Dubbelgedopte tuinboontjes op Italiaanse wijze…

Dubbel gedopte tuinboontjes op Italiaanse wijze...
Evengoed was het een primeur voor ons: de eerste verse tuinbonen van het jaar. Ze waren er al wel eerder en in een mooier formaat, we kwamen ze al maanden terug tegen. Maar ze kwamen uit Verweggiestan en we beoordeelden ze té exotisch van aard…

We kochten afgelopen zaterdag op de markt onze eerste Europese tuinbonen, ze oogden prachtig. Thuis gekomen bleek de groente van iets mindere kwaliteit dan we op de markt hadden ingeschat. Tel daarbij op dat de bonen door omstandigheden nog een aantal dagen in de koelkast bleven liggen en je snapt dat ik vanmiddag na het polen niet bepaald overhield wat ik oorspronkelijk voor ogen had. Daar komt nog bij dat er nogal wat erg grote exemplaren tussen zaten.

In zo’n geval is er maar een ding wat je kunt doen: dubbeldoppen!

Dubbeldoppen betekent niet meer dan dat je, na het polen, de tuinbonen ontdoet van het buitenste vlies. Het is een eenvoudige klus, maar wel tijdrovend. Je snijdt met een scherp mesjes via de bovenkant de tuinboon (op de naad) overdwars door. Daarna kun je de twee zachte helften uit de harde buitenschil wippen. Nogmaals, het is een eenvoudige klus, maar het kost je tijd. Ik heb geen hekel aan dit soort handwerk. Ik zet een mooie langspeelplaat op of ik luister via de digitale snelweg een gemist radioprogramma terug. Het ontspant me en het levert ook nog eens iets speciaals op.

Het recept dat ik vervolgens gebruikte werd al eens door Ellen beschreven, met dank aan Mevrouw Hazan. Ze noemde het Tuinbonen zoals ze in Rome worden gegeten. Laat ik het recept nou toch terug vinden bij Mevrouw De Medici; daar heet het Toscaanse tuinboontjes. Enfin, Italianen onder elkaar, moet je maar denken…

Ik beschrijf het recept zoals ik het vanmiddag klaarmaakte.

  • 300 gram dubbelgedopte tuinbonen,
  • 50 gram gerookt ontbijtspek,
  • 1 sjalot,
  • olijfolie,
  • peper en (eventueel) zout uit de molen,
  • 4 eetlepels water,
  • wat vers gehakte peterselie.

Verwarm de olijfolie in een pan met een stevige bodem. Fruit hierin de gesnipperde sjalot langzaam glazig. Doe er dan het in dobbelsteentjes gesneden spek bij en laat dat zachtjes uitbakken, ongeveer een minuut of vier. Voeg vervolgens de tuinbonen toe en besprenkel alles met flink wat peper uit de molen. Schep even om zodat er zich een filmlaagje van vet om de boontjes voegt. Doe het water erbij en laat het gerecht dan 10 minuten op een zacht vuurtje stoven. Schep de boontjes in een voorverwarmde schaal, strooi er vers gehakte peterselie over en dien op.

  • Opmerkingen:
  • Of je zout gebruikt hangt voornamelijk af van je spek. Het is al snel teveel.
  • Tuinbonen, gewoon in hun buitenvelletje, ach, we aten ze al zo vaak, en het is een heerlijke groente. Duppelgedopte tuinbonen echter zijn anders, milder, en verschrikkelijk lekker. Alleen al voor die milde smaaksensatie zou je de moeite moeten nemen om het eens uit te proberen.
  • In Italië (maar ook in Portugal) worden zelfs hele jonge tuinbonen dubbel gedopt. Of ik dat er voor over heb weet ik niet, maar het moet wel iets vreselijk lekkers opleveren. (Ik zag ze wel eens op een markt aangeboden voor vreselijk veel geld…)
  • De gaartijd hangt af van de versheid van je tuinbonen. Proeven of het goed is heet het motto.

