Guilty Pleasures…

IMG_0989
Ze bestaan écht, die Guilty Pleasures. Er wordt de laatste dagen weer driftig geschreven over de verboden pleziertjes, over de dingen die je een genoegen verschaffen, maar die eigenlijk niet mogen…

Zo kwam ik via Ellen d’r Facebook pagina een hele trits persoonlijke ontboezemingen tegen, variërend van het stiekem dragen van super uitdagende lingerie tot het knijpen van de kat in het donker.

En ook Foodbloggers laten zich niet onbetuigd. Met name de nieuwe generatie (de jonkies) bekennen met een aan geilheid grenzende onbeschaamdheid hun diepste en foutste eetgeheimen. En het gaat er heftig aan toe hoor.

In het geniep gaan ze naar de snackbar en genieten daar van vette hap. Heimelijk vreten ze hele rollen chocoladekoek (in één keer) weg, terwijl ze uitgestreken op de bank liggen en van de ene emotieonzin naar de andere zappen. Ze kopen slap wit brood bij de super om de hoek en verstoppen dat dan weer voor hun partner, want de afspraak in huis was: zeven-granen-volkoren. Verder koken ze trouw hun potje, maar dromen van kleffe kant-en-klaar maaltijden, ook al zijn die veel te zout en veel te zoet. En vooral wordt er gerommeld met chocolade, te pas en te onpas…

Die eetgeheimpjes dus ( en nog veel meer) zag ik langskomen op de sociale media. Ach lezer, het lijkt allemaal klein bier, en dat is het natuurlijk ook. Maar tja, ze zijn jong, ze moeten nog leren waar, in de krochten van het menselijk bedrijf, de échte guilty pleasures verborgen zitten. Want:

Klef wit brood is gewoon handig; je maakt er toast van middels je broodrooster en leukt er je ontbijt mee op of je serveert in een mum van tijd toastjes voor het onverwachte bezoek. (Ongezond? Het geliefde donkerbruine brood krijgt z’n kleur heus niet van de gezondheid, maar van de toegevoegde suikers, de melasse.)

Kant-en-klaar maaltijden zijn ook niet het probleem, je moet alleen de goede kiezen. Chocoladekoek is al evenmin een zorg, wél het wegvreten van een hele verpakking in één keer…

Vette hap eten we minstens een keer per week op het Ministerie en ook met regelmaat in het Café van Meester Jan. En altijd wanner we terug komen van een verblijf in Luxemburg stoppen we ergens aan de A1 in Limburg om een kleffe bamischijf te scoren, terwijl de achterbank van de auto toch ligt volgestouwd met uitgelezen etenswaar als worsten, pasteien en ander vorstelijk voedsel. Ik geef toe dat zo’n snack lang nabubbeld in je maag, maar het eten van die dingen bevredigd enorm, we maken daar geen geheim van. Ach lezer, klein bier

Er zijn evenwel, en ondanks alles, toch een paar zaken waar het Ministerie haar schuldgevoel door laat aanspreken. Onder anderen door het eten van ganzenlever bijvoorbeeld.

IMG_0987
Tijdens de wijnweken van de Cactus-supermarkt (onder de rook van Stad-Luxemburg) is het daar een goede gewoonte om een eetgelegenheid in te richten waar je een maaltje oesters kunt eten. Een glas witte wijn wordt er gratis bij geserveerd, je hebt de keuze uit een aantal soorten. ( Wij waren daar overigens om en beetje te werken aan onze wintervoorraad Bourgognes…)

Dit jaar evenwel was de keuze voor een luxe lunch uitgebreid met ganzenleverterrine. En ook daar kwam een goed glas witte wijn bij, een Sauternes. De paté kwam van een gerenommeerd bedrijf uit de Elzas, genaamd Feyel. Twee schijven paté, een paar sneetjes geroosterd brood, een kloddertje uienconfiture en een likje druivengelei. En natuurlijk dat meesterlijke glas Sauternes.

