Ellen en haar wijnen (Veni, vidi, vici)…

Volnay...Ik vertelde je al vaker over Ellen en haar wijnen. Over haar voorkeur voor rode Bourgognes, over de zorgvuldigheid die ze betracht bij de aanschaf, en over de aandacht die ze besteedt bij het opleggen en bewaren in ons keldertje. Al met al houdt ze haar voorraad met liefde op peil. Er verdwijnt wat, er komt wat bij, maar altijd ligt er wel wat bijzonder roods te flonkeren (tenminste wanneer je de kelderlamp ontsteekt). En ach, die witte van mij flonkeren niet in dat licht, die liggen daar maar te suffen, bleek en doorzichtig.

Alweer een aantal jaren geleden schafte Ellen een Cactuscart aan. Dat is net zoiets als een Bonuskaart bij AH of een andere voordeelkaart bij welke super dan ook. Maar in dit geval is het ding dus geldig bij de Luxemburgse Cactussupermarktketen. Die Cactuscart geeft je korting op vooraf bepaalde artikelen, maar je spaart er ook per aanschaf punten mee. Enfin, het is hetzelfde systeem van aanzetten tot kopen zoals overal. Kopen, kopen, kopen… Maar wel houd je na een paar jaar een aardig bedrag aan punten over dat je dan kunt omzetten in zaken in natura.

Het moge duidelijk wezen dat familie en vrienden dringend worden verzocht om zijn of haar inkopen te doen bij voornoemde supermarktketen. Ze hebben allemaal een Cactustcart gekregen, gekoppeld aan Ellens origineel, en sparen zo mee aan haar hobby. Dus…

Een keer per twee jaar maakt Ellen haar punten te gelde. Dat doet ze dan in de maand oktober, de maand waarin de sjiekste Cactussupermarkt uit de hele keten, gevestigd in het winkelcentrum Belle Etoille onder de rook van Stad-Luxemburg, haar Franse wijnmarkt houdt: Festival des Grands Vins de France… Dit jaar doen ze dat voor de 40ste keer. De hele gaanderij voor de supermarkt is omgetoverd in één grote wijnstand. Nagenoeg elk Frans wijngebied is vertegenwoordigd, met een nadruk op Bourgogne en Bordeaux. luxemburg oktober 2009, wijnbeurs in  Belle EtoilleEr worden zevenhonderd (700) wijnen gepresenteerd en al die wijnen zijn vrijblijvend te proeven, écht vrijblijvend (gelukkig maar voor de amateur…). Er wordt een catalogus uitgegeven van alle beschikbare wijnen (Ellen haalde haar middelvinger open aan een van de nietjes en het zweert nu als een oordeel). Enfin, die catalogus dus, met informatie over afkomst, bijzonderheid (of niet), prijs, korting en kwaliteit.

Er wordt volop gebruik gemaakt van de proeverij. Je ziet er werkvolk in overall, belegen dametjes in mantelpak en doorsnee Luxemburgse bankbedienden in lullig grijs. Hipsters met baard en vergrootte oorlel en snotneuzen die te jong zijn voor welke alcohol dan ook. En ook bejaardenverenigingen die er een uitstapje van maken, van die proeverij. En dan ondergetekende, die met verwarde haardos en nonchalante klederdracht een dame begeleid in geklede mantel. Ach, het maakt de sommeliers niks uit, ze zijn dienstig…

Om van al dat geproef een echt feest te maken biedt men dan ook nog een keur aan etenswaar aan. Oesters; van de eenvoudige Creuses tot de platte Zeeuwsen van hoogste kwaliteit. Ganzenleverpaté, maar ook Noorse bio-zalm. De sushi worden ter plekke gemaakt en kazen vind je in alle maten en soorten, aangenaam geschikt, gearrangeerd, tot een lunchcompositie. Altijd krijg je er goed brood bij, Luxemburgse roomboter en een glas wijn naar keuze (ook bij de sushi…). IMG_0049

Enfin, al eerder in de week had Ellen een catalogus op de kop getikt. Vervolgens zat ze twee avonden aan de Luxemburgse keukentafel te wikken en te wegen. En aantekeningen te maken. Ze wist wat ze wilde, en ze wist waar te zoeken, dat maakte het allemaal een stuk gemakkelijker. Uiteindelijk bleef er in de catalogus, naast een aantal vol gekladderde pagina’s, een kleine keuze aan wijnen omcirkeld. En daarop zette ze in.

