De vraag belandt met regelmaat op ons bordje: Eten jullie eigenlijk wel ooit gewoon aardappelen? De vraag impliceert nagenoeg altijd iets verwijtends: Pasta, rijst, graanpap, goed brood, doe toch eens normaal man, eet een aardappel…
Dat de lezer een mening heeft is mooi meegenomen, denk ik dan, maar dat de lezer slecht leest mag ik hem of haar met een gerust hart verwijten. Want met een beetje zorgvuldige tekstbehandeling tover je uit meer dan een kwart van onze receptenartikeltjes de woorden aardappel, erpel, (elleper zei m’n oma), krieltje, patat(jes), puree, stamppot en soms ook friet. Weliswaar is de aardappel lang niet altijd het onderwerp in het beschrevene, maar hij wordt dan toch vermeld als bijgerecht, smaakdrager of extra groente. Het is haast beledigend om te suggereren dat het Ministerie te nuffig zou zijn voor een gewoon aardappeltje. En het slaat nergens op…
De alinea waarin ik dan begon op te sommen wat er zoal met de aardappel de laatste jaren gebeurde op het Ministerie hebt ik rigoureus geschrapt. Ik kreeg ineens het gevoel dat ik me vanuit de beklaagdenbank moest verdedigen. Maar waartegen, waarom en waarvoor? Enfin…
Afgelopen week aten we drie dagen achter elkaar aardappelen. En tweemaal daarvan was dat in de vorm van puree. Opgeleukte pure, dat dan weer wel. Want als er iets is dat de tamelijk neutrale aardappel kan bevredigen dan is het wel een amoureuze verbintenis aangaan met een smaakmaker van allure. (Je hoort nu Mevrouw Born terug, ik heb zojuist twee van haar kookklassiekers herlezen… Johannes van Dam had ik ook kunnen parafraseren, die had het dan weer heel anders gezegd. Maar allebei vielen ze onvoorwaardelijk voor de aardappel.)
Koop goede aardappelen. Groentevrouwtje en Supermarkt bieden de laatste jaren weer volop variatie in de rassen. Als je weet wat je met je aardappelen gaat doen, weet je ook welke je moet inkopen. In ons geval moest het puree worden en het ging zo:
Aardappels schillen en in gezouten water gaar koken. Vervolgens afgieten en aan de dampende massa een paar klonten boter toevoegen. Een flinke scheut melk erbij (liefst volle), een klont goede boter en wat vers geraspte nootmuskaat. Je stampt met de stamper, maar je zorgt ervoor dat het allemaal wat grof blijft. Voeg dan een overdaad aan gesnipperde bosui toe. (De hoeveelheid bosui mag zoveel zijn dat je de indruk krijgt dat het een stamppot van bosui wordt.) Schep de hele zaak om met een pollepel tot alles goed is verdeeld. Dien warm op.
Dit nu lezer, at ik bij een stoofpotje van hertenvlees. Meer hoeft dat écht niet te zijn…
© paul.