Je zult het fenomeen beslist ook kennen. Je hebt in de loop van een dag massa’s visuele indrukken te verwerken. Je geeft al die indrukken een plaatsje, je klassificeert en ordent ze. Uiteindelijk verdwijnen ze in een laatje van je brein, vanwaaruit je ze nu en dan, en naar believen, op kunt roepen. Meer is niet nodig en anders wordt je gek…
Maar dan is er zomaar die ene indruk. Die indruk die zich voortdurend opdringt. Die indruk die je kennelijk niet goed hebt geneutraliseerd. Die indruk die almaar opduikt en je gedachtenstroom ontregeld. Je weet niet waarom en je weet niet hoe het te stoppen. Iets dergelijks overkwam mij met dat glas…
We hadden die dag wat te vieren, Ellen en ik. Het vijfenveertig jaren samenzijn werd beklonken met een voortreffelijke maaltijd in een restaurant in het Duitse plaatsje Kalkar. Jong everzwijn in een kruidenjasje en tafelspitz in een romige mierikswortelsaus. Een glas champagne en Spätburgunder als begeleider, een kopje espresso toe.
Na de maaltijd bezochten we een klein museum in het naburig stadje Xanten. Dat museum beheert het cultureel erfgoed van het voormalig stadsklooster Stift Xanten. Met name de bibliotheek is indrukwekkend. Vijftienduizend banden uit de 17e,18e en 19e eeuw, 450 incunabelen (wiegedrukken) en een aantal middeleeuwse handschriften, gebeds- en getijdenboeken. Verder toont het museum kerk- en kloosterschatten van bijzondere kwaliteit, daterend van de vroeg middeleeuwen tot aan de Franse revolutie. Het was daar dat ik dat glas zag staan…
Er omheen stonden vitrines met reliekhouders, prachtig gesneden uit ivoor en been, de oudste daterend uit de tijd dat de Romeinen nog de scepter zwaaiden aan de Duitse Rijn. Er stonden kistjes van zilver en kistjes van goud, kistjes van edele houtsoorten en kistjes van siersteen. Allemaal bewerkt met het grootste vakmanschap, en allemaal met als doel wat stoffelijke resten van deze of gene katholieke heilige onder te brengen. En daar, tussen al dat kunstgeweld van fijnste makelij stond dus dat glas een beetje dof te wezen…
Koolstronkglas heet dat type (hoewel eigenlijk over de hele wereld, en ook bij ons dus, de Duitse naam wordt gebruikt: Krautstrunk). De naam spreekt voor zich, het ziet eruit als een koolstronk, een stengel waar de bladeren van zijn afgetrokken. Dit soort glazen werd in de 15e en vroege 16e eeuw geblazen in Duitsland en Nederland. Het was gebruiksgoed voor de beter gesitueerden; er werd bier en wijn uit gedronken. Maar ook konden de glazen ingezet worden bij de viering van de heilige mis, wanneer het ontbrak aan de gebruikelijke metalen kelk. Én ze werden sporadisch gebruikt als relikwiehouder, zoals bij het glas hier het geval is. Wiens stoffelijke resten in het glas zaten weet ik niet, maar omdát ze erin zaten stond het glas in dit kabinet.
Omdat de Venetianen de kunst van het vervaardigen van edel glas van de Romeinen erfden, en omdat de Venetianen al vroeg in de geschiedenis rijk en machtig waren, eisten zij het monopolie op voor de glasblaaskunst. Geen glas ging de wereld in of het had de goedkeuring van de Venetiaanse heersers, geen glas ging de wereld in of er werd fors betaald voor de verfijndheid, de slankheid, de helderheid van het Venetiaanse glas. Het recept voor zulk glas bleef exclusief en geheim.
Dat zinde de goegemeente in Noord-Europa natuurlijk geenszins en men ontwikkelde met vallen en opstaan een eigen procédé ten einde zelf de interne markt te bedienen. Men ontdekte dat zuivere as van beukenhout en adelaarsvarens samen met kwartszand een grondstof vormde voor de glasvervaardiging. Er ontstonden dan ook op beperkte schaal industriëen; in Bohemen, in Duitsland, in de Lage Landen. Bosglas of Woudglas (de Duitse term Waldglas is meer gangbaar) ging het eindproduct heten.
Het eindproduct was glas, o ja. Maar wel troebel glas, altijd gekleurd, en altijd té dikwandig. De versiering was lomp en er zaten luchtbellen in, alsof het een handelsmerk was. Dat was de stand van zaken in de noordelijke gebieden van Europa aan het eind van de middeleeuwen en het zou nog een enkele eeuw duren vooraleer men de échte verfijningen van het glasblazen onder de knie kreeg. (Deels met kennis, gestolen in Venetië…).
Enfin, ik zag het glas en het raakte me onmiddellijk. Maar ach, er waren veel meer zaken in dat museumpje die me raakten: handgeschreven boeken met minutieus geschilderde afbeeldingen, ingekleurde renaissanceprenten, Romeinse godjes en fabelachtig gesneden gotische beelden. Ik stopte het glas dan maar weg in de krochten van mijn brein, in de overtuiging er op een later tijdstip nog eens aan terug te denken, er nog even van te genieten. Het liep anders.
Op de meest onverwachte tijden verschijnt het glas achter mijn netvlies. En het feit dat ik er een foto van heb zal daar zeker toe bijdragen. Het blijft maar spoken in mijn kop en het overvalt me op momenten dat ik veel belangrijkers te doen heb dan zwijmelen over een middeleeuws glaasje. Waarom, vraag ik me af. Ik heb geen antwoord.
Misschien komt het omdat het glas als een lelijk eendje tussen als dat kunstgeweld met een grote K stond gepresenteerd (ik was altijd al voor de underdog). Mogelijk is het de onvolkomenheid van het object die me ontroert, wie zal het zeggen…
Zie ook: StiftsMuseum Xanten.
© paul