Antipakjes en zakjes… “Jan in den zak”.

antipakjesavond

Die Antipakjesavond spookt me nog steeds door mijn hoofd. Alleen al dat  het nodig is om zoiets te organiseren. Een prima initiatief van Karin, daar niet van, maar eigenlijk schandalig toch dat we de voorbeelden uit de winkel erbij moeten nemen om uit te leggen dat dit eigenlijk recepten zijn die je eigenlijk heel goed zelf kunt maken, zónder pakjes en zakjes…

Al mijmerend in de bus, op de terugweg van mijn werk, bedacht ik opeens dat er toch wél een recept is mét een zakje dat ik graag nog eens zou maken; “Jan in den zak”. Een soort gestoomd krentenbrood. Gestoomd, juist ja, in een linnen zakje! Mijn moeder maakte het af en toe. Ze naaide dan zelf een zakje van katoen of linnen en daar ging “Jan” in. Mijn Tante Marie, een zusje van mijn moeder maakte ook zoiets, zij woonde in Warmehuizen en daar heette Jan in de zak, “Broeder”. Het recept van de zussen was hetzelfde alleen maakte Tante Marie de “Broeder” voor echt véél personen. (zij had veel kinderen en kookte ook voor het  personeel van hun schilderbedrijf) In Warmehuizen was dat dus een gigantische “Broeder”. In een speciale ketel werd die Broeder gekookt. Op maandag,  want dan was het toch wasdag, stond er naast de enorme wasketels een speciale supergrote pan met daarin de Broeder.

Even Googlen bracht dit oude recept in vele vormen tevoorschijn, maar tot mijn grote afschuw zag ik ook van dit grappige oude recept al een kant-en-klaar-versie: Neem broodmix…enzovoorts. Brrr…

Zowel mijn Moeder als mijn Tante Marie volgden het recept uit het boek “Eenvoudige recepten”, van Martine Witttop Koning.

 Martine Wittop Koning

Zaterdag lijkt me een prima dag om nog eens “Jan in den zak” te maken. Maar dan wel zonder pakjes… ‘n Zakje moet wel. Je hebt een katoenen of linnen zakje nodig voor dit recept. Zoek dus alvast een lapje katoen of linnen. Naai er een keurig zakje van. De omtrek moet ongeveer 35×50 cm zijn. Zorg ook voor een lintje om de zak dicht te knopen.

  • Verder heb je nodig: meel, melk, gist,rozijnen, succade, krenten, sinaasapelschilfers, beetje zout, stroop en boter.

En véél hongerige gasten!!! Geef vooraf soep en daarna “Jan in den Zak”

 Morgen het recept!

© ellen.

Gevulde speculaas.

Ik weet niet hoe het in de rest van Nederland is, maar hier is het zo’n typische druilerige zondag. Het regent een beetje, het waait een beetje; echt Sinterklaas-weer. Op zo’n dag kun je natuurlijk van alles ter vermaak verzinnen; met de hond door de natte bossen hollen, met de kinderen naar een druilerige film, noem maar op. Je kunt ook de kaarsjes aansteken, de verwarming een beetje hoger draaien, of beter nog, een groot blok hout in de open haard leggen en een mooi boek lezen…Noem maar op, bedenk het maar, maar één ding hoort voor mij onlosmakelijk bij deze druilerige dagen; De geur van zelfgebakken speculaas! Gevulde speculaas liefst.  Gewoon even zelf maken. Het is simpeler dan je denkt.

gevulde speculaas

  • 300 gram bloem
  • 125 gram donkere basterdsuiker
  • 2 eetlepels speculaaskruiden
  • 150 gram koude boter
  • 1/2 zakje bakpoeder
  • snufje zout
  • 2 eetlepels melk
  • 300 gram amandelspijs ( te koop bij een goede banketbakker, of zelf maken)
  • garneeramandelen
  • 1 losgeklopt ei

