Gedroogde worstjes…

worst
Je ziet ze ook bij ons steeds vaker verschijnen in het straatbeeld van de weekmarkten, artisinale markten, boerenmarkten of hoe het ook allemaal heten mag. Kraampjes met stapels worsten; gedroogde, gefermenteerde worsten.

Ze worden aangeboden in allerhande samenstellingen. Met knoflook, met nootjes, met peper, met paddenstoelen. En talloze andere combinaties zijn denkbaar. Soms is het varkensvlees, want dat is het hoofdbestanddeel, vermengd met eend, met kalkoen, met kip of met ezel. In de Ardennen kom je ook hert tegen en wildzwijn. Paard vind je zelden…

Het merendeel van die worsten komt uit Frankrijk, een minderheid uit Italië en Spanje. Op streekmarkten vind je ze, gemaakt van vlees van eigen bodem. De worstboeren rekenen doorgaans een schappelijke prijs, meestal ben je voor € 10,- koopman van vier worsten. Per stuk ben je onvoordeliger uit.

Vier worsten voor een tientje zegt meteen iets over de kwaliteit. Die is wisselend van producent tot producent, maar voor dát geld overstijgt het gebodene zelden de middelmaat. Voor écht grootse worsten leg je een veelvoud op de toonbank.

Ik heb er geen bezwaar tegen om goed geld uit te geven voor een excellente worst, maar die wordt dan slechts genuttigd met de echte liefhebber. Vriend Jan is er zo een. Voor hem kun je een peperduur en kwalitatief exquise worstje op tafel zetten, hij zal het onmiddellijk herkennen en met de grootste egards tot zich nemen. Zo’n worstje aanbieden aan volk dat deelneemt aan jou milde slemppartij is eeuwig zonde. Men eet slechts om de drank te pareren; een olienoot of aardappelchips voldoen ook.

Enfin, die worstjes van vier voor een tientje kun je versnijden voor elk gezelschap. De liefhebber smaakt het best en de maagvuller maakt het toch niet uit.

Ikzelf prefereer de worstjes met een toevoeging van het vruchtvlees van de vijg. Dat geeft de worst een tikkeltje zoet en een typisch oriëntaalse zuurtje. Het schoolvoorbeeld van een geslaagd gemengd huwelijk: Moslim met Christen. Probeer het maar eens, je zult er geen spijt van krijgen…

© paul

Ossenstaart in groentesaus…

Langzaam gegaarde ossenstaart met groentensaus...
Er lagen nog twee pakketjes ossenstaart in de vriezer en ik had er al enige tijd niet meer aan gedacht. Waarlijk vergeten vlees dus en de hoogste tijd om er wat mee te doen. Ik liet één portie ontdooien en besloot om het vlees langzaam en bij een relatief lage temperatuur te garen. Ik kon teruggrijpen naar een recept, zoals beschreven op deze website in het najaar van 2012, maar het werd toch weer even anders. We hielden er een stevige maaltijd voor twee personen aan over.

  • 600 gram ossenstaart (runderstaart),
  • 2 stengels bleekselderij,
  • 1 winterwortel,
  • 1 ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 flinke kneep tomatenpuree uit de tube,
  • 1 kneepje harissa uit de tube,
  • 1 tak verse rozemarijn,
  • 2 takjes verse tijm,
  • 1 laurierblad,
  • 1/2 theelepel karwijzaad (Kümmel).
  • 1/2 liter rode wijn,
  • 1 scheut bouillon,
  • olijfolie,
  • bloem,
  • peper en zout.

Verwarm olijfolie in een stoofpan met deksel. Dep de staartschenkels droog met keukenpapier en bestuif ze met wat bloem, peper en zout. Bak de staartstukken aan alle kanten bruin, haal ze dan uit de pan en houd ze onder aluminiumfolie warm. Bak in dezelfde pan de fijngesnipperde ui en fijngehakte knoflook tot ze glazig en goudgeel worden. Voeg dan de heel fijn versneden bleekselderij en idem gehakte winterwortel toe, samen met de tomatenpuree, de harissa en het (in de vijzel) verkruimelde karwijzaad. Roer goed om en laat het geheel een minuut of vijf bakken op een niet te hoog vuur. Leg vervolgens de ossenstaart terug in de pan en overgiet het geheel met de rode wijn en de bouillon. Doe er de tijm, rozemarijn en het laurierblad bij en plaats  de pan met gesloten deksel in een op 110 graden voorverwarmde oven. Het gerecht mag nu een uur of vijf stoven. Controleer tussendoor een aantal keren of er nog voldoende vocht in de pan zit en vul eventueel aan.

