Ossenstaart van de oma van Meneer Huibers (maar dan anders)…

Langzaam in Marsala gegaarde runderstaart...

Zo ziet een langzaam gegaard brok ossenstaart (runderstaart) eruit wanneer het uiteindelijk op je bord belandt…

Het vlees valt als vanzelf van het bot. Het is aan de buitenkant diepbruin, als het ware gekarameliseerd. Binnenin oogt het vlees prachtig roze en is stevig en vol van smaak. Veel van het vet is uit het brok weggesmolten tijdens de bereiding; wat achter is gebleven heeft alle smaken van de begeleidende ingrediënten opgenomen en laat zich heerlijk wegslobberen. Daaroverheen komt dan de lobbige saus, bereid uit het stoofvocht van het vlees en verrijkt met ui, look, kruiden en specerijen. Eventueel afgemaakt met een lik room en ingekookt tot de gewenste dikte…

Zou ik moeten kiezen tussen een hemel waar men gezamenlijk rijstebrij van gouden bordjes eet met een zilveren lepel, of het vagevuur (katholieke inborst) waar men ossenstaart eet van een houten teljoor zonder enig gereedschap, ik wist het wel… (Over de hel hoef je niet na te denken: daar wordt áltijd slecht gegeten…)

Mijn liefde voor de staart van het rund heb ik nooit onder stoelen en banken geschoven. Minstens elke veertien dagen maak ik een grote pan soep met het vlees en in gestoofde vorm verschijnt het even vaak op mijn bordje. Ook onze kleinzoon heb ik geïnfecteerd met de staartgekte. Hij is intussen verslingerd aan opa’s ossenstaartsoep. Wel met gehaktballetjes, want dat is traditie vindt Jop. (Wat weet zo’n jong nou van traditie? Hij dient het woord niet eens te kennen met z’n vijf jaren, de blaag…)

Goei soep...

Enfin, ik schreef er talloze keren over, over die staart en de bereiding. Krijg ik een voor mij nieuw kookboek in handen, ik speur eerst naar het lemma ossen- of runderstaart. En maar al te vaak wordt ik teleurgesteld. Ik vind zelden receptuur voor staartvlees

Hoe verrast was ik dan wel niet toen ik in de ochtendkrant (terwijl ik mijn derde kop ochtendkoffie inschonk), in de rubriek Volkskeuken (Volkskrant) een artikel van Marcus Huibers aantrof. Een artikel waarin ook hij zijn eerbied aan de staart betuigde. Een artikel waarin hij ook nog een recept meegaf. Een eenvoudig recept, dat wel, maar daarom niet minder effectief en waarschijnlijk hemeltergend lekker. Het recept kwam van zijn oma…

Zoals altijd lag er (minstens) een portie staartvlees in de diepvries. En de rest van de (weinige) ingrediënten waren ook voorradig. Ik moest alleen nog even naar de slijter, de beoogde drank waarin de staartstukken zouden sudderen was bij een vorige stoofpartij geheel opgegaan.

ossenstaart uit de oven

Hond Jaros uitlaten en de slijter bezoeken gaat prima samen. Ik loop mijn rondje en zorg dat ik bij de Gall en Gall vestiging uitkom. Ik bind de hond aan een paaltje en doe vervolgens in de winkel mijn zaken. Een fles jenever koos ik, twee flessen witte wijn uit Slowakije (50 % korting!) en een fles Marsala.

Ik moest de droge variant hebben, maar die was er even niet. De zoete overigens hadden ze ook niet op voorraad, dus het werd de Compromismarsale, beetje zoet. De nieuwe kracht achter de toonbank (ik noem haar meisje, maar ze is al een hele tijd vrouw) deed het goed. Ze zei: Gaat U lekker koken? Ik voelde me betrapt en gestreeld tegelijk…

Thuis gekomen las ik het recept nog eens aandachtig door. Bleek de oma van Meneer Huibers Madeira te gebruiken en ik had Marsala ingekocht; kwestie van ondoordacht, niet oplettend, onzorgvuldig en vooringenomen recepten lezen. Wat een eikel, mompelde ik, wat nu?

Ik had nou eenmaal die Marsala dus ik dacht: Ik ga maar gewoon door. Ik toverde de ingrediënten voor het recept van Marcus Huibers terug naar een voor mij bruikbare hoeveelheid voor twee personen en ik maakte het gerecht het zo:

  • 650 gram ossenstaart (runderstaart),
  • 3 middelgrote uien,
  • 2 flinke tenen knoflook,
  • 300 milliliter Marsala,
  • 200 milliliter kalfsfond,
  • 4 laurierblaadjes,
  • 1 eetlepel karwijzaad,
  • olijfolie,
  • peper en zout.

