Mijn helden, deel 1…

bosch-app-3
De Jeroen Boschtentoonstelling in het Noord-Brabants Museum loopt nog tot in de maand mei. Wij waren er, Ans en Vriend Jan ook. Marleen en de Jongste Bediende mochten op een later tijdstip het genoegen smaken en samen met ons nog 379.994 andere bezoekers. Zou je er nog naartoe willen, maar heb je geen kaartje gereserveerd, dan kun je het schudden lezer. Ze zijn daar in Den Bosch totaal uitverkocht.

Ik ben blij dat ik erbij mocht zijn, ook al was het door omstandigheden uitgerekend tijdens ons bezoek extra druk. Ik kon niet altijd zien wat ik wilde zien, ik werd meermaals verdrongen door sensatiebelust volk dat probeerde een selfie te maken met een van de topstukken van de heer Bosch. (De man heette overigens van zichzelf Jheronimus van Aken, maar dit terzijde…) Enfin…

Vijftig jaar geleden was ik er ook, op die grote Boschtentoonstelling, jaargang 1967, in Den Bosch, als snotneus van vijftien lentes jong. Van die tentoonstelling heb ik nog veel minder gezien, behalve dan massa’s volk vóór me. Slechts één schilderij is me bijgebleven, en dat blijkt achteraf apocrief te zijn… Maar sinds die tijd ben ik oprecht bewonderaar. Een tijd lang las ik alles wat er gepubliceerd was over Bosch, over de Late Middeleeuwen, over de Vroege Renaissance. En dat alles om die waanzinnige schilderijen van Bosch te begrijpen.

Ik heb er veel van geleerd, van die zelfopgelegde studie. Ik heb een beeld van de Middeleeuwen waar menig geschiedenisstudent een puntje aan kan zuigen. En over de Renaissance wil ik met eenieder een forse boom opzetten. Van de beeldtaal van Bosch snap ik echter nog steeds geen fluit. En ik ben de wetenschapper nog niet tegen gekomen die me verder kan leiden, terwijl hullie er toch voor hebben geleerd. Men spreekt elkaar voortdurend tegen en iets eenduidigs heb ik niet in al hun referaten kunnen ontdekken.

Voorbeeld: neem het uiltje dat aldoor terugkomt in de schilderijen van Bosch. Dat uiltje is een verwijzing naar de duivel, die met smaak meekijkt op het menselijk ongemak. Maar ook is het de boodschapper van God, dienende de Heer als een soort van superspion in dit tranendal. Het beest vertegenwoordigt in een andere conceptie de wijsheid van de Oude Grieken en kondigt daarmee de Renaissance in de Lage Landen aan, maar ook is het een symbool van voorchristelijke tijden, een heidens symbool dus.

Écht waar, ik heb dat allemaal teruggevonden in gerenommeerde studies. Kunstbeschouwing en Kunstgeschiedenis zijn wetenschappen lezer, maar dan wel  dunne. En als het gaat over de beeldtaal van Bosch-van Aken dan wordt het alras anorectisch. Om met Bosch te spreken: het flubbert als diarree uit het lijf, maar soms schijt men ook zwaluwen… Waarom niet?

Lezer, laat Bosch met rust. Nooit zullen we begrijpen waarom er vogelbekdieren met een blokfluit in hun onderbuik rondlopen op zijn doeken. En dat hoeft ook niet. Steeds vaker raak ik ervan overtuigd dat al die griezels slechts een fantasievolle verbeelding  zijn van het leven en de onafwendbare consequentie daarvan: de dood.

Meer is het niet en meer kan ik er niet van maken. Sorry…

© paul

(Het plaatje pikte ik overigens van de site Bosch 500…)

Mega-snel: spaghetti met zalm…

aprilvis met pasta
Zoals ik je in een vorig artikel vertelde kwam er niks van om een hele vis in de oven te bereiden. Ook kwam er niks van de fluwelen saus en die glanzende aardappelpuree met het boterzachte worteltje. Ik moest terugvallen op een stukje visvlees uit de super want een hele vis was er in het dorp niet te krijgen. Het werd een stukje zalm van de staart.

