Het wordt elk jaar minder?!…

carnaval zaterdag

Elk jaar, in de aanloop naar het Grote Feest, kom ik ze weer tegen, de ex-carnavalsklanten die deze keer maar niet meer gaan. “Het wordt elk jaar minder…”

En soms denk ik dan dat er misschien wel een kern van waarheid in zit, Dat ik een dinosaurus ben die de Grote Meteoriet inslag meemaakte, maar vergeten was uit te sterven… Ze kunnen me heus aan het twijfelen brengen, die feestverzakers.

Maar dan zijn er gelukkig Ellen en Hijn, het Kind en de Jongste Bediende, Anita en Neel, Marleen en Evert, Ans en Andy, Toon en Maartje (waar is Walter nou gebleven?) Die houden me wel bij de les…

Hoezo wordt het minder? Als je in de bittere koude een half uur moet staan wachten voordat je überhaupt bij Dientje binnen mag, vanwege overvol. Als er zelfs geen plaats meer is voor een rondzwervende blaasharmonie vanwege overbezette podia door wel tien andere dweilorkesten. Als het bij De Keizer “met de benen buiten hangt”. En iedereen dus uitwijkt naar het Ridderhof, waar het vervolgens ook weer stampvol wordt (en waar dat “Verloren Dweilorkest” gelukkig wél een podium vindt…). En als je dan doorsjokt naar Café Irmo, en aldaar onverrichterzake omdraait omdat werkelijk geen centimeter ruimte voor jouw is open gelaten door het Jongvolk. Dan lezer, dan denk je: “Hoezo minder?”

En hoezo té oud? Zolang het bejaardencarnaval onder leiding van de Laotbloejers de hele Engelenburgt bezet (én vier dagen bezet houdt) kan er toch geen sprake zijn van té oud? En voor al die andere zalen en zaaltjes, cafés en bars mag eenzelfde toeloop verwacht worden. We konden het jammer genoeg niet allemaal persoonlijk onderzoeken.

De queeste naar de “beste Frikandel Speciaal” die Hijn, Anita en ik ondernamen liep op niks uit. Wel deed het ons belanden bij café De Zwaan, waar een druk bezochte darts-competitie alle aandacht opslokte (ook leuk!). We zagen er Sven Kramer naar het goud rijden (geloof ik).

En als ik dan om een uur of twee des nachts mijn blik over de eters aan de keukentafel van het Ministerie laat glijden (geurende broden, goudgele kazen en dampende verse worst) denk ik: “Hoezo minder?”

© paul

Generaal Alaaf…

bij Dientje tijdens het Generaal alaaf

Het gebeurt me zelden, maar dit jaar heb ik nog weinig voorpret beleefd aan carnaval. De Bonte Avonden miste ik omdat ik geen vrij geregeld kreeg op mijn werk, en zo miste ik ook de avonden dat Ons Gezelschap druk doende was met het vormgeven van de nieuwe kostuums, de zogenaamde Pèkskesavonden. Hoewel er op die avonden hard gewerkt moet worden behoren ze tot de leukste van het jaar. Een ieder doet zijn best en neemt tevens een voorschot op het aanstaande feest. Die avonden kunnen fors uitlopen.

Wie in Helmond de Zilveren narrenkap won moest ik vernemen uit de krant, en ook de Venrayse Tonpraoterij is aan me voorbij gegaan. Van het overig Limburgs carnaval heb ik überhaupt niks mee gekregen, en ook weet ik niet hoe de Keulse krakers klinken. Niks gehoord van de Bläck Fööss, niks van de Höhner.

En afgelopen zondag miste ik dan het Generaal Alaaf. Een evenement waarop nagenoeg alle Blaasorkesten uit ons dorp zich presenteren als op een soort definitieve laatste repetitie voor het Grote Feest. Ellen was er wel, getuige de foto. Heel stoer, met een glas bier. Wat de foto niet toont is dat ze altijd weer tegen dat bier in staat te hikken. Ellen houdt niet van bier.