Naast oude bekenden had Ellen een aantal nieuwkomers aangestreept. Er moest dus een hoop geproefd worden. En gelukkig kon dat in deze ambiance. Je had maar te vragen en er stond weer een proefglas voor je klaar. Iedereen vriendelijk; ‘n stukje brood, ‘n beetje informatie, ‘n voorzichtig advies of ‘n professionele vingerwijzing. Ons steenkolenfrans vormde nauwelijks een belemmering, men deed z’n best om ons te verstaan en te plezieren zonder opdringerig te zijn.

Bij de eerste de beste wijn ging het bijna fout. Het betrof een Volnay van een Chateau en wijnakker waarvan al eerder broers en zusjes in onze kelder hadden liggen sluimeren. We kenden dus de familie en wilden proberen of deze jaargang nog steeds de kwaliteit in zich had van die voortreffelijke exemplaren van jaren geleden. Ellen snuffelde wat, slurpte wat en spoog vervolgens de slok wijn in het daartoe bestemde emmertje. En ze goot er de rest van de inhoud van haar glas achteraan. Ze wist genoeg en ze had nog een lange proeverij te gaan.

Ik snuffelde ook, nam een slok, twijfelde en nam nog een slok, twijfelde niet meer en goot de rest van mijn glas naar binnen. Ik stond nog even te peinzen aan de toog over de grootsheid van de drank en kreeg toen een dreun voor mijn harsens van heb ik jouw daar (en ik kan in het normale leven toch heel wat hebben). Nondeju, wat een wijn, maar straf, straf…

Ik besefte gelukkig op tijd dat ik het op deze manier niet zou klaren. Zo doorgaan betekende straks met openbaar vervoer naar huis reizen, autorijden zou er niet meer bij zijn. En reizen per openbaar vervoer met een stuk of twintig flessen in mijn rugzak, voorwaar, dat was geen pretje. Ik ben dan ook mar gaan snuffelen, spoelen en spugen.

De sommeliers bij deze gigantische beurs zijn onpartijdig, niet gebonden aan één producent, één chateau, één leverancier. Ze vullen alleen aan, doen suggesties, helpen vergelijken. En dat is heel prettig.

Uiteindelijk maakte Ellen haar keuze; ze kwam uit bij twee wijnen die ze al van een eerdere gelegenheid kende. Dat lijkt laf, dat lijkt een zwaktebod, maar dat is het niet. Een eerlijke proeverij wees uit dat de keuze die ze in voorgaande jaren had gemaakt nog steeds een juiste was. Twaalf flessen Savigny-les-Beaune, jaargang 2013, van het wijnhuis Champy. Een waardige sloeberwijn voor wanneer er weer eens een aangename avondmaaltijd met familie of vrienden dient te worden opgeleukt. En twaalf flessen van die Volnay die me aan het begin van de proeverij probeerde te vloeren. Jaargang 2014, Volnay Veille Vignes, Domaine Rossignol-Février. Een wijn die in alle bescheidenheid en beslotenheid van ons stulpje zal worden genuttigd, voor elke maand van het jaar één fles…

Natuurlijk voldeden die Cactuspunten niet, ze kon er net-aan die sloeberwijn van betalen. Maar Ellen zet een substantieel deel van haar zakgeld opzij om in de herfst te vlammen. Bedenk lezer, we reizen binnen enkele dagen af naar Bourgogne; Ellen lijkt nog enige reserves te hebben, ik bedoel maar…

Enfin, het is háár keuze, ik kan er alleen maar gelukkig mee zijn; ik mag altijd meedelen wanneer er weer een fles wordt ontkurkt…

Over wijn kopen in Bourgondië lees:

© paul

Ravioli met schaaldierenvulling…

Ravioli met vulling van schaaldierenvlees...Geen afgerond nakookrecept in dit stukje. Daarvoor was de bereiding te ingewikkeld, te gefaseerd en strekte het koken zich door omstandigheden over verschillende dagen uit. Aan de andere kant leverde al dat werk een gerecht op dat het beschrijven waard is en zijn er geen foto’s van al het gedoe dat vooraf ging aan het uiteindelijk resultaat. Deze web site is uiteindelijk ook ons persoonlijk archief, dus laat ik maar beginnen.

Op de Helmondse zaterdagmarkt kocht ik, behalve zalm en tong, een kilo krabbenpoten. Ellen nam er, bij gebrek aan grijze Noordzeegarnaaltjes, nog een pond grote garnalen mee. Die avond aten we grote garnalen met saffraanrijst, Ellen beschreef het hier. De schokken en koppen van de garnalen bewaarden we, die kwamen de dag daarop nog van pas.