Haal aan het eind van de stooftijd het vlees uit de pan en zet het warm weg. Schep met een lepel het overtollig vet uit de pan. Indien de saus nog teveel vocht bevat, kook hem dan in op een hoog vuur. Wel erbij blijven want inkoken gaat vanaf een bepaald punt erg snel. Heb je ongeveer de gewenste consistentie bereikt pureer dan met de staafmixer de groenten tot een gladde saus. Breng op smaak met peper en zout en dien warm op…

  • Wij aten er stevig brood bij.
  • Van de groentesaus hielden we een behoorlijke portie over. We hebben de zaak ingevroren om bij een latere gelegenheid te gebruiken. (Als pastasaus of bij een stukje vis, bij een varkenskarbonade of lamsgehaktballetjes bijvoorbeeld.)
  • Ik heb aan de saus geen tomaten toegevoegd, de smaak van de saus was nu mild-zoet.

© paul

 

Lelietjes-van-dalen…

1 mei
Ik ben in de avond nog even gaan kijken. In de tuin van de nonnen, wel te verstaan. Mijn vrees werd bewaarheid, ze stonden nog niet in bloei, die Lelietjes-van-dalen. Of zo je wilt Meiklokjes, want die naam dragen ze ook. (Ook Lelietjes-der-dalen mag, dat vind ik misschien nog mooier.)

De van oorsprong Franse traditie om mensen die je aardig vindt een toefje Lelietjes-van-dalen te schenken op 1 mei zie je ook terug in België en Luxemburg. Het ritueel stamt uit de renaissance; de Fransen hangen er het jaartal 1560 aan. Overal in Frankrijk, België en Luxemburg verschijnen daags vóór 1 mei stalletjes langs de weg waar de bloemetjes per bosje worden verkocht. En in de dagen daaraan voorafgaand zie je allerhand volk door de bossen struinen om de verse bloemetjes te plukken.

Ik wilde Ellen een boeketje schenken op onze Dag-van-de-Arbeid, maar dat kan dus slechts virtueel. Zoals gezegd tonen de bloemetjes in het écht alleen nog maar knopjes.

Vorig jaar moest ik het ook al houden bij een digitale overdracht. Ans en Jan, op weg naar Santiago de Compostella, zwierven door Frankrijk en waren dus fysiek niet in de buurt voor een persoonlijke overhandiging.

De foto maakte Ellen al op 20 april 2014. De natuur was vorig jaar vroeg…

Enfin, zijn ze volgend jaar op tijd dan zal ik een bosje plukken voor Jop. Je moet zo’n kruimel op tijd vertrouwd maken met échte tradities…

© paul

[ Aanvulling 3 mei: Ans en Alex laten vanuit Bourgondië weten dat de late lente ook in delen van Frankrijk problemen geeft. Ook daar zijn de Lelietjes-der-dalen nog niet aan bloeien toegekomen, het is voorpaginanieuws in zowel de lokale als de landelijke dagbladen. Er heerst overigens bar weer in Bourgondië; hevige regens gepaard aan een overdaad aan wind…]

 

Carnaval in Habay-la-Neuve…

Carnavalsoptocht Habay-la-Neuve, 19 april 2015Van verre zag je ze al aan komen schuiven. Twee schuimende reuzenflessen vloeibaar goud. We kwamen net terug van de Abdij van Orval en werden een stukje verderop dan opnieuw geconfronteerd met mijn lievelingsbier.

Het blijft voor ons een vreemde gewoonte om het Carnavalsfeest over Vastentijd en Pasen heen te tillen, maar in de Gaume en andere delen van Wallonië vindt men het de gewoonste zaak van de wereld. En het gaat nog een aantal weken door: Houffalize nodigt u uit voor haar Zomercarnaval, 2 augustus 2015… stond er op één van de praalwagens.

