Petrus Winterbier 9…

Een kleine brouwerij is het niet, Brouwerij Bavik, gelegen in het West-Vlaamse Bavikhove. Een goed duizendtal Horecagelegenheden bedienen ze met hun brouwsels. En ze verslepen hun bier door heel Europa, met name de export naar Frankrijk neemt een grote vlucht. Ook in Nederland vindt je bier van Bavik. Zelden het (uitstekende) pilsner, maar de speciaalbieren kom je met enig zoeken regelmatig tegen. 

De bulk van de brouwerij wordt gevormd door het pilsner. Dat is voornamelijk een Belgische en Franse aangelegenheid. Maar daarnaast houdt de brouwerij er een aantal productielijnen op na van speciaalbieren, waarvan Petrus de bekendste is. (Ik kom dat in ieder geval het vaakst tegen.)

Zeven verschillende typen omvat het assortiment van Petrus. Allemaal goed, sommigen uitmuntend. Prijswinnaars op internationale concoursen zijn het. Kijk er naar uit en koop wanneer je in de gelegenheid bent!

Vandeweek dronk ik het Kerstbier: Petrus Winterbier 9. Een donker, amberkleurig bier van de hoge gisting. Degelijk winterbier, mede op smaak gebracht met winterse kruiden. Old spice, kaneel. Het geurt heerlijk.

Het bier smaakte me ook prima. Een tikkeltje van het fijne zoet van honing. (Ik las dat het iemand aan mede deed denken, een prima omschrijving.) Maar ook heeft het bier een mildbittere afdronk. En tussen die twee smaaksensaties nog een heel palet van andere smaken, maar nét niet teveel. Doorgaans koel ik speciaalbieren nauwelijks. Dit bier heeft echter baat bij een temperatuur van een graad of tien.

Enfin, het licht gedimd, extra houtblok op het vuur, lui onderuit in de oude fauteuil, sippend aan een glas Winterbier. Laat de Feestdagen maar komen…

Mooie verpakking overigens!

© paul

Kaasfondu van Vacherin Mont d’Or…

Over het kaasje schreef ik al eens. Ik doe dat nu lichtjes over omdat het gisteravond weer eens op het menu stond. Vacherin Mont d’Or is de naam.

Het is en blijft een tafelkaas. Ideaal als nagerecht, te eten met een lepeltje, want de kaas is onder de korst vloeibaar. Mits hij tenminste de tijd heeft gekregen om op temperatuur te komen. Recht uit de koelkast is de zuivel halfvast en wat taaiïg. En de smaak wordt door de kou onderdrukt.

De aantrekkelijkste manier echter om het kaasje te consumeren is als kaasfondu uit de oven. Reken daarbij op één kaasje per twee personen. Het gaat als volgt:

Verwarm de oven voor op 180 graden. Verwijder het plasticfoli van het spanen doosje waarin de kaas zit verpakt. Omwikkel het spanen doosje met aluminiumfoli. Maak een kruisvormige inkeping in de korst en sla de puntjes een beetje terug. (Indien de kaas te koud is loop je het risico dat de korst afbreek, maar dat is écht geen probleem.) In het holletje dat nu in het midden is ontstaan doe je een uitgeknepen teen knoflook en je vult het gaatje af met een scheutje drank (cognac, eau-de-vie, of zoals ik deed met wat genever). Op de korst sprenkel je voorzichtig wat witte wijn.

Het kaasje gaat in de oven en blijft daar 40 minuten. Voorheen bakte ik het kaasje korter, maar een langere tijd in de oven garandeert dat de hele kaas vloeibaar wordt en lang genoeg warm blijft om helemaal gegeten te worden. En de reep berkenschors waarmee de spanen doos van binnen is bekleed geeft een heel subtiele smaak aan het gerecht mee.

De kaas kan op tafel. Je eet hem zoals je dat ook met “gewone” kaasfondu doet. Soppen met goed brood aan een vorkje (een aardappeltje kan ook).

We waren het er aan tafel hartgrondig over eens: dit gerecht kan met gemak de concurentie aan met de klassieke kaasfondu!.

