Tian met spinazie…

Tian met spinazie...
De tian is een Provincaalse groenteschotel. Je kunt er van alles en nog wat voor gebruiken. De groenten komen in laagjes op elkaar te liggen en worden dan heel langzaam en lang in de oven gegaard. Mevrouw David beschreef in het verleden de Zuid-Europese keukens en deed aanpassingen aan recepten ten einde ze wat meer geschikt te maken voor de West-Europese keuken en de moderne tijd. En ze kon dat met verve. Zo schreef ze het uitgebreide tianrecept om naar een eenvoudige ovenschotel met spinazie.

Ellen, op haar beurt, maakte er dan weer een variatie op. Ik hield het gisteren bij de eenvoud van Mevrouw David. Het recept levert een bijgerecht voor drie personen op. Wil je wat meer dan zijn de hoeveelheden gemakkelijk te verhogen, er kan niet zoveel fout gaan. Ook de opgegeven ingrediënten hoeven niet persé in deze verhouding te worden gebruikt, ook hier kun je wat mee spelen. Ik wijk enigszins af van de methode van Elizabeth David, ik beschrijf mijn manier van verwerken.

  • 300 gram geschilde vastkokende aardappelen.
  • 300 gram bladspinazie,
  • olijfolie,
  • zouten peper,
  • 2 tenen knoflook,
  • 6 ansjovisfilets,
  • 5 eieren,
  • 3 opgehoopte eetlepels vers geraspte kaas.

Kook de aardappelen en zet ze even weg. Als de spinazie niet heel jong is, ontdoe hem dan van de steeltjes. Breng een grote pan met licht gezouten water aan de kook en blancheer hierin de spinazie 4 minuten. Giet de spinazie af, laat hem afkoelen en knijp dan met de hand droog. Hak vervolgens de spinazie.Tian met spinazie...

Klop in een mengkom de eieren los met de geraspte kaas . Voeg gesnipperde knoflook toe en de heel fijn hakte ansjovisfilets. Breng op smaak met flink wat peper en een snuifje zout. Roer nu de gehakte spinazie erdoor en daarna de aardappelen die je in blokjes hebt gesneden.

Smeer de wanden van een ronde aardewerken schaal in met olijfolie en stort de massa erin. Besprenkel de bovenkant met wat olijfolie. Plaats de schaal in een op 190 graden voorverwarmde oven. Na een half uur is je schotel klaar om opgediend te worden.

Overhouden is geen probleem, de tian smaakt ook koud uitstekend.

Wil je lezen wat Mevrouw David zegt over de tian dan kan dat hier

©paul

Geroosterde radijsjes…

Geroosterde radijsjes...
Ik las er min of meer bij toeval over, want al spel ik mijn zaterdagkrant helemaal uit, het Magazine sla ik doorgaans over. (Te trendy, te modieus, te veel dingen waar ik niets over wil weten.) Maar deze zaterdagmiddag sloeg ik dan toch een blik in het Volkskrant Magazine en bleef hangen bij de rubriek van Yvette van Boven, waarin zij elke week een ovengerecht publiceert.

Het ging deze week over radijzen en de mogelijkheid om iets meer met die snoepgroente te doen dan ze op te knabbelen bij de borrel. Het is minder bekend om ze te grillen, schrijft Yvette van Boven, maar waarom zou u het laten. Het zijn immers knolletjes, en knolletjes kunnen in de oven…

Ik had er warempel nog nooit over gedacht om iets anders met radijsjes te doen dan ze uit ‘t vuistje te eten; vroeger thuis met een schep suiker erover, in later tijden met een snuifje zout. Ik nam dan ook meteen het besluit om het recept van Mevrouw van Boven uit te proberen, want…

…het toeval wilde dat ik die ochtend op de zaterdagmarkt in Helmond een zakje radijs had gekocht. Ik kon meteen aan de slag. ‘n Tikje anders dan in het voornoemde recept beschreven werd, maar dat mocht geen naam hebben.

  • 1 bosje radijs,
  • olijfolie,
  • wat kruidenzout,
  • zwarte peper uit de molen.

