Terwijl Julia het beest vlooide en Hond Jaros beloofde als dank huis en haard te beschermen met het vege lijf, reisden wij af naar onze vakantiebestemming. We gingen op weg naar Frankrijk, met een tussenstop en overnachting in Luxemburg.
We hebben een onderkomen gehuurd in de buurt van Chatillon-sur-Seine, ergens in het noorden van Bourgondië; op de grens van de departementen Yonne en Côte d’Or, pal onder de Champagnestreek. Het is zo’n streek waar je talloze malen doortrekt maar nooit stopt: er lijkt weinig te beleven. Enfin, we zullen het zien…
Al vanaf het vertrek thuis ging het erover waar we zouden lunchen; er zijn op de route Eindhoven – Stadt Luxembourg nogal wat etablissementen die in aanmerking komen, mits je de autoweg links, dan wel rechts laat liggen. Toch viel al snel het besluit om de lunch heel beperkt te houden, er zou die avond tijd genoeg zijn om in Luxemburg een goed restaurant te zoeken. De ingekorte lunch zou gesnackt worden aan de autostrade.
We waren het erover eens dat we zouden stoppen bij tankstation de Knuvelkes, dat gelegen is kort na Maastricht en net voor de grensovergang met België. Op enig mystiek maar helder moment echter herinnerde ik me de bamiblok die ik er ooit kocht. Ik nam het ding vast bij de ene punt en spontaan zakte de ander punt naar beneden, een perfecte hoek van negentig graden vormend. Kwestie van vettigheid, slechtgebakkenheid, belabberdheid en algehele slapte…
Zonder verder overleg nam ik de eerste de beste afslag naar het eerste het beste tankstation in Midden-Limburg, dat gelukkig luisterde naar de vertrouwenwekkende naam het Anker. Enfin, aan de snacklunch moet ik verder geen aandacht besteden. Vette hap is vette hap en de Midden-Limburgse truck-stop-cateraars doen nauwelijks onder voor hun zuiderburen. Wel vriendelijk volk overigens, erg vriendelijk volk…
Maar wat nu als… (Mijn geschiedkundige vrienden worden doodziek van dit soort overwegingen, ze nemen me daarom nog zelden serieus.) Maar wat nu als?..
Wat als we doorgereden waren naar de Midden-Ardennen om aan te leggen bij Restaurant Fleur de Thym in Les Sables d’Olonne? Wat als we de slappe kledder van de Knuvelkes voor lief hadden genomen? Nou lezer, dan hadden we nooit die gasten ontmoet uit Groningen. Da’s toch een wondertje…
Ellen blijft volhouden dat zij ze als eerste had gezien, daar op dat dorre grasveldje van die uitspanning. Jongvolk in blauwe hesjes, en één ervan droeg een kartonnen schildje met daarop getekend Luxemburg (Luxembourg?). En ze dacht nog: wie wil er nou naar Luxemburg?.. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, die jongen liep met dat bordje te zwaaien, maar een meisje sprak ons aan. Of het gezelschap mee kon reizen naar bijvoorbeeld Maastricht of zo. Want ze waren namelijk op weg naar Luxemburg.
Hond Jaros lag thuis de boel te bewaken zodat de achterbank van de auto vrij was. Plaats hadden we nu voor drie gasten. En aangezien hun reisdoel, zoals het onze Luxemburg was konden en wilden we best drie personen meenemen. Er stond een kluitje hesjesdragers op een hoopje, maar er splitste zich al snel een delegatie af, die wilde wel met ons mee.
Het bleek te gaan om een actie van leden van een Theatergezelschap, semi- en amateurs. Domicilie hielden ze in de Schone Stad Groningen. Een keer per jaar organiseerde de Club een liftsessie voor de leden van het gezelschap. Men kreeg kort van tevoren het reisdoel te horen en vervolgens begaf men zich in groepjes op pad. Enige competitie was ingebouwd in de race: men diende eenvoudigweg als eerste aan te komen. Maagdenburg in Duitsland was al eens reisdoel geweest, zo nog wat Europese steden. En dit jaar dus Luxemburg.
De reis verliep verder naar behoren. Men keuvelde er lustig op los en probeerde beleefd nu en dan wat meer hoogte van elkander te krijgen. En aangezien we het beneden onze waardigheid vonden om die gasten ergens vóór Stadt-Luxembourg langs de autobaan te droppen tikten we de eindbestemming van de liftrace in in onze Tomtom. De lifters werden verwacht in de grote Jeugdherberg in de oude benedenstad, pal onder het spoorviaduct.
We maakten echter nog een sanitaire stop aan Air-de-Capellen, net over de grens met Wallonië. Het was daar dat ik die uitstalling donuts zag in het wegrestaurant van de snelwegrustplaats. Ik had er nog nooit zoveel bij elkaar gezien, in zoveel kleuren, met zoveel smaakjes (ik kom dan ook niet zo vaak op de harde weg…). Kennelijk waren het begerenswaardige versnaperingen, ze vlogen als warme broodjes over de toonbank. Ook mijn gezelschap liet het zich smaken. Ik hield het bij koffie. Terwijl we daar zaten werden onze gasten aangesproken door een Nederlands echtpaar. Zij hadden die ochtend een ander groepje van het Theatergezelschap een stuk door Limburg vervoerd, en of we misschien nog iets van die gasten gehoord hadden (ze herkenden onze lifters aan hun hesjes…). Enfin…
We hadden echter nog 30 kilometer te gaan en intussen was er mij een en ander aan gelegen om die gasten als eerste bij de Jeugdherberg af te leveren, dus we braken weer snel op.
Luxemburg is een rot-stad om te rijden, de Tomtom is evenwel een onverbiddelijke, maar vastberaden kameraad. Hij sleurde ons via de bovenstad helemaal het dal in en bracht ons tot aan de trappen van het Jeugdhotel. De verwachtingen waren intussen hoog gespannen, maar we werden uiteindelijk dus zesde. Nou ja…
Dat speelde op vrijdag en terwijl ik de slotzinnen tik van dit stukje is het maandag. Die theatergasten zitten intussen in de trein naar het verre noorden, en wij gaan zoetjes aan de dag afsluiten. Ellen zit te spartelen in een comfortabel ligbad en ik schenk me nog een glas Chablis in. Over Bourgondië vertel ik je de komende dagen wel, het nu mooi geweest.
© paul