Hoe het verder ging met de citroen…

Vruchtbeginsel...Hoe het intussen ging met onze citroenboom, vroeg een belangstellende lezer. Hij viste naar een vervolg op hetgeen ik eind februari schreef over onze citrusstruik. Tja, het gaat eigenlijk heel goed met onze citroen. Na dat winters verblijf in het achterhuis zette ik hem dit jaar wat laat weer buiten, eigenlijk uit luiheid. Maar luiheid en geluk kunnen heel goed elkanders partner zijn. Want toen ik op ‘n voorjaarsavond het besluit nam om de volgende ochtend eindelijk plaats te maken op de stoep, viel de temperatuur serieus terug. Het vroor die nacht een aantal graden. Dat de nachtvorst van levensbedreigende aard zou was voor het citroenboompje geloof ik niet, maar dat het goed zou zijn geweest voor de prille vruchtbeginselen mag je toch gerust in twijfel trekken. Enfin,.. intussen ontwikkelen zich een aantal knopjes tot serieuze vruchten. Niet veel, een stuk of zes. Zoals verwacht viel het merendeel van de overweldigende hoeveelheid vruchtbeginselen eraf. Wel is het boompje opnieuw in bloesem geschoten. En ook nu staan de uitlopers van de takken vol met geurende bloemetjes.Citroenbloesem... We wachten het af. Zo gauw er geoogst kan worden laat ik het je weten… © paul

Jam van zwarte en rode bessen…

zwarte bessenDe Jongste Bediende kwam hier even binnenhollen met een tas vol doosjes. “Bessen, ik heb ze maar snel geplukt voor de vogels alles opeten. Zie maar wat je er mee doet, jam, taart. Doei”… en weg was hij weer. Tja, zo gaat dat met fruit, het overvalt je op de meest ongunstige momenten; het is altijd te warm, geen tijd, geen zin. Maar fruit wacht niet, je moet het meteen verwerken. Door schade en schande wijs geworden zorg ik in de zomertijd altijd dat ik in ieder geval suiker op voorraad heb en een hoeveelheid glazen potjes. En een ventilator; het is of de duvel ermee speelt, altijd op de heetste dagen van de zomer komt er een berg fruit op mijn pad. Maar goed, niet klagen, ik ben heel blij als ik op zo’n hete dag een zak met bessen krijg of een plantage frambozen langs mijn wandelpad vind.  

Jam maken dus, bij 30 graden! Ik moest alleen even goed nadenken wat en hoe; het is al lang geleden dat ik zwarte bessen tot jam verwerkte. Met pitjes? Gelei maken? Aalbessen en zwarte bessen door elkaar gebruiken? Ach, te weinig tijd en te warm om er een groot punt van te maken. Paul verwijderde, zittend voor de ventilator, met een engelengeduld de steeltjes en bloemaanzet. Intussen maakte ik de potjes schoon.(Schone potten spoelen in gloeiend sodawater en naspoelen. Dan op de kop op een schone theedoek zetten) In de Elzas, waar veel zwarte bessen verwerkt worden, verwijdert men soms de pitjes met de aangeslepen punt van een ganzenveer; dat ging ons echt te ver! Ik besloot gewoon de rode en zwarte bessen, samen 2500 gram, door elkaar te gebruiken. Verder niet moeilijk doen, velletjes en pitjes gewoon in de jam laten. Ik had de bessen kunnen koken, vervolgens zeven door een doek, het opgevangen sap afwegen en dan suiker toevoegen en gelei maken. Te veel gedoe. Doe de bessen in de koperen confiture-pan en breng ze samen met 1 kilo geleisuiker aan de kook. Stamp een deel van de bessen stuk met een houten stamper zodat een deel wat kneust. Als alles kookt en de suiker helemaal opgelost is, nog één minuut doorkoken en dan snel de potten vullen. zwarte bessen
Ik gebruik altijd verschillende maten potjes, grote kleine door elkaar. Voordeel daarvan is dat je nooit met halfvolle potten zit.