Meng bloem, zout, bakpoeder, suiker en speculaaskruiden. Hak de boter met twee messen door het mengsel tot piepkleine stukjes. Voeg de melk toe en kneed er een mooie deegbal van. Zet het deeg een uur in de koelkast.

gevulde speculaas

Verdeel de deegbal in twee gelijke stukken. Rol elke stuk deeg met de deegroller uit tot een lap van ongeveer 20 x 30 cm. Leg 1 lap op de bakplaat. Kneed de helft van het losgeklopte ei door de amandelspijs en rol de spijs op een met bloem bestoven werkvlak uit tot een lap van ongeveer 20×30 cm. Leg de spijs op de lap deeg en leg de tweede deeglap erop. Druk de zijkanten goed op elkaar.
Bestrijk de bovenkant van het deeg met de rest van het ei. Druk de amandelen in het deeg als versiering. Schuif de bakplaat in het midden van de voorverwarmde oven. Bak de gevulde speculaas op 160 graden in 40-45 minuten gaar.

Het huis ruikt heerlijk, nu de kaarsjes aan en een mooi boek!

© ellen.

Pasteitjes van pie-deeg gevuld met gehakt

Vroeger maakte ik regelmatig kleine pasteitjes van pie-deeg, gevuld met gehakt krijg je dan een soort kruissing tussen een worstenbroodje en een sausijzenbroodje. Pie-deeg is niet zo knapperig als bladerdeeg of feuilletée. Je rolt het maar één keer uit terwijl bladerdeeg steeds opnieuw moet worden uitgerold. Zo krijg je bij bladerdeeg die mooie krokante laagjes. Wie haast heeft maakt gewoon pie-deeg, de snellere, eenvoudiger variant. Dit deeg is toch ook best heel smakelijk en je kunt het op allerlei manieren verwerken; vullen met gehakt of ragoût of in combinatie met vruchten of vruchtenmoes.

  • Voor het deeg:
  • 300 gram bloem
  • 150 gram ijkoude boter (boter!!!)
  • ongeveer 1 1/2 dl ijskoud water
  • 1 theelepel zout
  • Voor de vulling:
  • 350 gram biologisch half om half gehakt
  • 1 teentje knoflook
  • wat verse peterselie fijngehakt
  • peper,  zout en nootmuskaat
  • een flinke snee oud witbrood, even in wat melk weken

Maak een bergje van de bloem op de aanrecht. Meng er het zout door en hak vervolgens de boter in piepkleine stukjes door de bloem. Giet er dan met kleine beetjes tegelijk scheutjes water bij en meng alles snel tot je een mooie deegbal hebt. Zet het deeg onder folie in de koelkast en laat het daar een half uutje opstijven.

Meng het brood, de kruiden en de knoflook door het gehakt.

Rol het deeg uit tot een mooie dunne lap en verdeel die in stukjes van 8cm. Leg op elk stukje deeg een plukje van het gehakt. Bestrijk één rand van het deeg met water en vouw de pasteitjes dicht. Leg de pasteitjes met de dichtgevouwen rand naar onderen op een bakplaat. Bestrijk de pasteitjes met losgeklopt ei . Bak ze  in een voorverwarmde oven op 170 graden in ongeveer 40 minuten gaar en mooi bruin.

 

 

Beurre d’Isigny au sel de Guérande

beurre d'Insigny

Dachten wij altijd dat die boter van ons zo’n beetje de beste was op de wereld. En laten we wel wezen, onze Beurre d’Isigny komt ook aardig in die richting. Maar het kan nog beter…

Jan en Ans hebben er een gewoonte van gemaakt om het Ministerie te verrassen met culinaire zaken die ze aantreffen tijdens hun reizen door Europa, ze doen dat elk jaar weer. Met grote zorg kiezen ze het lekkers bij elkaar. Ik schreef al eens over hun Duitslandreis, en de schone zaken die die reis opleverde.