Op zondagochtend bereidde ik de krabbenpoten. Ellen lag te lezen in bad en uit de speakers in de keuken kwinkeleerde het onvolprezen geschiedenisprogramma van de VPRO, genaamd OVT. Een prima ambiance om tijdrovende klusjes te klaren.

Ik maakte een courtbouillon van visbouillon met kruiderij en een overdaad aan verse peterselie. Daarin kookte ik de krabbenpoten een goede 6 minuten. Dat was lang genoeg. Ik goot de krabbenpoten af, maar het kookvocht ving ik op in een pannetje. Ik liet de poten wat afkoelen en begon daarna aan de geduldklus, het uithalen van het krabbenvlees. Met de botte kant van een groot koksmes sloeg ik de segmenten van de krabbenpoten stuk en haalde er vervolgens het vlees uit met behulp van de achterkant van een theelepeltje (de kreeftenvork voldeed niet, vandaar…). De pantsers (met daarin nog brokjes vlees) hield ik apart. Het krabbenvlees serveerde ik op geroosterd witbrood met een lik mayonaise. Een beetje peper uit de molen erover, zout was niet nodig. Dat werd dan onze ’s zondagse lunch, voorwaar een feestlunch…

Er was echter nog voldoende van het vlees over om verder te verwerken. En ook lagen er nog wat (gepelde) garnalen van gisteren. Ellen besloot dan om van al dat lekkers een vulling te maken voor de ravioli. Ze hakte de garnalen fijn en ook het krabbenvlees en maakte dat vervolgens aan met een rauw ei, flink wat fijngehakte peterselie en wat peper. Ze kneedde pastadeeg volgens de beproefde methode en maakte er vervolgens pakketjes van, gevuld met de farce. Farce voor ravioli met vulling van schaaldierenvlees...
Ik deed een deel van het krabbenkookvocht in een pannetje, samen met de koppen, schokken en schillen van de garnalen en de krabbenpantsers. Een sjalotje erbij, twee tenen knoflook en een bos peterselie. Na 45 minuten zachtjes koken had ik een krachtige bouillon, uitstekend uitgangspunt voor een fijne saus.
Ravioli met vulling van schaaldierenvlees...
Tegen de tijd dat we aan onze avondmaaltijd toe waren snipperde Ellen een sjalotje in de pan en een fijngehakte teen knoflook. Ze liet dat fruiten en voegde vervolgens een deel van de bouillon toe en liet alles op een middelhoog vuur inkoken tot gewenste dikte. Daarna werd de saus gezeefd. Intussen was de ravioli gekookt (dat duurt bij verse pasta heel kort) en konden we aan tafel.

Wat een verhaal hè, en wat een gedoe…
Evengoed leverde het een weekend op waarin ik drie maal van een kostelijke maaltijd genoot. Al het gedoe ten spijt, het was de moeite waard…

© paul

Aardappelpuree met bosuitjes…

Aardappelpuree met bosuitjes...

De vraag belandt met regelmaat op ons bordje: Eten jullie eigenlijk wel ooit gewoon aardappelen? De vraag impliceert nagenoeg altijd iets verwijtends: Pasta, rijst, graanpap, goed brood, doe toch eens normaal man, eet een aardappel…

Dat de lezer een mening heeft is mooi meegenomen, denk ik dan, maar dat de lezer slecht leest mag ik hem of haar met een gerust hart verwijten. Want met een beetje zorgvuldige tekstbehandeling tover je uit meer dan een kwart van onze receptenartikeltjes de woorden aardappel, erpel, (elleper zei m’n oma), krieltje, patat(jes), puree, stamppot en soms ook friet. Weliswaar is de aardappel lang niet altijd het onderwerp in het beschrevene, maar hij wordt dan toch vermeld als bijgerecht, smaakdrager of extra groente. Het is haast beledigend om te suggereren dat het Ministerie te nuffig zou zijn voor een gewoon aardappeltje. En het slaat nergens op…

De alinea waarin ik dan begon op te sommen wat er zoal met de aardappel de laatste jaren gebeurde op het Ministerie hebt ik rigoureus geschrapt. Ik kreeg ineens het gevoel dat ik me vanuit de beklaagdenbank moest verdedigen. Maar waartegen, waarom en waarvoor? Enfin…

Afgelopen week aten we drie dagen achter elkaar aardappelen. En tweemaal daarvan was dat in de vorm van puree. Opgeleukte pure, dat dan weer wel. Want als er iets is dat de tamelijk neutrale aardappel kan bevredigen dan is het wel een amoureuze verbintenis aangaan met een smaakmaker van allure. (Je hoort nu Mevrouw Born terug, ik heb zojuist twee van haar kookklassiekers herlezen… Johannes van Dam had ik ook kunnen parafraseren, die had het dan weer heel anders gezegd. Maar allebei vielen ze onvoorwaardelijk voor de aardappel.)

