Het Ministerie wordt 13 jaar en telt haar zegeningen…

Crémant Poll Fabaire, Spirit of Schengen, Luxembourg...
Vandaag 13 jaar geleden plaatste Ellen het eerste stukje op wat toen nog een weblog heette, en daarmee was het Ministerie van Eten en Drinken geboren.

Ik las er de oude jubileumstukjes bij eerdere verjaardagen van het Ministerie nog eens op na, en echt lezer, ik heb het allemaal al gezegd. Niet één keer, maar -tig keren. Laat ik me vandaag dan ook maar een beetje beperken, het is te warm om lang in een heet kot achter de computer te zitten.

  • De zegeningen:
  • Op (of rond) 5 augustus 2005 richtte Ellen het Ministerie van Eten en Drinken op. Een weblog (later website) over eten, drinken en andere genoegens. Een paar weken later ben ik mee gaan schrijven.
  • Inmiddels verschenen er in totaal drieduizendzevenhonderdzevenenzeventig (3.777) artikelen, groot en klein. Wisselend van kwaliteit, dat zeker, maar altijd geschreven met de beste intenties.
  • Achttienhonderdzesenzeventig (1876) keer verscheen er een reactie van een lezer onder de artikelen, waarvoor onze oprechte dank. De reacties via Facebook zijn niet meer te tellen…
  • Een goede duizend (1000) lezers weten ons intussen elke dag te bereiken. Dat vinden wij enorm veel en we zijn daar dan ook onwaarschijnlijk trots op.
  • Al het beeldmateriaal komt uit eigen camera(s). Ook wisselend van kwaliteit, maar het wordt almaar beter.
  • De website wordt niet vervuild met commerciële reclames of andersoortige ongein, en dat zal zo blijven, het is een principezaak. Dat wat we goed vinden prijzen we naar eigen inzicht de hemel in, het slechte is zelden de moeite waard om over te schrijven.
  • Wij gaan nog wel een tijdje door lezer, zoveel is zeker…

Enfin, ons feestje vieren we vandaag op de zogenaamde Kermis van Ansembourg. We nodigen een klein select gezelschap uit om met ons een maaltijd te gebruiken bij de Zwitserse kraam. Voortreffelijke kaasfondue en een glas sprankelende wijn. Enfin…

© ellen-paul

Spaghetti met bundelzwammetjes…

Spaghetti met bundelzwammetjes...

Het werd tijd voor een gerecht met verse paddenstoelen, het was per slot alweer augustus. Ik speurde al dagen naar cantharellen, maar om een of andere reden werden ze nog niet aangeboden, althans niet op de plaatsen waar ik zocht (te droog misschien?). Ik begon er al snel een beetje sacherijnig van te worden, zeker toen ik hoorde dat Ellen op haar vakantieadres zich al dagen vermaakte met die eierdooierkleurige zwammetjes. (Met spekjes, bij de gebakken aardappeltjes, in een soepje: toe maar, het kon niet op. Terwijl ik hier thuis…)

Enfin, ik ben dan maar uitgeweken naar een alleszins redelijk alternatief; ik kocht een maaltje bundelzwammetjes (Pholiota Nameko). Je kent ze ongetwijfeld, of je hebt ze op z’n minst wel eens gezien. Ze worden doorgaans aangeboden in pakketjes met andere zwammensoorten en heten dan met z’n allen te samen: Bospaddenstoelen of soms ook Bospaddenstoelenmix (nog gekker: roerbakpaddenstoelen of roerbakpaddenstoelenmix).

In de Oosterse keuken komt het paddenstoeltje veelvuldig voor. Het is de belangrijkste kweekpaddenstoel in Japan (ナメコ), maar ook in de diverse Chinese keukens vind je het te pas en te onpas, doorgaans onder de naam 滑子蘑, maar soms ook heet het 滑菇. In de V.S. noemt men het dan weer butterscotch mushroom en in Rusland luistert het naar de naam опёнок.

Bij ons heeft de paddenstoel de naam Goudkopje gekregen. Hij wordt tegenwoordig volop geteeld in Nederland en het broed biedt men ook aan voor de thuiskweker. Echt spectaculair vind ik het paddenstoeltje niet, maar het is smakelijk (lichte notig) en overal inzetbaar. Je vindt het ook wel in gedroogde toestand.

