Van spugers en pissers….

Spuger...Een vakantiegedachte…
Op de plek van het huis stond ooit een middeleeuwse kerk. De uitbundige gotiek moest er echter op enig moment plaats maken voor de kleinsteedse fantasieloze nieuwbouw van het Fin-de-Siècle. Om niet te achterhalen reden werd de kerk gesloopt aan het begin van de vorige eeuw. Had er een brand gewoed?  Was de kerk verworden tot een bouwval en paste ze daarom niet meer in het stadsbeeld? Ik weet het niet lezer…

Omwille van het historisch gedachtengoed bewaarde men evenwel na de sloop wat ornamenten en andere middeleeuwse versierselen, zodat de herinnering aan tijden dat het stadje nog een stad was niet helemaal verloren gingen. En die ornamenten kregen dan ook een plaats in de nieuwe gebouwen die opgetrokken werden op de lege plek die de kerk achterliet.

De spuger kreeg een plaatsje aan een pand waarin nu een formica-restaurant gevestigd is. Het gebouw zag er altijd al uit als een rechtopstaande schoenendoos en de antieke versiering was dan ook een welkome verrijking van het saaie straatbeeld. De tweelingbroer van de spuger versierde een volgend pand en de beeltenis van een bejaarde heilige, wiens naam allang niet meer bestaat, het daarop volgende. Zo was de hele straat voorzien van middeleeuwse beeltenissen, maar ook puistenen, daklijsten en gedenkstenen.

Een spuger werd van oudsher met zijn achterlijf in een dakgoot gestoken. Bij regen en andere natte aangelegenheden perste het hemelwater zich vanuit de dakgoot dwars door het lijf van de spuger om vervolgens met een sierlijke boog uit de bek van het ding te stromen. Zo ging het altijd al: een spuger spuugde…

In dit geval echter had men, beducht op ongewenste stralen water op een winkelend publiek, gezocht naar een andere oplossing. Men had de spuger voorzien van een urinekanaal in z’n onderbuik. Zomaar een gat geboord in dat stokoude beeld en er een pvc-buis ingeramd. Dat het ding zo getransformeerd werd van spuger naar pisser was kennelijk bijzaak.

(Het gebeurde in het slaperige stadje Chaumont, dat zich ondanks alles hoofdstad mocht noemen van het departement Haute-Marne, ergens in Noord Frankrijk.)

© paul

Feel sunny…

Late lome middag in Luxemburg...

Mij maakt het niet zo veel uit, pastis of anis, ik mag beide graag drinken als aperitief. En ook wil ik me niet persé aan een merk binden. Maar aangezien Ellen meestal dit soort drank aanschaft en zij aanmerkelijk meer uitgesproken is in haar voorkeuren, wordt het doorgaans Ricard, een pastis dus. Enfin, ik vind het best…

Als dan de middag ten einde loopt en de tijd van the happy hour aanbreekt mag ik graag dat aperitief schenken. Een gulp Ricard in het glas, misschien twee ijsklonten erbij, maar altijd afgevuld met gekoeld water. Ik ben dan heel tevreden.

We hebben, geloof ik, wel en stuk of acht Ricardglazen, maar ik kies altijd voor dat ene. Het glas staat doorgaans op z’n kop in een van de keukenkastjes van onze woonst in Luxemburg. Het ding is bepaald niet van deze tijd met z’n overdreven oranje kleur en gele zonnetjes. En om de frivole bedoelingen van de ontwerper nog eens te onderstrepen staat er in feestelijk nonchalante letters: Feel Sunny. Zie hier de jaren zeventig in een notendop…

Mijn omgeving dicht me doorgaans een redelijke mate van goede smaak toe. Mijn literaire voorkeur wordt gewaardeerd en mijn visie op de beeldende kunsten is menigeen tot leidraad. Ik weet met gemak de betere film te selecteren, mijn muziekkeuze is altijd klassiek en zelfs mijn liefde voor het serieuze beeldverhaal kan de goedkeuring van deze en gene wegdragen. Van dans en toneel heb ik weinig kaas gegeten, dus het zou aanmatigend zijn om daar een oordeel over te hebben. Dat geldt echter voor het merendeel van mijn omgeving, dus soit