Verwarm de oven op 200 graden. Was de radijsjes en halveer ze. Doe ze in een ovenschaaltje en besprenkel ze met olijfolie. Hussel de helften goed, zodat er aan alle kanten een filmlaagje olie over de radijsjes ligt. mooi zout en vers gemalen peper maken het af. Zet de schaal vervolgens in het midden van de oven en laat de radijsjes in een goede twintig minuten gaar worden. Schep het spul halverwege de gaartijd een keer om. That’s all folks

  • Opmerkingen:
  • Yvette van Boven gebruikt het loof van de radijzen ook, en wel rauw en in repen gesneden. Het loof wordt pas bij het serveren van de groente toegevoegd. Mijn radijzen hadden geen loof, dus viel er weinig toe te voegen.
  • De smaak is prima. Het is alsof je meiraapjes of pisknolletjes eet. De radijzen worden door deze behandeling milder van smaak. (Mijn radijsjes waren al heel mild van zichzelf en werden nu door de ovenbehandeling wat aan de laffe kant. Volgende keer toch maar kiezen voor scherpe radijzen…)
  • Mevrouw van Boven beveelt een botersaus aan als begeleider. Aangezien wij de radijzen aten bij gegrilde dorade en aardappelpuree maakte ik iets dergelijks, ik zal het morgen beschrijven.

© paul

 

Ossenstaart met selderij…

IMG_4015
En nóg een recept van Mevrouw Roden… Ik schreef het al, een prachtboek; mooie recepten in dat boek van Claudia Roden “De smaken van Italië”.

Ik beschreef op deze website al vele malen onze versies van ossenstaart, maar dit recept van mevrouw Roden is nét weer even iets anders. Een recept uit Lazio. Speciaal zijn vooral de toevoegingen van kaneel en van rozijnen. Het smaakte ons prima, weer eens een hele andere staart.

Voor vier personen

1 kilo ossenstaart in stukken 1 wortel 1 prei 1 stengel bleekselderij 1 takje tijm 2 laurierblaadjes zout en peper 75 gram spek , fijngehakt 1 ui, fijngesneden 2 tenen knoflook, fijngehakt 3 eetlepels olijfolie wat gedroogde oregano 1,5 dl droge witte wijn 1 blik tomatenstukjes een flinke snuf nootmuskaat 1 theelepel kaneel de harten van twee struiken bleekselderij 1 eetlepel rozijnen 1 eetlepel pijnboompitten.

Snijd het vet van de ossenstaart en doe de stukken in een grote pan. Overgiet het vlees met koud water, breng het aan de kook en schuim het goed af. Voeg wortel, prei, selderijstengel, tijm en laurier toe. Doe er peper en zout naar smaak bij en laat het vlees zo zeker 3 uur zachtjes garen. Haal de stukken vlees uit de pan en bewaar de bouillon voor later. Bak in een andere pan het spek met de ui en knoflook in de olijfolie tot het spekvet gesmolten is en de ui en knoflook goudbruin zijn. Voeg oregano toe en de stukken ossenstaart. Giet de wijn erbij en voeg dan ook de tomaten, zout, peper, nootmuskaat en kaneel toe. Stoof alles nog een uurtje tot het vlees boterzacht is.IMG_4022

Snijd intussen de bleekselderij in flinke stukken en kook ze in gezouten water beetgaar. Giet ze af en voeg ze bij de ossenstaart. Doe er de rozijnen en pijnboompitten bij en stoof nog tien minuten.

Geef er mooi knapperig brood bij.

Kopje espresso toe! Wauw, de Smaken van Italie! Er staat op dezelfde bladzijde als dit recept van de ossenstaart ook een recept voor Hersenen met boter en citroen. Daar heeft Paul zin in… Ik moet er nog even over nadenken…

© ellen.

 

Waar is de Coeur de boeuf???

17 april 2007 015
Of je ze kent weet ik niet, maar ze bestaan. Die bolle, wat onooglijke tomaten, gelijkend op een runderhart, maar dan met diepe rimpels. In Frankrijk vind je ze zelfs op het kleinste plattelandsmarktje, bij de meest primitieve groentehandelaar, of gewoon bij het volk thuis. Ook Belgische markten laten zich niet onbetuigd en in het assortiment van hullie Super, groot of klein, zal de vrucht zelden ontbreken. Bij ons zie ik hem nooit. Vreemd toch…

Aan de kwaliteit mag het niet liggen, want die is boven elke verdenking verheven. Misschien heeft het wat met de prijs van doen, die is namelijk iets (maar slechts heel weinig) hoger dan die van onze waterbommen. Een andere reden kan ik niet bedenken. (Of ligt het eraan dat het Ministerie in een uithoek van Nederland huist terwijl de rest van ons land overspoeld wordt met het rode juweel?)

