
De zondagmiddag verliep in een aangename loomheid. We hadden Marjan en Marcel uitgenodigd voor een zondagse lunch. Het werd tijd om de afgelopen 30 jaar eens bij te praten, en een maaltijd leek daarvoor een uitgelezen gelegenheid. De gerechten waren enigszins op het warme weer afgestemd en de dranken smaakten aangenaam en verkoelend. Tot dan die vurige Bourgogne op tafel kwam, die was niet koel, maar leende er zich er onberispelijk toe om de conversatie te verdiepen.
Kort nadat de gasten in de late namiddag huiswaarts keerden, en wij de laatste hand legden aan de vaat, stond daar de Jongste Bediende op de stoep. Met de complimenten van Marleen overhandigde hij een partij bessen, rode en zwarte. Vers geplukt uit de tuin aan de Witte Brug; onbespoten, bijna biologisch en met liefde gekweekt. En daarbij ook nog een doosje kroesels. (Die vruchtenbolletjes blijken in andere delen van de wereld kruisbessen te heten.)
We klonken nog een glas koelte op de warmte van de dag en memoreerden de belangrijke zaken van afgelopen week. Ik herinner me daarvan nog enkele dingen die er echt toe deden, de rest is me ontgaan. Het werd wat wollig in mijn hoofd.
Die bessen zijn intussen verwerkt tot een mooie confituur, maar daarover morgen.
Over het toetje van onze lunch laat Ellen weten dat ze er niet over zal schrijven. Dat heeft ze namelijk al vaker gedaan, en overdaad schaadt. Geen nood lezer, klik eenvoudigweg op Roomijs met aardbeienpepersaus aan…
© paul