De wijn was evenwel de grote verrassing. Witte muskadet uit de Loirestreek is al weer een tijdje onze huiswijn. Fris, fuitig, wat bloemig, doorgaans een allemansvriend. In dit geval was het de ultieme begeleider van de maaltijd. Soms pakken de dingen gewoonweg heel goed uit.

Een eenvoudige salade van rucola voor de broodnodige vitamientjes.

© paul

 

De Guinness van Terrence, ‘n beetje Iers, ‘n beetje Vlaams…

Ik lag te slapen, boven. Ellen was nog steeds gekluisterd aan de bank, beneden. Dus toen de voordeurbel overging opende het Kind min of meer namens ons de deur. Op de stoep stond Terrence. Hij had een karton bier in zijn hand, Guinness. Hij dacht al wel dat ik sliep, en nee, hij had geen tijd om binnen te komen… Of het Kind dat bier aan Sleeping Beauty wilde doen toekomen.

Beleefd als ze is nam het Kind de gulle gaven aan. Wel schoot het even door haar brein: Welke Ier, het zij ingeburgerd dan wel authentiek, staat zomaar vrijwillig zijn Guinness af? Is er misschien iets mis mee?

Laat ik er geen misverstand over bestaan: Terrence is een gastvrij man. Ik weet dat, ik heb feesten mee mogen maken in hullie huis, niemand kwam ook maar het geringste tekort…

Nee, het zit anders. Het gaat over het bier. Over de policy van de Guiness brouwerij. Die hebben namelijk al heel lang geleden besloten om elke markt in de wereld op zijn of haar wenken te bedienen. De Indiase markt, de Afrikaanse markt, de Thaise markt, de Chinese markt, en ook de Belgische. Altijd gebrouwen at Saint James’ Gate in Dublin.

Voor onze contreien  betekende het dat ze ergens aan het eind van de negentiende eeuw een speciaal Guinness bier gingen brouwen voor ene meneer Martin, van oorsprong Engelsman, maar ook kleine brouwer en bierhandelaar in Antwerpen. Aangepast aan de smaak van België-fin-de-siécle brouwden ze een zwaar stout. Dat viel in de smaak, en dat doet het nog steeds.

Ik ben gek op dat Stoutbier. Hoog alcoholgehalte (7%), zo bitter dat je wangen onwillekeurig naar binnen puilen en een lange afdronk waarbij de smaak van laurierdrop nog tijdenlang in je mond blijft hangen. Bier dat oogt zo zwart als de nacht…

De meeste Ieren hebben daar niks mee. Zij houden van hun Guinness van de tap. Mild, tikje hop, bittertje, 4,8 % alcohol, niet te overdreven. En vandaar: Terrence heeft niks met dat Belgische Guinness.

Enfin,… de gulle gaven werden natuurlijk in dank geaccepteerd. Ik dronk een paar flessen bij de eerst volgende gelegenheid. Ik diepte er zowaar mijn half-a-pint glas voor op uit de kelder. Enig decorum is me niet vreemd…

En nu ik erover nadenk schiet me een enorme blunder door mijn hoofd. Guinness en Oesters, die moordcombinatie… Ik probeerde dat uit met het Belgisch Guinness en ik vond het niks. Terwijl het hele gedoe natuurlijk gaat over Oesters met het originele Ierse Draft…

Stom, stom, stom…

 

Lamsvlees met kweepeer…

Het was een erbarmelijk jaar voor de kweepeer. Hoewel er op diverse plaatsen in Nederland van een redelijke oogst sprake kon zijn was het op de meeste plaatsen huilen met de pet op! Het laantje waar ik mijn kweeperen placht te stelen (zeker vijfentwintig bomen lang) gaf dit jaar nul vruchten. Nada, niks, rien, nothing (ham’n eggs). Niet één vrucht…

We waren dit jaar dus afhankelijk van import. De zaterdagse Helmondmarkt bood ze aan, en ook bij onze Turkse slager lagen de vruchten uitgestald. Hele mooie, bijna zo rond als een appeltje. We kochten er drie.