Maar waarom dan dat glas? Dat kitscherige, lelijke, opzichtige, proletarische en ,zonder enige twijfel, foute jarenzeventigglas? En ik zeg het maar gelijk, ik weet het zelf ook niet helemaal…

Mijn omgeving heeft er serieus werk van gemaakt om het glas te laten verdwijnen, maar ik weet dat elke keer te voorkomen. En steeds na zo’n gelukte reddingspoging word ik  aangekeken met zo’n meewarige blik, alsof de kindsheid nu definitief bezit van me heeft genomen. (En dat is niet zo.) Ook probeert men met argumenten mijn dwalingen ten aanzien van dit specifiek glasdesign aan te tonen, maar ik laat me niet ompraten: mijn glas, mijn liefde, mijn lol! Wil ik er toch iets over zeggen, dan kom ik uiteindelijk terecht bij het begrip nostalgie.

Natuurlijk werden er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw schitterende dingen ontworpen en gemaakt, het merendeel was echter rommel. (Maar goed beschouwd geldt dat voor elke periode, tijdspanne of stroming.) Wel is het zo dat ik pas sinds enige tijd met een open oog kan kijken naar de ontwerpen en vormgeving uit die tijd. Het duurde een half leven voordat ik mijn puberindrukken, of die van de adolescent, los kon koppelen van alle subjectieve gedachten, gevoelens en indrukken die nu eenmaal onlosmakelijk verbonden zijn met opgroeien,(betweteren, snotneuzeren), volwassen worden, en die je blik op de omgeving vertroebelen, of toch op z’n minst vertekenen.Bokrijk...
Toen ik vandeweek in het openluchtmuseum Bokrijk, in het Belgische Genk, geheel onvoorbereid werd geconfronteerd met een Belgisch café met een loepzuivere zestigerjaren inrichting, overviel me het pastisglasgevoel in alle hevigheid.
Wat had ik in mijn jonge jaren gekankerd op die van helder licht doorstroomde, met fineer beplakte en middels fout behang gedecoreerde ruimtes. Gekankerd ook op de opzichtige koperen tapkranen en het toogblad van stijlvast formica, de belachelijke spiegels, muurbreed…
En nu stond ik daar, in die ruimte, ik schrok me rot en ik dacht: dit ga ik nog ‘ns mooi vinden. Of dan toch op z’n minst waarderen…. En ik dacht: waarom heb ik er de poëzie niet eerder van ingezien?
Zoiets is er ook aan de hand met dat pastisglas. Op de belettering valt een en ander af te dingen, maar verder is het gewoon een mooi glas. Mijn glas… Straks krijgen we eters over de vloer, een stuk of zeven. Over een goed uur sta ik dus aperitiefs te maken. Dat oranje-gele glas heb ik voor mezelf gereserveerd: Feel Sunny- Be Happy…
© paul

 

Haring in de Slag om de Ardennen…

La Gleize...
Ik ontdekte het blik in een vitrine van het kleine, maar voor fijnproevers bijzondere museumpje December 44 Museum in La Gleize in de noordelijke Belgische Ardennen.

Op 16 december 1944 opende het Duitse leger een groots opgezet offensief tegen de  geallieerde legers die vanuit Frankrijk, via Luxemburg, optrokken naar de grenzen van Duitsland. Doel van de Duitse aanval was om de aanstormende strijdkrachten, Engelsen, Amerikanen, Canadezen en Fransen, te stoppen in hun opmars en snel een corridor te forceren naar Antwerpen. Dat laatste was bittere noodzaak voor Duitsland, dat dringend verlegen zat om westelijk gelegen havens in verband met de enorme schaarste aan grondstoffen als olie en staal in eigen land.

Het plaatsje La Gleize ligt in het meest noordelijk deel van de frontlinie die zich toentertijd uitstrekte over een goede honderddertig kilometer. Bastogne was de meest zuidelijke plaats. Er werd in de dagen na 16 december moordend en meedogenloos gevochten in die streken, hier en daar vind je de sporen nog in landschap en gebouwen terug. Het Duitse offensief was evenwel gedoemd te mislukken: te weinig materieel, te weinig getrainde manschappen, te weinig benzine…

Toen dan de strijd na negen dagen, op eerste Kerstdag 1944, was beslist in het voordeel van de geallieerden, begonnen de bewoners van de diverse oorlogsgebieden onmiddellijk met het verzamelen van achtergebleven oorlogsmateriaal; het leverde uitstekende handelswaar op voor het volk. Gelukkig waren er ook lieden die zich meer bezig hielden met de geschiedkundige waarde van een en ander. Aan hen hebben we de inhoud van een paar musea te danken.