Koop goede aardappelen. Groentevrouwtje en Supermarkt bieden de laatste jaren weer volop variatie in de rassen. Als je weet wat je met je aardappelen gaat doen, weet je ook welke je moet inkopen. In ons geval moest het puree worden en het ging zo:

Aardappels schillen en in gezouten water gaar koken. Vervolgens afgieten en aan de dampende massa een paar klonten boter toevoegen. Een flinke scheut melk erbij (liefst volle), een klont goede boter en wat vers geraspte nootmuskaat. Je stampt met de stamper, maar je zorgt ervoor dat het allemaal wat grof blijft. Voeg dan een overdaad aan gesnipperde bosui toe. (De hoeveelheid bosui mag zoveel zijn dat je de indruk krijgt dat het een stamppot van bosui wordt.) Schep de hele zaak om met een pollepel tot alles goed is verdeeld. Dien warm op.

Dit nu lezer, at ik bij een stoofpotje van hertenvlees. Meer hoeft dat écht niet te zijn…

© paul.

Pompoenen aan de Boekelse Dijk…

Pompoenen aan de Boekelse Dijk...
Aan de Boekelse Dijk, daar waar die weg de Kranerijt en De Wind snijdt, ligt een plantage pompoenen te kleuren. Van wie de grond is of wie hem bewerkt, ik weet het niet ( ik zou het moeten weten, ik ben per slot van hier. Mijn stoffig brein laat me eens temeer in de steek). Maar het is een opmerkelijk gezicht, wij kennen dat nauwelijks. En het is voor onze contreien ook een behoorlijke plantage, een aantal bunders groot (denk ik). Intussen werd het merendeel van de (twee) akkers gerooid, de vruchten liggen gestapeld te blakeren, fel opkleurend in het herfstlicht van een zonovergoten namiddag.

Ik had de plantage al eerder zien liggen, en vandaag vroeg ik Ellen of ze een paar foto’s voor me wilde maken. Het is een raar idee zei Ellen, dat zo’n hoop landbouwgrond wordt gebruikt om voedsel te telen, terwijl je op je vingers kunt natellen dat de hele opbrengst, al die vruchten, zullen eindigen aan de voordeur van de burgerij, of op z’n best als mombakkus in een optocht…

Ze doelde natuurlijk op het voor Nederland nieuwbakken gebruik om pompoenen in te zetten bij de exotische dodenherdenking die we Halloween noemen. En dat, terwijl pompoenen toch écht tot de categorie prima bruikbaar voedsel behoren.

Ze komen van oorsprong uit Zuid-Amerika, die pompoenen, en ze worden er al een goede tienduizend (10.000) jaar gebruikt als volksvoedsel. En ook in moderne tijden vinden ze hun weg tot aan de tafels der welwillenden. Het Ministerie mag ze graag inzetten bij een seizoensgebonden maaltijd.

Er is een variant (ras, sub-specie, ondersoort?) van de simpele oranje pompoen die een voortreffelijke spijsolie oplevert. Hij heet Steirischen Ölkürbisses en komt uit Oostenrijk, uit het gewest Steiermark, gelegen onder Wenen en grenzend aan Slovenië. Daar maken ze uit de pitten (wel duizend in een enkele pompoen van hullie ras) een voortreffelijke spijsolie. Medicinaal gebruikt wordt-ie en ook in de cosmetica is-ie geliefd, maar hij wordt vooral de laatste jaren geroemd als onovertroffen smaakmaker. Ik zag er al eens iemand mee koken en ik zou hem graag eens gebruiken, maar ik ben die olie nog nergens tegengekomen…

Ach, die pompoen, ‘t zal bij ons wel altijd een ondergeschoven kindje blijven. In de Verenigde Staten van Amerika, tegenwoordig het thuisland van die oranje gigantjes, daar kom je ze als spijsvrucht vaker tegen. Maar ook daar worden ze voor het merendeel gebruikt om maskers van te maken. Vandaag nog zag ik op Ellens Facebook pagina een gebeeldhouwd portret van Donald Trump langskomen. Gekapt uit een pompoen. Jammer toch van die pompoen…