Enige jaren geleden heeft ons Doorluchtig Officieel Carnaval het plan opgevat om een prijs uit te loven aan de “beste” blaaskapel. Een stompzinnig, kortzichtig, schofferend en uitermate dom idee. Aan wiens vertroebelde brein dit wangedrocht is ontsproten weet ik niet, maar ik heb zo mijn vermoeden.

Tel je het totaal aan uitvoerende muziekanten bij elkaar op dan kom je al snel tot een paar honderd. Een paar honderd mannen en vrouwen die belangeloos op élke plek in het dorp hun best staan te doen om het Grote Feest cachet te geven. Ijs en weder dienende! Kapot geblazen lippen wegens winterse toestanden, bevroren vingers, jas uit, jas aan wegens voortdurend wisselen van binnen en buiten spelen. Kortom, al dat volk staat zijn aller-uiterste best te doen. Wie, in gods naam, vermag dan nog het arrogante lef hebben om uit te maken dat de een iets beter is dan de ander? Donder nou toch gauw op! Ik heb dit jaar niks gehoord over de blaascompetitie. Hopelijk is het fenomeen een stille marteldood gestorven…

Maar goed, ik miste dus het Generaal Alaaf. Terry en de Jongste Bediende zongen er in mijn plaats The Wild Rover, en dat steekt me ook wel een beetje. Enfin aanstaande dinsdag zal ik er wel zijn, bij de repetitie van de ZAP-band. En dan zál ik zingen, reken maar…

De foto werd getrokken door Marleen (van Zeeland).

© paul

Hamsteren, Hebberigheid en Appeltaart…

appeltaart

Bijna iedere zaterdag gaan wij in Helmond naar de markt en kopen daar dan voor een week groenten en fruit en wat vis. Deze zaterdag was het zo koud dat we besloten maar gewoon thuis te blijven en groenten en fruit bij de dichtstbijzijnde super te kopen. Voor een keertje kan dat best, al is de super erg karig gesorteerd. U kent dat wel; boontjes uit Egypte, asperges uit Peru maar geen knolselderij te bekennen… Nou ja, een beetje behelpen dus deze week. Ik wilde ook een paar appels kopen en zag op de reclametafel zakken met Elstar liggen. Zonder goed te kijken legde ik zo’n zak Elstar in mijn karretje. Bij de kassa aangekomen vroeg het meisje of ik geen tweede zak appels had? “Nee, één is wel genoeg”, zei ik. “De tweede is gratis mevrouw. Het is hamsterweek”. Een collega van de cassière bood spontaan aan even een tweede zak voor me te halen en voor ik er echt erg in had stond ik met twee zakken appels buiten. Véél teveel voor ons. Dat had ik ook meteen moeten zeggen. Ik had de tweede zak appels gewoon aan de bedel-mevrouw bij de uitgang kunnen geven, maar die was er, het slechte weer waarschijnlijk, vandaag niet.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik me een beetje schaamde, gewoon meehamsteren terwijl ik daar eigenlijk een hekel aan heb. Omdat het gratis is!!! Foei! Vandaag dus maar snel een appeltaart gebakken.Vanmiddag is de eerste Pekskesvergadering, dus dan komt die taart wel op.

Ik had geen rozijnen in huis en om de taart toch wat extra smaak te geven gebruikte ik wat abrikozenjam en marsepein in de vulling. Het werd een taart zo ongeveer als het recept van bakker Holtkamp, maar dan iets anders.

  • 1/2 citroen, schoonboenen en de helft raspen, dan uitpersen en 1 eetlepel sap gebruiken
  • 150 gram boter (natuurlijk liefst biologische roomboter)
  • 150 gram witte basterdsuiker
  • 300 gram zelfrijzend bakmeel
  • 1 1/2 kilo Elstar appels, geschild en in plakjes gesneden
  • een handjevol gram krenten
  • wat kaneelpoeder
  • 1 el custard
  • 4 eetlepels abrikozenjam
  • 150 gram marsepein
  • 1 losgeklopt ei.

Wrijf de boter met de suiker en de citroenrasp tot een egale massa. Voeg 1 eetlepel water toe, kneed tot het water helemaal opgenomen is en meng het bakmeel erdoor. Voeg dan nog een eetlepel water toe en laat het deeg dan een uur, afgedekt, rusten in de koelkast.