Spaghetti met zalm beschreven we al een aantal keren op deze website, ik achtte het overbodig om dat nog eens te doen. Tot we met vrienden aan de keukentafel bespraken hoe je in minder dan geen tijd een snelle, gezonde, voedzame en lekkere maaltijd op je bord tovert. Als voorbeeld haalde ik de zalmspaghetti aan, waarop het gezelschap besloot dat ik alsnog aandacht aan dat gerecht diende te geven. Vandaar…

Het wordt een losse pols recept. Ik weet wel dat een hoop lezers daar eigenlijk een hekel aan hebben, maar dat zij dan maar zo. Met een beetje gezond verstand kan er werkelijk niks misgaan. Enfin…

Fruit twee fijngehakte sjalotjes in een braadpan, samen met twee gehakte teentjes knoflook, op een zacht vuurtje tot ze mooi glazig zijn. Voeg een paar flinke scheuten room toe en breng dat even aan de kook. Zet het vuur weer zacht en laat de saus trekken, zodat de smaken zich kunnen mengen. Flink wat peper uit de molen erbij en een snuifje zout. Kook in de tussentijd je pasta. Wanneer de pasta nog een minuut of vijf moet gaan doe je de in grove brokken gesneden zalm bij de saus en laat je de vis op een middelhoog vuur garen. Houd in de gaten dat je saus vloeibaar genoeg blijft. Zo niet, dan een klein scheutje witte wijn, of desnoods water toevoegen. Giet de pasta af en stort die vervolgens in de saus. Wat blaadjes groen (spinazie, snijbiet, rucola) erbij en de zaak goed omhusselen. Je maaltijd is klaar.

Wanneer je het een beetje uitkient is de duur van de maaltijd bereiden gelijk aan de tijd die je nodig hebt om water te koken en daar vervolgens je pasta in te garen. Je hebt zelfs tijd om tussendoor een eenvoudige salade te bereiden. Je kunt nog spelen met andere smaakmakers, daar is niks op tegen. Maar de simpele bereiding zoals boven beschreven volstaat. Echt waar…

© paul

 

Aprilvis (met spaghetti)…

aprilvis 1937 Dit is zo ongeveer de bedoeling. Je speldt of plakt in een onbewaakt moment een papieren vis op iemands rug, liefst op de rug van een autoriteit. Het moet voorzichtig en bedachtzaam gebeuren en de uitverkorene mag het niet merken, anders is er geen lol aan. Het slachtoffer tijdens de daad afleiden is daarbij een beproefde methode.

De foto komt uit de Archives de Paris. Ze toont een gastje in actie met een Poisson d’Avril. Het slachtoffer is een agent van de Verkeerspolitie van Parijs en de plaats van handeling heet Saint-Denis, een voorstad van de metropool. Wie de foto maakte werd niet duidelijk, maar ze is gedateerd 1 april 1937.

Fransen en Belgen zijn er druk mee doende, met die Aprilvissen. Ze duiken dezer dagen op in de krant en op televisie, in het straatbeeld en natuurlijk op de rug van talloze slachtoffers. Ik vind het een sympathieke manier van 1 april vieren; afgezien van het fysieke aspect heeft het iets onschuldigs, iets kinderlijks in de goede betekenis van het woord. Een afdoende verklaring heb ik er niet voor, maar de francophone aprilgrap staat me veel meer aan dan ons inheems gedoe met Luizenladdertjes en Plintentrapjes.

Hoe het ook zij, al sinds een aantal jaren wordt er op 1 april op het Ministerie vis gegeten, het is traditie geworden. Ik had me dan ook voorgenomen om een mooie vis uit de oven te toveren, zo een met kop-en-staart er nog aan. En dan een spectaculaire saus erover, een zalvend-gladde aardappelpuree erbij en een boterzacht worteltje. Zoiets lezer…

Enfin, in heel het dorp was geen vis met kop en staart te bekennen; de oudkatholieke traditie van vis op vrijdag bleek aardig aan sleet onderhevig. Fileetjes, Captain Iglo en voorgekookt visvlees, en dat was het dan wel. Uiteindelijk heb ik er dan maar voor gekozen om een spaghettischotel te brouwen met zalm en room. Lekker hoor, daar niet van. Maar toch…