Dit weekend was het de beurt aan Habay-le-Neuve om straatfeest en optocht te organiseren. Het was er druk, erg druk. Uit de verre omgeving kwam men afgereisd naar het plaatsje om deel te nemen aan de optocht, dan wel om die optocht te bewonderen. Een indrukwekkend gebeuren was het; schitterende praalwagens en smaakvol gekostumeerde groepen beeldden de legenden en eigenaardigheden van de streek uit. Koste nog moeite waren gespaard.

Rijkelijk vloeiden de Luxemburgse wijnen en het bier kostte slechts € 10,- voor zes glazen, vers getapt. Kom daar bij ons eens om.

En dan die twee Orvalflessen, wat een prachtig gezicht. Op de naar de werkelijkheid gefabriceerde etiketten kon je aflezen dat ze nog houdbaar waren tot ergens in 2017. Enfin…

Ellen deed meteen een aantal berichten uit naar onze carnavalsvrienden van de ZKB, waarin ze de pakken aanprees en voorstelde om er maar eens werk van te maken. Er werd evenwel niet écht enthousiast gereageerd. Kwestie van moeilijk een sanitaire stop te maken in zo’n verpakking, laat staan wanneer de boodschap écht groot is. En daar had men dan toch ook weer gelijk in. Maar het bleven prachtige pakken.Carnavalsoptocht Habay-la-Neuve 19 april 2015

© paul

Tomatencoulis, maar dan anders…

Gegrilde aubergines met een frisse tomatensaus...
Ellen zat werkeloos te wachten bij het houtskoolvuurtje, omdat ik weer eens een afspraak was vergeten. Het vlees kon nog niet gegrild worden want het was niet duidelijk wanneer ik thuis zou komen, er zat eenvoudigweg niets anders op dan het vuur brandend te houden. Van de nood een deugd makend gebruikte ze de wachttijd en het zachtjes doorsmeulend vuur om wat extra’s te roosteren voor later; het kon koud gegeten worden dus maakte het niet uit wanneer het klaar was. Allereerst grilde ze een paar rode uien. Altijd goed om voor de komende dagen op voorraad te hebben, in de koelkast bleef de groente een aantal dagen goed. Daarna versneed zij twee aubergines in de lengte in plakken, besmeerde die met wat olijfolie en een beetje gekruid zout en roosterde de plakken vervolgens aan beide kanten.

Die avond aten we van de aubergines, ze waren nog lauwwarm tegen de tijd dat we aan tafel gingen. Maar het was veel te veel voor ons tweeën, en zo verdween de rest in de koelkast. Ook de dag erna stond er gegrild vlees op het menu. De koude aubergines konden er prachtig bij. Maak maar een frisse saus, stelde Ellen voor. Aangezien we de groente nog onlangs klaarmaakten met een frisse saus op basis van yoghurt, dacht ik het over een andere boeg te moeten gooien. Ik maakte een soort tomatencoulis, maar besloot de ingrediënten toch wat te bewerken op de stoof.

  • 4 middelgrote tomaten,
  • 1 sjalot,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 mild pepertje,
  • 1/2 theelepel karwijzaad,
  • scheutje bouillon,
  • scheutje olijfolie,
  • peper en zout.

Snijdt de tomaten in kleine blokjes en doe ze in een sauspan. Zet de pan op een heel laag vuur. Hak de sjalot heel fijn en doe die bij de tomaten. Zo ook de knoflook. Haal de zaadlijsten weg uit het pepertje en versnijdt het in heel dunne reepjes, doe bij de saus. Kneus het karwijzaad in een vijzel en voeg het toe. Voeg dan de bouillon en de olijfolie toe en zet het vuur even hoog. Draai dan de warmtebron terug laag en laat de saus heel zachtjes pruttelen, garen en inkoken. Maak af met peper en zout.

