kijk dan op de website van Onno Kleyn. Ik beschrijf hier wat ik vanavond kookte. Het gerecht voldoet voor twee personen.

  • 2 parelhoenpoten,
  • 1 groene paprika in reepjes,
  • 1 ui in halve ringen,
  • 2 tenen knoflook, gehakt,
  • 2 tomaten in achten gedeeld,
  • 1 tak tijm,
  • scheut bouillon,
  • olijfolie,
  • zwarte peper uit de molen,
  • zout.

Wrijf de poten in met peper en zout. Bak ze dan in een stoofpan aan tot ze mooi bruin worden. Voeg de paprika, ui, knoflook en tijm toe en laat het geheel op een halfhoog vuur een goede vijf minuten doorbakken. Doe er nu de tomaat en een scheut bouillon bij en laat het geheel stoven op een laag vuurtje. Na 45 minuten zijn de poten gaar en is de saus klaar. Breng op smaak met peper en zout. Klaar!

  • Zoals je ziet is het iets geheel anders geworden dan het gerecht van Kleyn.
  • Na de vijfentwintig minuten die Kleyn geeft waren de poten gewoonweg niet gaar (oude vogels?). Noodgedwongen verlengde ik de gaartijd.
  • Aangezien ik nogal wat vocht gebruikte stoofden de groenten tot een dikke saus. Heerlijk geurend en prima van smaak, maar nog weinig rood-wit-groen.

Evengoed een prima hoofdgerecht. Gekookte aardappeltjes erbij (ratten!) maakten een prima combinatie. Volgende keer laat ik de aardappelen meestoven in de saus.

Trek een fles Côtes du Rhône open, besluit Onno Kleyn zijn artikel. Wij hielden het bij een glas Pays d’Oc. Ook best.

Espresso en een glas armagnac toe.

© paul

 

Citroenboontjes op Florentijnse wijze (Fagioli al fiasco)…

Koken in glas...
Laat ik nou denken dat het citroenboontje bekende kost is. Dat valt dus erg tegen. Via het wereldwijdeweb heb je slechts een paar hits, en de informatie is minimaal. Ook onze kookboekenbiblotheek laat me in de steek. Het Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool uit 1910 meldt slechts dat je ze bereid als bruine bonen en dat er een zure saus bij hoort. Mevrouw Wittop Koning (Eenvoudige Recepten, 42e druk, 1930?) vult in haar boek die informatie aan met de toevoeging: eiersaus. En dat is het dan zo’n beetje…

En was het dan in vroeger dagen zo dat ze over het hele land gekweekt werden, tegenwoordig beperkt het zich tot een enkele boer en wat her en der versprijde hobbytelers.

Maar goed, ik had ze nu eenmaal op voorraad, die citroenboontjes, betrokken van de plaatselijke afdeling van VELT (Vereniging voor Ecologische Leven en Teelt). Ze waren prima gedroogd en bijna een jaar oud. Tijd om er wat mee te doen.

Als hommage aan de grote eetschrijver Johannes van Dam las ik enige van zijn werken opnieuw. Een hagiografie schrijven voor de website kwam er even niet van. En anderen hadden het al zoveel beter gedaan. (Lees Marc van Dinther in de Volkskrant!)

In de Dikke van Dam kwam ik onder het lemma: Bonen een bijzondere bereidingswijze tegen. Een Italiaans recept, bestemd voor die beroemde Cannellinibonen. Ik twijfelde geen moment, ik besloot dat mijn citroenboontje eenzelfde behandeling mocht ondergaan.

Faglio al fiasco...

Je hebt een grote pan nodig, een metalen treefje en een grote weckpot met brede opening.

  • 300 gram citroenboontjes,
  • 2 grote knoflooktenen, heel,
  • 10 verse blaadjes salie,
  • 5 hele zwarte peperkorrels,
  • 50 gram gerookt spek, in kleine dobbelsteentjes,
  • 1 borrelglas olijfolie,
  • peper en zout.