December 44 Museum is er een van. Het merendeel van de tentoongestelde stukken komt uit de directe omgeving van La Gleize. Het museum vertelt het verhaal van de strijd in de noordelijke Ardennen aan de hand van foto’s, duidelijke teksten (Frans en Engels) en een keur aan materiaal. Verder zijn er een aantal diorama’s ingericht, schaal 1 op 1, die verbluffend echt aandoen. Ze zijn niet bevolkt met de notoire modepaspoppen, zoals meestal, maar het lijken echte soldaten van vlees en bloed. En ook hun handelen en gezichtsuitdrukking doen volkomen levensecht aan. Goed gedaan…

Dat de Duitsers gebrek leden en de Geallieerden zwommen in overvloed is te merken aan de collectie van het museum. Duits wapentuig ligt er genoeg, kleding al wat minder, maar wat etenswaar en andere dagelijkse zaken betreft is het mondjesmaat gesteld. Men kon het gewoonweg niet achterlaten, men had het veel te hard nodig om te overleven.La Gleize...

Enfin, dat blik haring in gelei lag er, en zo nog wat zaken. Maar die dingen staan in schril contrast tot de stapels sigaretten, blikken koffie, kauwgom, rantsoenen en noodrantsoenen die de Geallieerden nonchalant achterlieten. Zelfs kratten Amerikaans bier vond de bevolking van La Gleize terug.

Wat mij nou al die tijd al intrigeert is de vraag of die haring nog te eten is. Op voedselblikken staat tegenwoordig altijd een uiterste houdbaarheidsdatum, maar inblikken is toch eigenlijk ook een beetje conserveren voor de eeuwigheid. Ik zal het wel nooit weten lezer…

Mijn voorkeur voor kleine musea kende je al, maar ik heb er deze vakantie weer een paar bij gesprokkeld. En December 44 Museum is daar zeker niet het minste van. Ben je in de buurt (op de hoogte van Cascade de Coo) en ben je geïnteresseerd, schroom dan niet om er even aan te gaan.

Het adres:

  • December 44 Museum,
  • Rue de l’Eglise 7,
  • 4987 La Gleize,
  • België.

Op de stoep staat een reusachtige Tiger II tank, het grootste rupsmonster uit de Tweede Wereldoorlog…

© paul

Weer thuis…

Abdij van Septfontaines...De Jongste Bediende kwam tegen de avond melden dat hij vond dat hij nu lang genoeg tegen dat artikel over de Reine Claudejam had aangekeken. En of er ooit nog wat nieuws zou verschijnen, vroeg hij zich af…

Op zijn wenken wordt hij bediend, die Jongste Bediende. Want we zijn weer thuis. En in dit huis zijn de voorwaarden om te kunnen schrijven en is de staat van de digitale snelweg van dien aard dat alles weer gaat lukken. En dat was de afgelopen weken wel anders geweest. Het bleef improviseren met het internet-in-den-vreemde en de voornemens om desnoods op terrassen stukjes te schrijven en te verzenden bleek niet te werken. Enfin, dat gaan we dus de komende weken weer goedmaken.

We reisden vier weken geleden af naar Frankrijk. Via sluipdoor- en kruipdoorweggetjes zouden we afzakken naar de voet van de Pyreneeën. Daar zouden we een partij wijn inslaan en dan via weer heel andere binnendoorpaden ons een terugweg banen richting thuis. Het mocht niet zo wezen.

Al snel na vertrek maakte ik een vitaal onderdeel van de kleine BIOD Bamby stuk. En tot overmaat van ramp schoot het Ellen in de rug. Voorts liepen we beiden een wespensteek op, waarop een allergische reactie volgde. We wisten ons verblijf in de Haute-Marne nog te rekken tot een week, maar besloten dan te verkassen naar Luxemburg. Daar waren de voorwaarden om te recupereren een stuk gunstiger. We hebben er dan ook dankbaar gebruik van gemaakt.