  • Opmerkingen:
  • De saus die je zo verkregen hebt houdt het midden tussen een coulis van verse ongekookte ingrediënten en een ingekookte carbonarasaus.
  • De frisheid van de tomaten blijft op deze manier wat beter bewaard en de saus heeft toch meer body dan een saus van ongekookte of niet gebakken ingrediënten.
  • De olie gaat erbij om de saus iets meer zwaarte te geven.
  • De saus kan warm gegeten worden, maar koud is-ie ook uitstekend. Te veel saus is nauwelijks mogelijk, je kunt hem prima bewaren in de koelkast, hij blijft dan dagen goed.
  • De saus doet het ook uitstekend bij gegrild vlees.

© paul

 

Nog eens Groene Orval…

Groene Orval...
De foto oogt eerder als een lithografie van de Amerikaanse hyperrealistische schilderstroming uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ellen schoot het plaatje en ze vond het niks; kwestie van fout aan tafel zitten en geen zonnekap ter beschikking hebben. Ik evenwel ben er zeer tevreden mee. Dat harde contrast in het geel van het bier wordt vloeibaar; de vreemde, glasachtige schaduwen van de asbak worden grafische vlakken. De bijna doodgeslagen witte placemat lijkt doorzichtig, behalve dan daar waar het glas voor schaduw zorgt; en dan nog een tafel die schittert als de huid van een jaren-vijftig Cadillac. Eenieder die iets over de compositie te zeuren heeft, straf ik ter plekke af! Geweldig beeld…

Maar nu ter zake. Het voorbije weekend waren we er even niet, we verbleven op onze stek in Luxemburg. Daar vandaan maakten we een paar tochten. Het bezoeken van de Abdij van Orval was er een van. We groetten de paterkes en sloegen er wat bier in. Bij de aanpalende uitspanning genoten we een lichte maaltijd en dronken er een glas. Let wél lezer: we dronken er de Groene Orval

Wat een maand eerder gebeurde: nog onlangs voerde onze Jongste Bediende met deze of gene Bierkenner een heftig discours over dat bier, gezeten op een van de terrassen die ons Brabants dorp tegenwoordig rijk is. Bierkenner beweerde bij hoog en bij laag dat hij de Groene Orval regelmatig dronk. En dat zou ook best zo kunnen zijn hoor. Bierkenner is dan Paterke in de Abdij van Orval, want daar wordt het bier geschonken. Bij de kloostermaaltijd…

Er is nog een mogelijkheid: Bierkenner gaat regelmatig lunchen in het etablissement bij de abdij, À l’Ange Gardien. Want afgezien van de tafel van de monniken van Orval is dat de enige plaats ter wereld waar het Groene bier wordt geschonken. Bierkenner was echter nog nooit in de Zuidelijke-Ardennen geweest, laat staan in de buurt van Orval. Borreltafelpraat dus…

Je moet het beslist een keer doen, een afstap maken bij de Abdij. Wanneer je weer eens naar het Zuiden suist over ‘s Heren Snelwegen is het een niet al te ingewikkelde moeite om even de grote weg te verlaten. Je tuft een stukje door een lommerrijk gebied en wordt beloond met rust, ontspanning en uitspanning. Een piepklein, maar alleraardigst biermuseum binnen de muren van de Abdij, wetenswaardigheden over klooster en streek, en als beloning een prachtig glas Vloeibaar Goud op het terras van de nabij gelegen uitspanning die behalve naar zijn Franse naam ook luistert naar de het Vlaamse Engelbewaarder.

Vond ik de klassieke Orval altijd al een van de lekkerste bieren op deze aardkloot, de Groene variant is zeker zo lekker. Met een alcoholpercentage van 4,3 % is het aanmerkelijk lichter dan zijn blauwe broertje. Ook smaakt het wat milder, wat minder bitter. En je proeft overduidelijk koreander, een waarlijk gastronomische toevoeging.

Je eet overigens prima bij À l’Ange Gardien. Geen culinaire hoogstandjes, maar degelijke kost. Kroketten van Orvalkaas, biefstuk met een saus van diezelfde kaas, een plank met Ardense vleeswaar of een zwijnenknietje, met roomsaus overgoten. Goed brood erbij en natuurlijk zo’n glas Groene Orval.