Week de bonen een goede vier uur in koud water. Doe de bonen daarna in de weckpot. Verdeel daarbij de kruiderij en de spekjes gelijkmatig over de inhoud van de pot. Vul de pot dan af met water, zodanig dat het vocht twee centimeter boven de bonen staat. Giet daarop de olie, zodat er een afdeklaagje ontstaat. De weckfles wordt nu op een treefje in de grote pan, gevuld met koud water, geplaatst. Het geheel wordt langzaam aan de kook gebracht. Nooit mag de temperatuur binnen en buiten het glas sterk verschillen, je loopt anders de kans dat het glas kapot springt. Als het water in de pan (niet in de pot) zakt moet het met kokend water worden aangevuld. Dus zorg dat je keteltje op temperatuur is. Het water in de pot hoeft niet te worden aangevuld, het olielaagje zorgt dat er geen water verdampt en er niets van de geur verloren gaat. Laat de bonen zo langzaam, heel langzaam garen. Na een uur of vier is je bonenstoofpot gaar. Stort de bonen op een schotel en dien heet op.

  • Opmerkingen:
  • Kijk een beetje uit met zout, je rookspek kan fors gezouten zijn.
  • In Italie wordt in plaats van spek pancetta gebruikt.
  • De bereiding lijkt me geschikt voor allerhande soorten bonen.
  • Zorg dat je de temperatuur tegen het kookpunt houdt.
  • Niet kun je de pot op het vuur zetten en dan een ommetje gaan maken, je moet vaak water bijvullen.
  • Aan het einde van de bereidingstijd zijn de bonen zacht en de schilletjes nog heel.
  • Er is niets van de geur verloren gegaan, de smaak van de bonen is heel delicaat.

Citroenboontjes...
Beloof me om dit recept een keer uit te proberen. Het levert en schotel op, zoals je nog nooit geproefd hebt. Wij aten er een stuk hele fijne verse worst bij. Aangebraden en daarna doorgestoofd in witte wijn. Een moordcombinatie!

c paul

Picassoboontjes

DSC_0034

Ook wij hebben ze in de kelder staan, de potten en blikken bonen, pre-fab, zo uit de fabriek. Handig voor mindere tijden of minder tijd.

Desondanks houden wij het adagium van wijlen Johannes van Dam altijd indachtig: “Blikbonen smaken zoals ze klinken.” Zelf gekookte bonen zijn echt veel lekkerder, en het extra werk dat je ermee hebt valt wel mee. Het is eerder een kwestie van goed organiseren.

In blik en pot zijn de bonen al gegaard (en voor de exotische keuken: gefermenteerd), in alle andere gevallen worden de bonen en aanverwanten (kekererwten, spliterwten, linzen) gedroogd. Om ze te gebruiken dien je ze te weken in schoon water. Hoelang is afhankelijk van de soort. Sommige linzen week je niet, andere een goed uur. Veel bonen vragen een weektijd van een nacht, andere hebben een etmaal nodig. Maar dan zijn er ook weer mensen die menen te kunnen volstaan met een paar uur weken. Ook zij hebben goede argumenten. Kwestie van de bereiding anders organiseren. Algemeenheden kan ik je niet verkopen over het weken van bonen. Lees een goed recept in een goed kookboek zorgvuldig, en je weet wat je moet doen. Het weken dient in de eerste plaats om de huid van de boon zacht te maken zodat het kookproces beter verloopt.

De boontjes van de foto werden in ons dorp “Picassoboontjes” gedoopt, als gevolg van de kleurige spatten op de schil. Bij eerdere gelegenheid stelde ik al eens voor om ze “Jack the Dripper beans” te noemen. Als je dan toch culinaire kunstgeschiedenis bedrijft sluit de tekening eerder aan bij de schilderijen van Jackson Pollock.

Ik betrok de boontjes bij de plaatselijke afdeling van VELT (Vereniging voor Ecologisch Leven en Teelt). VELTvoorman Ido achterhaalde intussen de herkomst van de boon. Ergens in het Poolse achterland hoort de soort (ras?) thuis. De boon draagt de naam van een obscuur stadje ergens bij de Mazurische meren. Je vindt overigens dit type bonen op veel meer plaatsen in de wereld. Ellen maakte een gerecht met de bonen, ze zal dat nog beschrijven. Het is niet zo dat je voor dat gerecht precies deze bonen nodig hebt. Bonenrassen en -soorten komen vaak heel streekgebonden voor. De kans dat je precies die ene boon vindt is klein. Maar er zijn altijd wel vergelijkbare soorten voorhanden, je hoeft het niet zo nauw te nemen.

Maar als je dan toch bij ons in de buurt bent, ga dan even langs bij VELT. Ze hebben er nog wat op voorraad; ecologisch, niet bespoten en goed gedroogd. Voor een grijpstuiver..

c Paul

DSC_0029