© paul

 

Groene Zhoug, puree van pepers en koriander…

Groene Zhoug...
De Jongste Bediende kwam een bestelling doen; zijn Biber, de pittige én de milde, maar ook z’n Harissa waren op. En als ik toch in de buurt van slagerij Sabir Kasabi kwam, zou ik dan…

Natuurlijk zou ik…, en ik had het ook echt gedaan, ware het niet dat mijn vergeetachtigheid het beloofde verijdelde. Ik kwam terug van de Helmondse zaterdagmarkt met allerlei lekkers, maar geen Biber, geen Harissa voor de Jongste Bediende. Vergeten!..

Geen nood, dacht ik, dat van die Harissa zal ik zelf oplossen. En naarstig ging ik op zoek in onze Kookbibliotheek; ik wist dat ik ergens een passend recept moest kunnen vinden. Bij Mevrouw Roden was het raak; in haar meesterwerk De Joodse Keuken stond precies dát wat ik zocht. Ik las evenwel nog een beetje door op de pagina van het recept, want Mevrouw Roden schrijft zo boeiend en met veel kennis van zaken. En zo kwam ik dan uit bij iets heel anders, een pepersaus uit Jemen (Harissa hoort meer in Tunesië thuis).

Uiteindelijk kwam het me beter uit om de Jemenitische Zhoug te maken, ik had daarvoor de juiste ingrediënten in huis; met die Harissa zou het uiteindelijk toch maar aanpassen worden. Dus het werd Zhoug, de groene variant wel te verstaan. Ik heb er dan toch maar weer mijn eigen gedoe van gemaakt, maar dat kon ook nauwelijks anders, kwestie van spullen in huis en de hoeveelheden. Ik beschrijf mijn variant, maar Mevrouw Roden maakt dat niet uit. Zij suggereert dat je eindeloos kunt variëren met ingrediënten en hoeveelheden…

  • 100 gram verse koriander (1 bosje),
  • 100gram platte peterselie (vers),
  • 200 gram chilipepers (lomboks),
  • 6 tenen knoflook,
  • 1 theelepel karwijzaad (Kümmel),
  • zaadjes van vier kardemonzaaddozen,
  • 1/2 theelepel zout,
  • 1/2 theelepel zwarte peper,
  • 5 eetlepels olijfolie.

Snijd (de eventuele) wortels van de korianderplantjes en haal de grove stengels weg bij de peterselie. Ontdoe de pepers van zaad en zaadlijsten en snijd ze grof. Halveer de tenen knoflook, kneus de peperbolletjes een beetje, zo ook het karwijzaad en de kardemonzaadjes. Vergeet de knoflook niet… Draai alles door de blender of keukenmachine. Klaar is je saus… Doe de saus in schone jampotjes. Dek ze eventueel af met een laagje olie. Zo blijft de saus in je koelkast wel een maad goed.

Groene Zhoug...

  •  Opmerkingen:
  • Ik maakte de saus met milde pepers en ik haalde dan ook nog eens de zaadjes en lijsten weg. Op deze manier krijg je een relatief zachte pepersaus, een alleskunner. Pittig, smakelijk, geurig, voor eenieder te gebruiken.
  • Mevrouw Roden zegt: Deze pepersaus wordt met brood als een hapje vooraf gegeten. In Jemen is het een Joodse specialiteit en in Israël iets alledaags. Zhoug werkt verslavend en past, als bijgerecht, bij verschillende soorten gerechten als vis, gegrilde en gekookte vleessoorten en kip. Gewoonlijk wordt hij geserveerd met verse, gepureerde tomaten.
  • Ik vulde met mijn recept drie jampotjes en hield een beetje over voor directe consumptie. In een vloek-en-een-zucht kwam de Jongste Bediende langs gescheerd op het Ministerie. Ik liet hem de saus proeven en hij werd er volkomen lyrisch van. Jammer toch dat hij bij zijn gehaaste aftocht vergat dat potje mee te nemen; het staat nu eenzaam op de hoek van de keukentafel. Enfin…

© paul

 

 

 