Tsja, en daar sta je dan met je goed gedrag. Altijd de mond vol over biologische kippen en varkens, over verantwoorde omstandigheden waaronder dieren zouden moeten leven, over respect voor het gevederd gedierte des velds en andere viervoeters. En in dat beeld past niet zo’n opgepompte ganzenlever. Maar die ganzenlever is zo verschrikkelijk lekker…

Ik ben best in staat om een en ander te relativeren. Het hoeft geen zonde te zijn om ganzenlever te eten. In Frankrijk worden intussen volop biologische ganzen gekweekt. Je denkt toch niet dat daar bij de slacht van die beesten de lever wordt weggekieperd? Dat zou ronduit immoreel zijn. Je kunt ze gewoon kopen, mét een Label Rouge keurmerk. En ook in het wild stoppen ganzen hun lever op. Vóór de trek proppen ze zich vol met gras tot hun krop haast barst. De lever zwelt op en dat geeft de ganzen kennelijk mede de extra voorraad brandstof om de lange trek naar andere oorden te overleven.

Maar goed, die ganzenlever van Feyel is niet biologisch, en hij komt ook niet uit het wild. De ganzen die deze lever produceerden hebben beslist op enig moment een trechter in hun strot gehad. Je zou het niet moeten willen lezer, je zou er niet aan mee moeten doen…
IMG_0990

Guilty pleasures; je brein verbiedt je deel te nemen aan de orgie, maar de lust dicteert je wat anders. En trouwens, dat gedoe met die oesters is toch eigenlijk ook niet helemaal in de haak. Die beesten leven toch ook nog op het moment dat jij met dat lompe oestermes de twee schelpen uit elkaar wrikt, om vervolgens met een wat scherper gereedschap de sluitspier los te snijden…

Enfin lezer, Guily Pleasures…

© paul

 

De boter van Julia Child…

BeauneIk kom in tijdnood; ik heb té lang gewerkt aan een mislukte peperpasta en nu wordt ik over enkel ogenblikken verwacht in het Café van Meester Jan. Vanavond zal er van schrijven niet veel meer komen, daarom dit snelle tussendoortje…

Over Julia Child valt een hoop te zeggen en ik zal dat ook zeker op een later tijdstip doen, maar nu even kort: Julia Child verzorgde in de vorige eeuw een jarenlang lopend kookprogramma voor diverse Amerikaanse televisiezenders. Ze had haar kookvaardigheden opgedaan op een prestigieuze kookschool in Parijs, haar man bekleedde in die stad lange tijd een diplomatieke post op de Amerikaanse ambassade.

Op enig moment in de jaren zestig begon ook in de Verenigde Staten de lobby van Lightproducten-fabrikanten voet aan de grond te krijgen. En natuurlijk diende de consument de roomboter in te ruilen voor margarine en andere namaakrommel.

Julia Child had haar bedenkingen tegen die acties, maar ook, op haar eigen gespeelde naïeve manier, had ze een oplossing.

Als je dan bang bent voor roomboter, neem slagroom…

We vonden de tekst tijdens ons vakantie in Bourgondië, gekalkt op de etalage van een kookstudio in het stadje Beaune. De studio was de hele maand augustus gesloten. Ook zij hadden vakantie.

© paul

 

Pensworsten uit de Gaume…

boudin noir...
Ik zag die Zwarte Pensworsten liggen in het schap van de Cactussuper. Uit hun eigen atelier, dat wel, maar voorverpakt. De kwaliteit zou naar zijn behoren, wist ik uit ervaring. Enfin, zie ik pensworsten liggen dan ben ik niet te houden; ik vind dat spul zo verschrikkelijk lekker. Ik had ze bijna gekocht…

Ellen wees me er op tijd fijntjes op dat een straatje verderop ook penswortsen lagen. Niet in een superschap, maar in de etalage van een traiteur. De goede man maakte van alles zelf, maar een deel van zijn fijne waar betrok hij van kleine vleesverwerkers in de buurt. Zo ook zijn pensworsten. Het was me even ontschoten, maar Ellen had meer dan gelijk.