Doe de appelschijfjes, krenten, custard, de kaneel en vier eetlepels abrikozenjam in een grote kom en schep alles goed door elkaar. De ‘Appelsmort’.

appeltaart

Verwarm de oven tot 160 graden en laat het deeg weer op kamertemperatuur komen. Rol het uit tot een dunne lap. Bedek de bodem en de randen van de vorm en houd een plak apart om de taart mee af te dekken.

Rol de marsepein uit op een met bloem bestoven werkvlak tot de plak groot genoeg is om de deegbodem te bedekken. Leg de spijs op de deegbodem en druk goed aan. Leg hierop het appel/abrikozen/krentenmengsel en sluit de taart af met de tweede plak deeg. Prik een paar gaatje in de deegdeksel en besmeer met een losgeklopt ei.

Bak de taart 60 minuten in de voorverwarmde oven.

appeltaart

De rest van de appels eet ik in de loop van deze week gewoon op! Zo, nu loop/glibber ik met Hond Max én de taart naar de Witte brug om te gaan vergaderen over de carnavalspekskes.

© ellen.

Plat Préféré…

broccoli met garnalen

Het stikt van de kookprogramma’s op de televisie. De meeste kijk ik niet, het is me veel te veel gehijg, gegooi, geschreeuw, gedoe! Het gaat daar ook helemaal niet over koken of gastronomisch genieten. Het gaat over Moderne Televisie, c.q. héél vervelende egootjes die zó ingenomen zijn met zichzelf dat ze netaan de andere opgevoerde egootjes kunnen tollereren. En samen blért dat dan een beetje in de rondte, slaat eens een pollepeltje door de brij en kwettert weer vrolijk (lees opgefokt) verder. Ik heb genoeg aan mijn eigen egootje. Als ik weer eens zonodig moet, dan ga ik wel een potje zitten navelstaren in mijn badkamertje.

Enfin…, er zijn natuurlijk uitzonderingen. Belgen maken doorgaans uitstekende kookprogramma’s. Dat deden ze vroeger, en dat doen ze nog. Plat Préféré is zo’n programma. (Canvas). In elke aflevering kookt de jonge chef Jeroen Meus het lievelingsgerecht van een Overleden Wereldburger. Op lokatie, met medewerking van bekenden van de overledene. Alles wordt gefilmd in een acceptabel tempo, en het geheel straalt integriteit en eerlijkheid uit. De chef kookt voortreffelijk en tussen de bedrijven door krijg je ook nog handige keukentips. Ook dit programma is televisie en ook dit programma wordt gemaakt om te amuseren. Maar het is degelijk en de kijker krijgt niet het gevoel als infantiel te worden behandeld. Het heeft kwaliteit!

(“Kwaliteit”, zo noemt men het begrip dat intussen langzaam maar onafwendbaar afzinkt in de mestkuil van onze amusementsbeschaving. Je ziet het gebeuren, als je je ogen maar open houdt! )

Vorig jaar schreven we al met veel enthousiastme over Plat Préféré, en dit jaar is het programma alleen nog maar beter geworden. We waren op bezoek bij Greta Garbo, bij Bob Marley en bij Charles de Gaulle. Bij Astrid Lindgrenn, bij Ian Fleming en bij Bruce Lee. En ook nog bij Armand Pien, de aardigste weerman ooit!

Nog twee afleveringen zijn er te gaan en dan is deze serie alweer voorbij. Ons resten nog over twee weken Frank Sinatra en aanstaande dinsdag Hergé, de geestelijke vader van Kuifje.

Eén Overleden Wereldburger noemde ik nog niet: Toon Hermans. In zijn zoektocht naar Hermans’ favoriete maaltijd belandt Meus in Hilversum, bij Mevrouw Boerenkamp, die aldaar een Indonesisch restaurant runde. Toon Hermans was dol op haar Nasi Goreng en op een gerecht met de welluidende naam Toemis Broccoli Oedang. Belgen hebben van ouds niks met de Indonesische keuken, maar Mevrouw Boerenkamp helpt Meus een aardig eind op scheut. (Ronduit hilarisch in die aflevering is de kleine zoektocht van Meus naar het “Frietje Oorlog”, een voor Belgen onbestaanbare verkrachting van hun geliefde Patat.)