Het beschreven recept voldoet voor twee personen. Maak er een salade bij en je hebt een maaltijd. Ik (als bestoven weduwnaar) had in mijn eentje teveel aan deze hoeveelheden, maar ik vind het zo lekker dat ik met het restant de dag erna nog eens een feestmaal voor mezelf inrichtte, geen enkel probleem…

  • 150 gram Goudkopjes (Pholiota microspora, Pholiota Nameko),
  • 200 gram spaghetti,
  • 1 sjalotje, gesnipperd,
  • 1 teentje knoflook, gesnipperd,
  • tomatenpuree,
  • scheutje witte wijn,
  • peper en zout uit de molen,
  • wat blaadjes basilicum, in stukjes gescheurd,
  • olijfolie.

Poets indien nodig de paddenstoelen. Snijd de wortelaanzet van de bundels zodat je allemaal losse kleine paddenstoeltjes krijgt. Verhit in een pan met dikke bodem de olijfolie. Laat er vervolgens de gesnipperde sjalot en de gesnipperde knoflook in garen op een niet te hoog vuur. Wanneer ui en look mooi glazig zijn gaan de paddenstoelen erbij. Ze mogen ongeveer een minuut of tien meebakken. Laat daarna de tomatenpuree even meebakken en roer alles goed om. Na een enkele minuut gaat er een scheut vocht bij. In mijn geval witte wijn, maar je kunt ook het kookvocht van de spaghetti gebruiken, een paar eetlepels. Roer met een houten lepel de aangezette tomatenpuree van de bodem, zodanig dat het met het vocht een emulsie gaat vormen en alle paddenstoeltjes omhuld raken met de saus. Breng op smaak met peper en zout.

Kook in de tussentijd de pasta gaar in ruim kokend gezouten water en stort die daarna op de paddenstoelensaus. Strooi de gescheurde basilicum erover en werk het hele zaakje goed door elkaar. Dien warm op.

Het levert je een snelle en verrassend lekkere maaltijd op. Pastagerechten zijn niet ingewikkeld…

© paul

 

Rum/rozijnen vanilleijs

Rum rozijnenijs
Paul zou verder schrijven over de Catchupa die Helmut maakte, helaas, het komt er even niet van. Paul is terug naar Nederland. Hij moet een paar dagen invallen voor een zieke collega. Die Catchupa houd je tegoed beste lezer! Ik ben nog steeds in Luxemburg en vermaak me hier wel, ware het niet dat het al dagen zo heet is dat er aan stukjes schrijven niet te denken valt. Temperaturen hier op de camping van steeds boven de 35 graden met een uitschieter van 41 graden afgelopen zaterdag. Vanmorgen leek het wat koeler maar inmiddels is het alweer 29 graden. Eten koken is nu niet echt een lolletje hier binnen in ons huisje dus beperk ik me tot snelle maaltijden; een bordje pasta, een salade met een stukje vlees, geen spannende recepten waar je als lezer blij van wordt.

Wat natuurlijk deze dagen wél zeer geliefd is is ijs! Een lekker koel ijsje helpt ons door de warme dagen. Nog thuis maakte ik dit rum-rozijnenijs, een beetje ouderwets ijsje op basis van vanilleijs.

Voor ongeveer 600 ml rum-rozijnenijs:

  • 80 gram rozijnen
  • een flink glas bruine rum
  • 1 vanillestokje
  • 200 gram slagroom
  • 200 ml volle melk
  • 1 flinke eetlepel honing
  • 2 eidooiers
  • 60 gram fijne suiker

Was de rozijnen en giet de rum er over tot de rozijnen helemaal onder de rum staan. Laat de rozijnen zo zeker 6 uur weken

Snijd het vanillestokje in de lengte open en schraap het merg er uit. Doe de room, melk, vanillemerg en de honing in een pan met een dikke bodem. Klop de eidooiers met de suiker in een ruime kom tot je een zachtgele schuimige massa hebt. Verwarm de room, melk, vanille en de honing tot het aan de kook is.  Voeg dit mengsel beetje bij beetje bij de eimassa en klop goed. Doe alles weer terug in de pan en laat het zachtjes, onder goed roeren een minuut of twee indikken. Het mengsel mag niet koken want dan gaat het ei schiften.

Laat de crème in een ijskoud waterbad afkoelen. De crème met plasticfolie afdekken en 4 tot 12 uur in de koelkast laten rusten.

Dan de massa in de ijsmachine doen en ongeveer een kwartier laten draaien laten draaien tot het bijna bevroren is. Schep dan de rozijnen met het aanhangende vocht door het ijs en meng goed. Bewaar een paar rozijnen voor de decoratie. Schep het ijs in een plastic doos, dek het af met vershoudfolie en laat het in de vriezer verder bevriezen. Haal het 15 minuten voor het serveren uit de diepvries zodat het niet al te hard bevroren is en de smaak beter tot zijn recht komt.