Voor de culinaire doe-het-zelvers onder de lezers: kopiëren, uitknippen, opspelden…

culinaire aprilvis

© paul

Het eerste witte goud…

Primeur: asperges jaargang 2016...Ik mocht er gisteren aan de borreltafel graag over stoefen, maar overdrijven deed ik geenszins. We hadden een uurtje daarvoor ons eerste maaltje asperges, jaargang 2016, op de kop getikt, en we waren weer zowat de eersten… Gekocht bij Van Dinter in De Mortel, want die hebben elk jaar gewoonweg de eerste van het jaar. En hoewel de grote tunnels pas afgelopen zaterdag over de bededen werden geplaatst, kon er toch al gestoken worden. Namelijk op het Lange Veld bij de telecomtoren in De Mortel. Daar lagen de bedden al sinds enige tijd onder minikoepeltjes van plastic. Een ingenieus verwarmingssysteem zorgde verder voor het juiste klimaat.Kleine tunnelbedden, van Dinther, De Mortel...

We aten de asperges op de meest simpele en traditionele manier, met ei, ham en goede boter. Dat doen we zo elk jaar met de primeurs. Op de smaak viel niets aan te merken, en op de prijs ook niet. Twaalf euro per kilo voor de top, zes euro voor de minsten. Let wel: het prijsverschil heeft niks van doen met de smaak. Het gaat slechts over het uiterlijk van de stelen.

© paul

De Boston Baked Beans van Loethe Olthuis…

Boston baked beans
Op een dag, toen Ellen nog kleine Elly was, deed ze een ontdekking die haar zeer verwonderde. Bij de buren schepte men het avondmaal op de borden en Elly mocht mee eten. Gewone kost was het; aardappelen, een stukje vlees en een grote schep bonen. Gewone Zuid-Hollandse bonen, geweekt en daarna gekookt, misschien met wat bonenkruid. Het bijzondere zat hem evenwel in de toevoeging: op elke portie peulvruchten kwam een ruime lepel keukenstroop. De buurkinderen gnotterden van plezier, maar Elly vond het eigenlijk maar niks, ze was geen zoetkauw. Terug thuis vertelde ze het voorval aan haar moeder. Die schudde slechts meewarig het hoofd; suiker gebruikte ze alleen in haar voortreffelijk gebak. Andere etenswaar opleuken met zoetigheid was dan wel geen hoofdzonde, een dagelijkse zonde was het zeker, ze had er totaal geen begrip voor.

Ik moest aan het voorval denken toen ik vorige week in de Volkskrant een verhaal en een recept las van Loethe Olthuis in de rubriek de Volkskeuken. Een recept uit de Verenigde Staten, uit Bosten. Ook dat gaat over bonen, en ook daar gaat een fikse hoeveelheid suikerstroop bij. Het is een recept uit de tijd dat suiker nog niet verborgen zat in allerhande etenswaar en dranken. Suiker was gewoon nog een extra koolhydratenleverancier, broodnodig als snelle verbrander voor hardwerkend volk. En Boston, Massachusetts was nu eenmaal begiftigd met een massa rietsuikermelassebedrijftjes (let op scrabbelaar, 27 letters).

Het recept stond me aan dus beloofde ik Ellen om het een keer te maken. Ze had zo haar bedenkingen, maar liet me verder m’n gang gaan. Ach je moet toch ooit wat proberen, nietwaar…

Het recept van Olthuis is geconstrueerd als hoofdgerecht voor vier tot zes personen. Ik  schreef het terug naar ons tweepersoonshuishouden (én scrabbelaar, nog eens 22). Verder volgde ik nagenoeg Olthuis’ werkwijze.

  • 150 gram citroenbonen,
  • 2 middelgrote uien,
  • 1 blik tomaten,
  • 2 blaadjes laurier,
  • 1 1/2 eetlepel scherpe mosterd,
  • 2 kruidnagels.
  • 5 eetlepels Zeeuwse keukenstroop,
  • 150 gram gerookt spek, in kleine blokjes,
  • 150 ml water,
  • zout en peper.