Gisteravond kwamen Andy en het Kind even langs, zo ook de Baas van Monera. We deden niks aan het Sinterklaasfeest, maar een klein samenzijn vonden we wel gepast. We aten samen. En voor de gasten werd er gekookt naar het voorbeeld van Mevrouw Boerenkamp. De maaltijd was een succes, de pannen werden tot op de bodem leeggeschraapt. En dat terwijl ik toch een aanzienlijk hoeveelheid had aan te bieden. Het recept lees je na bij Plat Préféré. We hebben er ons nagenoeg aan gehouden.

Aangezien Ellen op het moment niet in de best denkbare conditie is moet ik vanalles zelf doen. Foto’s maken bijvoorbeeld. En dat vergeet ik dan weer. Enfin, op het allerlaatste moment, nadat alle schalen al waren schoon gelikt, werd de foto alsnog getrokken.

Jeroen Meus houdt er zelf een heel aardige web-site op na.

© paul

Kerstkoekjes; eerste oefening…

kerstkoekjes

Een beetje vroeg misschien maar ik had zin om kerstkoekjes te bakken. In Duitsland begint men al op de eerste dag van de advent met het bakken van allerhande prachtige koekjes. Zoiets wil ik al jaren maar kan er meestal geen tijd voor vrijmaken en weet niet zo goed ‘hoe en wat’ met koekjes…Tot ik de site ontdekte van Essen und Trinken (Duitsland). Je kunt je daar abonneren op de receptenmail en dan krijg je elke dag via de mail een recept voor een bijzonder Kerstkoekje, de hele decembermaand lang! Ik ben niet zo heel bedreven in het koekjes bakken en vergaap me al dagen aan de recepten. Elke dag, allerlei varianten en ze zien er allemaal even mooi uit. Elke dag verschillende deegsoorten en garneringen. Een beetje oefening leek me dus niet overbodig. Vandaag maar eens begonnen met hele simpele amandelkoekjes, niet van de Essen und Trinken mail-recepten maar uit een oud Weens kookboek; “So kocht man in Wien“. Rudolf Rösch, Forum Verlag Wien. 1966. (De oorspronkelijke uitgave stamt van voor de oorlog.)

Ik kocht het boek in Wenen op de Nashmarkt, het is zo’n degelijk alround kookboek. Op de eerste pagina heeft een zekere Norbert met Kerstmis 1967 een opdracht geschreven:

Weens kookboek met opdracht

Uit het hoofdstuk eenvoudige koekjes bakte ik vandaag amandelkoekjes;

  • 70 gram boter
  • 70 gram bloem
  • 70 gram suiker
  • 70 gram gemalen amandelen
  • wat vanille-aroma
  • citroenglazuur

Kneed boter, suiker, bloem en gemalen amandelen snel tot een glad deeg. Rol het deeg uit en steek er figuurtjes uit. Leg de koekjes op een ingevet bakblik en bak ze op 140 graden in ongeveer 15 minuten lichtbruin. Laat de koekjes afkoelen en bestrijk ze dan met citroenglazuur, al dan niet in Kerstkleuren. Een bijzonder smakelijk koekje moet ik zeggen. Het deeg is makkelijk te maken en de hoeveelheid koekjes is te overzien, ongeveer één bakblik vol.

kerstkoekjes

Omdat het toch nog regende probeerde ik nog een tweede Wiener Klassieker; Gewürtzkrapferl, ofwel koekjes met amandel en kaneel;

  • 250 gram bloem
  • 200 gram suiker
  • 80 gram boter
  • 50 gram gemalen amandelen
  • 1 ei en één eidooier
  • 50 gram geconfijte vruchtjes, fijngehakt
  • 1 koffielepel kaneelpoeder.