Zie ik die Coeur de Boeufs liggen, in welk buitenland dan ook, ik schaf ze onmiddellijk aan. Je kunt ze met gemak voor enige weken bewaren, mits niet overrijp. De vrucht rijpt overigens van binnen uit; oogt hij van buiten nog wat ontoegankelijk, wanneer je hem opensnijdt geurt de volle rijpheid je tegemoet.

De smaak doet je denken aan de rijpe tomaten uit je kindheid, maar de Coeur de boeuf is net een tikkeltje frisser, net iets minder zoet. En er zit een aardse ondertoon aan die smaak. Geschikt om mee te stoven in elk kostbaar gerecht is hij zeker, maar dat moet je niet doen…

Verreweg de beste manier om de Coeur de boeuf te gebruiken is om er een salade mee te maken. De simpelste manier overigens ook. Die misvormde tomaat weegt al gauw anderhalf tot twee ons. Snijd hem in dunne plakjes, druppel er wat van de beste olijfolie overheen, snipper er wat sjalot bij, peper en zout en wat schaafjes Parmezaanse kaas. Een paar gescheurde blaadjes basilicum mogen ook. Hetgeen je nu hebt is een alleskunner. Er is nauwelijks een maaltijd denkbaar waarbij deze tomatensalade niet de perfecte aanvulling is.
coeur de boeuf

Enfin, ik sla naar bevrediging Coeur de boeufs in, in de Walen, in Vlaanderen, in Luxemburg (in Frankrijk kom ik niet zo vaak…). Maar het moet toch eenvoudiger zijn, gewoon bij ons in de buurt. Wie, oh wie helpt me…

© paul

Ossenstaart in groentesaus…

Langzaam gegaarde ossenstaart met groentensaus...
Er lagen nog twee pakketjes ossenstaart in de vriezer en ik had er al enige tijd niet meer aan gedacht. Waarlijk vergeten vlees dus en de hoogste tijd om er wat mee te doen. Ik liet één portie ontdooien en besloot om het vlees langzaam en bij een relatief lage temperatuur te garen. Ik kon teruggrijpen naar een recept, zoals beschreven op deze website in het najaar van 2012, maar het werd toch weer even anders. We hielden er een stevige maaltijd voor twee personen aan over.

  • 600 gram ossenstaart (runderstaart),
  • 2 stengels bleekselderij,
  • 1 winterwortel,
  • 1 ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 flinke kneep tomatenpuree uit de tube,
  • 1 kneepje harissa uit de tube,
  • 1 tak verse rozemarijn,
  • 2 takjes verse tijm,
  • 1 laurierblad,
  • 1/2 theelepel karwijzaad (Kümmel).
  • 1/2 liter rode wijn,
  • 1 scheut bouillon,
  • olijfolie,
  • bloem,
  • peper en zout.

Verwarm olijfolie in een stoofpan met deksel. Dep de staartschenkels droog met keukenpapier en bestuif ze met wat bloem, peper en zout. Bak de staartstukken aan alle kanten bruin, haal ze dan uit de pan en houd ze onder aluminiumfolie warm. Bak in dezelfde pan de fijngesnipperde ui en fijngehakte knoflook tot ze glazig en goudgeel worden. Voeg dan de heel fijn versneden bleekselderij en idem gehakte winterwortel toe, samen met de tomatenpuree, de harissa en het (in de vijzel) verkruimelde karwijzaad. Roer goed om en laat het geheel een minuut of vijf bakken op een niet te hoog vuur. Leg vervolgens de ossenstaart terug in de pan en overgiet het geheel met de rode wijn en de bouillon. Doe er de tijm, rozemarijn en het laurierblad bij en plaats  de pan met gesloten deksel in een op 110 graden voorverwarmde oven. Het gerecht mag nu een uur of vijf stoven. Controleer tussendoor een aantal keren of er nog voldoende vocht in de pan zit en vul eventueel aan.