Toch altijd weer een mooi gezicht zo’n voorraadje zelfgemaakt lekkers. Veel jam eten wij niet, maar er zijn altijd genoeg liefhebbers te vinden.

Ik ben niet de enige blogger die druk is met jam maken deze dagen. Lees ook de verhalen en recepten van Sophie van Wijnen en Antoinette Coops. Sophie maakte jam van aalbessen zónder stukjes en Antoinette maakte jam van aardbeien met Limoncello.

Enfin, inspiratiebronnen genoeg!

© ellen.

Pesto en pasta, natuurlijk zelfgemaakte pesto met basilicum uit eigen tuin…

pasta met eigengemaakte pesto Het was zo’n dag vandaag… brr, niks leuks te melden… allemaal ellende… en het regende ook weer… Tijd voor troosteten! De moed ontbrak mij om nog boodschappen te doen maar gelukkig waren alle ingrediënten voor troostrijk eten voor handen; basilicum, knoflook en goede olijfolie. Fatsoenlijke pasta, pijnpitjes en lekkere kaas. Alles wat je nodig hebt om een mooie pesto zelf te maken.

Vriendin Marleen zaait voor haar enorme tuin van alles in bakken, potjes en bakjes om zo iets minder kwetsbare plantjes uit te kunnen planten in de grote tuin. Soms is dat teveel, veel teveel. In het geval van de basilicum was het véél teveel! Ik kreeg dus een aantal zaailingen. Nog piepkleine basilicumplantjes. Onze tuin is te klein, veel te klein om rijtjes basilicum uit te zetten dus besloten we ze in een grote bloempot te plaatsen. En toen werd het tropisch warm… Daar is basilicum dol op! We zagen de planten met de dag groeien en vandaag al waren we aan oogsten toe. Precies op het goede moment was er de prachtige, krachtige geur van de planten om mijn humeur weer wat op pijl te brengen… Zelf pesto maken, dat is iets heel anders dan zo’n potje uit de winkel! Eigenlijk helemaal niet veel moeite, resultaat, geweldig.

Zorg dat je verse basilicum hebt. Gebruik alleen de mooie verse blaadjes. Een blender of keukenmachine is handig, stampen in een vijzel kan ook maar kost wat meer moeite.
basilicum in volle groei
Neem

  • 100 gram basilicumblaadjes
  • 3 eetlepels pijnpitten
  • 8 eetlepels goede olijfolie
  • 3 teentjes knoflook
  • een beetje zeezout
  • 50 gram Parmezaanse kaas en ongeveer twee eetlepels Pecorino
  • een flinke klont boter

Doe alle ingrediënten, behalve de kaas  en boter, in de keukenmachine en mix tot het een homogene massa is. Als je geen keukenmachine hebt kun je ook de staafmixer gebruiken.

Als je ook geen staafmixer hebt wordt het even flink werken. Snijd dan de blaadjes zo fijn mogelijk en doe alle ingrediënten in een diepe vijzel. Stamp dan tot alles mooi gemengd is. Met de hand duurt dat wel even maar het ruikt heerlijk!

eigengemaakte pesto

Schep de saus over in een kom en meng er nog 150 gram versgeraspte Parmezaanse kaas en twee eetlepels Peccorino door. In de buurt van Genua waar dit recept vandaan komt roeren ze er ook nog een flinke klont zachte boter door.

Kook intussen de pasta al dente en giet ze af. Voeg een lepel van het kookvocht aan de pesto toe en schep de pesto door de pasta. Bestrooi met nog wat Parmezaanse kaas.

Kopje espresso toe!

© ellen.