Salaison de Blaise heet het bedrijf waar onze traitteur zijn overige spulletjes van betrekt. Het is gevestigd aan de bovenloop van de Semois, min of meer onder de rook van Florenville, in een uithoek van de Gaume. (De Gaume is dat Waalse stiefkind dat beweert de beste bieren en beste vleeswaar te produceren van heel Wallonië…)

Enfin, hoewel de foto niet helemaal weergeeft wat ik bedoel: het zijn boudins op z’n best! De farce is wat grof gemalen, maar de worstenzijn fijn gekruid. Veel gecompliceerder dan de doorsnee Waalse bloedworst. Een tik anijzig zijn ze, sjalot proef je ook. Een winterse toets van jeneverbes en nog een en ander dat ik niet zo een-twee-drie kan thuisbrengen. Kom je in de buurt, schaf een stukje aan. Het is iets heel anders dan onze (ook lekkere) bloedworst, het lijkt eerder op de Engelse black pudding (maar dan beter!).

Je maakt de bloedworst klaar als verse worst, maar beter is het om ze in schijfjes te bakken. ‘n Goede twee minuutjes aan de ene kant, ‘n goede twee minuutjes aan de andere kant ( afhankelijk natuurlijk van hoe doorbakken je je worstjes wilt). Klaar is je maaltje. Een klodder zelf gemaakte jam erbij verhoogt de feestvreugde…

(En voor de goede orde nog maar ‘n keer: pensworsten (boudins) hebben niets van dioen met de pensmaag van een koe. Lees het maar na in het artikel onder deze link…)

© paul

‘t Wil maar niet winteren…

wilde frambozen...
Zoveel is zeker: november zit eraan te komen, ook al wil het niet winteren…

Het was een ronduit herfstige dag, hoewel de temperatuur aan de hoge kant bleef. De ochtendnevel ging ongemerkt over in overdagnevel. En pas nu de schemering valt trekt het een beetje open in ons dalletje, ik kan intussen de rivier al weer zien.

Overal in het Groothertogdom treft men voorbereidingen voor de aanstaande dodenverering. Overal bloemen om naar de graven te dragen. Helloween pompoenen vind je hier ook volop. Luxemburg viert van ouds een helloweenachtig feest, maar dan met voederbieten en winterwortelen. Tegenwoordig neemt de Anglo-Amerikaanse vorm het over. En dat is jammer, want die paar authentieke bewerkte knollen die ik zag oogden écht stukken mooier, griezeliger en fantasievoller dan de uitgeholde pompoenen.

Enfin, het blijft een raar najaar. Gisteren zaten de terrassen nog vol, de zon scheen en het was meer dan aangenaam om buiten te zijn. Er werd geflaneerd langs de boorden van de Moezel in zomerse dracht. Het leek alsof rokjesdag een half jaar naar achteren was verschoven.

Ik liep zojuist met Hond Jaros over het bospad boven ons huisje en ontdekte dat de plaatselijk imker zijn kasten nog op de helling heeft staan, het gonsde er als een oordeel.

Deze ochtend vond ik nog een verdwaalde wilde aardbei aan een weggetje boven in het dorp; dat vruchtje ging het niet meer redden dit jaar, te weinig zon te verwachten, te lage temperaturen. En ook de bramen die ik tegenkwam zullen niet meer tot volle wasdom komen, om dezelfde reden. Maar ach lezer, je weet het, de laatste bramen die zijn niet voor ons, die behoren toe aan de duivel

Wel aten we op een vrijdagse wandeling verse wilde framboosjes, en niet een paar, maar handenvol. Zoet en zacht; geen versnapering maar wellustig genot. En dat zomaar aan het pad…
parasolzwam...