Haal aan het eind van de stooftijd het vlees uit de pan en zet het warm weg. Schep met een lepel het overtollig vet uit de pan. Indien de saus nog teveel vocht bevat, kook hem dan in op een hoog vuur. Wel erbij blijven want inkoken gaat vanaf een bepaald punt erg snel. Heb je ongeveer de gewenste consistentie bereikt pureer dan met de staafmixer de groenten tot een gladde saus. Breng op smaak met peper en zout en dien warm op…

  • Wij aten er stevig brood bij.
  • Van de groentesaus hielden we een behoorlijke portie over. We hebben de zaak ingevroren om bij een latere gelegenheid te gebruiken. (Als pastasaus of bij een stukje vis, bij een varkenskarbonade of lamsgehaktballetjes bijvoorbeeld.)
  • Ik heb aan de saus geen tomaten toegevoegd, de smaak van de saus was nu mild-zoet.

© paul

 

Ovenschotel met Bacalhau en prei

ovenschotel met bacalhau
Ik schreef het al vaak; onze zaterdagmaaltijd nuttigen we zelden met ons tweeën. Bijna elke zaterdag hebben we gasten aan tafel; Het Kind, haar Kruimel (hoewel Kruimel nog niet echt mee-eet, hij mag er graag bij zijn) Vriend Andy, De Jongste Bediende en Marleen en wie er zoal nog meer een hapje lusten. Ik vind het soms wel eens lastig om  iets heel nieuws te bedenken. Niet alle recepten zijn te vertalen naar een groter gezelschap en sommige recepten vind ik te bewerkelijk voor een vrije zaterdag. Heel vaak grijp ik dan terug naar een makkelijk menu waarvan ik weet dat iedereen het lekker vind. Beschrijven op deze website komt er dan niet van, je zit tenslotte niet op eindeloze beschrijvingen van hetzelfde te wachten beste lezer.

Gisteren bedacht ik maar eens iets te maken met de gedroogde vis die ik een paar weken terug in Luxemburg kocht, Bacalhau (Portugese spelling). Paul schreef er hier al eens over. Ook staan er op deze website al een paar mooie Spaanse en Portugese recepten. Gisteren mengde ik een aantal recepten en het werd weer iets geheel anders. Parmentier, maar dan met vis zou je kunnen zeggen. Zuiders en ook troostrijk eten voor zes personen.

Je moet deze gedroogde vis eerst weken. Zeker 48 uur in koud water. Ververs het water in die 48 uur een aantal keren.
Bacalhau

  • voor zes personen
  • 1200 gram gedroogde vis
  • laurier
  • 10 zwarte peperkorrels
  • 4 flinke preien
  • 2 kilo aardappelen

Zet de stukken geweekte vis op met koud water. Breng aan de kook en schuim  goed af. Voeg de laurier en de peperkorrels toe. Kook de vis dan nog 10 minuten,  schep ze uit de bouillon en laat de stukken vis even afkoelen. Bewaar de bouillon voor de saus.

Kook intussen de aardappelen met wat zout en maakt er een luchtige puree van. Was de preien en snijd ze in kleine stukjes. Verwarm wat olijfolie in een ruime pan en smoor daarin de prei beetgaar. Verwijder de graten en vellen van de vis en verdeel het visvlees in kleine stukjes. Neem een ruime ovenschaal en bedek de bodem met de prei.

Maak een bechamelsaus van 2 eetlepels boter, 2 eetlepels bloem, wat kookvocht van de vis en wat melk. De bechamel moet niet te dik zijn.

Schik de vis op de prei en giet er de bechamelsaus over. Dek de schotel af met de aardappelpuree.

Verwarm de oven voor op 180 graden. Bak de visschotel 30 tot 40 minuten tot de bovenkant een mooi knapperig korstje heeft.

Ik maakte er een Portugese eiersaus bij; Viscaina-saus, daarover later meer.

Kopje espresso toe!

© ellen.

 

 

Tomatencoulis, maar dan anders…

Gegrilde aubergines met een frisse tomatensaus...
Ellen zat werkeloos te wachten bij het houtskoolvuurtje, omdat ik weer eens een afspraak was vergeten. Het vlees kon nog niet gegrild worden want het was niet duidelijk wanneer ik thuis zou komen, er zat eenvoudigweg niets anders op dan het vuur brandend te houden. Van de nood een deugd makend gebruikte ze de wachttijd en het zachtjes doorsmeulend vuur om wat extra’s te roosteren voor later; het kon koud gegeten worden dus maakte het niet uit wanneer het klaar was. Allereerst grilde ze een paar rode uien. Altijd goed om voor de komende dagen op voorraad te hebben, in de koelkast bleef de groente een aantal dagen goed. Daarna versneed zij twee aubergines in de lengte in plakken, besmeerde die met wat olijfolie en een beetje gekruid zout en roosterde de plakken vervolgens aan beide kanten.