Dit keer trokken ze nar het Noord-Westen van Frankrijk, Normandië en Bretagne. Bij terugkomst overstelpten ze ons letterlijk met eet- en drinkbaars. Al dat lekkers wordt hier heus nog wel beschreven, ik beperk me nu tot de boter.

Sel de Guérande staat er op het wikkel. En dat is een begrip in Frankrijk. Het plaatsje Guérande aan de Bretonse zuidkust is omgeven door zoutpannen, ruim 2000 hectare. Bekkens waarin zout oceaanwater wordt gepompt dat dan weer in zon en wind mag verdampen. De pannen leveren zo het traditioneel gewonnen zout en als bijproduct het heerlijke Fleur de Sel. Dat zout nu werd aan deze boter toegevoegd. Het zout is niet scherp van smaak, eerder mild.

Verder staat er op het wikkel: fabriqué en baratte. Ik vertaal het maar als: traditioneel gekarnd.

De boter geurt verfijnd en het zout maakt dat het pittig smaakt. In deze boter wordt niet gebakken of gebraden, oh nee! Een stukje van het beste brood en een klodder beurre en je hebt niks anders nodig. Een beter snack bestaat niet…

© paul

Fruitige snoepjes…

7 jun. 2011

snoepjes

Ik zoek en ik zoek, ik kan niets vinden.

We kochten deze kegeltjes op een markt in het plaatsje Usseldange, hartje Gutland in Luxemburg. Het snoep is een klassieker, we kwamen het ook al eens tegen bij de patisserie Namur. En op nog een plaats die me nu niet te binnen wil schieten.

Indien klassiek vervaardigd levert het een zeldzaam mooie fruitsmaak op. Zoet, dat wel. De buitenkant zacht versuikerd, van binnen pasteuse, vloeibare vruchtengelei. Bij de kraam waar wij kochten maken ze al het snoepgoed zelf, ook deze kegels. Sinds 1890 is er niets meer aan de receptuur veranderd. Een klein familiebedrijfje uit Vise, onder de rook van Luik, Maison Gicopa. Hun producten noemen ze Les Bonbon de Grand-Mère. Ik kreeg een keurig foldertje mee, maar voor alle zekerheid schreef ik de naam van deze snoepjes op. Zoals dat vaker gaat bij veldwerk raakte ik mijn briefje kwijt en bleek in het foldertje van alles te staan, behalve informatie over deze snoepjes. Ik weet dus niet hoe ze heten, hoe ze gemaakt worden, wat er precies in zit. Ik weet alleen dat ze gloeiend lekker zijn. Iedereen in ons gezelschap vond dat overigens, we waren al snel door onze voorraad heen. De snoepjes kosten € 0,50 per stuk, en dat zijn ze dubbel en dwars waard.

© paul

Flammenkueche

20 jun. 2011

flammenkuche

Er werd een druilerig, regenachtig weekend voorspeld, dan is het goed toeven in de keuken. Een hapje, een drankje en veel ‘buurt’ is een prima oplossing als er buiten toch niets te beleven valt. Hoewel, niets? Zaterdag trok de jaarlijkse processie van Valkenwaard naar Handel langs ons huis. Ruim 1500 mensen en 23 paarden met kar is niet niets. Of het geloof aantrekt in deze barre tijden weet ik niet, maar het aantal deelnemers aan de processie blijft stijgen. Was er op de heenweg zaterdag nog een flauw zonnetje te zien, bij de terugtocht van de bedevaartgangers op zondagmorgen, viel de regen met bakken uit de lucht.

Paul en vriend Jan hadden deze zaterdag bestemd om het bier uit La Rulles te proeven, heel serieus met echte proefnotities. Je leest er hier ongetwijffeld nog over, want over Het Beste Bier van Belgie moet natuurlijk uitgebreid geschreven worden. Ik zal hier intussen verslag doen over wat we zoal aten dit weekend, want al dat bier vroeg natuurlijk om een lekker hapje tussendoor; Flammenkueche! Ikschreef er al eens over. En al drinkt men in de Elzas meestal wijn bij de flammenkueche, het bier bleek ook prima te combineren. Ik bakte in totaal 8 flammenkueche en behalve Jan en Paul, genoten ook de Keizer van Monera, Het Kind en haar vriend Andy, De Jongste Bediende en zijn vriendin Marleen van de Elzasser koeken. Voor ieder één kueche dus. Je bakt en serveert ze één voor één.