Kopje espresso toe!

© ellen.

 

Prelude tot de cachupa (catchupa) van Helmuth…

Cachupa (catchupa)...

Helmuth is een wereldreiziger. Niet zo een die de hele wereld rond globetrottert en overal een snuifje cultuur meepikt, maar een serieuze… Bij voorkeur (en soms noodgedwongen) vertoeft hij in streken waar donkere mensen leven; Afrika en delen van Zuid-Amerika. Want daar ligt zijn hart en het gekleurde volk geniet zijn onvoorwaardelijke solidariteit. Helmuth heeft er geen moeite mee om dat volk zwart te noemen. Hijzelf is blond en blank, maar dat ligt niet aan hem, hij heeft het van zijn ouders meegekregen. En bij zwarten gaat dat net zo. De rest is flauwe kul…

Ik moest er even aan wennen en mezelf tweemaal achter het oor krabben, maar ik merkte dat het een oprechte mening was, gespeend van enig vooroordeel. Je hebt goede mensen en je hebt eikels (m/v). Dat staat geheel los van ras, kleur, nationaliteit of afkomst, aldus Helmuth. Helmuth is genegen het goede in de mens te zien. En hij omringt zich in het dagelijks leven doorgaans met gekleurde medemensen; zijn personeel, zijn vrouwen, zijn kinderen… Geen ressentimenten, nul, nada, nix!

Helmuth kookt en dat doet hij al z’n hele leven. Zijn ouders dreven een hotel in het wijndorp Nennig, aan de Duitse kant van de Moezel. Altijd waren er wel professionele koks in dienst van het hotel, altijd was er wel gelegenheid om iets van het vak weg te leren. Strenge leerschool zegt Helmuth, streng maar onbetaalbaar...

Ergens in zijn adolecentschap hielden de ouders van Helmuth het voor gezien met het hotelwezen; ze verkochten de boel en sleten dan hun dagen in alle rust en zaligheid. En Helmuth trok de wereld in.

Hij werkte op de meest uiteenlopende plaatsen: in gaarkeukens, maar ook in toprestaurants. Hij kookte voor Charitas, hij kookte voor ambassades. Hij bestierde (als twijfelachtig hoogtepunt) jarenlang als chefkok het restaurant van een Frans officiersmess. (Hadden die Fransen dan een Duitser nodig om voor hen te koken? Konden ze zelf geen chef leveren? vroeg ik hem eens. Nou, dat viel best tegen, aldus Helmuth, en die Hoge Pieten waren dan ook nog eens ronduit kieskeurige zeikerds. Maar wel m’n pannetjes tot de bodem uitschrapen, dat dan weer wel…) Enfin…

Geruime tijd verbleef Helmuth in Afrika, donker Afrika wel te verstaan, op en onder de evenaar. Hij leerde er de traditionele keukens kennen en waarderen. Hij ervoer het alsof hij het koken opnieuw uitvond, hij was er helemaal ondersteboven van. En eenzelfde ervaring deed hij op in Brazilië.

Veertien jaar bracht Helmuth door op de Kaapverdische eilanden. Hij voedde er de dochters op van zijn toenmalige vrouw en hielp hen de weg te vinden in de ingewikkelde wereld van volwassenheid. Beroepsmatig bleef hij al kokend middelen tussen de hem omringende culturen, fusie-koken avant la lettre… 

Hoe dan ook, wij leerden Helmuth kennen nabij onze Luxemburgse stek. Helmuth had de uitspanning, die een onderdeel vormt van het terrein waar wij wonen, overgenomen en was druk doende die te transformeren in een café-restaurant. Het was even aftasten, maar al snel bleek onze ontmoeting een vriendschap waardig. Helmuth’s tweede vrouw ( de liefde van zijn leven) wierp zich op als katalysator. En dat deed ze goed.

Haar naam was Tereza. Een pikzwarte Braziliaanse vrouw met een raar hoedje op, trippelend op slippertjes die ze te pas en te onpas uitschopte om dan een dansje te doen, midden in het café. Ze brabbelde een onverstaanbaar taaltje van Braziliaans-Portugees, mank-Frans en belabberd Engels. Haar taaltje was gelardeerd met een soort Duits zoals ik het nog nooit had gehoord. Luxemburgs converseerde ze met de lokale bevolking via keelklanken en glottaal gedoe, je snapte er niks van maar het pakte altijd goed uit. Tereza registreerde evenwel alle bewegingen in het café. De goede werden beloond met een schaterende lach, Tereza kon heel lief zijn. Onruststokers werd onverwijld de wacht aan gezegd. En indien dat geen effect sorteerde volgde een fysieke confrontatie, waarbij Tereza altijd aan het langste eind trok. En intussen bestierde Helmuth de kookpotten in zijn restaurantskeuken(tje).