© paul

Ossenstaart (staartvlees), langzaam gestoofd in bockbier…

Staartvlees in groentesaus... Al maanden verschuil ik me achter die overdreven zomer die we met z’n allen mee mochten maken. Ik verschuil me vooral toch om niet al te lang en al te veel achter de kookpotten te hoeven staan. Het lijkt er nu evenwel écht op dat de weersomslag richting herfstachtige omstandigheden een feit is. Ik heb mijn geruite shawl opgediept uit de sokkenmand en ik draag hem weer. Ik zal hem pas afdoen tegen het late voorjaar. Eindelijk tijd voor stevige kost, stamppotten en stoverij…

En natuurlijk voor Bo(c)kbier. Want rond deze tijd verschijnt dat speciaalbier weer in het schap van super en slijter; mijn lievelingsbier bij uitstek. Het is het Nederlands speciaalbier bij par excellance, zoveel is duidelijk. Vlamen en Walen maken het ook, maar bierpuristen hier ten lande vinden dat Belgisch bokbier vaak te a-typisch en dus mogen onze Zuiderburen niet meedoen aan competities en proeverijen in Nederland. Ach lezer, trekt je er niks van aan. Belgen maken geweldige Bokbieren, ik spreek uit ervaring…

Dat indachtig en daarbij de belofte aan Ellen om weer eens iets te stoven, leek me het volgend recept wel op z’n plaats. Om het extra herfstig te maken voegde ik nog gedroogde paddenstoelen toe, vorig jaar geoogst.

Langzaam gegaard staartvlees. Gestoofd in bockbier en met een overdaad aan groenten, dewelke dan weer gepureerd worden tot een gezonde puree. Ruim voor twee personen. Enfin…

  • 750 gram ossenstaart,
  • 1 ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 paprika,
  • 1 winterwortel,
  • 2 stangen bleekselderij,
  • 1 theelepel gedroogde lombokpeper,
  • 1theelepel karwijzaad (Kümmel),
  • 1 tak verse rozemarijn,
  • 2 takjes verse tijm,
  • 1 blaadje laurier,
  • ‘n scheut bouillon,
  • 50 centiliter bockbier,
  • 10 gram gedroogde paddenstoelen (eekhoorntjesbrood),
  • tomatenpuree,
  • bloem,
  • olijfolie,
  • peper en zout,
  • stoofpan (met deksel), die in de oven kan.

Maak mise-en-place. Dat wil zeggen: hak de ui, de wortel, de geschilde selderiestangen en de geschilde paprika in grove stukken. Kneus de knoflook en zet de kruiderij klaar. Week de gedroogde paddenstoelen in lauwwarm water.

Neem het vlees uit de verpakking en dep het droog. Bestrooi het vlees met peper en zout uit de molen en wrijf het in. Stort wat bloem op een groot bord en rol daar de staartstukken door, alles dient bedekt te zijn met een laagje bloem. Klop nu het teveel aan bloem van het vlees en bak de staartstukken vervolgens in een grote braad- of stoofpan in olijfolie tot ze aan alle kanten bruin zijn.

Haal het vlees uit de pan en gaar vervolgens in diezelfde pan op een niet te hoog vuur de ui en knoflook (eventueel mag er wat extra olijfolie bij). Wanneer ui en knoflook glazig ogen mag de kruiderij erbij, en ook een flinke scheut tomatenpuree. Laat alles even op hoog vuur bakken (‘n minuutje), en voeg dan de rest van de groenten toe.

Laat alles stoven op middelhoog vuur, een minuut of vijf. Knijp de geweekte paddenstoelen uit en hak ze fijn en voeg ze toe aan de groenten. Roer om en voeg vervolgens een scheut goede bouillon toe en het bokbier. Drapeer hierna de staartstukken op de groenten en kook de hele handel even op.

Plaats vervolgens de stoofpan (met deksel) in de op 100 graden voorverwarmde oven. Laat het staarvlees nu voor lange tijd zachtjes sudderen, in dit geval vijf volle uren. Haal na de gaartijd het vlees uit de pan en houd het warm. Schep zoveel mogelijk vet uit de pan, en indien te nat, dan ook wat van het vocht.Voeg aan de groentebrij nog een blik tomatenblokjes toe ( of een portie zelf geweckte tomaten) en pureer de massa met de staafmixer. Een scheut room doet wonderen, maar is voor de purist niet extra nodig. Het gerecht is klaar. Aardappelen kunnen erbij, rijst ook. Een stuk (écht) goed brood is misschien wel het lekkerst.