Week de bonen in koud water (zolang als soort of ras nodig heeft) en spoel ze daarna af. Verwarm de oven op 150 graden. Breng het water aan de kook en doe er de stroop, de mosterd en zout naar smaak bij. Laat alles goed mengen. Snijd intussen de uien in ringen. Leg de helft van de uien op de boden van een pan of pot met deksel. Drapeer hierop de helft van de geweekte bonen, samen met de kruidnagel en de laurier. Bedek de bonen met de helft van het spek en verdeel daarover de helft van de tomaten. Herhaal dit alles nog een keer. Tot slot gaat er de stroopsaus over. Sluit de pan af en zet hem in de oven. Na één uur draai je de temperatuur terug naar 120 graden. De bonenpot mag nu nog vijf uur stoven. kontroleer regelmatig of er nog voldoende vocht aanwezig is. Vul zo nodig aan met wat water. Het gerecht is klaar wanneer de bonen zacht en gaar zijn.

  • Ik gebruikte citroenboontjes, die hoeven slechts enkele uren te weken. Andere bonensoorten of -rassen dien je 8 uren in het water te laten staan (een nacht).
  • De citroenboontjes zijn ook iets eerder gaar dan de geplande 6 uren.
  • Loethe Olthuis eet bij dit gerecht grof bruin brood en een koolsalade, ik maakte er een lichte salade bij van snijbiet.
  • Een beetje minder stroop had ook best gekund, het hangt van je smaak af.

© paul

Van borden en potten…

bordje

We zouden naar Ans gaan luisteren. Ans zingt in Kamerkoor Cantique en die zondag was een uitvoering gepland in de Barbarakerk in Griendtsveen, hartje Peelland. Het beloofde een mooi concert te worden; werken van Lassus, Purcell en Dowland stonden op het programma. Maar ook moderner spul van Fauré en Respighi behoorde tot het repertoire. Kort voordat we afreisden ontstak ik in alweer een verscheurende hoestbui, het was me die dag al menige keer overkomen en ik had er geen verweer tegen. Het werd me duidelijk dat ik deze dag geen concert moest bezoeken, dat was vragen om moeilijkheden.

Maar omdat we nu eenmaal onze zinnen hadden gezet op cultureel verpozen, die zondag, sukkelden we dan maar door het Noord-Limburgs platteland op weg naar Tegelen, onder de rook van Venlo. Daar, in Tegelen, is het Keramiekcentrum Tiendschuur gevestigd. Museum en werkplaatsen zijn ondergebracht in een bijgebouw van het 17e eeuws Kasteel Holtmühle. Een klein maar fijn museum, dat zich richt op de keramiekcultuur van Tegelen en omgeving, maar dat ook doet aan wisseltentoonstellingen van pottenbakkerswerk in de breedste zin.

Er loopt nu een tentoonstelling op het thema Tea is hot. Een goede driehonderd theekommen worden geëxposeerd en ook een respectabel aantal theepotten en -potjes. Allemaal unieke stukken, allemaal handwerk en niet van de minste keramisten…

Rondzwervend tussen al dat moois viel me op dat de theekommen die bij ons thuis staan uitgestald (een goede tien stuks) vrijwel allemaal kunnen wedijveren met het tentoongestelde werk, het deed me deugd. Verder verwonderde ik me erover dat er slechts weinig van de geëxposeerde kommen waren verkocht, terwijl de prijzen te behappen waren en de tentoonstelling al een aantal weken liep.

Na een paar rondjes door de toonzalen bleken Ellen en ik voor dezelfde kommen te vallen. Ook dat is opmerkelijk, onze smaken willen nogal eens verschillen. De allerbeste kommen ontstegen ons budget, maar er was één kom die we allebei onweerstaanbaar vonden. Ellen viel voor de kleur, ik voor de vorm. En betaalbaar was-ie ook.