Toen een en ander weer enigszins op orde was besloten we onze doelen aan te passen. Zuid Frankrijk was te ver weg, wilde je er tenminste niet naartoe jakkeren via de Péage. We trokken Duitsland in, naar de Pfalz. We waren daar eerder geweest en we hadden er nog wel wat te zoeken. Het bleek een prima keuze, we hebben er onze vakantie fijn afgesloten. (We waren even vergeten dat de Pfalz in de zomer vaak een mediterraan klimaat voert met temperaturen van boven 35 graden Celcius in de schaduw, zodat je delen van de dag tot niks komt… Ach, je kunt niet alles hebben.)

Terug kijkend mogen we tevreden zijn. Ondanks ongemakken snoven we een hoop cultuur: binnenshuis, maar ook volop daarbuiten. We ontmoetten een boel mensen: een stel bekenden, maar ook volslagen vreemden. We vulden onze wintervoorraad wijnen aan naar alle tevredenheid en ontdekten nieuwe culinaire wondertjes. We aten goed en een paar maal exquise. We dronken misschien nu en dan wat teveel, maar het was wel allemaal lekker en soms heel bijzonder. We zagen stukjes van de wereld die we nog nooit gezien hadden (ook in Luxemburg…).

Op dat stenen bankje van de kopfoto mochten we een tijdje zitten, in de schaduw van een snikhete dag, de rug geleund tegen de kloostermuur. Hier zat de abt van de abdij van Septfontaines (Haute-Marne) op een augustusdag in het jaar des Heren 1715 en keek in alle loomheid uit op de nieuwe graanschuur van zijn Kloosterbedoening. Wij keken, anno 2015, in alle loomheid naar een wegzakkend automobiel.Abdij van Septfontaines...

Maar uiteindelijk maakte het niet zoveel uit; alles gaf stof tot overpeinzing, alles was betrekkelijk, het gaf rust.

We zullen je er later over berichten lezer. Nu wordt het zoetjesaan tijd voor een nieuw recept.

© ellen-paul

Langres AOC…

IMG_4867Voordat we hernieuwd neerstreken op onze Luxemburgse stek verbleven we een week in Frankrijk, in het departement Haute Marne. Niet het meest spectaculaire deel van Frankrijk, niet het meest pittoreske, maar evengoed een gebied waar culinair wel een en ander te beleven valt.

Het is het land van mirabellen en rode bessen, van kostelijk eendenvlees en van consumptieduifjes, van rivierkreeft en wijngaardslakken. Men maakt er op heel beperkte schaal een prima landwijn, maar ook komen er Champagnes met kwaliteit vandaan. Men oogst er in het voorjaar het kostbare saffraan, zelfs de zwarte Bourgognetruffel gedijt er uitstekend. Maar bovenal is de streek beroemd om zijn kaas : de Langres AOC.

De kaas dankt zijn naam aan het stadje Langres, gelegen in de uitlopers van de Champagnestreek. Het is een prachtig cilindervormig kaasje met een goudgele tot oranjekleurige gewassen korst. (Hersenkaas noemden de twins van Eupotours de kaas omwille van het grillige oppervlak.) De korst wordt tijdens het rijpen regelmatig met een vochtige doek met een pekeloplossing ingewreven. De kaas wordt doorgaans van gepasteuriseerde melk gemaakt, maar voor lokaal gebruik verwerkt men op de boerderij ook volop rauwe melk.

De paté is stevig maar soepel, licht beige van kleur en zachter in het midden. De kaasjes zijn familie van de Epoisses de Bourgogne, maar aanmerkelijk milder van smaak. De korst smaakt sterk en uitgesproken, de paté is zalvend zacht en complex. De kaas smelt op je tong. Aan de bovenkant zakken de kaasjes wat in zodat er een holte, een kommetje ontstaat. Bij een feestelijke maaltijd wordt dit gevuld met Marc de Champagne of een stevige witte wijn. Het geeft de kaas nog nèt iets extra’s. Je drinkt er liefst een borrel Marc de Champagne bij, maar van een goed glas Bourgogne gaat de kaas ook kwispelen…IMG_4921