  • Voor 8 flammenkueche:
  • 1000 gram bloem
  • 2 zakjes gedroogde gist
  • 1 eetlepel olijfolie
  • zout
  • water

Laat de gist even weken in lauwwarm water. Meng dat door de bloem, voeg zout en olie toe en zoveel water tot je er een mooi soepel brooddeeg van kunt kneden. Kneed ongeveer 100 slagen en laat het deeg onder een doek rijzen op een warme plaats.
Na ongeveer 1,5 uur kneed je het deeg nog een keer goed door en verdeel je het in 8 porties. Laat de porties nog even rijzen.
Zet de oven op 220 graden en het bakken kan beginnen.

  • Voor de vulling gebruikte ik
  • 500 gram volle kwark
  • 400 ml crème fraiche
  • peper en zout.
  • Meng dit goed door elkaar.
  • 300 gram ontbijtspek in kleine reepjes
  • 5 flinke uien in ringen gesneden
  • 400 gram Munsterkaas in dunne plakjes gesneden.

Vet de ovenbakplaten in met olie en beleg de bakplaat met het deeg. Smeer daarop een dunne laag van het kwark/crème fraiche mengsel. Verdeel daarop de uienringen en spekjes en schik de plakjes kaas zó dat ieder deel wat kaas heeft.
Schuif de bakplaat in de oven en bak ze in ongeveer 15 minuten mooi lichtbruin. Snijd de Kueche in 8 stukken en serveer ze dan op een houten plank. Begin meteen met de volgende Kueche.
Je eet de Kueche gewoon van de plank uit de hand. Zorg er daarom voor dat het beleg niet te dik en te nat is.

In de Elzas sluit men zo’n kuechemaaltijd meestal af met een kueche belegd met appeltjes besprenkeld met calvados. Dat kwam er zaterdag niet meer van! Espresso toe ook niet!

© ellen.

Sumiranbrood…

brood van de Sumiranboederij

Bij het jongste bezoek aan de Sumiranbourderij bleek dat er de afgelopen tijd hard
is gewerkt aan bedrijfsinnovatie. Zo is er een bakhuis gebouwd, alwaar een
gepensioneerde bakker op houtvuur zijn beroepskunsten mag vertonen. Ik was er
niet bij, maar de foto’s die Ellen nam spraken boekdelen.

Het is me niet geheel duidelijk of het brood van de foto al op de boerderij
gebakken is, want de oven moet volgens mij nog in gebruik genomen worden. Enfin,
Ellen moet er maar over schrijven.

Het brood van de foto kreeg ze van Irene om alvast eens te proeven. En als
dit brood exemplarisch mag heten voor wat er in de toekomst gebakken wordt dan
belooft dat heel wat.

Heerlijk vast roggenbrood is het. Een stukje brie en een klodder
kruisbessengelei erop en je hebt een wereld-snack.

(Aan die groene nagels van Het Kind zal ik nooit wennen…)

© paul

Zondagochtend…

3 apr. 2011

nieuwjaar 005

Mijn nachtdienst zit er bijna op. Dat verhaal over die Frietstraat bij de Abdij van Postel moet nog even wachten. Kwestie van veel klussen deze nacht, waardoor schrijven erbij inschiet. Het is intussen domweg te laat geworden.

De zomerse zaterdag heeft plaats gemaakt voor een natte zondagochtend. Vervelend voor de weekendrecreant, maar voor mij is het prima slaapweer. Ik heb nog één nachtje te gaan, dan begint mijn vrije week. Ik ben eraan toe…

Ik zet nog koffie en thee voor de cliënten, en daarna ontvang ik de vroege collega met open armen. Ik kachel naar huis, doe mijn rondje met hond Max en deponeer de weekendbijlage van mijn dagblad in de brievenbus van Zjak.