Helmuth’s culinair oeuvre zwenkt van traditioneel Frans, via Braziliaans, naar Kaapverdisch, met nu en dan een uitstapje naar Deutsland en België. De kwaliteit is die van een degelijk Duits restaurant, maar de prijzen vallen beduidend lager uit…

Vandeweek kookte hij voor ons het nationale gerecht van Kaapverdië, cachupa. Nou ja, voor ons? Helmuth maakte maar gelijk 50 liter van het gerecht, want er zijn liefhebbers genoeg. Enfin, ik had je over dit gerecht willen vertellen want het smaakte ons heerlijk. Het artikel scheef zich echter zelf (ik had er nauwelijks invloed op) en zo ontstond dan deze kleine biografie van een bijzondere man. Het zij zo, over cachupa vertel ik je morgen…

© paul

Teut en Tonica, de dames van de Witte Brug…

...
Er is lang aan gewerkt, maar het resultaat overstijgt elke verwachting.

Aan de rand van ons dorp, in een achterafstraatje genaamd de Witte Brug, verrees een bouwwerk dat bij oplevering eerder associaties opriep met een paleis dan met het oorspronkelijk beoogde woonhuis voor huisdieren. Ik moest onwillekeurig denken aan die Franse traditie waarbij de landadel de sombere en donkere middeleeuwse burchten ten tijde van de Verlichting om liet toveren tot buitenpaleizen; licht, lucht en ruimte...

Want iets degelijks was de oude varkensstal van Marleen en Vincent overkomen. Het oorspronkelijke bouwval, extra gehavend door een van de najaarsstormen van enige tijd terug, onderging het afgelopen jaar een transformatie van adellijke allure. Kosten nog moeite werden gespaard. En wat het opleverde was Licht, Lucht en Ruimte...

De schamele fundering werd opgekrikt met gewapend beton, sterk genoeg om een kathedraal te dragen. Het oude cementsteen van de muren werd vervangen door kleurrijke rode brikken en de nieuw gesmeerde vloer voorzag men van een coating van betonemail, sprankelend en glanzend als de lobby van een sterrenhotel. Er kwamen extra ramen bij en het dak werd gedekt met het beste materiaal. Goten en regenpijpen dienden gezet in lood en de hele electra werd gerenoveerd. Deuren en kozijnen van eersteklas hout, strak in de lak. Stromend water en vrije uitloop. (Er is nog geen wifi, maar dat lijkt me slechts een kwestie van tijd…)

Deze plattelandsvilla nu is de woonst van de gezusters Teut en Tonica, van huis uit Sus domesticus en behorend tot het ras Hongaars wolvarken. (Ze zijn een goede drie maanden oud.) Het luxe-resort omvat meer dan een rijke-varkens-bungalow. De vrije uitloop van het complex is groot genoeg om menig mensenkind-met-tuintje-in-de-stad stinkjaloers te maken. De uitloopweide wordt regelmatig bespoten om er een modderpoel van te maken, er staan krabpalen en er zwerft altijd wel wat speelgoed rond.

De komende tijd ga ik je op de hoogte houden van het wel en wee van de dames, en vooral ook van de impact die de komst van de varkens heeft op de inwoners van ons dorp. Bijvoorbeeld: worden de varkentjes liefdevol groot gebracht om eens te eindigen als ribbetjes, ham en zult? Of slijten zij de komende (pakweg) twintig jaar haar dagen als veredelde dorpspoedel? (Er zijn intussen al twee kampen ontstaan, hoe kan het anders. En onder de schijnbare vriendelijkheid die voor- en tegenstanders van de thuisslacht nu nog uitstralen ontwaar je al de grimmigheid van de activisten die geen duimbreed zullen wijken wanneer het er écht op aankomt.) Enfin…

© paul

Spaghetti met verse doperwtjes en gerookte zalm…

Spaghetti met verse doperwtjes en gerookte zalm...

Een dag zonder pasta is een verloren dag. De Italiaanse filmdiva Sofia Loren laat het ons te pas en te onpas weten. En geheel ongelijk durf ik haar niet te geven. Pastaschotels verzorgen in ons huishouden (meer dan eens per week) de lunchmaaltijd, en ook schuiven ze meerdere malen per week aan aan de avonddis.