Paddenstoelen popten intussen volop uit de bodem. We plukten inktzwammen, parelstuifzwammen en parasolzwammen. Allemaal prima eetbaar en redelijk smakelijk. Van onze favorieten echter vonden we niks. Gelukkig hebben we die truffel nog

Afijn, fin de vacance

© paul

 

Bourgognetruffel uit Italië…

truffel

Bij het woord lamballen dien je niet te denken aan balletjes van lamsgehakt lezer, lamballen is een werkwoord. In de wielrennerij heeft woord het een negatieve connotatie; het duidt aan dat een coureur een beetje gemeen zit te profiteren van het werk van de andere wielrenners.

In het Zuid-Oost Brabants, of in ieder geval dan toch in onze bredere kennissenkring,  betekent het woord zoiets als; het ultieme uitrusten, niks doen, luieren, de boel de boel laten, kortom, in uiterste sfeer van ontspannenheid de dagen doorlummelen. En dat is wat we doen, vandaag, gisteren, morgen…

In tegenstelling tot andere jaren bezoeken we nu geen café’s, we gaan niet uit eten, we frequenteren niet eens een lunchroom. De enige reden om even onze woonst te verlaten is de noodzaak om wat inkopen te doen voor de diverse maaltijden. Ook een boek aanschaffen behoort tot de levensbehoeften, maar daar houdt het toch wel op. We besparen ons op deze manier bakken geld.

Na een ontspannen ontbijt, een frisse wandeling met Hond Jaros en een aangenaam uur met de krant (Tageblat, sociaal democratisch dagblad voor Luxemburg en omgeving) begaven we ons snel op pad, hoe eerder we terug waren, hoe beter. We sloegen mondvoorraad in voor de komende dagen bij een Cactusvestiging onder de rook van Stad-Luxemburg. Mooie spullen kochten we in; prima rundsvlees uit Ierland, paté uit Lotharingen, bier uit de Gaume, ham uit Luxemburg, groenten uit de Pfalz en genever uit Nederland. Ach, ik vergeet de wijn van de Moezel, jaargang 2012, lage opbrengst, voortreffelijke kwaliteit…

Terug slenterend naar de auto kwamen we langs die kraam. Truffels boden ze aan, échte truffels. Niet die witte uit Alba, niet die zwarte uit de Perigord; die kwamen so-wie-so zelden in de handel voor de gewone consument. Nee, men verkocht er de Bourgognetruffel, het wat zwakkere zusje van voornoemde specimen. Maar toch, thuis moest ik het doen met de Chinese equivalent, en die was áltijd te duur betaald, en de Bourgognetruffel had wel degelijk kwaliteiten. Enfin, we gingen ervoor lezer, voor die Bourgognetruffel, we gingen ervoor. En we kozen dan maar gelijk een mooi exemplaar.

Hadden we gereserveerd, vroeg de, overigens, uitermate vriendelijke verkoper. Nee, dat hadden we niet…

Wisten we dan niet dat we op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag moesten bestellen? Alleen dan konden we op vrijdag en zaterdag verse waar afhalen, mits er voldoende aanvoer was? .. Nee, dat wisten we niet…

We keken de verkoper wat verslagen aan, wisten wij veel… De man zat er ook duidelijk mee in. Iedereen wist toch… Maar ja, buitenlanders, vriendelijk volk… Enfin, met wat gerommel in zijn voorrraadlijst, en de kans dat deze of gene zijn of haar bestelling niet kwam ophalen, zag de man nog wel een mogelijkheid. We móchten bij hoge uitzondering een kleine aankoop doen. Enfin lezer, de rest is geschiedenis.