Die avond aten we van de aubergines, ze waren nog lauwwarm tegen de tijd dat we aan tafel gingen. Maar het was veel te veel voor ons tweeën, en zo verdween de rest in de koelkast. Ook de dag erna stond er gegrild vlees op het menu. De koude aubergines konden er prachtig bij. Maak maar een frisse saus, stelde Ellen voor. Aangezien we de groente nog onlangs klaarmaakten met een frisse saus op basis van yoghurt, dacht ik het over een andere boeg te moeten gooien. Ik maakte een soort tomatencoulis, maar besloot de ingrediënten toch wat te bewerken op de stoof.

  • 4 middelgrote tomaten,
  • 1 sjalot,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 mild pepertje,
  • 1/2 theelepel karwijzaad,
  • scheutje bouillon,
  • scheutje olijfolie,
  • peper en zout.

Snijdt de tomaten in kleine blokjes en doe ze in een sauspan. Zet de pan op een heel laag vuur. Hak de sjalot heel fijn en doe die bij de tomaten. Zo ook de knoflook. Haal de zaadlijsten weg uit het pepertje en versnijdt het in heel dunne reepjes, doe bij de saus. Kneus het karwijzaad in een vijzel en voeg het toe. Voeg dan de bouillon en de olijfolie toe en zet het vuur even hoog. Draai dan de warmtebron terug laag en laat de saus heel zachtjes pruttelen, garen en inkoken. Maak af met peper en zout.

  • Opmerkingen:
  • De saus die je zo verkregen hebt houdt het midden tussen een coulis van verse ongekookte ingrediënten en een ingekookte carbonarasaus.
  • De frisheid van de tomaten blijft op deze manier wat beter bewaard en de saus heeft toch meer body dan een saus van ongekookte of niet gebakken ingrediënten.
  • De olie gaat erbij om de saus iets meer zwaarte te geven.
  • De saus kan warm gegeten worden, maar koud is-ie ook uitstekend. Te veel saus is nauwelijks mogelijk, je kunt hem prima bewaren in de koelkast, hij blijft dan dagen goed.
  • De saus doet het ook uitstekend bij gegrild vlees.

© paul

 

Varkenssteak van het houtskoolkomfoor…

Varkenssteak...
Ik was de afspraak met Neel glad vergeten. Ik had mijn houtskoolvuurtje juist op temperatuur en Ellen stond al achter me te dringen met het stuk varkenssteak toen de voordeurbel klingelde. Daar stond Neel op de stoep met al haar fotoapparatuur, statieven, belichters, flitsers, meters en wat dies meer zij. Ik had de dag daarvoor beloofd om model te staan voor een opdracht ten behoeve van haar academische opleiding tot kunstenfotograaf. En nu, op dit tijdstip, was er het juiste licht. Ik stapte dan maar in haar auto en liet me voeren naar de plek die Neel uitgekozen had voor de shooting.

Intussen zat Ellen met dat houtskoolvuurtje. Natuurlijk hield ze het brandend, maar dat vlees kon er nog niet op. Om verder, in de tussenliggende tijd, niks te doen met die gloeiende pot was een zwakke optie, dus grilde ze maar vast een paar uien. Ook versneed ze twee aubergines overlangs in dunne plakken. Ze besmeerde ze met olijfolie en stoof er een snuifje gekruid zout over; verder was het een kwestie van grillen en de plakken op tijd draaien. Je moest er wel even bij blijven.

Enfin, dankzij de effectieve arbeid van Neel was de fotosessie in een mum van tijd gedaan, ik was na een dik half uur alweer thuis. Het vlees ging op het rooster, de tafel was al gedekt, de maaltijdsalade van bietjes en aardappel was de dag daarvoor al bereid, we konden aan tafel. Natuurlijk snoepten we ook van de aubergines, maar het bleek veel te veel te zijn. We hielden een bord over voor de volgende dag.

Over het varkensvlees niets dan lof. Het kwam van een varken dat vrij heeft gedarteld in het Limburgse land. Zijn of haar voedsel was niet strikt biologisch, dus werd hem of haar dat predicaat ontzegd, maar het (hij of zij) heeft meegegeten met de alledaagse grote-mensen-pot. Kom daar nog eens om bij een gangbaar zwijn…

Het vlees was gepekeld en deels ingewreven met een rub van kruiden. Dat laatste beschouwen we als een noodzakelijk kwaad, wij kruiden liever zelf… De gepekelde status echter is een toevoeging aan vlees dat je gaat roosteren. Het blijft simpelweg sappiger, malser.