De kaasjes worden artisinaal gemaakt, en soms coöperatief. Van industriekazen is mij niks bekend. Maar de mooiste kaasjes van allemaal zijn toch de fermier-kazen, gemaakt op de boerderij van rauwmelkse kaas. Zo verschrikkelijk lekker zijn ze dat je altijd weer een afstap zou willen maken in de Haute Marne, wanneer je weer eens door Frankrijk raast op weg naar zuidelijker oorden. Want die fermier-kaasjes vindt je nergens anders. Een paar bereiken er de cremerieën van Parijs, en misschien een enkel onze Randstad. De rest houden ze gewoon voor hullie zelf, daar in de Haute Marne…

© paul

 

Fin de vacance, maar nog niet voor ons…

gerookte zalm met gestoofde zeekraal...
 Vanochtend vertrokken Evert, Neel, Lotte en Flora richting Nederland. Het was nog aan de vroege kant, maar het op- en inruimen verliep voorspoedig en niets weerhield hen er nog van om dan maar af te reizen. Ze kwamen hartelijk afscheid nemen, pikten dan hun BIOD-Bambi achter de Volvo en weg waren ze.

Twee weken verbleven ze in Luxemburg en eentje in Bar-le-Duc, departement Marne, Frankrijk. Aan de verhalen te horen hebben ze het daar met z’n viertjes erg naar hun zin gehad. Uiteindelijk bleek hun vakantiestek slechts een boogscheut van onze standplaats in de Haute Marne, maar ontmoet hebben we elkaar toch niet.

Vooruitlopend op het afscheid kookte Ellen op woensdag een diner voor zes. Gerookte zalm met gestoofde zeekraal vooraf en daarna een kippetje in dragonroomsaus. Nieuwe aardappeltjes erbij en twee groenten. Drie kazen toe en nog een chocoladetaartje bij de koffie. Heerlijke witte sloeberwijn uit Luxemburg en een borrel Marc de Gewurztraminer. Enfin…

Wij zijn voorlopig nog in Septfontaines. Plannen om tijdelijk te verkassen hebben we genoeg, maar vooralsnog komt het er niet van. Ach, we zitten goed…

© paul

 

Wijn kopen in Bourgondië, deel 2…

De inkoop!
Dit is ‘m dan uiteindelijk geworden: de Volnay, jaargang 2009 van wijnhuis Michel Picard, Chateau Chassagne-Montrachet.

Hoe we ertoe gekomen waren om naar Chassagne-Montrachet af te reizen vertelde ik je in Wijn kopen in Bourgondië, deel 1. We hadden vooraf een keuze gemaakt en ook nog een paar alternatieven achter de hand, voor het geval dat het bezoek bij Picard niet het gewenste resultaat opleverde.

Een kasteel, opgetrokken in Lodewijkstijl, ruim opgezet met een hoofdgebouw en twee zijvleugels. Een beetje tuin eromheen, de rest wijnakkers. Hier zetelt wijnhuis Picard. Hun wijngaarden zijn te vinden op verschillende plekken in de streek rondom Beaune, en in een aantal gevallen bezitten ze in één dorp meerdere gaarden. Elke wijngaard levert z’n eigen wijn, er wordt niet gemengd.

Op het voorplein van het kasteel liep een groepje Japanners te dollen, ze hadden kennelijk juist een uitgebreide proeverij achter de rug en dat had beide partijen wat opgeleverd. Kisten wijn werden uitgereden en vervolgens ingeladen in een bestelbusje. De Japanners gingen een voor een op de foto met de lading.

Eenmaal binnen bleek de centrale hal van het kasteel te zijn ingericht als ontvangsthal, luxe wijnhandel en proeflokaal. Ergens was een verkoper bezig met een aantal gesoigneerde heren. Het waren stevige onderhandelingen, vriendelijk van toon, maar stevig. En warempel, nog een groep Oost-Aziaten liep er te winkelen, zonder begeleider, zonder te proeven. Ze keken alleen naar de etiketten en noteerden nu en dan wat in een schriftje.