Kneed alle ingrediënten goed door elkaar en vorm er een mooie deegbal van. Pak het deeg in folie en laat het in de koelkast zeker één uur rusten. Rol het deeg dan uit en steek er figuurtjes uit. Bak de koekjes 15 minuten op 140 graden. Drie bakblikken vol!

Gelukkig kwamen Het Kind en Andy nét op tijd om mee te helpen de koekjes te glazuren en vooral om mee te helpen de koekjes op te eten!

Wij vonden de amandelkoekjes het lekkerste, maar ik moet nog wat oefenen; het deeg wat minder dun uitrollen, de oventemperatuur (wordt in oude kookboeken vaak niet vermeld) maar vooral het glazuren en versieren wil ik nog wat beter beheersen.

In ieder geval twee soorten lekkere koekjes, natuurlijk met een kopje espresso!

© ellen.

Grumpy…

grumpy

Ik bezat een prentenboek: Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen. De plaatjes voor het boek kon je verzamelen, ze werden bijgeleverd bij een of ander gruttersprodukt. Het album was los te bestellen en het was de bedoeling dat je de plaatjes er zelf netjes in plakte. Het hoe of wat staat me absoluut niet voor ogen, ik was te klein. We schrijven de jaren vijftig.
De film waaruit de plaatjes waren gedestilleerd zag ik samen met mijn vader tijdens een matineevoorstelling op de Helmondse kermis. Het moet in de prille jaren zestig zijn geweest.
Het boek heb ik nog lang gekoesterd, ik herinner me elke afbeelding, elk karakter. Ergens in de tijd is het dan toch verloren gegaan, zoals zoveel zaken.
Ik was heimelijk verliefd op Sneeuwwitje. En met alle kabouters kon ik het vinden. Met allemaal op een na, die sjacherijnige Grumpy was niet te pruimen.
Voor het “art work” van film en boek tekende ene Walt Disney. Hij werd mijn held tot ik erachter kwam dat hij niet één potloodstreek had bijgedragen aan de film. En nauwelijks werkte hij aan die andere held van me: Donald Duck. Ik liet dan Walt van zijn voetstuk donderen, het was aanvang jaren zeventig.
Intussen leven we in een ander millennium. Ik begin een oude man te worden, ik fantaseer nog nauwelijks over Sneeuwwitje, maar wel al met regelmaat over mijn pensioen. Ik ben door schade en schande wijzer geworden. Niet bitter, wel wat cynischer. En ook mijn wereldbeeld veranderde ingrijpend.
Het feest van herkenning dat ons wordt geboden door Grootgrutter Heijn middels het verzamelen van miniatuurtjes uit de film “Snowwhite” onderga ik met gepaste twijfel. Immers, het dakloze kindvrouwtje Sneeuwwitje dat door die kabouters liefdevol van huis, haard, spijs en drank wordt voorzien slaat vrijwel onmiddellijk aan het betuttelen. Of ze hun handjes wel gewassen hebben, of ze hun kleertjes wel op tijd verversen, of ze wel op tijd naar bed gaan… En die eikeltjes gaan dan als beloning ook nog eens hele werkdagen staan ploeteren in een ondergrondse diamantmijn. En Sneeuwwitje maar rondhuppelen in de frisse natuur, hier een bloempje plukkend, daar een liedje zingend voor een konijn en een hertje.
Die kaboutertjes, dat waren eigenlijk toch allemaal hele echte zeikertjes. Veel te vrolijk, veel te braaf. Allemaal, op een na. Juist ja…
Grumpy bleef de wereld met de nodige skepsis bekijken, en zo hoorde het ook.
En toen dan Grumpy ook nog eens werd gepresenteerd, leunend op een wijnton (want dat is het…), toen was het voor het Ministerie wel duidelijk. We verzamelden alleen Grumpy’s. We hebben er intussen vier.
Eén van de Grumpy’s kreeg een ereplaats, op een apart schavotje. Naast de Baksmurf. Wij zijn per slot van Eten en Drinken.
© paul

Weer terug…

noten van vincent

We zijn weer terug… Aan de goede voornemens om “in den vreemde” elke dag stukken te produceren voor dit web-log konden we helaas niet voldoen. Dat het niet lukte lag aan jan-en-alleman. Afgezien van onze luiheid verwerpen wij persoonlijk alle verantwoordelijkheid voor het falen. Aan ons lag het nauwelijks…

Enfin, we zijn weer thuis. Wat er nog aan bijzonders beschreven moet worden zie je de komende dagen Het Ministerie passeren. Gisterenavond kwamen we terug.