  • Je houdt vrijwel zeker een hoop saus over. Dat is geen probleem: vries in om op een later tijdstip in te zetten als pastasaus, om gehaktballetjes in te garen, misschien als begeleider van een bloederig vleesgerecht. Enfin, zie maar…

© paul.

Makreel pepesan van de markt…

Pepesan met saffraanrijst...
Sinds de reconstructie van het centrum van ons dorp is de Wekelijkse Gemertse Maandagmarkt verplaatst naar de Nieuwstraat. Het begon allemaal wat moeizaam, met veel te weinig kramen en een klein assortiment, maar intussen trekt het aardig aan. Ook zie ik er steeds meer publiek slenteren en de marktkooplui hebben weer klandizie.

De belangrijkste innovatie, wat mij betreft, is de wekelijkse verschijning van de kraam met Indonesische maaltijden. De kraam heeft alweer geruim een jaar een vaste plek aan de kop van de markt, aan de kant van het Kruiseind.

De kraam maakt onderdeel uit van een bedrijfje dat gevestigd is in Eindhoven (naast de achteringang van de HEMA). Met vier kramen trekken ze dagelijks door de regio en venten hun maaltijden uit in de dorpen rondom de Lichtstad.

Het aanbod is breed, het omvat een mooie doorsnee uit de Indonesische keuken. Er wordt niet strikt regionaal gekookt, de gerechten en de receptuur komen uit de hele archipel. De kwaliteit is uitstekend en oorspronkelijk.

Ik kom er nagenoeg elke maandag. Soms stel ik er een complete maaltijd samen, of laat dat doen. Of ik koop wat losse componenten om verderop in de week mee te lunchen. Afgezien van de kip in hete ketjapsaus zit er altijd wel een portie Makreel pepesan bij. Ik ben nou eenmaal verzot op dat gerechtje.

De pepesan van de kraam is complex van smaak; heerlijk, rijk en vol (en pittig…). Het is niet te vergelijken met de Pepesan van de moeder van Abraham (die ook verschrikkelijk lekker is), en al helemaal niet met de pepesan van mezelf. Een échte kenner van de keukens van de Gordel van Smaragd zal je kunnen zeggen van welk eiland de receptuur afkomstig is, maar ik weet dat niet. En de Indonesische man achter de kraam weet het overigens ook niet.

Er staat altijd wel volk aan de Indonesische kraam, vaak 2e, 3e of 4e generatie Indo’s of Nederlanders met een Indonesische achtergrond. (Ons dorp wordt van oudsher bevolkt door een grote groep repatrianten met kroostrijke gezinnen. Een gemeenschap zonder Indisch volk kan ik me niet voorstellen, ze waren er gedurende mijn leven altijd al.)  Volop Blanda’s ook zie je overigens ook aan de kraam en ik vind het prima zo. Zolang de kraam klandizie heeft zal hij elke maandag blijven verschijnen. En daar doe ik liefdevol mijn voordeel mee.

Selamat makan…

© paul

 

About beauty’s and bachelors…

julia met vis1
Dit is Julia. Ze was goed aan twee jaren jong toen ze met die vissen stond te zwaaien in ons keukentje. We hadden ze samen gekocht op de Helmondse Zaterdagmarkt en ze dienden geschubd te worden en leeggehaald. Julia’s eerste lessen in culi-land.

Sinds die gedenkwaardige dag was en is Julia Ellen’s steun en toeverlaat bij elk daarna volgend Kerstdiner. En ook bij nog andere feesten bood ze hulp en uitkomst. Julia is alweer enige jaren onze babysit, verantwoordelijk voor hond en haard, wanneer wij weer eens de behoefte voelen om af te reizen naar Bourgogne.

Julia behoort tot het specimen Kunstfamilie (wij overigens ook, alsmede nog wat jong grut en enige volwassenen). Het is een aanduiding voor het gegeven dat we geen familie met bloedbanden zijn. Maar familie zijn we, zoveel is duidelijk.

Afgelopen woensdag behaalde Julia haar bachelor diploma aan de Faculteit voor Diergeneeskunde te Utrecht.
©Neel van Eupen

Nou ja…Dikke vette kus, Ellen-Paul-Jaros…

(En Lotte, voor ik er gedoe over krijg: bij de beauty’s (met apostrof S) in de kop van dit artikel volg ik de spelling, zoals gesanctioneerd door de Nederlandse kwaliteitskrant NRC…)

© Paul.