Enfin…

Neel liet vanavond weten dat de foto precies voldoet aan haar vooropgestelde doelen. Nou Neel, ons varkensvlees ook!

© paul

Linzen met Cotechino di Modena…

Cotechino Modena... Ik had nog twee van die gekookte worsten liggen. Ze begonnen zo zoetjesaan aan de datum te raken dus ik moest er iets mee. Eentje wilde ik bewaren voor de eerst volgende gelegenheid dat Ans en Vriend Jan kwamen eten, die andere kon eigenlijk vandaag wel geslacht worden… De worst waar het om ging heet Cotechino di Modena, het chique zusje van de Zampone, de gevulde varkenspoot uit Italië. Over die worsten later meer. De ideale begeleider voor Zampone en zijn neven en nichten is dat piepkleine erwtje, bekend onder de naam linze. In Nederland, en de rest van noord-west Europa, blijft het een ondergeschoven kindje. Het zal ermee te maken hebben dat linzen veel warmte nodig hebben en bij ons dus alleen in de glasbouw worden gekweekt. In warmer streken evenwel is de linze een belangrijk bestanddeel van het voedingsaanbod. Al ver voor onze jaartelling vind je verhandelingen over de linze, onder anderen in het Oude Testament. Het is heel simpel met die linzen; je doet ze in een pan, giet er een veelvoud aan water op en na een klein halfuur is je maaltje gaar. Zo eenvoudig is dat, en zo jammer is dat ook. Want linzen lenen zich bij uitstek om een beetje verwend te worden. Voeg er wat smaakmakers bij en je hebt ineens een culinair maal. Vandaag stopte ik er dan maar eens een forse hoeveelheid smaakmakers bij. De linzen vonden het heerlijk… Maaltje voor twee personen:

  • 150 gram gedroogde linzen,
  • 1 stengel bleekselderij,
  • 2 sjalotjes,
  • 2 tenen knoflook,
  • 50 gram pancetta (of ander goed spek),
  • 4 verse salieblaadjes,
  • olijfolie,
  • peper en zout,
  • water.

Verhit de olijfolie in een degelijke stoofpan. Versnijd de pancetta in kleine dobbelsteentjes en laat die uitbakken in de olijfolie. Hak de sjalotjes, de bleekselderij en de knoflook heel fijn en voeg ze bij het spek. Als de sjalotten dan mooi glazig worden stort je de linzen en de gehakte salieblaadjes in de pan. Zet het hele zaakje onder water. Breng alles even aan de kook en laat het vervolgens op een laag pitje sudderen. Na 25 à 30 minuten zijn je linzen gaar. Peper en zout gaan er pas bij als de linzen nagenoeg gaar zijn!

  • Opmerkingen:
  • Er zijn nogal wat rassen en soorten linzen, en allemaal dienen ze een andere meester. Sommige worden al snel papperig en lenen zich daarom prima voor soepen; weer andere blijven vol en stevig, ook al kook je ze aanmerkelijk langer dan de aangegeven tijd, ze kunnen mee in een stoofschotel. De ouderdom van de gedroogde vruchtjes speelt ook een rol; hoe ouder, hoe langer je moet koken. Claudia Roden gaat ervan uit dat de linzen na 25 minuten gaar zijn. De verpakking van mijn linzen houdt het op 20 minuten. Maar mijn linzen hebben ‘n kleine 40 minuten gesudderd en Ellen kwalificeerde ze als beetgaar, net te doen, maar iets langer had ook gemogen. Enfin,.. d’r bij blijven en controleren is het credo.
  • Ik gebruikte vandaag Puy linzen, Ellen schreef er al eens over….
  • De verpakking van jou linzen geeft aan hoe de verhouding dient te zijn van water ten opzichte van linzen. Je hoeft je daar niet persé aan te houden. Ik gaarde mijn linzen op de ouderwetse manier door ze onder water te zetten en er steeds wat vocht bij te voegen wanneer ze dreigden te droog te komen staan. Voordeel van deze methode is dat je aan het eind van de rit een redelijk droge schotel overhoudt. Je hoeft de linzen dus niet af te gieten en alle smaak blijft bewaard. (Of deze methode enige invloed heeft op de gaartijd weet ik niet zeker, maar ik betwijfel het…)
  • Zoals gezegd verdient de worst een eigen artikeltje op deze website.