Het kenmerk van (bijna alle) pastaschotels is eenvoud; eenvoud van samenstelling, eenvoud van bereiding. En vaak zijn ze in een mum van tijd klaar. De mogelijkheden van ingrediënten combineren zijn schier onuitputtelijk, het lukt altijd wel om een maaltijd te bereiden met wat er zoal nog in huis slingert. Zo ook de spaghettischotel van de foto…

We kochten bij het groentevrouwtje in Erp een maaltje verse doperwten in de peul. Aangezien het zaterdagmiddag was schonk het vrouwtje ons de restanten die in de kist achterbleven nadat ze een kilo had afgewogen. Ze kreeg dat toch niet meer verkocht. Dat was heel lief, maar nu zaten we zomaar met anderhalve portie. Enfin, we maakten er een ruime maaltijd van met kropslahartjes en zilverui, zoals we vaak plegen te doen (zie onder…). En het restant aan erwtjes bestemden we dus voor de pastaschotel. Ook de gerookte zalm behoort tot de standaardvoorraad, want ook die is breed inzetbaar en altijd handig wanneer er even niets anders is.

Het gerecht zoals ik het maakte voldoet als hoofdmaaltijd voor twee personen. Indien je je pasta traditioneel inzet als de primo van een Italiaanse maaltijd, dan kun je met gemak vier gasten bedienen.

  • 150 à 200 gram droge spaghetti,
  • 200 gram verse erwten,
  • olijfolie,
  • 1 flinke sjalot, gesnipperd,
  • 1 teen knoflook, gesnipperd,
  • 1 1/2 deciliter room,
  • 1 glaasje witte wijn,
  • snuifje nootmuskaat,
  • 100 gram gerookte zal in plakken,
  • peper en zout uit de molen.

Zet de doperwtjes op in koud gezouten water en breng aan de kook. Kook de erwtjes vervolgens 6 minuten tot ze beetgaar zijn en giet ze af. Verhit in een hapjespan (of braadpan, of sauspan) de olijfolie en laat daarin de gesnipperde sjalot en de knoflook glazig worden op een middelhoog vuur. Voeg dan de room en wijn toe en laat even opkoken. Zet het vuur laag, stort de erwtjes in de saus en breng op smaak met vers geraspte nootmuskaat en peper en zout uit de molen. Voeg dan een kwart van de gesnipperde zalm toe en laat de saus zachtjes gaan (De zalm zal aan smaak verliezen, maar de saus wordt er rijker van.)

Kook de pasta volgens voorschrift. Wanneer de pasta bijna gaar is laat je de saus op een hoog vuur even inkoken tot gewenste dikte. Voeg nu de rest van de zalm aan de saus toe. Giet de pasta af, doe de saus in een schaal en stort de pasta daarop. Schep snel op en dien direct op.

  • Opmerkingen:
  • Sommige mensen vinden dat doperwtjes langer zouden moeten koken. Enfin, ieder zijn meug, maar bedenk dat de erwten nog nagaren in de roomsaus.
  • Driekwart van de zalm gaat pas bij de saus, vlak voor het opdienen. Zo behoudt de vis zijn delicate smaak.
  • Bij pasta reken ik op ongeveer 100 gram per persoon in gedroogde staat. Ik houd daar altijd wel wat van over, maar dat wil ik ook. De restanten worden later op de dag gegeten of dienen de lunch van de dag erop.

Zie ook: Doperwten met slaharten en zilveruitjes…

 

© paul

Zelfgemaakt ijs met Amarene kersen en Mort Subite Kriek Lambic

Zelfgemaakt ijs met Amarene kersen en Mort Subite Kriek Lambic...
De temperaturen zijn al dagen en dagen ver boven het gemiddelde en ik wil niet klagen, maar van mij mag het best ietsje minder. Na een dag werken en een reis per openbaar vervoer plus wandeling van bushalte naar huis, kan ik nog nauwelijks de moed opbrengen om te koken. We eten een beetje hap-snap. Laat in de avond vooral. Een eenvoudige maaltijd, wat vlees of vis, een stuk brood en een salade. Goed, ik moet niet zeuren. Eén ding waar we deze warme dagen allemaal wel zin in hebben is ijs. Ook al is bewezen dat je helemaal niet afkoelt van koude dranken of ijsjes, we consumeren massaal van deze versnaperingen.