© foto bachelor uitreiking; Neel van Eupen.

 

 

 

 

‘n Toetje…

IMG_9822
We hadden wat te vieren dachten we. Terwijl er eigenlijk niks feestelijks op de kalender stond. Gewoon zo’n dag dat je ‘s morgens opstond en tegen elkaar zei: Vanavond is het feest… Zomaar. Enfin, Ellen kookte die avond een maaltijd (en dat deed ze met verve) en ik verzorgde de toespijs, zeg maar het toetje.

Nou zijn traditionele Nederlandse toetjes in dit huishouden de stiefkinderen van onze keuken, we doen er zelden iets mee. Een kopje espresso toe is eigenlijk wel het dagelijks hoogtepunt. Maar ja, die kazen, die kazen willen zich nog wel eens opdringen als toespijs, en niet geheel ten onrechte. Dát indachtig deed ik het dan maar klassiek voor deze gelegenheid, mét kaas, mét wijn, en wat er zo’n beetje bij hoorde.

Die brokkels kaas op de foto ogen als hompjes barnsteen uit de Oostzee, kostbaar en bijzonder. Het is echter Goudse kaas lezer, ván de boerderij en een forse drie jaar oud (dus zeldzaam en bijzonder en zo verschrikkelijk lekker). Daar hoort dan walnotenvlees bij, gewoon geplukt uit de schelp. En dat samen met een goede fles Bordeaux vormt  een complexe smaakrijkdom die zijn weerga niet kent…

Enfin, de beste kaas, de beste wijn en noten die al een beetje belegen zijn (te jonge noten zijn de dood in de pot). Da’s pas een toetje lezer, reken maar…

© paul

 

De lekkerste spaghetti ooit ?..

Image

Beste spahetti ooit!..
‘t Wil maar niet winteren. Het is een flauwe dooddoener, ik weet het lezer, maar ik ben deze tropische temperaturen zo zat!.. Ik had altijd al niks met warm weer, maar nu krijg ik het gevoel dat me mijn herfst ook nog wordt gestolen. En de herfst, de traditionele herfst, is het jaargetij dat ik me op m’n best voel.

Herfst betekent paddenstoelen zoeken, kastanjes en beukennootjes rapen. Drijfnat thuiskomen van je wandeling met de hond. En dan tegen de kachel kruipen met een glas van het beste uit je keldertje. Het betekent in vuurrode beukenbossen dwalen, onder de indruk raken van al die kleuren die tot leven worden gebracht door een waterig zonnetje. Eindelijk weer een boek lezen bij de schemerlamp. Enfin, veel begrip voor mijn romantiek vind ik zelden.

Genoeg gezeurd, laat ik me bezig houden met de actualiteit van de dag. Buiten gloeit een houtskoolvuurtje. Ellen zal er zo meteen een varkenssteak op grillen. Ik houd het bij frisse aardappelsalade en wat kropsla. Want eerlijk is eerlijk: dat waanzinnige weer van overdag bezorgt je ook prachtige zwoele avonden die je met genoegen buiten doorbrengt. Dat dan weer wel…

Zomers ongemak levert ook een andere eetcultuur op. Ons voornemen om smaakvol, maar eenvoudig te eten is nog steeds van kracht. En ten gevolge van dat voornemen at ik onlangs weer eens de schotel die ik in het verleden al eens betitelde als de lekkerste pasta ooit: spaghetti met truffel!

Tijdens ons verblijf in Bourgogne, herfst 2015, kocht ik bij een wat boerse, maar onwaarschijnlijk goed gesorteerde kaashandel in het stadje Autun, een potje geconserveerde truffels. Ze hadden de truffel(pulp) zelf op olie gezet en ik mocht ruiken vooraleer tot aankoop over te gaan. De Bougognetruffel, daar hadden we het over. De mevrouw van de winkel wist met zekerheid dat die paddenstoel zijn neefje uit de Perigord overtrof. Nou is dat volk uit Bourgogne tamelijk chauvinistisch en ik gun het ze van harte. Maar lieden die er meer van weten betitelen de Bourgondische truffel als derde op wereldranglijst, en dat is denk ik waar hij ook thuishoort. Tuber unicinatum heet-ie, de wetenschappelijke naam voor de Bourgognetruffel. Vroeger noemde men hem ook wel Zomertruffel, maar dat gaf dan weer verwarring met de truffel die als eerste op de ranglijst van deze paddenstoelen staat, de Witte Zomertruffel uit Noord-Italië.