Ellen maakte vorig jaar een gerecht met lamsvlees en kweeperen, een recept van de onlangs met de Johannes van Dam-prijs bekroonde Mevrouw Roden. Ik vond dat destijds erg lekker en besloot het gerecht na te koken.

  • Voor twee personen:
  • 2 lamsschenkels
  • olijfolie
  • 1 flinke ui, in stukjes gesneden
  • 2 tenen knoflook, geplet en grof gehakt
  • pimentpoeder
  • gemberpoeder
  • zout en flink wat peper
  • 1 grote vleestomaat, in stukjes gesneden
  • bouillon
  • 2 kweeperen
  • sap van een halve citroen
  • kaneel
  • honing

Wrijf de schenkels in met pimentpoeder, gemberpoeder, peper en zout. Verwarm de olie in een pan, mét deksel,  die ook in de oven kan. Braad daarin de schenkels rondom bruin, voeg ui en knoflook toe en bak even mee. Doe er dan de tomatenstukjes bij en bak ze ook even. Voeg dan bouillon toe zodat de schenkels half bedekt zijn. Zet de pan, met de deksel erop in de voorverwarmde oven en laat ze, op 160 graden, in ongeveer 1 1/2 uur zachtjes stoven.

Zet intussen een pan water op en voeg daarbij het sap van een halve citroen. (het citroensap voorkomt dat de peren bruin kleuren) Snijd met een scherp mes de kweeperen in vieren en doe ze snel in het kokende water. Laat ze zachtjes ongeveer 10 tot 30 minuten pruttelen tot de peren zacht zijn. De kooktijd varieert nogal. Mijn peren waren in 10 minuten mooi gaar. Giet de peren af en laat ze afkoelen tot je de klokhuizen eruit kunt snijden. Doe ze dan in de pan met de lamsschenkels, met de vlezige kant omhoog. Strooi er wat kaneel over en druppel er wat honing op. Laat zo nog even stoven. Keer na vijf minuten de stukjes peer om en stoof nog een paar minuutjes.

[Het stukje hierboven knipte en plakte ik tot wat er staat. Ik dacht tijdens het werken Ellens aanwijzingen op de voet te volgen. Maar toch was het uiteindelijk resultaat anders dan de vorige keer. Beetje meer van dit, beetje minder van dat. Een iets andere behandeling van het vlees en een langere gaartijd (dit lam was een bijna-schaap). Zo zie je maar weer. Koken is jezelf verrassen. Het mooie zuurtje van de kweeperen was evenwel behouden gebleven.]

We dronken er een Spaanse sloeberwijn bij. ‘n Rooie, een alleskunner.

 © paul

 

Zondagochtend…

rodenbach 005

Ik mag mijn nachtdienstnachten graag afsluiten met enige alcoholica. Thuis gekomen doe ik mijn notoire rondje met hond Max; het beest moet ook wat. Ik installeer me vervolgens achter de kachel met een krantje, een boek en stemmige muziek. En ik drink wat. Het kan bier zijn of een degelijke borrel. Wijn kan ook, het liefst droge witte. De tijd tussen kwart-over-zeven (dan ben ik afgewerkt) en kwart-voor-tien (dan ga ik naar bed) is me heilig. Ik lees wat, ik luister wat, maar uiteindelijk vind ik mezelf terug, mijmerend. De mooiste dingen bedenk ik, maar ook de beroerdste, elke dag weer.

Onze huiskamer is niet afgeschermd door vitrage, plakstrips of een anderszins obstakels. Je kunt altijd gewoon binnenkijken. Het geeft wel eens verwarring, die rare dagindeling van overdag slapen en ‘s nachts de kost verdienen. Bezorgde passanten spreken Ellen aan (nooit mij!). Of ze wel weet dat haar eega, steun en toeverlaat,des ochtends zich al te buiten zit te gaan aan grote kelken tripel, roemers wijn, bellen cognac, enzoverder enzovoort. En gaat het wel goed met ons? En dat er ook een AA in onze regio actief is…

Een keer ben ik persoonlijk aangesproken door een passant. Maar dat was een gekend discipel van Bacchus, die zoop zijn hele leven al. Hij dacht z’n drinkmaatje voor de ochtenden gevonden te hebben. Ik heb hem vriendelijk, doch straf de deur gewezen. Nooit meer iets van de man gehoord, leeft hij nog wel?