Een belangrijke innovatie is dat je het bier ook kunt bestellen in een proefglas, dat wil zeggen in een glas met een inhoud van 15 cl. Kun je als automobilist toch mooi meedoen zonder onmiddellijk aan je tax te geraken. En wil je zo’n proefglas mee naar huis nemen dan kan dat, de Engelbewaarder levert ze voor een paar euro het stuk. Mét groene opdruk en mét de handjes van de Engelbewaarder aan de achterkant in het glas geslepen. (En bedenk: het staat natuurlijk vreselijk interessant wanneer jij, eenmaal weer thuis, die bierproeverij inricht met je vrienden en vriendinnen, en je laat ze nippen uit zo’n unieke bokaal. “Ja, geïmporteerd uit de Ardennen. Paters van Orval, ik ben er kind aan huis…”)

Meer lezen over Trappistenpaterkes en hun Bieren: bezoek TrappistBier Beleven

© paul

 

Varkenssteak van het houtskoolkomfoor…

Varkenssteak...
Ik was de afspraak met Neel glad vergeten. Ik had mijn houtskoolvuurtje juist op temperatuur en Ellen stond al achter me te dringen met het stuk varkenssteak toen de voordeurbel klingelde. Daar stond Neel op de stoep met al haar fotoapparatuur, statieven, belichters, flitsers, meters en wat dies meer zij. Ik had de dag daarvoor beloofd om model te staan voor een opdracht ten behoeve van haar academische opleiding tot kunstenfotograaf. En nu, op dit tijdstip, was er het juiste licht. Ik stapte dan maar in haar auto en liet me voeren naar de plek die Neel uitgekozen had voor de shooting.

Intussen zat Ellen met dat houtskoolvuurtje. Natuurlijk hield ze het brandend, maar dat vlees kon er nog niet op. Om verder, in de tussenliggende tijd, niks te doen met die gloeiende pot was een zwakke optie, dus grilde ze maar vast een paar uien. Ook versneed ze twee aubergines overlangs in dunne plakken. Ze besmeerde ze met olijfolie en stoof er een snuifje gekruid zout over; verder was het een kwestie van grillen en de plakken op tijd draaien. Je moest er wel even bij blijven.

Enfin, dankzij de effectieve arbeid van Neel was de fotosessie in een mum van tijd gedaan, ik was na een dik half uur alweer thuis. Het vlees ging op het rooster, de tafel was al gedekt, de maaltijdsalade van bietjes en aardappel was de dag daarvoor al bereid, we konden aan tafel. Natuurlijk snoepten we ook van de aubergines, maar het bleek veel te veel te zijn. We hielden een bord over voor de volgende dag.

Over het varkensvlees niets dan lof. Het kwam van een varken dat vrij heeft gedarteld in het Limburgse land. Zijn of haar voedsel was niet strikt biologisch, dus werd hem of haar dat predicaat ontzegd, maar het (hij of zij) heeft meegegeten met de alledaagse grote-mensen-pot. Kom daar nog eens om bij een gangbaar zwijn…

Het vlees was gepekeld en deels ingewreven met een rub van kruiden. Dat laatste beschouwen we als een noodzakelijk kwaad, wij kruiden liever zelf… De gepekelde status echter is een toevoeging aan vlees dat je gaat roosteren. Het blijft simpelweg sappiger, malser.

Enfin…

Neel liet vanavond weten dat de foto precies voldoet aan haar vooropgestelde doelen. Nou Neel, ons varkensvlees ook!

© paul

Lamskarbonades, gegratineerde venkel en een piepertje…

lamskarbonades
Ondanks het mooie weer besteedde ik wat tijd achter de computer; ik ben namelijk bezig artikelen uit de oertijd van het Ministerie te restaureren. Een groot deel van de verdwenen foto’s zijn intussen herplaatst en enkele links naar andere artikelen zijn geactualiseerd. Maar er blijft nog een hoop te doen.

Bij het terug lezen van het oude spul viel me op dat we toentertijd regelmatig artikeltjes maakten over het eten van de dag, zonder er meteen een uitgebreide receptuur aan te hangen. We doen dat tegenwoordig nog nauwelijks, hoewel het destijds gewaardeerd werd door onze lezers.