Bloedworstje van eend en varken…

IMG_4221
Het schrijven in superlatieven probeer ik mezelf af te leren. Je koopt er al snel weinig voor om de dingen veelvuldig naar de hemel te prijzen, want alles wat té goed, té groots, té bijzonder en té nadrukkelijk opgehemeld is wordt na een paar keer vernoemen heel gewoontjes. Je degradeert er je mening mee en het geeft een fout beeld van de zaken die je écht wilt loven. Maar soms moet het lezer, soms moet het…

Ik mocht al veelvuldig schrijven over mijn voorliefde voor worstjes, en speciaal over die van bloedworstjes, groot en klein. Ook vertelde ik al vaker over de lekkerste bloedworstjes, óóit door mij gegeten. Dat was in een restaurant, ergens in een wijndorpje in het Duitse Frankenland. De dorpsslager maakte elke woensdag zijn bloedworstjes en het plaatselijke restaurant had ze dan op donderdag op de kaart. (Voor de couleur locale: de dochter van voornoemde slager was de plaatselijke Wijnkoningin, jaargang 1967. Nu voerde zij de scepter over het restaurant, en ze deed dat met verve…)

De naar majoraan geurende bloedworstjes werden uitgeserveerd met aardappelpuree en gestoofde kool. En een iets aangezoete roomachtige saus waarvan ik me de samenstelling niet herinner. Erbij schonk men een Spätburgunder, rood en Duits en vreselijk lekker.

Maar ja, zoals dat gaat, ook je dierbaarste herinneringen worden ooit overtroefd door plotselinge nieuwigheden. Het overkwam mij vandaag, geheel onverwacht.Foie gras de Floumont...

Onlangs kocht ik op de Eco-markt in Arlon (B), naast een aantal andere delicatessen, een bloedworstje. Bij Mevrouw Cristina Crine. Ze woont in een dorpje onder de rook van La-Roche-en-Ardenne, in het zuid-oostelijk deel van Wallonië.

Mevrouw Crine voert er een eendenboerderij, ze fokt Mulardeenden. De beesten lopen los en worden er gevoederd met verantwoorde grassen en granen. En als de tijd daar is worden ze geslacht.

Naar goede gewoonte wordt alles van de eend gebruikt voor consumptie. De pootjes worden gekonfijt, de borst gerookt, de lever geperst en het andere orgaanvlees wordt in klein hapjes aangeboden. Karkassen zijn voor de bouillon en het dons is  voor de beddenmaker. En een deel van het vlees wordt in de bloedworst gedraaid.

En zo’n worstje had ik dus lezer. Een goede honderdtwintig gram van gewicht, voor de helft varkensvlees, voor de helft eend, vrij grof gemalen. Verder was het worstje rijk gekruid; er zat tijm in en salie, ook peper en iets venkelachtigs.

Ik liet het worstje in z’n plastic verpakking een uur wellen in water van 95 graden. Daarna bakte ik het in de koekenpan tot er rondom een mooi bruin huidje verscheen. Ik sneed het in plakjes en diende het mezelf op met een klodder van de beste druivengelei. Waarlijk het lekkerste worstje ooit…

(Adres en openingstijden vind je hier…)

© paul

 

Tian met spinazie…

Tian met spinazie...
De tian is een Provincaalse groenteschotel. Je kunt er van alles en nog wat voor gebruiken. De groenten komen in laagjes op elkaar te liggen en worden dan heel langzaam en lang in de oven gegaard. Mevrouw David beschreef in het verleden de Zuid-Europese keukens en deed aanpassingen aan recepten ten einde ze wat meer geschikt te maken voor de West-Europese keuken en de moderne tijd. En ze kon dat met verve. Zo schreef ze het uitgebreide tianrecept om naar een eenvoudige ovenschotel met spinazie.

Ellen, op haar beurt, maakte er dan weer een variatie op. Ik hield het gisteren bij de eenvoud van Mevrouw David. Het recept levert een bijgerecht voor drie personen op. Wil je wat meer dan zijn de hoeveelheden gemakkelijk te verhogen, er kan niet zoveel fout gaan. Ook de opgegeven ingrediënten hoeven niet persé in deze verhouding te worden gebruikt, ook hier kun je wat mee spelen. Ik wijk enigszins af van de methode van Elizabeth David, ik beschrijf mijn manier van verwerken.