Vanavond aten we pasta met verse truffel (opgegraven op 22 oktober 2014, ergens in Italië). De beste, lekkerste, meest speciale en gedenkwaardigste maaltijd van deze Lambalvakantie…

© paul

 

Gut Botter…

IMG_0996
Ik schenk mijn tweede glas bier in. Het is nog vroeg dus ik dien rustig aan te drinken, anders komt er straks niks meer van film kijken en (eindelijk) mijn boek uitlezen. Ik geniet van het eerste Kerstbier van het seizoen: Gordon’s Xmas Ale.

Hond Jaros ligt met zijn kop zowat in het stookgat van de kachel; het is een gekend koukleum, die Spaanse straatslijper. Op onze tocht door de Luxemburgse bossen, eerder deze middag, werden we overvallen door een ferme regenbui. De hond wist me overduidelijk aan te geven wat hij toen wilde: terug naar de kachel.

Ellen zit met een boek iets verder van de warmtebron. Ze bakt straks (morgen?) een grote appeltaart, groot genoeg om iedere campingbewoner van een stuk te voorzien. Het deeg ligt te rusten in de koelkast.

Voor de taart had ze boter nodig, ze kocht dus het pakje van de foto. Het is afkomstig van de firma Luxlait, een van oorsprong min of meer coöperatieve onderneming. Luxlait betrekt zijn zuivel direct van de boeren en nagenoeg alle melk komt uit het Groothertogdom. Slechts een paar boeren uit de grensstreken met Frankrijk, Duitsland en België zijn ook leverant voor Luxlait. De kwaliteit van de producten is goed en ze doen er ook volop aan bio-spul. De room en de boter smaken voortreffelijk.

Maar uiteindelijk laat ik je het plaatje bij dit artikel toch vooral zien omwille van de Luxenburgse taal. In tegenstelling tot wat de goegemeente meent (en vindt) is het Luxemburgs niet een verknipt Duits dialect, het is een échte taal. De taal wordt in een klein stukje van België gesproken, in een deel van Duitsland, en in een grensflinter van Frankrijk. En natuurlijk in heel Luxemburg. Er wordt op de lagere school in het Lëtzebuergesch onderwezen.

Een Duitser die zich voornamelijk uitdrukt in zijn Hoog-Duits heeft net zoveel moeite om het Luxemburgs te verstaan dan jij of ik. Uiteindelijk is het Luxemburgs direct verwant aan het Moezelfrankisch, maar daar verstaat de doorsnee Duitser ook geen klap van. En de invloesden van de Franse taal maken het alleen nog maar ingewikkelder.

Maar toch, met een beetje goede wil, wat gezond verstand en een tikje taalgevoel vertaal je de tekst beslist in je eigen Germaanse ondersoort. De verwantschap van de taal aan Nederlandse ondersoorten, met name die uit het zuiden, is frappant.

Zoveel is zeker: Luxlait garandeert je dat je door deze boter te kopen direct de melkproducent helpt. (Ik kan mijn eigen kasboek al niet voeren, laat staan dat ik iets snap van macro-economie. Maar enfin, zij zeggen het, dus misschien is het wel waar…)

© paul

 

Het nieuwe Bo(c)kbier van Bavaria…

Bavaria Bokbier, jaargang 2014...

Ik ben er laat mee, met het beschrijven van de bokbieren, jaargang 2014; het bier ligt al weer weken in de schappen van slijter en super en je hebt er nog niks over gelezen op onze web site. Enfin, ik had andere dingen om over te schrijven, andere dingen te doen. (En van Ellen moet je het niet hebben, die schrijft niet over bier…). Evengoed vond ik wél de tijd om een hele trits bo(c)kbieren te proeven lezer, reken maar van yes

Ik dronk dat van Brouwerij Alfa uit het Limburgse Schinnen, ik dronk dat van Jopen uit de Jan Steenstad Haarlem. Ik proefde dat van Brand uit Wijlre en dat van Hertog Jan uit Arcen. Ach, en ik zou het Gulpener uit Gulpen haast vergeten. Brouwerij ‘t IJ uit Amsterdam bekoorde me tot nog toe het meest, maar ik heb nog een lange weg te gaan. Ik proefde dit jaar nog geen enkel Vlaams bokbier, en ook dat uit de Walen ben ik tot dusver niet tegen gekomen. [En voor al die Nederlandse Bo(c)kbierpuristen: ik ben heus niet van eigen bier eerst!.]