Wij werden ontvangen door een allervriendelijkste jongeman. Hij bleek drie woorden Vlaams te spreken en dat maakte een en ander alweer een stuk gemakkelijker. We gaven onze voorkeur te kennen voor die Pommard 1er Cru, 2009; die hadden we onlangs gedronken, die smaakte ons best, die wilden we. De jongeman vroeg ons waar we de wijn ontdekt hadden, want op het Chateau was hij al tijden uitverkocht. Slechts een klein kwantum lag in de kelders te verouderen. Die flessen zouden pas over een aantal jaren op de markt komen. Dat we de wijn aanschaften bij een grote supermarkt in Beaune verwonderde hem hooglijk. Of eigenlijk meer het feit dat die Pommard nog te krijgen was. (De supermarkt was intussen ook door zijn voorraad heen, dat hadden wij de dag ervoor al uitgezocht.)
Kelders van Chateau Chassagne-Montrachet.

Maar goed, daar stonden we wel even verlegen. Deze Pommard niet leverbaar,en wat er aan andere Pommards lag oversteeg ruimschoots ons budget. De jongeman evenwel begreep ons dilemma, hij kwam met een voorstel.

Twee van de wijngaarden van Picard grensden aan elkaar. De ene lag in het dorpje Pommard, de andrere in Volnay. De perceelgrens was tevens gemeentegrens. Onze Pommard kwam van die wijngaard. De wijn van de andere wijngaard kreeg de naam van het andere dorpje mee, hij lag immers op Volnay’s grondgebied. De bodem van de twee gaarden was echter dezelfde, zoninval en druivensoort ook. We mochten op ons gemak proeven en dan konden we altijd nog zien.

Enfin, zoals de jongeman had voorzien voldeed de Volnay aan onze verwachtingen, we hoefden niet verder te proeven. Voorts waren prijs en kwaliteit in evenwicht en paste het geheel binnen ons budget. We gingen dan maar tot aanschaf over. We hebben er nooit spijt van gehad. We kochten 12 flessen, voor elke maand van het jaar één. En er valt elke maand heus wel een feestje voor twee te bedenken, reken maar.

Traditioneel kochten we in het najaar op de wijnbeurs van de Belle Etoille twaalf flessen Bourgogne van iets meer doorsnee aard, maar ook die mogen er zijn. Als alles volgens plan verloopt doen we dit jaar tijdens onze vakantie het gebied van de Madiranwijnen aan, aan de voet van de Pyreneeën. ‘ns Kijken of we daar ook kunnen slagen. Maar een voorraadje Bourgognes voor komend jaar komt er beslist, zoveel is zeker…

© paul

Tafelzilver…

zilver
Onaardige opmerkingen over de foto’s op onze website, ik wil ze niet horen. Zulke opmerkingen zijn doorgaans onterecht, en ze gaan ook nog eens voorbij aan de onmogelijke omstandigheden waarin de fotografe moet werken.

Daar waar professionele Foodphotographers een halve dag kunnen doen over één shot van kropsla, inclusief belichting van zeven verschillende kanten, vier kamera’s, drie statieven, twee zilverschermen, een keukenhulp en een make-up dame om de glitters op het voedsel actueel te houden, dient Ellen de klus te klaren in een à twee minuten. Het gaat namelijk bij haar foto’s altijd om onze dagelijkse kost. Draalt ze te lang dan stolt de saus, wordt de soep koud en zo ook het vlees. De groeten storten langzaam in en van een ijzig toetje rest slechts pap.

Ellen moet snel werken en er is een dwingende tijdslimiet. Er is simpelweg geen tijd voor uitgebreid belichten, extra schaduwen aanbrengen, zonlicht afschermen, experimenteren met sluitertijden. Ellen heeft de beschikking over een prima camera en dat helpt natuurlijk. Maar ook moet ze soms genoegen nemen met een tablet of telefoontje als gereedschap. Het kan dus gebeuren dat het gerecht niet de kans kreeg zich van de allerbeste kant te laten zien. Enfin, dat is dan maar zo. En die wat mindere foto’s moeten we in sommige gevallen toch gebruiken, dat is dan ook maar zo. Maar voor veel van haar foto’s geldt dat een Foodphotographer zich er niet voor zou hoeven schamen na een dag noeste arbeid in z’n atelier. En ik onderschat dat vak niet, heus niet…

Enfin, ondanks de dagelijkse tijdsdruk blijft het lollig om te doen. En het plezier van het fotograferen van voedsel wordt nog eens verhoogd wanneer je je mise-en-scène een beetje op orde hebt. Een frivool schaaltje voor een barok toetje, sober keramiek voor een strenge entrecote. Boerse potten voor een bonenschotel en een antiek treefje voor de Mierlose Zwarte. Mede om die reden struinen we al jaren vlooienmarkten af, op zoek naar bijzonder tafelaardewerk ten behoeve van de illustraties voor de website.