© paul

Pastasaus op basis van witvis en tomaten…

spaghetti tonijn

De hele week al had ik zin in vis. Maar om een of andere reden (om duizend redenen) kwam het er maar niet van. Uiteindelijk stelde Ellen een pastaschotel voor. Die zou dan zus-en-zo moeten… Ik zag er wel wat in, maar dan meer zo-en-zo. Het werd dan ook compromis-koken, een rare maar leerzame bezigheid. Enfin, uiteindelijk was ieder tevreden, een paar opmerkingen over textuur en finale afwerking daargelaten. Als hoofdgerecht zou het recept voor drie, wellicht vier personen kunnen voldoen.

  • 350 gram file van witvis,
  • 1 uitje,
  • 2 tenen knoflook,
  • 400 gram tomatenpulp,
  • flinke hand grof gehakte rucola,
  • flinke scheut droge witte wijn,
  • oregano,
  • verse peterselie,
  • peper en zout uit de molen,
  • olijfolie.

Snipper het uitje en de knoflook fijn en fruit ze in de olijfolie. Laat ze mooi glazig worden en blus dan af met de witte wijn. Voeg de tomatenpulp toe en kruid met oregano. Doe nu de in kleine blokjes gesneden vis erbij en laat het geheel op een rustig vuutje een half uur stoven. Doe er halfweg de stooftijd de grof gehakte rucola bij en de helft van de gehakte peterselie. De saus is uiteindelijk klaar wanneer de stukjes vis uit elkaar vallen. Kook spaghetti naar behoefte gaar en stort die dan in de pan met saus. Even omscheppen en afwerken met de rest van de peterselie. Je gerecht kan op tafel.

Ik had teveel saus, dus ik heb ervan afgezien om de pasta door de saus te scheppen, ik stortte de saus óp de pasta.

Erbij aten we een salade van rucola en ei en we dronken een muskadet uit de Loire. Espresso toe.

© paul

 

Gestoofde drumsticks met eier-citroensaus…

Kip she says, so Kip it’ll be!”

Nu waren we door onze voorraad biologische kippetjes heen, maar ik vond in de plaatselijke super nog een paar onderbillen van onbesproken gedrag. Gelukkig maar…

Ik volgde in grote lijnen een beproefd recept van Ellen. Het gerecht volstaat voor twee personen.

  • 4 drumsticks,
  • 2 teentjes knoflook,
  • boter,
  • 125 ml bouillon,
  • 125 ml witte wijn,
  • peper en zout uit de molen,
  • 2 eierdooiers,
  • 4 eetlepels citroensap,
  • peterselie.

Bestrooi de drumsticks met peper en zout uit de molen en laat ze in de boter mooi bruin worden. Laat de gesnipperde knoflook even meebakken. Voeg de witte wijn toe en de bouillon en doe het deksel op de pan. Laat op een niet te hoog vuur de drumsticks gaar worden. In de loop van de gaartijd kan het deksel wat schuin op de pan worden gelegd zodat het stoofvocht inkookt tot een bijna stroperige vloeistof.

Wanneer de poten gaar zijn neem je ze uit de pan en houd ze warm. Wanneer je vloeistof nog niet de juiste consistentie heeft kun je die nog even verder inkoken op hoog vuur. Schraap intussen met een houten lepel de aanbaksels van de bodem van de pan. Dat is allemaal puur smaak, je saus wordt er alleen maar beter van.

Klop de dooiers en meng er het citroensap door. Haal de pan van het vuur en meng het eie-citroenmengsel door de vloeistof. Flink roeren tot er binding ontstaat. Een klein handje peterselie doormengen en je saus is klaar.

Leg de (warme) drumsticks op een voorverwarmde schaal en giet er de saus over. Besprenkel met wat peterselie en het gercht kan op tafel.

We aten er pasta bij en broccoli.