In het Eindhovens Dagblad had ik gelezen dat er een en ander was veranderd aan het concept van het Bockbier uit Lieshout. En eerlijk gezegd lezer, ik hield mijn hart vast. Veranderen betekent voor grote brouwers immers nagenoeg altijd dat ze zich aanpassen aan de smaak van het moment. Want in dat segment valt te verkopen. Voor bokbier betekende dat in het verleden dat men het zoeter maakte (Heineken, Grolsch), dat men het platter maakte (Amstel). Bavaria hield door de jaren aardig stand, zoveel is waar…

Dit jaar was Bavaria er wel erg vroeg bij. Geruime tijd voordat de andere brouwers hun bier presenteerden deed Bavaria een gratis promotieblikje bokbier als extraatje bij een kleine krat Bavariapils. Het kon dan ook gebeuren dat ik al half september een kleine proeverij kon inrichten, helemaal voor mezelf.

De beloofde innovatie omtrent hun bokbier behelsde in ieder geval de uiterlijke verschijningsvorm van de verpakking. Ging men de afgelopen jaren op de prestigieuze toer met de quasi adellijke naam Hooghe Bock, ogenschijnlijk gericht op de moderne Yup, de hipster en de middendertiger in iets betere doen (stoere jongen, ferme knaap),  dit jaar was het gewoon terug naar de basis; de C in het bok liet men vervallen en de afbeelding en belettering deden eerder wat nostalgisch aan, vertrouwd ouderwets… Terug dus naar de oorspronkelijke doelgroep, te weten: Vriend Jan en ondergetekende.

Over de inhoud van de verpakking hadden we al helemaal niks te klagen. Het mag dan niet het grootste bokbier wezen, in de middenmoot zit Bavaria Bokbier beslist aan de bovenkant. Mooi donker van uiterlijk is het met een crèmekleurige, wat vette schuimkraag. Het bier ruikt een beetje naar caramel en in de smaak komt dat terug. Van opdringerig zoet is geen enkele sprake en het bitter is volop aanwezig, maar net niet té prominent. De afdronk prettig en middellang. De prijs is prima, maar dat was altijd zo bij Bavaria. Vriend Jan en ik waren dus tevreden; hier konden een aantal van de andere brouwers nog een puntje aan zuigen… (Tegenhanger: Alex liet weten dat hij het bier wat slapjes vond.)

De blikjes van het plaatje zijn alleen te krijgen als promotiemateriaal, bij mijn weten komen ze verder niet in de handel. De etiketten van de flesjes en de kartonnen verpakking zien er echter net zo uit…

© paul

 

Chocolatier Neuhaus…

leuven, neuhaus...
De aanduiding Belgische Bonbons is een begrip over de hele wereld, je komt het dan ook overal tegen. Worden de bonbons buiten België gemaakt dan wil de producent met de geadopteerde benaming aangeven dat zijn chocoladesnoep van hoge kwaliteit is, komen ze evenwel uit België zelf dan is de kans heel groot dat ze ook van exquise kwaliteit zijn…

Bij ons bezoek aan de stad Leuven, een goede week geleden, vonden we onszelf verschillende keren terug voor de etalageruit van één van de vele chocolatiers die de stad rijk is. Er bestonden nog wel wat kleine neringdoenden, vaker betrof het echter winkeltjes, aangesloten bij een keten. (Onze voorkeur gaat uit naar die kleine zelfstandigen, maar het is nu eenmaal een trend om aan schaalvergroting te doen, je kunt het niet stoppen en je kunt er niet omheen…) En dat schaalvergroting niet altijd afbreuk hoeft te doen aan kwaliteit en eigenzinnigheid van een product bewijst de Chocolaterie-keten die luistert naar de naam Neuhaus. En wij wilden dat zelf bevestigd zien.