  • 300 gram geschilde vastkokende aardappelen.
  • 300 gram bladspinazie,
  • olijfolie,
  • zouten peper,
  • 2 tenen knoflook,
  • 6 ansjovisfilets,
  • 5 eieren,
  • 3 opgehoopte eetlepels vers geraspte kaas.

Kook de aardappelen en zet ze even weg. Als de spinazie niet heel jong is, ontdoe hem dan van de steeltjes. Breng een grote pan met licht gezouten water aan de kook en blancheer hierin de spinazie 4 minuten. Giet de spinazie af, laat hem afkoelen en knijp dan met de hand droog. Hak vervolgens de spinazie.Tian met spinazie...

Klop in een mengkom de eieren los met de geraspte kaas . Voeg gesnipperde knoflook toe en de heel fijn hakte ansjovisfilets. Breng op smaak met flink wat peper en een snuifje zout. Roer nu de gehakte spinazie erdoor en daarna de aardappelen die je in blokjes hebt gesneden.

Smeer de wanden van een ronde aardewerken schaal in met olijfolie en stort de massa erin. Besprenkel de bovenkant met wat olijfolie. Plaats de schaal in een op 190 graden voorverwarmde oven. Na een half uur is je schotel klaar om opgediend te worden.

Overhouden is geen probleem, de tian smaakt ook koud uitstekend.

Wil je lezen wat Mevrouw David zegt over de tian dan kan dat hier

©paul

Taarten met Lemmoncurd…

lemmoncurd pie
Je kunt de lemmoncurd die ik deze week maakte op allerlei manieren verwerken; als tussenlaag in cake of ander gebak, als smeersel op eigengebakken krentenbrood, vulling voor soezen, noem maar op. Ik gebruikte een deel van de lemmoncurd om er een taartje mee te vullen en ook dat kan weer op verschillende manieren; in de oven even bakken zodat je een knapperig korstje krijgt, of de lemmoncurd gewoon op het gebak strijken en zo serveren. Ik kon niet kiezen zondag en maakte van beide varianten wat.

Ik gebruikte voor de bodem fonceerdeeg á la Bakker Holtkamp. Ik maak dat meestal in een dubbele hoeveelheid en vries dan de helft in. Mits je het zorgvuldig in plastic verpakt blijft het deeg dan wel een paar weken goed. Handig voor de volgende taart, dan hoef je alleen het deeg uit de vriezer te halen en te laten ontdooien! Ik gebruikte de helft van het deeg voor twee kleine gebakjes met een doorsnee van 10 cm en één taartbodem met een doorsnee van 22 cm. De rest van het deeg ligt in de diepvries te wachten tot de volgende keer.

  • Voor het deeg:
  • 250 gram boter
  • 1 ei
  • 250 witte basterdsuiker
  • een snuifje zout
  • 2 eetlepels water
  • 500 gram bloem
  • 10 gram bakpoeder

Meng de boter, de basterdsuiker, het zout, het ei en het water. Kneed vervolgens de bloem en het bakpoeder erdoor tot je een mooi egaal deeg hebt. Laat het deeg verpakt in plasticfolie een paar uur rusten in de koelkast.

Verwarm de oven voor op 200 graden.

lemmoncurd pie

De grote taart maak je als volgt: vet een vlaaibodem doorsnee 22 cm in.