Ik beschreef al hier en hier al  een aantal van mijn experimenten met zelfgemaakt ijs. Zondag las ik dat Nell van Eetplezier en meer ook ijs gemaakt had en wel met yoghurt en Amarene kersen. Ik had toevallig net een pot van die heerlijke kersen gekocht (aanbieding bij Lidl) en kreeg trek in zo’n kersenijsje. Tja, geen yoghurt in huis en te lui om naar de winkel te lopen. Wél room en een flesje Mort Subite Kriek Lambic en zo werd het weer eens heel iets anders dan ik eigenlijk van plan was.

  • 150 gram uitgelekte Amarene kersen
  • 200 ml room
  • 200 ml Mort Subite Kriek Lambic (je zou een ander soort fruitbier kunnen gebruiken maar ik prefereer deze Kriek omdat het een echte natuurlijke smaak heeft en niet te zoet is)
  • 1 eetlepel honing
  • 60 gram fijne suiker
  • 3 eidooiers

Hak de kersen tot grove pulp. Bewaar er een paar om als garnering te gebruiken. Klop de dooiers met de suiker tot een schuimige, lichtgele crème. Breng de Kriek samen met de room en de honing aan de kook. Giet deze vloeistof voorzichtig, onder goed kloppen bij de dooiercrème. Giet het als alles goed gemengd is terug in de pan en laat even indikken. Niet laten koken, dan gaan de dooiers schiften. Haal de pan van het vuur en meng de kersenpulp erdoor. Laat de crème afkoelen in een ijskoud waterbad. Dek dan af met folie en laat het zeker een paar uur koelen in de koelkast. Schep de crème in de ijsbekers of ijsmachine en draai er ijs van. Bewaar het ijs in de vriezer, afgedekt met folie. Haal het ijs ongeveer 15 minuten vóór het serveren uit de vriezer. Schep bolletjes van het ijs in een coupe, garneer met een paar kersen en wat van de siroop.

Meer ijsrecepten vind je als je in het zoekmachientje IJS intikt.

Kan met een kopje espresso maar een glas Mort Subite Kriek Lambic is ook heel lekker!

© ellen.

Buschbeck kamado 13 inch…

Buschbeck Kamado 13 inch...

En zo gaan jullie ook voor de bijl merkte een van de vrienden wat cynisch op. Hij herinnerde zich het artikeltje (zie onderaan) dat ik vorig jaar schreef over een nieuwe bbq-bak, die we ons toen voor € 15.- cadeau hadden gedaan, terwijl hij nu onze jongste aanschaf stond te bewonderen. Tsja…

Ach, intussen heeft de Green Egg (en alle hybride A-,B-, en C-merken) mondiaal aardig wat status verworven. Grillmasters plaatsen de meest waanzinnige filmpjes op internet waarin ze hun kunsten tonen. Het is verbazingwekkend wat ze allemaal uit zo’n keramisch ei kunnen toveren. Maar het vergt dan ook een hoop kennis, wetenschap en behendigheid. Voor veel van die gasten lijkt het a way-of living, een afgepaste lifestyle te zijn. Alsof zo nooit iets anders doen, nooit iets anders gedaan hebben.

Toegegeven, zo’n keramisch ei biedt nogal wat mogelijkheden. Met wat oefening kun je er heet en snel op grillen, maar je kunt ook grotere brokken vlees langzaam garen. Je kunt erin bakken en koken, je kunt pizza maken of brood bakken. En je kunt erin roken, zowel warm als koud. Uiteindelijk is het een mini-wonderkeukentje, gestookt op hout, houtskool of briketten.

En toen werden dan ineens op allerlei plekken namaak-green eggs aangeboden voor een goede honderd euro (of iets meer, of iets minder). Ongekend weinig geld wanneer je ze vergeleek met het chique origineel. En natuurlijk was de kwaliteit van de namaak bij lange niet die van de gekende green eggs; hang- en sluitwerk was minder, het keramiek van een andere kwaliteit en mogelijkheden in gebruik beperkter. Maar toch…

Ik zat een hele tijd te dubben of ik misschien toch… Die ijzeren bak van vorig jaar (zie onderaan) voldeed niet naar behoren en een alternatief had ik niet gevonden. Wat me uiteindelijk over de streep trok was het kippetje van Eva en Henny. Zij hadden al zo’n egg in bezit en presenteerden ons een gegrilde kip. Nagenoeg perfect gegaard, niet verbrand of te droog gestookt, maar sappig opgeleverd en onwaarschijnlijk lekker. Het overtuigde me en ik liet Ellen dus via internet een bbq bestellen bij Lidl (ik kan dat niet zelf…). We kozen voor een rode (ze zijn ook in zwart en groen leverbaar) en we betaalden € 120,-.