Zwoele zondag…

IMG_4645
De zondagmiddag verliep in een aangename loomheid. We hadden Marjan en Marcel uitgenodigd voor een zondagse lunch. Het werd tijd om de afgelopen 30 jaar eens bij te praten, en een maaltijd leek daarvoor een uitgelezen gelegenheid. De gerechten waren enigszins op het warme weer afgestemd en de dranken smaakten aangenaam en verkoelend. Tot dan die vurige Bourgogne op tafel kwam, die was niet koel, maar leende er zich er onberispelijk toe om de conversatie te verdiepen.

Kort nadat de gasten in de late namiddag huiswaarts keerden, en wij de laatste hand legden aan de vaat, stond daar de Jongste Bediende op de stoep. Met de complimenten van Marleen overhandigde hij een partij bessen, rode en zwarte. Vers geplukt uit de tuin aan de Witte Brug; onbespoten, bijna biologisch en met liefde gekweekt. En daarbij ook nog een doosje kroesels. (Die vruchtenbolletjes blijken in andere delen van de wereld kruisbessen te heten.)

We klonken nog een glas koelte op de warmte van de dag en memoreerden de belangrijke zaken van afgelopen week. Ik herinner me daarvan nog enkele dingen die er echt toe deden, de rest is me ontgaan. Het werd wat wollig in mijn hoofd.

Die bessen zijn intussen verwerkt tot een mooie confituur, maar daarover morgen.

Over het toetje van onze lunch laat Ellen weten dat ze er niet over zal schrijven. Dat heeft ze namelijk al vaker gedaan, en overdaad schaadt. Geen nood lezer, klik eenvoudigweg op Roomijs met aardbeienpepersaus aan…

© paul

 

Wortel- sinaasappel- saffraansoep, een zomersoep

wortel- sinaasaapel- saffraansoep
De afspraak was al lang geleden gemaakt; we hebben allemaal een drukke agenda, maar vanmiddag zouden we dan toch eindelijk eens lunchen met oudste nichtje van Paul en haar man. Leuk om herinneringen op te halen onder het genot van een hapje lekker eten.

Ik had van alles bedacht, voorgerecht, tussengerecht, hoofdgerecht, dessert… een mooie lunch zou het worden… Tot de temperaturen deze week extreem begonnen te stijgen. Mij vergaat dan alle trek en de meeste mensen eten dan niet meer echt veel midden op de dag. Ik besloot dus het menu aan te passen en alles wat lichter te maken. Na lang bakkeleien met Paul kwamen we tot een menu voor tropische dagen;
een lichte zomerse soep van bospeen met saffraan en sinaasappel, daarna eigengemaakte ravioli met een vulling van ossenstaart en groentensaus en toe vanilleijs met aardbeien pepersaus.

De soep was een verrassend succes. Zeer geschikt voor tropische temperaturen, zomers, luchtig, lekker. Je kunt deze soep warm, maar ook koud eten. Ik vond het recept in een bundeltje kookboekjes dat ik eens kocht in Arlon op de markt. In het Frans dus. Eerdere probeersels uit de boekjes, (drie deeltjes in een cassette) leerden ons al dat de receptuur niet helemaal klopte. Geweldige ideeen, goede productinformatie, maar haperende beschrijvingen. Tel daarbij op dat ons Frans ook niet helemaal vlekkeloos is en je hebt zo iets geheel anders. Maar toch, de basis bleef, de rest gaf ik maar een eigen draai…
wortelsoep

  • Voor vier personen
  • 500 gram bospeen, van die mooie jongen worteltjes met vers loof, gewassen en geschild
  • 4 eetlepels olijfolie
  • 150 cc vers geperst sinaasappelsap
  • wat druppels Tabasco
  • de schillen van de worteltjes
  • bijna een liter water
  • 1 kippenbouillonblokje
  • een flinke pluk saffraan
  • kleine bolletjes buffelmozzarella
  • een paar takjes munt

Was de worteltjes zorgvuldig en schil ze met een dunschiller. Bewaar de schillen! Zet de schillen op met een liter water, een bouillonblokje en een plukje saffraan. Trek er op een laag vuur een bouillon van. Blancheer de takjes munt even in deze bouillon. Vis ze er na een minuut uit en laat ze even schrikken onder koud water. Bewaar de munt voor de garnering.