Rol het deeg uit op een met bloem bestoven werkvlak tot een dikte van 3mm. Vet de vorm in en bekleed de bodem en de rand met het deeg. Leg een cirkel vetvrij papier op de deegbodem en leg er een noodvulling op. Ik gebruik hiervoor gedroogde boontjes. Je kunt de boontjes meerdere keren gebruiken. In de groothandel zijn ook echte ‘blindbak paletten’ te koop maar met boontjes gaat het prima. Bak de bodem 20 minuten. Haal de bodem uit de oven en verwijder de noodvulling en het bakpapier. Laat even uitwasemen bij kamertemperatuur. Draai de oventemperatuur terug tot 180 graden. Smeer een dikke laag lemmoncurd op de bodem van de taart en strooi er lichtjes wat poedersuiker over. Zet de taart dan nog 20 minuten in de oven tot de lemmoncurd een mooi lichtbruin korstje heeft.

De kleine taartjes maak je zo;

Vet kleine vormpjes goed in en bekleed ze met het uitgerolde deeg. Leg bakpapier op het deeg en wat boontjes of iets anders ter verzwaring. Bak de taartjes 25 minuten op 180 graden. Laat ze afkoelen en vul ze dan met de lemmoncurd.

Lekker met een kopje espresso!

© ellen.

 

Brillat-Savarin…

Beaune
Zeg me wat je eet, en ik zal je zeggen wie je bent…

Misschien een beetje kort door de bocht deze uitspraak, maar Jean Anthelme Brillat-Savarin (1755-1826) had wel enig recht van spreken. En ik denk dat hij het oprecht meende…

Naast zijn bezigheden als politicus en bestuurder (voor en tijdens de Franse revolutie en de daaropvolgende epoque onder Napoleon Bonaparte) is de man beroemd gebleven als gastronomische godheid.

Hij publiceerde over gastronomie in de breedste zin. Zijn belangrijkste boek verscheen kort voor zijn dood in 1825. Tot op de dag van vandaag blijven er nieuwe edities van verschijnen. De Fysiologie van de Smaak heet het werk. Of eigenlijk: Physiologie du Goût, ou Méditations de Gastronomie Transcendante; ouvrage théorique, historique et à l’ordre du jour, dédié aux Gastronomes parisiens, par un Professeur, membre de plusieurs sociétés littéraires et savantes.

Deze uitspraak is ook van Brillat-Savarin: De tafel is de enige plaats waar men zich het eerste uur niet verveeld…

Of deze misschien: Dieren grazen en mensen eten, maar alleen een mens van geest weet hoé te eten…

Nog een uitspraak van Gastrofilosoof: Een dessert zonder kaas is als een mooie vrouw met één oog. Nou ja…

Er is een kaasje naar hem vernoemd.

De tekst op de foto stond geschreven op de ruit van een kookschool in de Bourgogne. Ze waren er even niet, een kwestie van gesloten wegens vakantie.

© paul

 

Lemmoncurd

 

lemmoncurd
Ik hang alweer een paar dagen met een pijnlijke voet op de bank en nu het wat beter gaat wilde ik vandaag eindelijk weer eens naar buiten gaan. Maar helaas, het regent en waait het alsof het herfst is. Niet erg aantrekkelijk voor een wandelingetje. Wat dan te doen op een druilerige zondagmiddag; juist, taart bakken! Maar eerst de vulling. Er waren nog veel biologische citroenen in huis, dus lemmoncurd leek me een goed idee.

Gebruik voor deze lemmoncurd onbehandelde citroenen, liefst biologische citroenen.

Om zoveel mogelijk van de etherische olie uit de schil te halen moet je de citroen raspen met een suikerklontje! Wrijft met een suikerklontje over de schil van een citroen. Boen zo de hele schil af. De citroenolie lost het klontje op.
Rasp boven de kom en gebruik zowel de suiker als de citroenolie.

Lemon curd;
2 grote citroenen
240 gram suiker én een stuk of vijf suikerklontjes om de schil van de citroen te bewerken
4 grote eieren
125 gram boter

Doe de suiker in een kom, pers de citroenen uit en voeg het sap erbij. Rasp de schil van de citroenen met de klontjes suiker boven de kom. Als één klontje op is neem je een nieuw. Ga zo door tot je zoveel mogelijk citroenolie uit de schil geraspt hebt.
Roer alles goed om.
Als alle suiker opgelost is mogen de eieren er één voor één bij.
Zet de kom au bain Marie, roer met een garde of met de mixer op de laagste stand.
Voeg de boter toe als de massa wat warm wordt en blijf roeren tot alle ingrediënten een mooi mengsel vormen dat eruit ziet als dikke honing.
Haal de kom dan van het vuur en blijf roeren tot de curd is afgekoeld.
Schep de curd in een glazen pot. Je kunt deze lemmoncurd in de koelkast zeker 2 weken bewaren.