Het Rode Ei bestaat uit een keramieke buitenmantel in twee helften. Er is ook nog een binnenmantel van steen, een rooster om op te stoken en een rooster om op te grillen. Regelbare boven- en onderventilatie en een thermometer completeren het ding. De binnenmaat is 27 centimeter en het grilrooster meet 26 centimeter. Je stookt met houtjes, briketten of houtskool, afhankelijk van wat je wilt of kunt, en verder dien je te investeren in het omgaan met de kamado. Ach, écht moeilijk is het niet, het is een kwestie van doen en uitproberen.

Intussen heb ik een en ander uitgeprobeerd met het Rode Ei. De resultaten zijn bemoedigend. Ik moet het stookproces nog beter onder de knie krijgen, maar heb ik eenmaal de beoogde temperatuur gevonden dan gaat het grillen en bakken naar wens. Ik maakte al een moot zalm met een dressing van mosterd en bruine suiker, ik klungelde al wat met groenten en tweemaal grilde ik een dikke entrecôte tot bijna perfectie. Ik zal je de komende tijd regelmatig lastig vallen met mijn bevindingen. Voorlopig bevalt het me wel, koken op het Rode Ei…

Lees ook: De nieuwe BBQ…

© paul

Kapucijners in mosterd-roomsaus…

Kapucijners in mosterd-room...

Heb je eindelijk ontdekt waar je ze kunt vinden in je omgeving, blijkt het seizoen alweer voorbij.

Ik was vandeweek even bij de Boerderijwinkel aan de Rooije Hoefsedijk, hier ten lande, om wat groenten voor de komende dagen in te slaan. Van de krat met verse kapucijners was nog slechts de bodem bedekt met paarse peulen. Bij navraag bleken het de laatste van het seizoen te zijn, althans, de laatste die er op deze boerderij zouden worden geoogst. We hadden tot op dat moment slechts twee maal verse kapucijners gegeten dit jaar, dus het was geen kwestie van keuze om die laatste kilo uit de krat te grabbelen. Want het zou waarschijnlijk weer een jaar wachten worden vooraleer de volgende kapucijnermaaltijd zich zou aandienen. Ik kocht dus een ruime kilo kapucijners en hield daar na het doppen een goede 400 gram erwten over.

Ik sjouw al jaren met aantekeningenboekjes rond. Ik noteer daarin alles wat ik niet wil vergeten. Adressen, telefoonnummers, websites, radioprogramma’s, ingekleurde tekeningetjes voor Jop en natuurlijk recepten en gerechten. Ook noteer ik tijdens het koken wat ik sta te doen en ik teken aan hoe ik een gerecht aanpas aan mij eigen goesting. De bedoeling is dat ik de aantekeningen verwerk, zodat ze op plaatsen terecht komen waar ze eigenlijk thuishoren. Daarna kunnen de aantekeningen vernietigd worden, doorgekrast of uitgegumd. Op enig moment kan ik hele bladzijden uitscheuren en eigenlijk is het de bedoeling dat tegen de tijd dat zo’n boekje vol is er ook nog slechts een paar beschreven pagina’s over zijn. De informatie die daarop staat schrijf ik over in een nieuw boekje en het hele gedoe begint dan weer van voor af aan. Ik schrijf overigens altijd met een vulpen en zwarte inkt. Het is wat primitief, dat realiseer ik me maar al te goed, maar ik heb het altijd zo gedaan en ik vind het prettig.

Afgelopen winter noteerde ik een recept voor verse kapucijners. Ik weet niet meer waar ik het vandaan haalde, wie de auteur is, waar ik het gelezen heb. Ik herinner me nog slechts dat het barstens koud was, meer details zijn me ontgaan. Ik schreef het recept een beetje naar onze smaak toe en maakte het eergisteren klaar. Het resultaat was verrassend lekker. Voor twee personen is het een hoofdgerecht, als bijgerecht bedien je er makkelijk vier eters mee.

  • 400 gram (gedopte) kapucijnererwten,
  • 2 sjalotten, gesnipperd,
  • olijfolie,
  • 2 tenen knoflook, gesnipperd,
  • 50 gram pancetta (event. ontbijtspek) in dunne schijfjes.
  • 1/2 chilipepertje, ontdaan van zaad en zaadlijsten, gesnipperd,
  • 1 deciliter room,
  • 1 eetlepel mosterd,
  • zout en peper.