Ik bak croissantjes voor Ellen, uit zo’n kartonnen bus. Ik zal me een glas Ierse whiskey inschenken en ga tevreden naar bed. Welterusten lezer.

© paul

Oliekoeken met Carnaval…

nonnevotten 006

De Oost Brabander kent de traditie niet, maar het ís een heuse traditie. In allerlei streken waar men carnaval viert horen oliekoeken er gewoonweg bij. Het gaat dan om een primitief gebak, een soort van veredeld gistdeeg, gefrituurd in de hete olie. Oliebollen dus…

In Italië gaat er een vleugje rozemarijn door, in delen van het Rijnland vult men ze met vruchten, en in Luxemburg zweert men bij een verfijning met kandij. In Keulen heten ze Muzen, in Heerlen noemt men ze Sjtrikke, Louis Paul Boon spreekt van Smoutebollen bij het Aölster Carnaval. En dat allemaal dan weer naar aard, streek en ingrediënten van de betreffende oliekoeken. Zelfs in Ellens geboortedorp werden de oliebollen gebakken op de vooravond van de vasten. Daar bleven ze gewoon oliebollen heten, maar Hillegom is dan ook geen carnavalsdorp…

Het gebak van de foto noemt men Nonnevotte, naar de strikken die de nonnen in vroeger dagen op haar derrière droegen. Het gebak is al beschreven in 1676. Het werd aangeboden aan de bevelhebber van de Franse legerschaar, die kamp maakte voor de poorten van Sittard.

We werden op het gebak opmerkzaam gemaakt door Ed Starren van de Wijnerij. En sinds dien is het een vast onderdeel geworden van al het eten dat hier tijdens het Grote Feest gaat schuiven. Het zal zaterdag worden vooraleer Ellen aan bakken toe komt, maar het komt lezer, het komt…

Ed Starren is niet meer. Hij overleed heel plots op 28 april van het vorig jaar. We mochten altijd graag verwijzen naar zijn wijnweb-log, het was zeer terzake kundig geschreven. Ed was kritisch, maar nooit lomp of gemeen. En doorgaans was zijn toon mild en doordesemd van de liefde voor de wijn. Hij tikte me graag op de vingers wanneer ik over de schreef ging bij de beschrijving van een Riesling, een Tokayer of een Bordeuaux. En hij tipte ons wanneer er weer een fantastische aanbieding te vinden was bij Cora of Delhaise. We maakte vage afspraken om elkaar te ontmoeten, het is er nooit van gekomen, het bleef vitueel. We missen Ed.

De familie Starren heeft het web-log open laten staan. Je kunt het nog steeds bezoeken. Je vind er honderden lezenwaardige artikelen over wijnen en de wijnwereld. En elk jaar op carnavals zaterdag de aankondiging dat de Wijnerij voor drie dagen sluit…

Wienerei is dees drei Vastelaovendsdaog geslote.
Vaanaof Asselegoonsdaag zien veer weer dao !

Kaassoufflé met oude Goudse kaas; ook al helemaal retro?

kaassoufflé

Er zijn van die dingen die je al heel, heel lang eens wilt maken… En het komt er maar nooit van… Sommige eetbloggers hebben het dan over “lijstjes-met-nog-te-maken-gerechten”. Ik heb eigenlijk niet zo’n lijst, ik doe meestal maar wat… Maar toch…, héél soms… Eigenlijk zegt Paul al zo’n 35 jaar dat hij eens een kaassoufflé zou willen eten, dat lijkt hem toch wel heel bijzonder… En ik denk steeds; dat doe ik nog wel eens… hoe moet dat eigenlijk… ze schijnen vaak ‘in te storten’… wie maakt er nog zo’n ding?..