© ellen.

 

Charleville-Mézières…

DSC_0027
Elk jaar komen er duizenden bewonderaars van de dichter Arthur Rimbaud naar de stad; zelf had hij de schurft aan zijn geboorteplaats. Er is een museum ingericht ter ere van de poëet, het werd vorige zomer grondig gerenoveerd, we konden er dus niet in…

Charleville-Mézières is een aardig plaatsje om te bezoeken, het ligt in het verre noorden van Frankrijk, dicht bij de Belgische grens. Een paar musea, klein van omvang, maar aardig van collectie zijn het bekijken waard. Het stadje heeft een bijzonder centraal plein, de bebouwing eromheen is een architectonisch concept. Alles is één keer opgetrokken, alles is vanaf de tekentafel op elkaar afgestemd en veel van de bebouwing is een herhaling van de belendende panden. Maar het plein biedt absoluut geen saaie indruk, het is conceptuele grandeur wat je ziet, gesticht in de 17e eeuw.

Evenals welke stad dan ook op deze aardkloot wordt het centrum geterroriseerd door Openbare Kunst. In Charleville domineert een zuil, met daar bovenop de stichter van de stad. Geen sterk beeld, geen hoogvlieger. De poeties, gezeten op water spuwende dolfijnen, onder op de sokkel, maken een en ander dan weer ruimschoots goed. Barok lezer, loepzuivere Franse barok…DSC_0029

Enfin, we kregen een bericht toegestuurd van Ans en Vriend Jan, zij zwerven dezer dagen door die contreien. Evenals wij vorige zomer, volgen zij op hun vakantietocht de route die (notabene diezelfde) Ans vorig jaar samen met haar broer liep, ten einde in Santiago de Compostella te geraken. Nu echter ging het grotendeels gemotoriseerd.

En het zou zomaar kunnen dat ze Charleville bezochten, we hebben er vlak voor hun vertrek nog over gesproken. Zeker is dat ze kampeerden in het vestingstadje Rocroi, en dat ligt er in de buurt. Ze zullen Charle hebben gezien, uittorenend boven het gepeupel vanaf zijn hardstenen zuil. Ze zullen over het Grote Plein zijn gewandeld, en misschien brachten ze een bezoek aan het archeologisch museum.

Of ze het roze raamornament zijn tegengekomen valt te bezien. Het prijkt voor een venster van een 18e eeuws woonhuis, ergens in een zijstraatje. De bewoner heeft het zojuist opnieuw in de verf gezet en het feit dat de details van het ornament al aardig zijn dichtgeslibt doet vermoeden dat die verfbeurten regelmatig plaatsvinden. Het is een kleinnood in de stad, en in mijn meest romantische buien kan daar geen barok standbeeld tegenop.

Intussen ontvingen we alweer een levensbericht van Ans en Jan. Ze zijn doorgereisd naar het zuiden van de Morvan. Een foto toont hen zittend op het roemruchte terras van Les Hirondelles in Asquin. Ze hebben zojuist wijn voor ons ingeslagen: Les Faverelles, jaargang 2013; een onvervalste witte Bourgogne met de Appellation Contrôlée van Vezelay.

Over een week zijn ze alweer thuis. Ik verheug me erop, en niet alleen omwille van die wijn…

© paul,

 

 

Eier-botersaus met kappers…

Dorade uit de oven met boter-eiersaus...
In een vorig artikel beloofde ik terug te komen op die eier-botersaus. Bij deze….

Het is een eenvoudige, maar breed inzetbare saus. Calorierijk, maar je hoeft hem ten slotte niet lepelsgewijs te consumeren. Je zag deze saus ook al voorbijkomen bij de viskroketjes van Ellen.