Hak de geschilde worteltjes in dunne plakjes. Verwarm in een pan de olijfolie en stoof daarin de worteltjes heel zachtjes even aan. Giet er het sinaasappelsap bij en stoof ongeveer 20 minuten. Schep sap en worteltjes in de blender. Zeef de schillenbouillon en voeg het bij de wortelschijfjes. Pureer tot je een mooie egale massa hebt. Voeg naar smaak wat druppels Tabasco toe.Je kunt dan kiezen of je de soep koud of warm wilt eten. Dus of koelen, óf nog even doorwarmen. De mo

Schenk de soep op borden of kommen. Schep op elk bord een paar bolletjes mozzarella en garneer met een takje munt.

 

Munster fermier met Gewürztraminer…

Munster fermier met Gewürtztraminer...
Drank en spijs, mits met enige zorgvuldigheid gekozen, vullen elkaar doorgaans heel aardig aan. En dat is belangrijk; het verhoogt je tafelgenot en het verdiept je eetplezier.

En dan zijn er ook nog van die combinaties waarbij drank en spijs elkaars smaken zodanig beïnvloeden dat het resultaat een veelvoud is van de som der dingen. Die combinaties zijn aanmerkelijk zeldzamer, maar ze bestaan. Denk aan een Bordeauxwijn op leeftijd in samenspraak met een belegen Goudse kaas en noten. Of een boeren Stilton met oude Portwijn. Glibberige oesters met sprankelende Champagne of een koele droge Chablis, een sappig peertje met een glas Sauternes. Munsterkaas in combinatie met Gewürztraminer is er ook zo een…

Munster is die kaas die overweldigend geurt; er bestaan weinig andere kazen die hem daarin overtroeven. Zij die niet bekend zijn met het type en er voor het eerst aan snuffelen zullen altijd om te beginnen hun afschuw betuigen, en wel in de meest gemene bewoordingen. Het stinkt, zweetvoeten ruikt men, ongewassen volk en ontbindende kadavers. Neemt men evenwel de moeite om een stukje van de kaas te proeven dan is de kans groot dat het oordeel al aanmerkelijk milder uitvalt. Krijgt men tijdens of na het proeven een slokje Gewürztraminer toegediend dan is het niet denkbeeldig dat de walging omslaat in euforie. En na enige proeverij blijkt die geur van de kaas ook niet smerig te zijn, maar geheimzinnig, diep, complex en vol. Écht waar…

Munster of munsterachtige kazen worden over de hele wereld geproduceerd, doorgaans in de grote industrie. Het zijn tamelijk karakterloze kazen, waarvan alle scherpe (lees: karakteristieke ) kantjes zijn weggeslepen. Ga je Munster aanschaffen, kijkt dan of de verpakking een Apellation d’Origine Contrôlée (AOC) vermeldt. Hij komt dan in ieder geval uit de omgeving van Munster (Alsace-Elzas). Koop je een artisinal, dan is de kaas in het klein geproduceerd, maar het beste is een fermier-kaas. Het staat allemaal op de verpakking.

De kaas van de foto was een fermier. Het mag een wonder heten, want behalve in die paar écht gespecialiseerde kaashandels kom je hem in Nederland niet tegen. In de Elzas, en met name in Munster serveert men de kaas uit met wat Kümmel (karwijzaad). Thuis kun ook venkelzaad gebruiken, maar Kümmel is beter, pittiger.

En dan die Gewürztraminer. De naam alleen al zegt iets over het karakter van deze witte wijn. Kruidig, bloemig, rijk van geur en smaak. Wat zoetig is die wijn, en koppig. Hij is geschikt om zo te drinken, maar het best komt hij tot zijn recht als tafelwijn. Bij ganzenleverpaté, bij visgerechten met een stevige saus, bij Elzasser gebak. En op z’n mooist is Gewürztraminer bij een stukje Munsterkaas. Geur en smaak lijken te exploderen wanneer de beide componenten verenigd worden, ik heb het bij diverse gelegenheden mogen beleven.