Ik lees er nooit ergens iets over. Alleen in oude kookboeken kom je wel eens een recept tegen en die spreken elkaar dan ook nog helemaal tegen. Ik heb een hekel aan instortende taarten en probeer dat, met succes, te voorkomen. Maar zo’n kaassoufflé, daar lijkt mislukking bijna voor de hand te liggen. Een beetje gevaarlijk om er dus toch zomaar op een stormachtige zaterdag aan te beginnen. Maar ooit moet de eerste keer zijn nietwaar?

Helemaal uit het niets kwam dit idee voor kaassoufflé nu ook weer niet: In een aflevering van het weekblad Vrij Nederland van een paar weken geleden schrijven Broer en Zus over kaas en soufflé. Ik nam me voor om dat recept te bewaren en het maar eens uit te proberen. Helaas, recept kwijtgeraakt. Ik bekeek vervolgens vier verschillende recepten in oude kookboeken (kaassoufflé’s zijn niet ‘in’ op dit moment. Maar dat kan wel komen! Misschien ook wel helemaal ‘retro’ zo’n kaassoufflé?) Ik maakte een mix van de vier verschillende recepten en bedacht daarmee deze variant:

  • voor vier personen:
  • 60 gram boter
  • 60 gram bloem
  • 3 1/2 dl melk
  • 125 gram oude Goudse kaas, fijn geraspt
  • 1 teentje knoflook, geperst
  • beetje zout,
  • flink wat peper en nootmuskaat, vers geraspt
  • 6 eieren, dooiers en eiwit gesliptst
  • een stenen ovenschotel waarvan alléén de bodem ingevet moet worden met boter!
  • verwarm de oven voor op 190 graden.

Verwarm de melk in een pan. Neem een tweede pan en verwarm daarin de boter. Voeg de knoflook daarbij en laat die even meesmoren. Doe dan de bloem in één keer bij de boter en roer goed. Voeg de warme melk toe en roer tot er geen klontjes meer zijn. Laat deze saus 5 minuten zachtjes pruttelen. Klop intussen de eiwitten stijf en houd ze even apart. Voeg dan de geraspte kaas bij het mengsel en roer tot alles gesmolten is. Breng op smaak met peper, zout en nootmuskaat toe en roer alles nog even goed door. Haal de pan van het vuur en klop de eidooiers door het kaasmengsel. Roer goed. Als alles mooi gemengd is, is de massa ook wat afgekoeld en kun je de eiwitten toevoegen. Schep het eiwit héél voorzichtig door de massa. Houd er zoveel mogelijk lucht in. Schep de massa dan in de vorm, strijk het deeg mooi gelijk, en zet de soufflé 25 tot 30 minuten in de oven.

En dan begint het… De oude kookboeken voorzien allerlei rampscenario’s; “Bij zo’n recept moet je er wel zeker van zijn dat iedereen precies op tijd aan tafel gaat zitten; op het kritieke moment dat de soufflé klaar is moet niemand gaan telefoneren of een speech gaan houden, want dan zakt de soufflé onverbiddelijk in elkaar…”

Nou dat was voor mij al die jaren zo een reden om er maar niet aan te beginnen. Volgens de oude kookboeken mocht er ook beslist niet in de oven gekeken worden… Tegenwoordig hebben we gelukkig een oven met een glazen deur en kunnen we zonder de deur te openen kijken wat er gebeurt tijdens het hele bakproces. Facinerend om te zien hoe zo’n soufflé rijst! En rijst, en rijst, en rijst… tot een echte kaassoufflé! Het bleek dus helemaal niet zo moeilijk om een echte soufflé te maken. Wij vonden de smaak een beetje ‘saai’. Volgende keer misschien maar een deel van de Goudse vervangen door een blauwschimmelkaas?

Wij aten er een tomatensalade bij met verse basilicum en lenteuitjes, aangemaakt met mooie olijfolie en wat grofgemalen peper en zout. Dat bleek een prima combinatie! Een glas droge witte wijn uit de Loirestreek smaakt er uitstekend bij.

Espresso toe.

© ellen.