Sinds eind vorig jaar heeft Ellen een nieuw element aan haar speurtochten toegevoegd. Ze zoekt bestek. Het lijkt eenvoudig, maar dat valt tegen. Of het spul is goed en de handelaar kent zijn prijs en waant zich antiquair, of het bestek kost niks, maar is van ontwerp en stijl om van te janken. Tussen deze twee uitersten is het vaak vruchteloos zoeken. En soms ook niet…

Op die vlooienmarkt in Koerich (Lux.) vonden we tussen alle goedbedoelde zooi de aspergeschaal met uitlekfaciliteiten. Het weekend kon qua rommelmarkt al niet meer fout.

Ellen rommelde wat in een grote houten kist, gevuld met bestek van allerhande allure. Ze wist er drie vorken en drie lepels uit te peuren die een setje vormden. Ze rekende twee euro af voor het span en raakte vervolgens in een geanimeerd gesprek met de kraamhoudster. Ellen zocht eigenlijk naar een sauslepel, maar het vrouwtje van de bedoening wist bij benadering niet of er ergens in die kist zoiets te vinden was. Na wat over en weer gerommel deed het vrouwtje een aanbod. Ellen kon de inhoud van die hele kist meenemen, ze hoefde slechts een tientje neer te tellen. Het aanbod was aanlokkelijk, dus Ellen ging erop in. Daarop besloot het vrouwtje Ellen haar twee euro voor de eerdere aanschaf terug te geven, het bestek van die aankoop zat oorspronkelijk in de kist en hoorde bij het hele quotum.
Tafelzilver van de vlooienmarkt...

Het hele kavel bestond uit 53 stuks bestek, 5 pillendoosjes, een eierdopje, drie taartscheppen, een armbandje en nog wat onbestemds. Niet alles even mooi van vorm, maar voor het merendeel heel bruikbaar. Alles had een ferme poetsbeurt nodig, liefst met zilverpoets. Want wat bleek bij nadere inspectie. Nagenoeg alle bestek was verzilverd, een aantal lepels en vorken zelfs zwaar. Aan de hand van zilverkeurmerken en fabrieksstempels konden we een aantal spullen determineren. We vonden broertjes en zusjes terug op het internet. Je wilt toch niet weten wat ze daar voor één lepel, één vork durven vragen…

De gebakslepeltjes en -vorkjes vonden we te barok. We hebben die aan dierendokter Julia geschonken, die ze onmiddellijk in hun oorspronkelijke glorie begon te herstellen. Zit dat kind nu met een zilveren gebakset op haar studentenflatje…

© paul

 

Schouderkarbonade met Noilly Prat-dragonsaus…

karbonade met Nouilly Prat en dragonsaus

Je dient je tradities scherp in de gaten te houden, ten einde ze niet als traditie te verliezen. Ik weet niet meer waar ik het heb gelezen, en misschien verzon ik het wel zelf. Het klinkt in ieder geval naar een waarheid als een koe, (en dat is het ook) en wat moet je met zulk een flauwe algemeenheid? Ik weet het ook niet zo net lezer, maar wat ik wel weet is dat het mij weer eens bijna is overkwam.

Hield ik vijf jaar geleden een vlammend pleidooi voor Noilly Prat als klassieke smaakmaker, sinds die tijd hebben we de vermouth nog slechts een enkele keer gebruikt. Zo zie je maar weer…

Enfin, tijd voor eerherstel: een klassieker uit de keukens van het Ministerie, maar toch weer een beetje anders dan de vorige keer.

  • 2 schouderkarbonades (van een blij varken),
  • 1 fijngesnipperde sjalot,
  • 1 sherryglas Noilly Prat,
  • flink wat room,
  • 2 eetlepels vers gehakte dragon,
  • peperbolletjes uit blik,
  • peper en zout uit de molen,
  • geklaarde boter.

