Mij maakt het niet zo veel uit, pastis of anis, ik mag beide graag drinken als aperitief. En ook wil ik me niet persé aan een merk binden. Maar aangezien Ellen meestal dit soort drank aanschaft en zij aanmerkelijk meer uitgesproken is in haar voorkeuren, wordt het doorgaans Ricard, een pastis dus. Enfin, ik vind het best…
Als dan de middag ten einde loopt en de tijd van the happy hour aanbreekt mag ik graag dat aperitief schenken. Een gulp Ricard in het glas, misschien twee ijsklonten erbij, maar altijd afgevuld met gekoeld water. Ik ben dan heel tevreden.
We hebben, geloof ik, wel en stuk of acht Ricardglazen, maar ik kies altijd voor dat ene. Het glas staat doorgaans op z’n kop in een van de keukenkastjes van onze woonst in Luxemburg. Het ding is bepaald niet van deze tijd met z’n overdreven oranje kleur en gele zonnetjes. En om de frivole bedoelingen van de ontwerper nog eens te onderstrepen staat er in feestelijk nonchalante letters: Feel Sunny. Zie hier de jaren zeventig in een notendop…
Mijn omgeving dicht me doorgaans een redelijke mate van goede smaak toe. Mijn literaire voorkeur wordt gewaardeerd en mijn visie op de beeldende kunsten is menigeen tot leidraad. Ik weet met gemak de betere film te selecteren, mijn muziekkeuze is altijd klassiek en zelfs mijn liefde voor het serieuze beeldverhaal kan de goedkeuring van deze en gene wegdragen. Van dans en toneel heb ik weinig kaas gegeten, dus het zou aanmatigend zijn om daar een oordeel over te hebben. Dat geldt echter voor het merendeel van mijn omgeving, dus soit…
Maar waarom dan dat glas? Dat kitscherige, lelijke, opzichtige, proletarische en ,zonder enige twijfel, foute jarenzeventigglas? En ik zeg het maar gelijk, ik weet het zelf ook niet helemaal…
Mijn omgeving heeft er serieus werk van gemaakt om het glas te laten verdwijnen, maar ik weet dat elke keer te voorkomen. En steeds na zo’n gelukte reddingspoging word ik aangekeken met zo’n meewarige blik, alsof de kindsheid nu definitief bezit van me heeft genomen. (En dat is niet zo.) Ook probeert men met argumenten mijn dwalingen ten aanzien van dit specifiek glasdesign aan te tonen, maar ik laat me niet ompraten: mijn glas, mijn liefde, mijn lol! Wil ik er toch iets over zeggen, dan kom ik uiteindelijk terecht bij het begrip nostalgie.
Natuurlijk werden er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw schitterende dingen ontworpen en gemaakt, het merendeel was echter rommel. (Maar goed beschouwd geldt dat voor elke periode, tijdspanne of stroming.) Wel is het zo dat ik pas sinds enige tijd met een open oog kan kijken naar de ontwerpen en vormgeving uit die tijd. Het duurde een half leven voordat ik mijn puberindrukken, of die van de adolescent, los kon koppelen van alle subjectieve gedachten, gevoelens en indrukken die nu eenmaal onlosmakelijk verbonden zijn met opgroeien,(betweteren, snotneuzeren), volwassen worden, en die je blik op de omgeving vertroebelen, of toch op z’n minst vertekenen.