De oude Neuhaus was een Zwitserse apotheker die zich in het midden van de 19e eeuw vestigde in hartje Brussel. Naast zijn pillendraaierij deed hij ook een beetje aan chocoladeverwerking. En met succes, want na een aantal jaren verdween het apothekersspul uit de winkel en legde hij zich samen met zijn zoon helemaal toe op het vervaardigen van fijne chocolaterie. Ook kleinzoon Jean kwam in de zaak terecht, hij had aanleg voor het vak. Het was deze Jean Neuhaus die rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de praline, het met zachte inhoud gevulde chocolaatje, uitvond. En zijn vrouw tekende voor de ontwikkeling van de Ballotin, de verpakking waarin nu nog steeds pralines worden verpakt. De reden was een eenvoudige; mevrouw Neuhaus ergerde zich blauw aan het feit er zoveel pralines sneuvelden door ze te verpakken in papieren puntzakken. Haar Ballotin loste dit euvel voor eens en voor altijd op.
leuven, neuhaus...

Naast de uitvinding van de praline en het vernuftige pralinedoosje heeft het Chocoladehuis een aantal klassiekers op zijn naam staan. In 1937 creëerden ze een herdenkingsbonbon ter nagedachtenis aan de in België zo geliefde Koningin Astrid die twee jaar eerder omkwam bij een auto ongeluk. Er kwamen snoepjes ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, en er werden bonbons ontworpen ter ere van het huwelijk van Boudewijn, Koning der Belgen, en zijn Fabiola. En er verscheen zo nog een en ander bij Neuhaus; al die zaken behoren tot op de dag van vandaag tot het vaste assortiment.

In 1978 verkocht de familie Neuhaus het bedrijf aan twee Franse broertjes en daarmee begon de internationalisering van het bedrijf. Intussen zijn er 1.500 verkooppunten wereldwijd, in 50 verschillende landen. De bonbons worden echter nog steeds met de hand gemaakt in het plaatsje Vlezenbeek, onder de rook van Brussel. Het plaatsje heeft slechts een goede 3000 inwoners, Neuhaus biedt werkgelegenheid voor 300 chocolademakers. (Ook de prestigieuze brouwerij Lindemans is in het dorpje gevestigd, goed voor ruim twintig banen. Men leeft daar in Vlezenbeek werkelijk van eten en drinken…)
macarons van Neuhaus

Voor het Kind en Andy namen we een doosje Macarons mee naar huis, zij hadden die dag de zorg voor Hond Jaros op zich genomen. Het Kind liet weten dat ze van een bijzondere kwaliteit waren, bijna zo goed als die van Ellen

Op die bonbons kom ik nog terug. Klik op de link en je kunt een filmpje bekijken van de  handmatige productie bij Neuhaus. Fictie of werkelijkheid, ik zou het niet weten, maar het water loopt je bij het aanschouwen in de mond…

© paul

 

Zuurkoolstoofpotje…

zuurkoolschoteltje
Drukke tijden hier op het Ministerie. Ik val je verder niet lastig met onze besognes, maar leeftijd begint enig tol te eisen. Ik voorzag een dag van kibbelen met de alom tegenwoordige bureaucratie, Ellen had gewoon een drukke dag in haar Biebje. We spraken vroeg in de ochtend af dat het pizza zou worden deze avond, afhaalpizza…

Gaande de dag raakte ik almaar meer gefrustreerd door de moderne manier waarop men vindt dat burgers zich hebben te gedragen, namelijk digitaal. Ik kreeg het geëiste niet via de computer voor elkaar. Gelukkig bood de mij kwellende instantie me een mogelijkheid om telefonisch in contact te treden met een helpdesk (90 cent per minuut, er zijn nog 7 wachtenden voor u.). Graag maakte ik gebruik van die diensten, al zou het me een dag salaris kosten.