  • 5 eetlepels boter,
  • 2 hard gekookte eieren,
  • sap van een halve citroen,
  • handvol vers gehakte peterselie,
  • 1 eetlepel kappertjes,
  • 1 theelepel mosterd met zaadjes,
  • peper en zout.

Smelt de boter in een sauspan. De boter mag een heel klein beetje aanbruinen, maar laat het niet te hard gaan. Na een paar minuten kunnen de andere ingrediënten door de boter worden geroerd. Laat de saus een momentje opbruisen en dien dan heet op.

Wij gebruikten de saus bij gegrilde dorade en de radijsjes uit de oven. Maar hij voldoet uitstekend bij een hele hoop andere zaken: asperges, kroketten, aardappelen, gegrild varkensvlees, biefstuk, enfin…

Met het zuur in de saus (de kappers en het citroensap) kun je vrijelijk spelen, geheel afhankelijk naar je smaak. Saus overhouden is geen probleem, hij kan eventjes in de koelkast worden bewaard. Opnieuw opgewarmd voldoet hij dan weer prima bij je volgende maaltijd.

© paul

 

Geroosterde radijsjes…

Geroosterde radijsjes...
Ik las er min of meer bij toeval over, want al spel ik mijn zaterdagkrant helemaal uit, het Magazine sla ik doorgaans over. (Te trendy, te modieus, te veel dingen waar ik niets over wil weten.) Maar deze zaterdagmiddag sloeg ik dan toch een blik in het Volkskrant Magazine en bleef hangen bij de rubriek van Yvette van Boven, waarin zij elke week een ovengerecht publiceert.

Het ging deze week over radijzen en de mogelijkheid om iets meer met die snoepgroente te doen dan ze op te knabbelen bij de borrel. Het is minder bekend om ze te grillen, schrijft Yvette van Boven, maar waarom zou u het laten. Het zijn immers knolletjes, en knolletjes kunnen in de oven…

Ik had er warempel nog nooit over gedacht om iets anders met radijsjes te doen dan ze uit ‘t vuistje te eten; vroeger thuis met een schep suiker erover, in later tijden met een snuifje zout. Ik nam dan ook meteen het besluit om het recept van Mevrouw van Boven uit te proberen, want…

…het toeval wilde dat ik die ochtend op de zaterdagmarkt in Helmond een zakje radijs had gekocht. Ik kon meteen aan de slag. ‘n Tikje anders dan in het voornoemde recept beschreven werd, maar dat mocht geen naam hebben.

  • 1 bosje radijs,
  • olijfolie,
  • wat kruidenzout,
  • zwarte peper uit de molen.

Verwarm de oven op 200 graden. Was de radijsjes en halveer ze. Doe ze in een ovenschaaltje en besprenkel ze met olijfolie. Hussel de helften goed, zodat er aan alle kanten een filmlaagje olie over de radijsjes ligt. mooi zout en vers gemalen peper maken het af. Zet de schaal vervolgens in het midden van de oven en laat de radijsjes in een goede twintig minuten gaar worden. Schep het spul halverwege de gaartijd een keer om. That’s all folks

  • Opmerkingen:
  • Yvette van Boven gebruikt het loof van de radijzen ook, en wel rauw en in repen gesneden. Het loof wordt pas bij het serveren van de groente toegevoegd. Mijn radijzen hadden geen loof, dus viel er weinig toe te voegen.
  • De smaak is prima. Het is alsof je meiraapjes of pisknolletjes eet. De radijzen worden door deze behandeling milder van smaak. (Mijn radijsjes waren al heel mild van zichzelf en werden nu door de ovenbehandeling wat aan de laffe kant. Volgende keer toch maar kiezen voor scherpe radijzen…)
  • Mevrouw van Boven beveelt een botersaus aan als begeleider. Aangezien wij de radijzen aten bij gegrilde dorade en aardappelpuree maakte ik iets dergelijks, ik zal het morgen beschrijven.

© paul