Op een dag, toen Ellen nog kleine Elly was, deed ze een ontdekking die haar zeer verwonderde. Bij de buren schepte men het avondmaal op de borden en Elly mocht mee eten. Gewone kost was het; aardappelen, een stukje vlees en een grote schep bonen. Gewone Zuid-Hollandse bonen, geweekt en daarna gekookt, misschien met wat bonenkruid. Het bijzondere zat hem evenwel in de toevoeging: op elke portie peulvruchten kwam een ruime lepel keukenstroop. De buurkinderen gnotterden van plezier, maar Elly vond het eigenlijk maar niks, ze was geen zoetkauw. Terug thuis vertelde ze het voorval aan haar moeder. Die schudde slechts meewarig het hoofd; suiker gebruikte ze alleen in haar voortreffelijk gebak. Andere etenswaar opleuken met zoetigheid was dan wel geen hoofdzonde, een dagelijkse zonde was het zeker, ze had er totaal geen begrip voor.
Ik moest aan het voorval denken toen ik vorige week in de Volkskrant een verhaal en een recept las van Loethe Olthuis in de rubriek de Volkskeuken. Een recept uit de Verenigde Staten, uit Bosten. Ook dat gaat over bonen, en ook daar gaat een fikse hoeveelheid suikerstroop bij. Het is een recept uit de tijd dat suiker nog niet verborgen zat in allerhande etenswaar en dranken. Suiker was gewoon nog een extra koolhydratenleverancier, broodnodig als snelle verbrander voor hardwerkend volk. En Boston, Massachusetts was nu eenmaal begiftigd met een massa rietsuikermelassebedrijftjes (let op scrabbelaar, 27 letters).
Het recept stond me aan dus beloofde ik Ellen om het een keer te maken. Ze had zo haar bedenkingen, maar liet me verder m’n gang gaan. Ach je moet toch ooit wat proberen, nietwaar…
Het recept van Olthuis is geconstrueerd als hoofdgerecht voor vier tot zes personen. Ik schreef het terug naar ons tweepersoonshuishouden (én scrabbelaar, nog eens 22). Verder volgde ik nagenoeg Olthuis’ werkwijze.
- 150 gram citroenbonen,
- 2 middelgrote uien,
- 1 blik tomaten,
- 2 blaadjes laurier,
- 1 1/2 eetlepel scherpe mosterd,
- 2 kruidnagels.
- 5 eetlepels Zeeuwse keukenstroop,
- 150 gram gerookt spek, in kleine blokjes,
- 150 ml water,
- zout en peper.
Week de bonen in koud water (zolang als soort of ras nodig heeft) en spoel ze daarna af. Verwarm de oven op 150 graden. Breng het water aan de kook en doe er de stroop, de mosterd en zout naar smaak bij. Laat alles goed mengen. Snijd intussen de uien in ringen. Leg de helft van de uien op de boden van een pan of pot met deksel. Drapeer hierop de helft van de geweekte bonen, samen met de kruidnagel en de laurier. Bedek de bonen met de helft van het spek en verdeel daarover de helft van de tomaten. Herhaal dit alles nog een keer. Tot slot gaat er de stroopsaus over. Sluit de pan af en zet hem in de oven. Na één uur draai je de temperatuur terug naar 120 graden. De bonenpot mag nu nog vijf uur stoven. kontroleer regelmatig of er nog voldoende vocht aanwezig is. Vul zo nodig aan met wat water. Het gerecht is klaar wanneer de bonen zacht en gaar zijn.
- Ik gebruikte citroenboontjes, die hoeven slechts enkele uren te weken. Andere bonensoorten of -rassen dien je 8 uren in het water te laten staan (een nacht).
- De citroenboontjes zijn ook iets eerder gaar dan de geplande 6 uren.
- Loethe Olthuis eet bij dit gerecht grof bruin brood en een koolsalade, ik maakte er een lichte salade bij van snijbiet.
- Een beetje minder stroop had ook best gekund, het hangt van je smaak af.
© paul