© paul

Gegrilde aubergines met saffraansaus, of hoe ik op één dag vier keer in de supermarkt kwam…

Aubergines met yoghurt-saffraansaus...
Goede vrijdag maakte ik aubergines met saffraansaus. Een vrije dag, onze school is die dag traditioneel gesloten, en besloot alvast  lekker vroeg de grote Paasboodschappen te doen. Vol goede moed naar onze buurtsuper AH. Ik deed mijn boodschapjes en thuisgekomen bedacht ik dat ik eigenlijk voor die dag zelf nog niets gepland had voor ons avondmaal, stom, maar eens kijken, er was van alles in huis… Intussen had Paul tijdens de wandeling met Hond Jaros een OV kaart gevonden op het veldje achter onze buurtsuper. Vervelend voor de verliezer zo vlak voor een lang weekend. Telefonisch melden dus, bij de gemeente…  “Houdt u het gevonden voorwerp thuis of wilt u het hier afgeven?” Tja? “Moet u wel snel zijn want wij sluiten onze kantoren om 12 uur!” Weinig keus dus, het was 11.45 uur. Bovendien zou de verliezer dan zeker tot dinsdag zijn OV kaart niet kunnen gebruiken. Ik hield de kaart thuis, vulde alle trellel in op de gemeentepagina en bedacht tegelijkertijd dat Facebook misschien wel een veel beter middel zou zijn om de eigenaar van de kaart snel op te sporen. Hopla, een berichtje op Facebook gezet, wat meteen liefdevol gedeeld werd…  Het Kind kwam langs met haar Kruimel en zei dat ik eigenlijk een kopie van de OV kaart zou moeten ophangen in de buurtsuper. Goed idee, dus togen Hond Jaros en ik op weg… dat was het tweede bezoek die dag… Thuisgekomen bedacht ik dat ik de aubergines die nog in de koelkast lagen wel weer eens wilde grillen, lekker sausje erbij, stukje vlees was al op voorraad. Saffraansaus erbij, lekker. Nu heb je voor die saus Griekse yoghurt  nodig, en die had ik dus níet… Derde bezoek aan de super… vlug, vlug tussen de grote Paas-inkopende mensen door, bakjes Griekse yoghurt, voorgeschoten bij de kassa en hollen naar huis…wil ik de saus gaan maken, blijk ik in de haast Griekse yoghurt met hóning gekocht te hebben!!! Stom, Stom, Stom!!! Ik had nu zo mijn zinnen op die saffraansaus gezet… Wéér terug dus…

  • Reken per persoon 1 aubergine, in de lengte in dunne plakken gesneden
  • Olijfolie
  • Voor de saus
  • 1 teentje knoflook uit de knijper
  • een paar saffraandraadjes
  • 2 eetlepels warm water
  • 1/4 liter Griekse yoghurt, zonder honing!
  • sap van 1/2 citroen
  • een paar schijfjes citroen, wat munt, wat koriander en lenteuitjes
  • peper en zout

 

Wrijf de saffraan met het water in een vijzel tot de draadjes opgelost zijn. Doe de yoghurt in een schaal en giet het saffraanwater erbij. Voeg knoflook en citroensap toe en klopt tot alles mooi gemend is. Proef of er eventueel peper en zout bij moet. Laat de saus zeker een uurtje staan zodat de smaken mooi kunnen mengen.

Kwast de aubergineplakken in met olijfolie en rooster ze kort in een grillpan of tussen een elektrische gril. Leg ze een keer om en om zodat er een ruitje ontstaat. Leg de aubergineplakken dan op een bakblik en gaar ze nog ongeveer 10 minuten in de oven op 180 graden. Je kunt ze ook langzaam grillen op de bbq. Zorg dan wel dat het vuur niet te heet is zodat ze langzaam kunnen garen.

Hak de kruiden fijn en strooi ze op een schaal. Schik daarop de aubergines en lepel wat saus in het midden. Bestrooi de aubergines met wat peper en zeezout en garneer met wat schijfjes citroen.

Over dat zeezout later meer! We aten laat die avond, het was lekker, de moeite van het heen en weer rennen helemaal waard! En, juist toen we genoten van een kopje espresso na de maaltijd ging mijn telefoon… de eigenaar van de OV kaart… of hij nog langs mocht komen…

© ellen.