Enfin, nu, bijna een jaar later, zit er nog een bodempje in het potje. Ik draai het deksel los en een overweldigende geur stroomt mijn beide neusgaten in. We hebben er het afgelopen jaar talloze maaltijden mee versierd. Het is simpelweg een kwestie van met overleg kleine hoeveelheden toevoegen aan je gerechten. Het levert de meest onwaarschijnlijk heerlijke zaken op. Van de week ging het als volgt:

Versnijd het beste gerookt spek tot heel kleine dobbelsteentjes en laat het in een koekenpan met stevige bodem uitsmelten in een likje olijfolie. Voeg er dan een gesnipperde sjalot bij en een forse teen fijngehakte knoflook aan toe. Laat alles op een klein vuurtje rustig garen, het hoeft niet te bakken. Kook intussen de spaghetti gaar. Doe aan het eind van de gaartijd een paar eetlepels van het kookvocht van de pasta bij de stoverij in de koekenpan. Giet de spaghetti af en doe die in de koekenpan. Schep er een paar lepeltjes truffelpulp bij en wat vers gehakte platte peterselie. Meng alles ferm dooreen en laat de schotel heel even stoven op een hoog vuur (‘n minuut maximaal).

Dien op en proef de goddelijkheid van deze schotel, en eet tot je niet meer kunt…

© paul

 

Onze Luxemburgse wijnstok…

De deplorabele staat van onze Luxemburgse druivenstok...
We waren er even niet, maar dat had je al opgemerkt. We verbleven een klein weekend in ons huisje in Luxemburg. Eigenlijk was het verblijf tekort, maar aangezien het de komende weken aan tijd ontbreekt moest het nu dan maar even.

Een snelle inspectie leerde dat alles min of meer z’n gangetje ging. Het gezamenlijk sanitair was schoner dan schoon, het broodnodig onderhoud aan veld en beemd was inmiddels gepleegd, oude meuk voor een groot deel opgeruimd en het aanpalend café had sinds anderhalf jaar de deuren weer geopend. Het terras was prettig overschaduwd een enkele oudgediende zat er alweer in alle rust te slempen, alsof-ie nooit weg was geweest. Nauwelijks iets nieuws onder de zon dus…

Alleen die druif van ons, die deed het belabberd. Stond ze vorig jaar nog uitbundig te pronken met zware trossen vruchten, dit jaar leek de hele oogst naar de filistijnen. En ik heb er geen flauw idee van waar het aan ligt. Het blad verdort en de vruchtjes  schrompelen weg. Aan de standplaats van de druif is sinds vorig jaar niets veranderd. Ze staat gewoon in de volle zon en ook de aarde is dezelfde als die waarin ze al jaren gedijt. Misschien was er op enig moment te weinig vocht, wie zal het zeggen. Het ziet er in ieder geval beroerd uit.

Of misschien heeft de wijnstok last van de schimmelziekte die rondwaart in het Luxemburgs wijngebied aan de Moezel. Ik herken die ziekte niet, maar het zou zomaar kunnen. Het schijnt dat de Luxemburgse wijnboeren dit jaar moeten rekenen twintig procent minder opbrengst ten gevolge van die schimmelziekte. En het hardst worden de bio-boeren getroffen, die kunnen niet zomaar spuiten.

Denk niet te gering over de Luxemburgse wijnbouw. Het minilandje produceert kwalitatief hoogstaande wijnen. Fransen weten dat, en Duitsers ook. De rest van Europa heeft er geen benul van. Daarom zeg ik het nog maar eens. De Wijnrampen in Bourgogne worden wereldwijd breed uitgemeten, die van  Luxemburg voltrekken zich in alle stilte.

Enfin,.. over de Luxemburgse wijn kom ik nog te spreken, let maar op. Voor nu posteer ik me met een groot glas bruisend water en een vrachtje ijsklonten in de schaduw op mijn stoepje, in een poging het tropisch weer te trotseren. Ellen overhandigt me een roman van Charlotte Link (Der Beobachter…). Ik heb pauze en mag ongestoord een uurtje lezen. Straks moet ik er weer vol tegenaan: de Collecte van de Nierstichting zit eraan te komen en er moet nog een hoop werk worden verzet voordat de collectanten met hun bussen de deuren langs kunnen…

Tot zover gegroet…

© paul