En ik sta niet alleen in mijn lofbetuiging aan dit Huwelijk van Smaken. De filosoof-literator Jean-Paul Sartre dacht er net zo over. Negen jaar geleden beloofde ik de lezer om uit te zoeken in welk geschrift Sartre de loftrompet steekt, het is er nog steeds niet van gekomen. ( En dat terwijl onderhavig geschrift toch ergens hier in huis moet slingeren.) Misschien tijdens de vakantie?..

© paul

Spaghetti met cantharellen in room….

Spaghetti met cantharellen...
Het aanbod bij de plaatselijke super blijft gestaag doorgaan. Dien ten gevolge eten wij dezer dagen minstens één keer per week cantharellen. En hoewel gebakken met aardappeltjes en spek favoriet blijft, zijn er nog andere toepassingen genoeg te bedenken. Je kunt een mooie saus met de paddenstoelen maken voor bij je vlees, je verwerkt ze in een stoofschotel of soepje. Of je maakt een luxe saus voor je pasta…

Voor de meeste pastasauzen geldt dat ze eenvoudig mogen zijn, hoe simpeler hoe beter. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet luxe kunnen zijn. Spaghetti met een likje olijfolie en wat geschaafde truffel, hoe eenvoudig kan het wezen. Maar de grandeur van de smaak vertegenwoordigt een luxe die in geen enkel driesterren restaurant misstaat. Zoiets is er ook met deze saus: eenvoudig, zeg maar simpel. Maar een luxe…

Als voorgerecht voor vier, als hoofdgerecht voor twee.

  • 1 doosje cantharellen,
  • 1 sjalot,
  • 2 tenen knoflook,
  • wat bouillon (of droge witte wijn, desnoods water),
  • flinke scheut room,
  • vers gehakte peterselie,
  • olijfolie,
  • peper en zout.

Poets de cantharellen met een klein borsteltje. Liever niet met water, de paddenstoelen slobberen dat op. Versnijd ze; de grote exemplaren in helften of kwarten, de kleintjes mogen heel blijven. Verhit de olie in een stoofpannetje of koekenpan met dikke bodem. Stoof op een niet te hoog vuur de gesnipperde sjalot en de gehakte knoflook tot ze aankleuren en mooi glazig zijn. Voeg nu de cantharellen toe en bak ze mee op een middelhoog vuur. De paddenstoelen zullen vocht afgeven. Wanneer dat nagenoeg is verdampt voeg dan een scheutje bouillon toe. Laat nu de paddenstoelen vijf à tien minuten stoven op laag vuur. Houd het vocht in de gaten. Giet vervolgens de room bij en zet het vuur wat hoger. Wanner de saus gebonden raakt is ze klaar. (Je bepaalt zelf welke consistentie je saus zal hebben, wel moet het vet in de room even de kans krijgen om alle smaak op te nemen.) Kook intussen de spaghetti en giet af. Schep de saus over de spaghetti en dien op.

Simpel, simpeler, simpelst, maar zo verschrikkelijk lekker…

© paul

 

Aspergeschaal…

IMG_4370
Het seizoen is alweer gesloten. Op de feestdag van Sint Jan, 24 juni, werd er officieel gestopt met het steken van asperges. Hoewel het seizoen drie maanden duurt lijkt het in een mum voorbij. Zo schreef je een stukje over de primeurasperges, een ander moment zat je alweer te ploeteren op een nabeschouwing.

Wij eten asperges nooit buiten het seizoen. Hooguit komt er de rest van het jaar een enkele keer de groene variant op tafel. Asperges eten blijft exclusief. En dus zul je buiten het seizoen ook geen artikeltjes aantreffen over asperges.