De wat norse beambte die ik aan de lijn kreeg luisterde mijn verhaal aan en kwam vervolgens tot de conclusie dat het niet van deze tijd was dat iemand zijn zaken op andere manier dan digitaal wenste af te handelen. Einde gesprek!

Hier word ik dus écht gek van lezer. En morgen moet ik weer verder met mijn gedoe met der Overheid. Van de weeromstuit besloot ik die pizza’s te laten voor wat ze waren. Ik kon mijn frustratie wel kwijt in het maken van een simpel gerecht. Een zuurkoolschotel uit de oven.

Ik ga je in dit geval geen exacte opgave van ingrediënten geven; met wat je in huis hebt kan het alle kanten op, het lukt altijd…

Ik gebruikte twee rode uitjes en een sjalot. Ik hakte die fijn met twee tenen knoflook en bakte ze vervolgens in eendenvet op een laag vuur tot ze mooi begonnen te glanzen. Daarna voegde ik goed varkensgehakt aan de groenten toe en besprenkelde het geheel met peper en zout uit de molen. Het was nu zaak flink door te bakken, zodat het gehakt wat kleur kreeg. Ik bestreek intussen de bodem en wanden van een ovenschotel met boter. Op de bodem kwam vervolgens een laag zuurkool. Daarop stortte ik het gehakt. De schotel werd afgedekt met een laag aardappelpuree.

Je maakt het gerecht op elk moment dat jou wenselijk is; in de koelkast blijft het een aantal dagen goed. Het is dan een kwestie van opwarmen in de oven. Nagenoeg iedereen lust dit eten en velen waarderen het als troosteten. Kortom, je maakt er al je tafelgenoten blij mee…

© paul

 

Bokken in mijn bier…

bokbier
Het is weer zo ver, ineens liggen de schappen van slijter en super beladen met bokbier, ook wel bockbier genaamd. De vaste lezer kent mijn voorkeuren, ook weet hij dat het altijd weer een feestje op het Ministerie is wanneer het eerste bo(c)kbier van het jaar wordt aangevoerd.

Ik proefde dat van Bavaria al ruim een week geleden, en in de dagen daarna het Gulpener, het Brandt en dat van Alfa. Het Hertog Jan Bock dronk ik laatstleden zondag op de thuisbasis van het bier, van de tap wel te verstaan…

Er valt beslist een en ander over die bieren te zeggen, maar of dat er van komt valt te bezien… Want:

Misschien herinnert de lezer zich dat fenomeen van die cirkels in mijn bier. Enfin, het overkomt me nog met de regelmaat van de klok, ik kan er eigenlijk op gaan zitten wachten. En dat doe ik dan ook…

Zo ook die middag toen ik me op de bockbieren van jaargang 2014 stortte. Ik had in m’n eentje een proeverij ingericht, ik maakte wat aantekeningen en kreeg allengs de smaak flink te pakken. (Ik ben niet zo van slokjes nemen en spugen in een emmertje, ik vind dat zonde…)

Tegen de tijd dat ik Hond Jaros de relativiteitstheorie probeerde uit te leggen gebeurde er iets verbijsterends in mijn glas. Er verscheen zomaar uit het niets een duiveltje, of een bok, daar wil ik vanaf zijn (De bok is per slot het huisdier van Beëlzebub.) Ik schrok met rot. Ik vluchtte de keuken uit en ging zitten wachten op het bankje achter in de tuin tot Ellen thuiskwam.

Ellen liet zich niet zo snel van haar stuk brengen. Ze spoelde de bok door de gootsteen en sprak me daarna liefdevol, maar streng toe. Ze suggereerde dat ik het de komende tijd bij taptemelk zou houden, en in het weekend ranja. Misschien heeft ze gelijk…

© paul