Verwarm de olijfolie in een sauspan (of hapjespan) en laat hierin de gesnipperde sjalotjes glazig worden. Voeg de knoflook toe en het pepertje. Voeg ook de heel fijn gesneden pancetta toe. Laat alles even doorbakken op niet al te hoog vuur. Voeg mosterd en room toe en roer goed om. Zet het vuur heel even hoog, zodat de saus omhoog komt. Draai dan terug en laat de saus zachtjes sudderen.

Zet de kapucijners in ruim koud en gezouten water op. Eenmaal aan de kook laat je de erwtjes 5 minuten gaan, beslist niet langer. Giet de kapucijners daarna af en schud ze bij de mosterd-roomsaus. Laat alles nog twee minuten heel zacht trekken, Je gerecht is klaar. Verrassend lekker, dit wordt een klassieker in dit huishouden…

Lees ook: De kapucijners van Loethe Olthuis…

© paul

Kleine taartjes deel een, met abrikozen en amandelcrème

Kleine taartjes met abrikoos en amandelcrème...
Ik schreef hier enthousiast over het boek “Kleine taartjes” en natuurlijk wilde ik meteen zelf van deze schattige kleine taartjes maken. Probleem was dat ik niet van die mooie vormpjes had. Natuurlijk kun je via internet de juiste vormpjes kopen maar daar had ik even niets aan in het weekend. Ik gebruikte dus voor de eerste taartjes siliconenvormpjes voor cupcakes van ongeveer dezelfde doorsnee. De hoeveelheid deeg was genoeg voor 10 vormpjes.

  • het deeg
  • 120 gram bloem
  • 50 gram poedersuiker
  • 20 gram amandelmeel
  • mespuntje zout
  • 75 gram koude boter
  • 1 biologisch ei, losgeklopt
  • siliconen cupcake vormpjes of ringen van 6 cm doorsnee

Doe de bloem, poedersuiker en het amandelmeel en zout in een kom. Breek de koude boter in kleine stukjes en verdeel die over de droge ingrediënten. Wrijf net zolang tot er een kruimelige massa ontstaat. Voeg dan een eetlepel van het geklopte ei toe en meng  de deegmassa tot een samenhangende bal. Is het deeg nog te droog dan voeg je wat ei toe. Wordt het deeg te nat dan voeg je wat bloem toe. Kneed het deeg losjes tot een mooie bal en verpak die in plasticfolie. Laat het deeg zeker een uur rusten in de koelkast. Het deeg voor deze kleine taartjes is altijd hetzelfde. Ik dacht eerst dat het veel te weinig deeg was maar de hoeveelheid blijk prima te kloppen.

Nadat het deeg gerust heeft en gekoeld is kneed je het nog een keer door en rol je het uit op een met bloem bestoven werkvlak tot een lap van ongeveer 3 mm dik. Gebruik een uitsteekvorm van 9 cm doorsnee. Steek rondjes uit en vul de vormpje met het deeg. Prik een paar gaatjes in de bodem.

Dit is de basis van de taartjes, nu kun je verder eindeloos variëren met smaken en texturen. Fris, fruitig, chocolade, karamel, crumble, noem maar op. Ik geef je wat ideetjes, koop het boek en je maakt je eigen variaties!

  • Klassiek is de vulling met amandelcrème, die maak je zo;
  • 50 gram amandelmeel (in het boek worden de amandelen eerst nog eens in de oven geroosterd, daar was ik te lui voor. Het zal ongetwijfeld meer smaak geven)
  • 1/2 vanillepeul
  • 50 gram boter op kamertemperatuur
  • 50 gram poedersuiker
  • 1biologisch ei
  • 5 gram maizena

Snijd het vanillestokje in de lengte open en schraap met een mes het merg er uit. Roer de boter zacht en romig. Voeg het vanillemerg, de poedersuiker en het amandelmeel toe en roer alles tot een gladde massa. Klop dan met een garde het ei en de maizena erdoor.

Schept een dessertlepel  amandelcreme in de deegbakjes en bak ze dan in een op 170 graden voorverwarmde oven ongeveer 8 minuten. Laat de taartjes afkoelen en maak intussen de topping.

5 abrikozen, in reepjes gesneden, pocheren in water met een theelepeltje honing en een steranijs. Laten uitlekken. Leg de abrikozenreepjes op de afgekoelde taartjes. Abricoteer ze met wat verwarmde abrikozenconfituur en strooi er wat amandelschilfers over.

Lekker met een kopje espresso!

© ellen.