 

Sucadelapjes met paddenstoelen…

Het was me vorige week weer prima bevallen, dat langzaam garen. Ik besloot dan ook afgelopen zondag het kunstje nog eens toe te passen, nu met sucadelapjes en paddenstoelen. Het recept voldoet voor vier personen.

  • 4 sucadelappen (600 gram),
  • 250 gram kastanjechampignons,
  • 2 sjalotjes,
  • 2 tenen knoflook,
  • blaadje laurier,
  • peper en zout uit de molen,
  • olijfolie,
  • bouillon,
  • rode wijn.

Snijd de sucadelappen door de helft. Verhit olijfolie in een zware pan met deksel. Wrijf het vlees in met peper en zout en bak alle stukken aan beide kanten mooi bruin. Haal het vlees dan uit de pan, maar houd het warm. Bak nu in de pan de gesnipperde sjalotjes en de grof gehakte knoflook tot alles mooi glazig ziet. Voeg dan de gesneden champignons toe. Gebruik eventueel nog wat extra olie. Doe het laurierblad erbij en laat de paddenstoelen een minuut of vijf smoren op een middelhoog vuur. Leg nu het vlees terug in de pan, op de paddenstoelenbodem, en voeg gelijke delen rode wijn en bouillon toe totdat het vlees goeddeels onder staat. Zet vervolgens de pan in een op 150 graden voorverwarmde oven en laat het gerecht een goede twee uur garen. Kijk af en toe even of er nog voldoende vocht in de pan zit en vul eventueel wat aan (water, wijn, bouillon, wat je wilt). De bedoeling is dat je uiteindelijk botermals vlees in een ingedikte paddenstoelensaus overhoudt. (Ik gebruikte overigens vlees van het angusrund.)

We aten er witlof bij en aardappelpuree. En we dronken een prachtige Barolo. Esprersso en een stukje chocolade toe.

© paul

 

Lamsnek, langzaam gestoofd…

De Turkse slager toverde zijn breedste glimlach: Wat komen jullie doen op een doordeweekse dinsdag? Voor ik er erg in had was het eruit: Ellen heeft zin in lamskarbonaatjes… De smile van slager Sabir werd mogelijk nog breder: Oh, dat kan, maar het gaat je tijd kosten, ik moet ze nog prepareren… (En er waren nog vier wachtenden voor ons.) Ook al ben ik tegen haastige spoed en kan ik heel goed wachten, zoveel tijd hadden we uitgerekend die dinsdagochtend niet. Een alternatief was snel gekozen; lamsnek. Jammer voor Ellen, maar ik vind dat ronduit geweldig vlees.

Lamsnek is niet alleen de nek van het lam, er gaan ook wat stukjes vlees van het gebied rondom de nek mee; stukje rug, stukje flank. Mét bot. Goed gesneden krijg je mooie brokken vlees van je slager. Het aantrekkelijke van het vlees is dat er bot aan zit. Lamsnek leent zich bij uitstek om te stoven. De brokken omvatten voldoende vlees en het bot zorgt voor de diepgang in de smaak van je stoofpot. Ik maakte vandaag een schotel voor twee personen.