We hadden onze eerste asperges op 31 maart. Nu ik terugkijk op de website blijkt op die datum ook het enige artikel over asperges te staan. Ik dacht dat we er vaker over geschreven hadden, maar dat schijnt een hersenspinsel te zijn.

Het is niet dat we ze niet vaker aten, want dat deden we wel. Het is eerder dat we dachten dat de lezer er mogelijk genoeg van zou krijgen, van alweer asperges. Waarschijnlijk is dat een onterechte gedachte, want we kregen er al opmerkingen over uit onverdachte hoek. Enfin, volgend jaar zullen we beter ons best doen.

De website van het Nederlands Asperge Centrum vermeldt: Hoera! Over 287 dagen begint het nieuwe aspergeseizoen…

Overigens moet ik je nog even wijzen op die aspergeschaal. Ik zocht al jaren naar zoiets, en op een moment dat ik er helemaal niet op bedacht was zag Ellen hem liggen in een vlooienmarktkraam, ergens in Wallonië.

Ik weet nog steeds niet of ik hem monstrueus moet vinden, of aardig, of mooi. Blij ben ik er in ieder geval wel mee. Op de bodem van de schaal ligt namelijk een stenen zeef op lage pootjes. Leg je de asperges op de zeef dan lekken ze uit, terwijl het overtollig vocht afdruipt in de ruimte tussen de bodem van de schaal en de zeef. Ik heb namelijk een onbeschrijfelijke hekel aan asperges die op de schaal liggen te drijven in hun vocht, en op deze manier voorkom je dat.

Ik geloof dat ik € 3,50 betaalde voor het ding…

© paul

Gegrilde aubergines van de BBQ…

Gegrilde aubergines...
Ik zit te tikken in een redelijke koele keuken terwijl Toon de Schilder bezig is met het soigneren van het uiterlijk van het Ministerie. En dat is een moedige onderneming bij temperaturen van ruim boven dertig graden. Hij staat daarbij de helft van de tijd in de schaduw, maar voor de andere helft brandt de zon hem ongenadig op zijn bast. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat hij voldoende vocht binnen krijgt.

Dit soort warmtedagen nodigen heel dwingend uit tot koken in de buitenlucht. Overal bespeur je tegen de avond de geur van smeulend houtskool. De BBQ-pakketten zijn voor super en slager niet aan te slepen.

De een verbrandt gemarineerde speklapjes en kromme worstjes van niet te definiëren aard, de ander gaart op een gecontroleerd vuurtje een stuk beef van anderhalf pond. Ieder doet het naar eigen goesting en behoefte: lang leve de lol. Even is roosteren onze nationale sport.

En bij al dat geschroeid vlees horen onmiskenbaar de geprefabriceerde salades die zo overvloedig worden aangeboden. Selderijsalade, wortelsalade, gemengde salade, enfin… Handig en snel klaar; je hoeft alleen het plastic deksel maar te verwijderen. Dat ze allemaal naar de zelfde kledderige mayonaiseachtige saus smaken wordt met gemak op de koop toe genomen. Wat jammer toch… Je hebt je vuurtje aan, je hoeft niks anders te doen dan er een beetje extra gebruik van te maken.

Snijd één of meerdere aubergines in de lengte in dunne plakken. Besprenkel ze met olijfolie en laat dat even intrekken. Peper en zout erop kan, is niet noodzakelijk. Rooster de plakken aan beide kanten gaar, dat gaat snel. Je moet erbij blijven, of in ieder geval dicht in de buurt, je ziet dan vanzelf wanneer je de plakken moet omdraaien en wanneer ze klaar zijn. Je kunt de plakken warm eten, maar koud smaken ze ook prima. Rooster tegelijkertijd een paar kleine tomaatjes. Leg ze niet boven het heetste gedeelte van je vuurtje. Verse knoflook kan er zo op, het hele bolletje met schil en al. Op een rustig gedeelte van de BBQ mag het langzaam garen. Zo ook de rode uien

En de saus uit het potje kun je gerust gebruiken, mits het een beetje een degelijk merk betreft. Maar zelf saus maken blijft toch altijd te prefereren. Wij maakten gisteren die saffraan-yoghurtsaus. Een ideale begeleider van de gegrilde aubergineplakken.