Misschien moeten we die vorm van archiveren weer wat vaker bezigen, al was het maar voor onze eigen gemoedsrust…

Zo aten we eergisteren lamskarbonaadjes, Ellen had ze als lamsrack gebraden, besmeerd met mooie scherpe pitjesmosterd. Erbij venkel uit de oven, overbakken met Gorgonzolakaas. Een lekker aardappeltje erbij, gebakken in ganzenvet.

Het was erg mooi vlees, dus had ik voor de gelegenheid een Bourgogne uit de kelder getoverd. Volnay, 2012, Domaine Rossignol-Février.

Kopje espresso toe en later op de avond een stukje kaas.

Enfin,.. een beetje tevreden? Gisteren overigens lag er varken op het bord, gegrild op houtskool. Misschien moet daar straks (of zo) iets meer over gezegd…

© paul

Boerenkaas van 3 jaar oud…

Drie jaar oude boerenkaas...
De eerste keer dat ik brokkelkaas proefde herinner ik me nog heel goed hoewel het om en nabij 50 jaar geleden moet zijn. Het was bij de Familie Bronnenberg, die een VIVO-winkel dreven in de Haageijk te onzent. Er lagen altijd wagenwielen van kazen in die winkel. Vader Bronnenberg was ook koster aan de Sint Janskerk en hing in mijn herinnering een Rooms-Bourgondische levensstijl aan; goed van eten, goed van drinken…

Ik was bevriend met enkele van de kinderen Bronnenberg en kwam regelmatig bij hen over de vloer. De aanleiding waarom ik een stukje kaas kreeg staat me niet meer bij, maar op enig moment brokkelde Pa Bronnenberg wat van zijn overrijpe kaas en stak het mij toe. Ik vond het verschrikkelijk lekker en de oude heer had daar zichtbaar plezier in. Ik kreeg zowaar een stukje mee voor mijn ouders. Het moet uiteindelijk een verdomd klein partje zijn geweest wat er voor thuis overbleef, want onderweg naar huis liep ik voortdurend van de kaas te snoepen. Ik kon er niet afblijven. Waarschijnlijk is daar, ergens tussen de Haageijk en de Virmundtstraat mijn levenslange liefde voor kaas geboren…

Na al die jaren heeft mijn smaak voor kazen zich wel uitgekristalliseerd. Het liefst heb ik ze op enige leeftijd en bij voorkeur zijn ze van rauwe melk gemaakt. Voor Bergkazen doe ik een moord (Comté, Tomme de Savoie, Montasio), maar een Munster van de boerderij of uit een artisinaal atellier laat ik ook niet staan. En dan zijn er de blauwschimmels: de Roqueforts, de Stiltons, de Gorgonzola’s. En niet de vergeten de Brie de Meaux en de Brie de Melun. En al die honderden andere kazen van hoge kwaliteit. Want dat is uiteindelijk het kriterium, dat ze met zorg en niet op grote schaal zijn gemaakt. En wel van de beste grondstoffen…

De Helmondse zaterdagmarkt is sinds enkele jaren een kaasfamilie rijker. Ze komen van ergens tussen Maas en Waal. De kwaliteit van hun spulletjes is goed en in een aantal gevallen bovenmatig. Hun Comté is exquise, iedere inwoner van de Franche-Comté zou er trots op wezen. Het assortiment is niet groot, maar dat hoeft bij kwaliteit geen probleem te zijn. We kopen er wekelijks een stukje Kruidenkaas voor de moeder van Kruimel, Ellen betrekt er de belegen boerenkaas voor op het brood. En ik mag er nu en dan een stukje van die drie jarige oude kaas meenemen, Boerenkaas wel te verstaan. Gemaakt en gerijpt op een van die melkveebedrijven tussen de Grote Rivieren.

Die kaas van de foto: je ziet de witte rijpingskristallen en het indrogen rond de korst. Het is niet erg, het hoort erbij. De smaak is pittig, notig en rijp, een tikkeltje zuivelzoet. Ondanks de lange indroging is de kaas niet zout.

Wanneer je de kaas aansnijdt brokkelen er meteen stukjes vanaf. Dit is geen kaas voor op brood, dit eet je na een maaltijd, je spoelt het weg met je laatste slok Bordeaux.