Marleen en de Jongste Bediende hebben intussen hun zelf gebouwd huis aardig op orde. Ook de tuin begint zijn definitieve vorm te krijgen. In het late voorjaar of de vroege zomer werd de notenboom geplant. In ieder geval op een moment dat er weinig hemelwater te verwachten was. De boom werd met liefde, mest en heel veel pompwater onderhouden. Het was een pure kwestie van overleven. En het is gelukt! De boom wierp ondanks alle armoe zelf enkele vruchten. Klein zijn ze, maar ze smaken prima.

© paul

Ragôut van wildzwijn met rode kool…

wildzwijnragôut met rode kool

Wij verblijven nog steeds in Luxemburg en genieten van de rust en stilte. Ik zit met de laptop aan de tafel voor het raam en kijk uit over het dal. Er grazen wat koeien in de wei beneden. De bossen beginnen al prachtig te kleuren. Op dit moment is het nog wat mistig maar er is voor vandaag een zonnetje beloofd. We brengen de tijd door met lezen, wandelen, dvd’s kijken (de hele serie “Heimat”, elke avond een paar delen) en natuurlijk boodschappen doen. Als je hier in de grote supermarkten komt lijkt het al bijna Kerstmis. Op dit moment hebben alle grote supermarkten wijnaanbiedingen. In de Cora supermarché liggen meer Bourgognes dan ik ooit bij de beste Nederlandse wijnhandels bij elkaar gezien heb en ook de Cactussuper heeft in het kader van “oktober wijnmaand” stands met bijzondere aanbiedingen en proeverijen. Het publiek proeft en verzamelt een wintervoorraad.

luxemburg oktober 2009

En dan is er natuurlijk ook nog overal volop wild te koop. Hert, ree, wildzwijn, haas, noem maar op. Het wild is bijna allemaal afkomstig van grote fokkerijen in de Ardennen. Ik maakte vorige week een mooie stoofpot van wildzwijn voor ons hele gezelschap. Ans, Hijn, De Keizer van Monera en ook Bert at een hapje mee. Voor zes personen dus;

Wildzwijnragôut;

  • ongeveer 1750 gram wildzwijn, stukjes van de bout of de schouder
  • 1 eetlepel jeneverbessen
  • 3 kruidnagelen
  • 2 blaadjes laurier
  • 1/2 liter rode wijn (een pinot noir)
  • 1 eetlepel tomatenpuree
  • 2 sjalotjes, fijngesnipperd
  • 2 kleine wortelen in blokjes gesneden
  • 4 teentjes knoflook, geplet en fijngehakt
  • olijfolie
  • peper en zout

Verhit de olie en bak daarin de sjalotjes en de knoflook goudgeel. Schep ze uit de pan en bak dan de stukjes vlees in dezelfde pan rondom bruin. Voeg de sjalotjes en knoflook er weer bij en blus af met wat wijn. Doe er dan de wortelen bij en de kruiden. Giet er nog wat wijn bij totdat alles net onder staat en laat het geheel rustig stoven. Het is moeilijk te zeggen hoelang het vlees moet stoven maar reken op ongeveer 2 1/2 tot 3 uur heel zachtjes stoven. Voeg eventueel wat wijn of bouillon toe. Wij aten er gekookte aardappelen en rode kool bij en een lepeltje bosbessenconfiture. Stukje kaas toe en natuurlijk espresso.

© ellen.

Van Jongste Bediende tot Paranimf…

promotie Zjak

Zjak had het netjes gevraagd. Of hij onze Jongste Bediende mocht lenen. Zjak ging promoveren tot Doctor op het gebied van Natuurkunde, Wiskunde en Informatica, aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij deed er jaren onderzoek voor en schreef daar een boek over: Enantiomers and Polymorphism in Venlafaxine and Ondansetron.