  • 500 gram lamsnek (met bot!),
  • 1 ui,
  • 2 stengels bleekselderij,
  • 1 middel grote winterwortel,
  • 1 grote vleestomaat,
  • 2 tenen knoflook,
  • 5 pimentkorrels,
  • peper en zout uit de molen,
  • chilivlokken,
  • kleurstof,
  • olijfolie,
  • droge witte wijn,
  • scheut water.
Hak de ui niet al te fijn. Snijd de selderijstengels in klein stukjes, zo ook de winterwortel. Plet de knoflook en hak die grof. Snijd de tomaat in kleine blokjes. Vermorzel de pimentbolletjes in de mortier tot grof poeder. Droog het vlees af met keukenpapier en wrijf het in met peper, zout en pimentpoeder. Verwarm nu in een ovenvaste pan (met deksel) de olijfolie en bak daarin het vlees tot het aan alle kanten bruin is. Neem het vlees uit de pan en houd het warm. Bak in dezelfde pan de uien en knoflook glazig. Dan mogen er de wortel en bleekselderij bij. Laat de groenten een minuut of vijf stoven. Doe dan de in blokjes gesneden tomaat erbij en vlij het vlees op de groenten. Voeg in gelijke delen witte wijn en water toe, zo dat het vlees voor driekwart onder staat. Strooi er naar smaak chilivlokken over, en ook de kleurstof. Zet de pan met deksel gesloten in de op 150 graden voorverwarmde oven. Het vlees mag nu een goede anderhalf uur gaan. Serveer warm!
Opmerkingen:
  • We aten er rijst bij, maar in feite is dit een een-pans-gerecht. Pas je het gerecht in in een uitgebreidere maaltijd, dan zou je kunnen volstaan met minder vlees.
  • Ik geef als gaartijd anderhalf uur, maar het zou zomaar kunnen zijn dat je lam al eerder klaar is. Je controleert dat door simpelweg even in het vlees te prikken, erop te duwen. Je voelt beslist of het zover is.
  • Ons vlees stond zeker twee uur in de oven. Dat was niet omdat het lam toen pas gaar was, maar omdat het ons zo beter uitkwam. Je kunt op het moment dat je vlees gaar is simpelweg de temperatuur terug te draaien naar 90 graden. Wel moet het vlees in een vochtige omgeving liggen.
  • Het blijft nodig om tijdens het garen elk half uur even te kijken of je massa nog voldoende vocht bevat. In ons geval moest ik na anderhalf uur een beetje vocht toevoegen.
  • Ik gebruikte kleurstof. Beter is natuurlijk saffraan. Ook sterke tomatenpuree geeft meer kleur en smaak mee. En ook geelwortel komt in aanmerking. Maar goed, ik heb die kleurstof liggen en ooit moet het op. Volgende keer doe ik het wel weer op de sjieke manier…
Enfin, we aten er goed van. Het is nog vroeg, maar aangezien we de espresso oversloegen begint de bedstee almaar krachtiger te lokken. Ellen prepareerde zich al: nachtrôbe, borrel, bank, boek. Ik jaag zo meteen die hond nog even door de Gemeentetuin. En dan hebben wij het wel gehad lezer. Wel te rusten !
© paul

 

Tweede jeugd?!

null

De Wintertijd is begonnen. Na een extra lange wacht werken ( de klok werd afgelopen nacht per slot één uur terug gezet) besloot ik om vanochtend de korte ronde te lopen met hond Max. Het had gevroren, alles knisperde. De blaadjes lagen kniehoog in de Gemeentetuin. In schakeringen van geel tot bloedrood. Rijp glinsterde op de gazons.

Hond Max sleepte zich door de afgelopen zomer als de bejaarde die hij zo zoetjes aan begon te worden. Hij vond het niks, hij hoefde niks. Maar nu de temperaturen daalden leek zijn belangstelling voor de dagelijkse wandelingen weer toe te nemen. En toen dan vanochtend de temperatuur onder het vriespunt bleef steken liep het beest zich aan te stellen als een jonge pup. Zo’n ADHD mormel, acterend alsof de wereld van hem is. Zo’n snotneus die het beter weet, zijn eigen weg wel zoekt, die zelf bepaalt waar of er gewandeld wordt. Zo een die vergeten is dat hij het hele jaar door luisterde naar de commando’s van zijn baasjes. Die nu in al zijn vermeende onschuld zijn heer-en-meester drie keer laat roepen, en hem dwingt tot beschamende stemverheffing. (Die loopse teef van enige deuren verder doet geen goed aan het sociaal gedrag van onze Max, het loeder…)

Enfin…, uiteindelijk houden we natuurlijk heel veel van onze Max. En natuurlijk doet het ons groot genoegen dat hij zijn kindsheid hervindt wanneer de klimatologische omstandigheden hem gunstig zijn  gestemd. Maar toch…

Welke hond vindt er nu aardigheid om naar een draaiende wasmaschiene te gaan zit staren? Da’s toch niet normaal, het beest wordt oud…

© paul