Lange tijd heb ik gemeend dat het paasei een reliek was uit heidense tijden, zoals bij voorbeeld de kerstboom is. Een beetje klopt dat ook wel, maar het zit veel ingewikkelder en het gebruik is vast ingebed in de christelijke traditie en cultuur.
Bekend is in ieder geval dat al vóór het Schisma van 1054 zowel in de oosterse als de westerse christelijke kerk op Paaszondag rood geschilderde eieren ten geschenke werden gegeven. Het gebruik werd al opgetekend in Armenië, vrij snel nadat de Kerk er vaste bodem onder de voeten had gekregen (4e eeuw na Christus). Het ei verzinnebeeldde het graf van Jesus, hard als steen (?!), dood, levenloos en koud. Tegelijk verwees het naar het leven, uitgedrukt door de rode kleur, symbool voor het bloed van Christus.
De klassieke boodschap van Pasen is: Christus is verrezen en leeft! Hij heeft de dood en het graf overwonnen. Het rood geschilderde ei symboliseerde dan ook de macht van God over de dood.
Dat men het ei ging gebruiken met Pasen heeft alles van doen met de Vasten. Katholieken aten in de vastentijd geen vlees, geen zuivel en ook geen eieren. Die laatsten werden beschouwd als “vloeibaar vlees”. Dat was eigenlijk vragen om moeilijkheden, want juist in de vastentijd begonnen de kippen weer te leggen, en niet zo zuinig ook. (Eieranfal heet dat in het Duits.) De volgende twee oplossingen deden zich voor.
Vóór de Vasten werd een deel van de kippen geslacht, ergo: minder eieren. Je vindt van dit gebruik nog iets terug in bij voorbeeld het “Fastnachtshuhn” dat in verschillende streken in Duitsland wordt gegeten op de laatste dag van Carnaval. Iets dergelijks bestaat ook in Polen, in Rusland en in Griekenland.
De tweede manier was die van het conserveren van eieren. Deels door ze te koken, deels door ze in te leggen in zout water, deels door ze te begraven in de aarde. De eieren werden gebruikt om een stuk van de pacht te betalen (er is in het vroege voorjaar weinig anders) en een deel werd gebruikt voor consumptie, direct na het beëindigen van de vastentijd, dus met Pasen.
Daarmee kregen de eieren ook hun symboolwaarde, hetgeen in de 12e eeuw bij kerkelijk decreet werd vastgelegd. “Benedictio ovorum”, het zegenen van de eieren. Het was een logische stap om die symbolen te versieren. Eerst en vooral door ze rood te verven, maar al snel werden er veel meer versieringen toegepast. Steeds kunstiger, steeds fantasievoller. In de volkskunst betekende dat beschilderen met motiefjes in allerlei bonte keuren, bij het rijker volk paste men de opsmuk aan aan zijn stand. Eieren bezet met diamanten, eieren gevuld met kleine cupidotjes, eieren zoals het overbekende Farbergé-ei, van oorsprong ook een paasei.
En hoe zit het dan met die heidense oorsprong? Het waren de Chinezen (natuurlijk de Chinezen!) die 5000 jaar geleden elkaar beschilderde eieren schonken om het begin van het voorjaar te vieren. Het ei stond symbool voor vruchtbaarheid. Zo ook bij de Egyptenaren en bij de Germanen.
Ik heb voor dit artikel vrijelijk geput uit: Brauchtum im Frühjahr van Dr.theol.Manfred Becker-Huberti, Köln.