Een rechte, dunwandige Raku-theekom op een miniem rond voetje. Noordzeegroen noem ik de kleur, met bovenaan een ragfijn randje van zachtbruin, bijna kaki. De kom is gedraaid en gestookt door een Duitse keramist, Armin Rieger. We hebben de kom gekocht, we betaalden er € 60,- voor. De kom staat nog in Tegelen, en blijft daar tot deze expositie is afgelopen, zo zijn de voorwaarden. We maakten een telefoonfoto, maar de kwaliteit doet de theekom geen recht. Je krijgt de kom dus pas te zien als we hem thuis hebben, en dat wordt ergens in mei.  bordje

Vandaag moet je het doen met ander aardewerk uit onze collectie. Twee bordjes die we afgelopen zomer verwierven op een vlooienmarkt in het zuiden van België.

Onze voorliefde voor volks Frans aardewerk beschreef ik al eens op deze website. Je vindt het beschilderd keramiek (faience) door heel het land en vaak gebruikt men min of meer dezelfde motieven. Maar elke streek weet zich dan in details weer van de andere te onderscheiden. Onze voorkeur heeft ongetwijfeld het aardewerk uit Lunéville in het departement Meurthe-et-Moselle.

Het bordje boven aan het artikel, dat bordje met die koddige haan, staand op een bloemenmandje, komt uit de ateliers van Keller et Guérin. Het is helemaal met de hand beschilderd en de echte verzamelaar herkent de hand van de decorateur. Want ook in één en hetzelfde atelier interpreteerde men voorheen de veelgebruikte motieven naar persoonlijk inzicht (tegenwoordig is het allemaal eenvormiger). Mijn kennis van de individuele ateliermeesters rijkt niet zo ver, ik zou alleen aan de hand van het stempel op de achterkant de periode kunnen achterhalen waarin het ding is ontstaan. Laat dat stempel nu nagenoeg onleesbaar zijn… Enfin, de kans dat het bord uit het interbellum stamt, laten we zeggen 1930, is niet denkbeeldig.

Het andere bordje is slechts voor een deel met de hand geschilderd. De contouren zijn erop gedrukt. De afbeelding suggereert Empire-stijl, maar dan op een wat boerse manier. Het bordje doet negentiende eeuws aan en het schijnt ook een afgeleide te zijn van borden uit dat tijdvak. Maar het is aanmerkelijk jonger. Het stamt uit de ateliers van Sant-Clément, een goede twaalf kilometer onder Lunéville en dient gedateerd te worden op midden vorige eeuw.

De bordjes zijn puntgaaf, we betaalden er te samen € 10,- voor en dat is een prijs, ver onder de marktwaarde. Enfin, we zijn er heel tevreden mee, we vinden ze mooi. Voorlopig staan ze voor het zijraam van de woonkamer tot we een definitieve plaats hebben uitgeruimd in één van onze boekenkasten.

De theepottententoonstelling in Tegelen loopt nog tot 22 mei van dit jaar, een bezoek is de moeite waard, niet alleen omwille van de theekommen, maar ook het werk uit de vaste collectie is meer dan verrassend. Ben je in de buurt, schiet dan even binnen. En vergeet je museumjaarkaart niet…

© paul

Stoofschotel van lam en groenten (restverwerking)…

lamsschenkel artisjok, restverwerking
De maaltijd van gisteren, met de lamsschenkeltjes, was zo overvloedig dat we een ruime portie overhielden. Ellen liet aan het eind van haar stukje weten dat onze maaltijd voor vandaag dan ook al vaststond.

Het kost nauwelijks werk om met het overschot een nieuwe maaltijd te bereiden. Allereerst wordt het vlees van het bot gehaald en in kleine brokjes gesneden. Vervolgens gaat het terug in de pan met groentesaus. Een flinke hand diepvriesdoperwten erbij en een stuk of zes kerstomaatje, in kwarten gesneden. Een  scheut water toegevoegd om aanbakken te voorkomen en de zaak kan worden verwarmd. Dat laatste dient met een beetje zorgvuldigheid te gebeuren om te voorkomen dat de schotel één grote brij wordt.