© paul

 

 

Linzen met Cotechino di Modena…

Cotechino Modena... Ik had nog twee van die gekookte worsten liggen. Ze begonnen zo zoetjesaan aan de datum te raken dus ik moest er iets mee. Eentje wilde ik bewaren voor de eerst volgende gelegenheid dat Ans en Vriend Jan kwamen eten, die andere kon eigenlijk vandaag wel geslacht worden… De worst waar het om ging heet Cotechino di Modena, het chique zusje van de Zampone, de gevulde varkenspoot uit Italië. Over die worsten later meer. De ideale begeleider voor Zampone en zijn neven en nichten is dat piepkleine erwtje, bekend onder de naam linze. In Nederland, en de rest van noord-west Europa, blijft het een ondergeschoven kindje. Het zal ermee te maken hebben dat linzen veel warmte nodig hebben en bij ons dus alleen in de glasbouw worden gekweekt. In warmer streken evenwel is de linze een belangrijk bestanddeel van het voedingsaanbod. Al ver voor onze jaartelling vind je verhandelingen over de linze, onder anderen in het Oude Testament. Het is heel simpel met die linzen; je doet ze in een pan, giet er een veelvoud aan water op en na een klein halfuur is je maaltje gaar. Zo eenvoudig is dat, en zo jammer is dat ook. Want linzen lenen zich bij uitstek om een beetje verwend te worden. Voeg er wat smaakmakers bij en je hebt ineens een culinair maal. Vandaag stopte ik er dan maar eens een forse hoeveelheid smaakmakers bij. De linzen vonden het heerlijk… Maaltje voor twee personen:

  • 150 gram gedroogde linzen,
  • 1 stengel bleekselderij,
  • 2 sjalotjes,
  • 2 tenen knoflook,
  • 50 gram pancetta (of ander goed spek),
  • 4 verse salieblaadjes,
  • olijfolie,
  • peper en zout,
  • water.

Verhit de olijfolie in een degelijke stoofpan. Versnijd de pancetta in kleine dobbelsteentjes en laat die uitbakken in de olijfolie. Hak de sjalotjes, de bleekselderij en de knoflook heel fijn en voeg ze bij het spek. Als de sjalotten dan mooi glazig worden stort je de linzen en de gehakte salieblaadjes in de pan. Zet het hele zaakje onder water. Breng alles even aan de kook en laat het vervolgens op een laag pitje sudderen. Na 25 à 30 minuten zijn je linzen gaar. Peper en zout gaan er pas bij als de linzen nagenoeg gaar zijn!

  • Opmerkingen:
  • Er zijn nogal wat rassen en soorten linzen, en allemaal dienen ze een andere meester. Sommige worden al snel papperig en lenen zich daarom prima voor soepen; weer andere blijven vol en stevig, ook al kook je ze aanmerkelijk langer dan de aangegeven tijd, ze kunnen mee in een stoofschotel. De ouderdom van de gedroogde vruchtjes speelt ook een rol; hoe ouder, hoe langer je moet koken. Claudia Roden gaat ervan uit dat de linzen na 25 minuten gaar zijn. De verpakking van mijn linzen houdt het op 20 minuten. Maar mijn linzen hebben ‘n kleine 40 minuten gesudderd en Ellen kwalificeerde ze als beetgaar, net te doen, maar iets langer had ook gemogen. Enfin,.. d’r bij blijven en controleren is het credo.
  • Ik gebruikte vandaag Puy linzen, Ellen schreef er al eens over….
  • De verpakking van jou linzen geeft aan hoe de verhouding dient te zijn van water ten opzichte van linzen. Je hoeft je daar niet persé aan te houden. Ik gaarde mijn linzen op de ouderwetse manier door ze onder water te zetten en er steeds wat vocht bij te voegen wanneer ze dreigden te droog te komen staan. Voordeel van deze methode is dat je aan het eind van de rit een redelijk droge schotel overhoudt. Je hoeft de linzen dus niet af te gieten en alle smaak blijft bewaard. (Of deze methode enige invloed heeft op de gaartijd weet ik niet zeker, maar ik betwijfel het…)
  • Zoals gezegd verdient de worst een eigen artikeltje op deze website.

© paul