Wrijf de karbonades in met peper en zout uit de molen. Verhit de geklaarde boter in een braad- of stoofpan (met deksel) en bak daarin de karbonades aan beide zijden bruin. Haal ze uit de pan en houd ze warm (onder alu-folie b.v.). Bak in de achtergebleven boter de gesnipperde sjalot op een niet te hoog vuur tot ze begint te kleuren en glazig wordt. Voeg de Noilly Prat toe, de room, de peperbolletjes en anderhalve eetlepel dragon. Roer goed door en laat de saus even opkoken. Leg de karbonades in de saus, sluit de pan af met het deksel en plaats hem op een klein vuurtje. Het vlees mag nu drie kwartier tot een uur stoven. Wanneer het vlees zacht en gaar is gaat het restant van de dragon door de saus. Is de saus te vloeibaar naar je zin, dan even inkoken op hoog vuur.

‘n Aardappeltje erbij en een troefje groente. Kaas en espresso toe…

© paul

 

Wijn kopen in Bourgondië, deel 1…

 

DSC_0002

Aan de vooravond van Grote Vakantie jaargang 2015 wordt het hoogste tijd om de restanten van GV jaargang 2014 af te ronden. Ik zat al tijden aan dit artikel te prutsen en ik kwam er niet goed uit. Ik geloof intussen dat deze versie wel door de beugel kan, maar enfin, oordeel zelf maar…

Bourgondië telt een goede 1200 professionele wijnboeren. De grootste wijngaarden strekken zich over talloze hectaren uit, het kleinste akkertje is slechts 0,8 hectare van afmeting. En in de meeste gaarden wordt meer dan één wijn geproduceerd. Al die wijnen proeven is voor een beroepsmatig wijnkoper ondoenlijk, laat staan voor leken zoals wij. Hoe ga je dan in godsnaam te werk, wil je tot een verantwoorde keuze en aanschaf komen?

De witte wijn leverde geen probleem op, we wisten wat we wilden. We kochten in het verleden al eens bij die aardige meneer in Asquins. Zijn witte wijn was excellent, biologisch en schappelijk van prijs. Een deal was snel gesloten. De rode wijn leverde meer hoofdbrekens op. Ellen ging als volgt tewerk:

Ze deed thuis wat voorwerk en besteedde er vervolgens op de stadscamping van Beaune nog een paar middagen aan tijdens onze vakantie. Op de eerste plaats stelde ze het budget vast. Vervolgens perkte ze het wijngebied in; Côte de Beaune leverde de wijnen die ze het lekkerst vond, wist ze uit ervaring, en daarmee sloot ze al een heel stuk van de Bourgognestreek uit. Vervolgens las ze zich in, middels plaatselijke folders en andere publicaties en de prestigieuze wijnbijbel Guide Hachette. De keuzemogelijkheid werd almaar verkleind tot er een paar dorpjes overbleven: Pommard, Savigny-les-Beaune en Meursault. 

Wijngaarden van Pommard...

In een grote supermarkt kochten we een en ander in. De keuze in de schappen was overrompelend en tot haar genoegen zag Ellen er ook de zaken terug die ze op haar boodschappenbriefje had gepend. We namen twee flessen Pommard, een Meursault en  een ??? De Pommard van wijnhuis Michel Picard kwam als favoriet uit de bus, dus waren we er vrij zeker van te weten waar we het moesten zoeken, we hadden een richtlijn.

De reden om te starten via de supermarkt en niet direct bij de wijnboer te gaan proeven ligt voor de hand. Je kunt wel bedenken dat je als amateur, net als de Grote Jongens, een aantal Chateaux gaat bezoeken en zo tot een afgewogen besluit zult komen, maar dat gaat niet lukken. Daarvoor is het spel écht te ingewikkeld. Dat geldt voor ons, maar ik ben ervan overtuigd dat het geldt voor nagenoeg elke amateur. En natuurlijk is het lollig om bij een wijnboer binnen te stappen, wat te proeven en een paar flesjes mee te nemen voor thuis. We doen dat dan ook met veel plezier. Maar wanneer het gaat om gerenommeerde wijnen waar een dito prijskaartje aanhangt is zorgvuldigheid geboden.

De foto hierboven geeft je een zicht op het plaatsje Pommard. Niet zichtbaar is de gemeentegrens met het dorpje Volnay, maar die ligt ergens in het midden van de foto. Waarom dat voor ons van belang was vertel ik je in deel twee.

Pommard

© paul