Enfin, een complete maaltijd werd het, en nog smakelijk ook. Een glas Barbera d’Asti erbij en een stukje Contékaas toe. En natuurlijk het notoire kopje espresso. Prima gegeten…

© paul

Ossenstaartsoep…

Ossenstaartsoep...

Tik je het woord ossenstaart in op het zoekmachientje in de rechterbovenhoek van de website dan krijg je een keur aan recepten; voorbeelden van hoe wij dat vlees bereiden en het liefst eten. Vreemd genoeg vind je er niet één recept terug voor ossenstaartsoep. En dat terwijl die soep, of die bouillon, toch aan de basis staat van onze liefde voor het staartvlees. De afgelopen tien jaar hebben we dus niet één keer geschreven over die soep, terwijl we hem vaak aten. Vreemd?!…  De hoogste tijd om daar iets aan te doen.

Ossenstaart is vergeten vlees, lijkt het wel. Hoewel er bij slagerij Snijders in ons dorp eigenlijk altijd wel een pakketje staart in de vitrine ligt wordt er almaar minder van dat vlees verkocht. Dat is jammer en onterecht. Ossenstaart (vaak ook  Runderstaart genoemd) is ideaal vlees om een krachtige bouillon van te trekken. Maar ook maak je er geweldig lekkere gestoofde kluiven van. Inherent aan staartvlees is dat het zowel vlees omvat alsook bot.

Wat deze of gene ook beweert, een bindend recept voor ossenstaartbouillon bestaat niet. Wel bestaat er een soort basisingrediëntenlijst: water, staartvlees, groenten, kruiderij en zout. Wát je gebruikt en hoé je het gebruikt zal de uiteindelijke de smaak van je bouillon en later van je soep bepalen. Er valt nogal wat te variëren, de mogelijkheden zijn legio en het leidt tot forse, maar soms ook subtiele, smaakverschillen van je uiteindelijk gerecht. Ik maakte onderstaand recept met wat ik aan spulletjes in huis had, het had ook zomaar anders kunnen zijn.

  • 500 gram ossenstaart,
  • 2 liter water,
  • 1 dikke plak knolserder,
  • 1 sjalot,
  • 1 ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 laurierblad,
  • 10 peperkorrels,
  • 2 kruidnagels,
  • 1 bouillonblok.

Dep de stukken staartvlees met keukenpapier droog. Doe ze in een pan met twee liter koud water en breng aan de kook. Schuim het vocht zorgvuldig af wanneer het kookpunt is bereikt. Doe dat een aantal keren tot er nog nauwelijks vervuiling afkomt. Zet nu de pan op het kleinste pitje, liefst met een vlamverdeler (een sudderplaatje) tussen het vuur en de pan, zodat de vloeistof zodanig wordt verwarmd dat-ie net tegen het kookpunt zit. De rest van de ingrediënten gaat nu in de pan. Het geheel mag lang en langzaam trekken; reken op een uur of drie, vier, soms langer. Je kunt tussentijds je bouillon op smaak testen, maar het belangrijkst is dat het staartvlees zo gaar is dat het van het bot valt. En al die tijd de soep niet koken, maar heel zacht laten garen, trekken… Dat verdiept de smaak, écht waar!

Heeft je potje lang genoeg op het vuur gestaan, giet dan alles door een zeef en vang de bouillon op in een schone pan. De groenten en kruiderij die achterblijven in de zeef gooi je in de kliko, het vlees haal je van het bot.

Laat de bouillon vervolgens afkoelen zodat je hem kunt ontvetten. Verschillende methoden zijn geëigend. Laat je de bouillon helemaal afkoelen (op het laatst in de koelkast), dan zal het vet gestold op de bouillon drijven en je kunt het afscheppen met een lepel. Je kunt ook de lauwe bouillon door een zeef, bedekt met een klaag goed keukenpapier, gieten. Het vet zal goeddeels achterblijven in het keukenpapier. Een bijkomend voordeel is dat je ook eventuele verontreiniging uit de bouillon zeeft. Vervang tijdens het proces een aantal keren het keukenpapier want de poriën zullen dichtslippen en dan duurt het uren voordat er nog wat vocht doorsijpelt.