En zo ben je dan toch weer aan het koken… Maar bedenk lezer, een fatsoenlijke BBQ-maaltijd is áltijd werken. Niks voor niks, maar dan heb je ook wat.

© paul

 

L’Ami du Chambertin…

L'Ami de Chambertin...
Een roodschimmelkaasje, pleegt men te zeggen. En ook ik maak me regelmatig schuldig aan het foutief gebruik van de type-aanduiding. Terwijl er geen schimmel aan te pas komt bij de productie van dit soort kaasjes met gewassen korst, laat staan een “rode” schimmel. Het is een bacterie die zorgt voor de rode korst, hij behoort tot de Coryne groep. De naam van dit type kazen is dan ook Roodflorakaas, of Gewassen Korst kaas. Ikzelf ga altijd maar op mijn neus af. Snuffel je aan een goede Brie, een Camembert of een Crottin, dan ruik je een heel herfstbos, boordevol paddenstoelen. Je hebt dan te maken met een witschimmelkaas, soms met een “natuurlijke” schimmelkaas. Hebben echter de Corynebacteriën hun werk gedaan bij de bereiding, dan snuif je die overdonderende geur op, die door menigeen wordt vergeleken met foute sokken en ongewassen voeten. Denk aan Munster, aan Hervekazen, aan Limburgse. (Bespeur je een duidelijke amoniakgeur, bij om het even welke soort, dan heb je slecht voor je kaasje gezorgd. Het heeft te lang gelegen en is aan het bederven…) Laat je echter niet afschrikken door de geur van roodflorakazen. Als je goed ruikt merk je dat die geur helemaal niet plat en penetrant is, maar juist complex en uiteindelijk aangenaam.

De Corynebacteriën gedijen in een vochtige atmosfeer. Vandaar dat de kazen tijdens het rijpen regelmatig worden gewassen, en vandaar dat ze ook Gewassen Korst kaas worden genoemd.

L’Ami du Chambertin is zo’n roodflorakaasje. Het is in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkeld door de kaasmaker Raymond Gaugry. De naam van de kaas verwijst naar het plaatsje Gevrey-Chambertin, een van die wijndorpen in de Bourgogne waar ze Vloeibaar Goud maken uit hun Pinot Noir druiven. Tegenwoordig is kaasmakerij Gaugry onderdeel van een veel groter concern, maar ze hebben een forse dosis autonomie. En zij brengen l’Ami du Chambertin, en niemand anders.

De kaas wordt gemaakt van gepasteuriseerde koemelk. De kaas wordt niet geperst en blijft ook na rijping zacht. Minstens vier weken duurt die rijping, en in die tijd wordt de kaas regelmatig gewassen met water, aangelengd met Marc de Bourgogne. De korst is vochtig. De kaas heeft geen AOC kenmerk, dus de melk mag van elders dan uit het eigen gebied gehaald worden, maar dat gebeurt eigenlijk nooit.

Het is een heerlijk kaasje, neem dat maar van me aan. We proefden het voor het eerst (waar anders?) in Bourgogne, maar gelukkig wordt het intussen wat vaker in Nederland aangeboden. Je betaalt er een goede vijf euro voor.

Sterk en kruidig van smaak, pittig en intens. Een volle broer van de vermaarde Epoisses. Een kaasje weegt 250 gram en zit verpakt in een spanen doosje. In Bourgogne wordt er volop met de kaas gekookt, maar het best komt-ie tot zijn recht als naspijs. Keurig op kamertemperatuur en met een glas Bourgogne (rood of wit) en je wilt toch nooit meer een ander toetje…

L'ami du Chambertin,

© paul

P.s.: voor deze tekst bewerkte ik een artikel van mezelf van een goede vijf jaar geleden.