Afgelopen woensdag moest een en ander dan zijn beslag krijgen. En zoals het hoorde zou de aanstaande Doctor zijn eigen personeel mee naar de promotie moeten nemen (of was het brengen?). Eén paranimf had hij al gevonden, bij Eupotours, maar hij had er twee nodig. En voor die andere had hij zijn oog laten vallen op de Jongste Bediende.

Wij leenden hem met liefde en plezier uit, onze Jongste Bediende. We hebben er geen moment aan getwijfeld dat we hem weer ongeschonden terug zouden krijgen. De tijd dat paranimfen fysiek dienden op te treden bij handgemeen en ander geweld tussen promovendus en College van Wijze Mannen ligt ver achter ons. Het gaat er tegenwoordig keurigjes aan toe bij zo’n promotie…

promotie zjak 013

Zjak verdedigde zijn proefschrift met verve en ontving hierna de Bul. Daaropvolgend zijn we met z’n allen gaan eten…

© paul

Peter zingt…

griekse kip

Ik ken Peter al heel lang. In een grijs verleden werden we bij toeval collega’s, en al spoedig waren we vrienden. Toen onze wegen uiteen gingen bleef die vriendschap bestaan. Niet erg vaak zagen we elkaar, maar het was voldoende om de band onverbroken te houden. Ik zocht een andere werkgever, Peter ging gezondheidsrecht studeren. Na een korte carrière als rechtsgeleerde besloot hij dat dát toch ook het leven niet was. Hij zegde zijn banen op, plunderde zijn moeizaam opgebouwde spaartegoeden en startte een muziek-studie aan het conservatorium in Tilburg, full-time. Peter zingt. Hij heeft een goede stem, een tenor. Niet écht boven-gemiddeld, gewoon goed.

Nu wil het verhaal dat op een verloren zaterdag, al weer enige jaren terug, Peter zijn ware talent ontdekte. Onder de Douche! Want wat doet men onder de douche, benevens het zich wassen en het plegen van geheime zaken? Men zingt.

Peter ontdekte die dag dat hij het leuk vond om met een hele hoge stem te zingen. Hij ontdekte zijn vermogen om te zingen als een Contra-tenor, ook wel Countertennor of Altus genaamd. Voor de goede orde; het betreft zo’n hele hoge mannenstem die een altpartij zingt op plaatsen waar dat niet door vrouwelijke alten gedaan mag of mocht worden. In het verleden wilde men jonge mannen nog wel eens castreren zodat hun hoge vrouwelijke knapenstem ook na de pubertijd behouden zou blijven.

Het kostte overredingskracht om zijn docenten te overtuigen van de nieuw ontdekte passie, het muziekwereldje heeft het kennelijk niet zo op “freaks”. Maar Contra-tenor was het, Contra-tenor zou het worden. Peter gaat einde voorjaar, begin zomer van het komend jaar afstuderen als Contra-tenor.

Gisteravond kwam Peter eten. Er dienden gewichtige zaken besproken te worden en dat doe je best tijdens en na een goede maaltijd. We moesten het hebben over de vorm waarin het Afstudeerproject gestoken gaat worden. En ook over een concert dat mogelijk plaats gaat vinden in ons dorp. En of dat concert gecombineerd kan worden met een renaissance-maaltijd, die dan weer verzorgd wordt door het Ministerie. Enfin, genoeg stof dus…

Ellen maakte voor deze gelegenheid de Griekse Kip. Een ovengerecht dat in elk gezelschap en bij elke gelegenheid past. Het recept beschreven we al eens. Aangezien Peter aan de late kant was lieten we de schotel langer garen, bij een fors gereduceerde temperatuur. Ik begin daar steeds meer plezier in te krijgen, in dat lange garen. Tot nu toe zijn alle pogingen bijzonder goed uitgevallen.

In ieder geval hebben we al wat voorzichtige plannetjes gesmeed en en wat vage opzetjes geboekstaafd. Je gaat er van horen…

© paul