Je bouillon is klaar en bruikbaar om soepen en sauzen te bereiden. Maak je er ossenstaartsoep van dan voeg je eenvoudig wat ingrediënten toe. Vermicelli (of gebroken spaghetti, kleine elleboogjes, zie maar), een worteltje, julienne gesneden of in kleine dobbelsteentjes, een pijpuitje en een handvol vers gehakte peterselie. En natuurlijk dat overheerlijke staartvlees, mooi kort versneden.

Vergeet niet om een flinke scheut Madeira toe te voegen aan je soep. Cognac, armagnac of een Eau-de-vie mag ook.

© paul

 

Neel stond in de krant (en Ans ook)…

Neel in de krant (en Ans ook)...
Een groter hiaat in de publicatiefrequentie van het Ministerie heeft zich nog niet eerder voorgedaan, in al die tien voorgaande jaren niet. Er is heus zat te schrijven, en dat moet ook, maar het kwam er niet van. Ik kan er allerhande reden voor bedenken, maar daar schiet de lezer weinig mee op. Wel is het zo dat hoe langer de pauze duurde, hoe ingewikkelder het werd om überhaupt nog aan de gang te komen. Want waar moet je het in godsnaam over hebben? Er schoven in de tussentijd talloze maaltijden voorbij en de uitgelezen dranken (allemaal op) zijn niet meer te tellen. Dan maar iets geheel anders…

Vier innerverende jaren volgde Neel van Eupen een beroepsopleiding fotografie aan de Foto Academie Amsterdam. We zagen zich de ontwikkeling van goedwillend-amateur-met-gevoel-voor-plaatjes naar professioneel fotograaf voor onze neus voltrekken. Op haar techniek viel weinig aan te merken, die beheerste ze al snel tot in de puntjes, maar we hadden ook niet anders verwacht. Het was vooral de inhoudelijkheid die ons steeds vaker verbaasde. De ontwikkeling tot volwassen kunstenaar en documentarist, waarbij het vertelde verhaal achter de foto vele malen de som van de afzonderlijke beeldelementen van het plaatje overtrof.

Het eindexamen vond plaats rond 5 december van het afgelopen jaar. Een cum laude zat er op een fractie na niet in. Eén van de examinatoren liet een half puntje liggen, zodat al die andere juryleden, die wél gingen voor Neels cum laude, het nakijken hadden (en Neel dus ook). Neel sloot eind december haar opleiding af met een tentoonstelling in de Beurs van Berlage aan het Damrak, hartje Amsterdam.

Ik ben me er niet helemaal zeker van, maar ik geloof dat het Ministerie de eerste officiële klant werd van Neel als beroepsfotograaf. Het was al lang een gekoesterde wens, maar we wachtten er bewust mee tot na het afronden van de opleiding. Als een blijk van waardering, als aanmoediging, als ruggensteun, maar vooral toch uit pure bewondering bestelden we een foto bij Neel. Een dag voor Carnaval werd die afgeleverd en sinds dien prijkt de verbeelding van een Oriëntaalse Schone, geheel ingebakerd in exotische gewaden in het warmst denkbare rood, aan de muur in onze erker. Sereen, verstild en vlammend tegelijk. Sinds de foto daar hangt zit ik elke dag even in de erker, ik vergaap me aan de geweven patronen in de kostbare stof, aan de verstilde uitdrukking van het goeddeels bedekte gelaat, aan de hand van de vrouw, als geschilderd door een Vlaamse Primitieve Meester, een Madonna waardig. Grote kunst, zo zit dat. Ook namens Ellen. (Ik beschrijf uiterlijkheden en slechts een deel van de inhoud van de foto. Het totaal is een veelvoud van de som van de afzonderlijke onderdelen, maar het is me even te moeilijk om het goed onder worden te brengen. Kom maar kijken!)

Vorige week verdween er weer een foto van Neel in de collectie van een particuliere verzamelaar, we mochten erbij zijn. En dan als klap op de vuurpijl verscheen er op zaterdag in de (Vonk)bijlage van de Volkskrant een grote foto ter ondersteuning van een artikel van Henk Blanken over dementie en euthanasie. (Stel je voor: jou foto op A4 formaat, gedrukt in een oplage van 270.000 exemplaren. Niet te vatten toch?..)

Enfin, een liefdesverklaring aan het werk van Neel van Eupen, dat beoogt dit artikel te zijn. En dat is het ook. Wil je werk van Neel zien, klik dan naar haar website: Neel van Eupen. Of kijk anders eens op de fotosite Flickr/Ministerie naar de zwart/wit foto’s van afgelopen carnaval (Neel noemt het zelf kiekjes…).

En oh ja, ben je geïnteresseerd in werk van Neel, twijfel niet te lang over een aanschaf. Nu is ze nog te betalen, maar dat wordt wel anders (ook voor familie en vrienden…).

© paul

 

Carnaval 2016…

Carnaval 2015...
Stilte voor de storm op deze zondagochtend (elk ander cliché is ook toepasbaar). Het Feest der Feesten heeft aanvang genomen. De zaterdag verliep wat vermoeiend, zoals elke Carnavalszaterdag. En hoewel sommig volk al dágen feest vierde werden op het Ministerie de laatste klussen geklaard, er moest per slot de komende dagen met heel veel gasten gegeten worden, en gedronken.

Ellen toverde acht kilo rund tot een geurende Vlaamse stoof, Neel bekommerde zich om het Zoer Vleisch. Anita bracht de traditionele pot Kerriesoep en Diny stortte een ton snoepgoed over de keukentafel. Maartje bakte taarten en Hijn kwam af met anderhalve kilo zult. Verder bekommerde de rest van de goegemeente zich om de drankaanvoer, zodat we nu een kleine wolkenkrabber van bierkratten op onze achteruit hebben staan. Zo’n hoeveelheid drank krijgen we de komende dagen niet verwerkt, zoveel is zeker. Het overschot spenderen we aan Marleen en de Jongste bediende ter opluistering van het traditionele Haringfeest aanstaande woensdag. Daar komt een goede vijftig man op af; zat volk om de restanten soldaat te maken.

Ook nu presenteert ons gezelschap zich weer in de vermomming van de Zwarte Kabouter Bende (ZKB). Het thema dit jaar is Zwarte Magie. In de zaterdagse vooravond werd de laatste hand gelegd aan het verpakken van de parafernalia die de komende dagen met kwistig gebaar zullen worden uitgedeeld aan de rest van onze dorpsgenoten. Honderden blokjes maggie en toverballen (groot en klein) verdwenen in doorzichtige plastic zakjes. Evert en Neel zorgden voor een prachtige vistekaart, ook in een oplage van enige honderden. Op de achterkant is het lijflied van de ZKB afgedrukt.

Het indrinken verliep die zaterdagavond voorspoedig en rond half negen trok dan de hele bent het dorp in. Van de Keizer naar het Ridderhof, waar het gezelschap elkaar al snel kwijt raakte. Ikzelf belandde bij de Engelenburcht, maar ik was niet de eerste. Evert was er al neergestreken, en zo ook Hijn, die in een ingewikkeld gesprek raakte met de Keijzer van Monera. Enfin, ik vond even later een deel van het gezelschap weer terug, ik geloof bij Gij en Ik.

Later, weer thuisgekomen legde ik tevreden mijn onderscheidingen en eretekens af, ik vond ze vanochtend terug op het toilet. En nu zit ik dan maar wat te tikken. Ik kocht zojuist vijf verse broden en Ellen kookte een ketel Broccolisoep met zalm. We zijn klaar. Nog een uurtje en de eerste gasten druppelen binnen, in afwachting van de Grote Dorpsoptocht, die later op de dag door onze straat schuift. Ik nam intussen een voorschot op de avondmaaltijd, de Kerriesoep smaakte me voortreffelijk… En terwijl ik nog even rustig geniet van de genialiteit van Johann Sebastian Bach (van de meeste carnavalsmuziek wordt ik horendol) neem ik een glas goede witte wijn. Daar krijg ik later op de dag geen gelegenheid meer voor.

Alaaf en alle plezier van de wereld…

© paul