Verwarm de oven voor op 250 graden. Wrijf het vlees in met peper en een beetje zout, plaats de schenkels op een bakblik en schuif ze dan voor een half uur in de oven. Neem een stevige stoofpan met deksel en laat de olijfolie warm worden. Snijd intussen de uien grof en bak ze dan zachtjes aan in de stoofpan op een niet te hoog vuur. Voeg de gesnipperde knoflook toe. Kneus het karwijzaad lichtjes in de vijzel of mortier. Tegen de tijd dat je ossenstaart uit de oven kan voeg je het karwijzaad bij de uien en laat het heel even meebakken. Doe de marsalawijn en kalfsfond bij de uien en voeg laurier toe. Haal de brokken ossenstaart uit de oven en draai de temperatuur terug naar 110 graden. Leg het vlees in de stoofpan en kook de vloeistof even op. Sluit af met het deksel en zet vervolgens de pan in de oven. Laat het vlees garen, minstens 4 uren, langer mag best. Controleer tussentijds of er nog voldoende vocht in je pan is en vul desgewenst aan (met wat je maar wilt). Wanneer het vlees van het bot valt is het gaar. Haal het uit de pan en zet even (warm) weg. Kook dan (indien nodig) de saus in tot de gewenste dikte.

Langzaam in Marsala gegaarde runderstaart...
  • Opmerkingen:
  • Marcus Huibers bakt het vlees vooraf even aan, lichtjes bestoven met wat bloem. Ik heb alle reden om de ossenstaart bij die hoge temperatuur in de oven te zetten. De uitkomst van beide bereidingen is toch een tikje anders, uiteindelijk is het een kwestie van smaak en voorkeur (lees het artikel onder aan deze bladzijde).
  • Madeira (Madera) komt van het gelijknamige eiland en Marsala wordt geproduceerd op Sicilië. Allebei kennen ze droge en zoete varianten en allebei worden ze min of meer vergeleken met Sherry en Port. Een beetje familie zijn ze dus wel, maar zeker niet één op één vergelijkbaar. In het recept van Marcus Huibers was het de bedoeling om de droge variant van Madeira te gebruiken, ik nam de licht gezoete variant van Marsala. Enfin, het levert hoe dan ook niet te vergelijken smaaksensaties op. Mijn saus was zoetig, dik en godsgruwelijk lekker. Het recept met de Madeira houd ik nog tegoed, dat maak ik over een week of twee.
  • De kruiderij in dit recept is ronduit eenvoudig. De smaaksensatie die deze eenvoud oplevert is ronduit verbluffend. (Les is more, ach lezer, ik geloof er vaak niet zo in, behalve dan in de Kunsten. En dus ook in het culinaire bedrijf…)
  • Marcus Huibers geeft een gaartijd van zes à zeven uur. Mijn ervaring is dat je niet anders kunt dan je vlees controleren. Een oeroude koe geeft vlees dat lange tijd dient te garen, een relatief jonge stier kan met veel minder tijd toe en staart van kalf is nog veel sneller gaar. Lang garen levert wel degelijk iets lekkers op (en dat moet je ook zeker doen), maar er is geen reden om door te garen als staartvlees spontaan van het bot loskomt. Enfin, kijken en keuren (proeven) is het enige wat je te doen staat.

© paul

De kapucijners van Loethe Olthuis…

IMG_6650
Jarenlang waren we verstoken van verse kapucijners. Betrokken we ze vroeger het hele seizoen van mijn gewaardeerde collega en fermier-pur-sang, Boer Skukhorzel, toen we door omstandigheden te ver weg van elkaar kwamen wonen was het uit met de pret. En hoewel de groentekramen op de Helmondse zaterdagmarkt geweldig zijn gesorteerd, was het iedere keer maar afwachten of er überhaupt verse kapucijners zouden worden aangevoerd (vaak niet dus…).

En nou blijken er dus bij de Boerderijwinkel aan de Rooije Hoefsedijk, in het buitengebied van ons eigen dorp, volop kapucijners te worden geteeld. De staken met paarse peulen staan zo ongeveer tegen de winkel aan. Ze doen dat overigens al jaren, dat kapucijners kweken, en wij wisten weer eens van niks. Enfin…

De ontdekking van het paarse goud maakte ons, op z’n zachts gezegd, gelukkig. We aten dan ook vorig weekend ons eerste maaltje verse kapucijners. En zoals te doen gebruikelijk dienden de primeurs van dit jaar, evenals de asperges en evenals de nieuwe erwtjes, zo simpel mogelijk te worden bereid. We kookten de kapucijners kort en stoofden ze daarna verder in boter en spekjes. Een sjalotje mocht erbij, maar meer moest dat niet zijn. Ze waren heerlijk…

Nou heb ik je al eens (regelmatig) verteld over mijn voorliefde voor de Volkskeuken, de kookrubriek van de Volkskrant. Ik lees die rubriek eigenlijk elke dag en ik heb zo mijn voorkeuren. Staat me een gerecht of recept aan, dan scheur het uit de krant en stop het in een mapje. Het mapje raakt aardig vol en ik heb nog steeds niks gerubriceerd. Het is dan ook geen wonder dat ik dat recept van Loethe Olthuis (van tien jaar geleden) niet terug kon vinden. Terwijl ik toch zeker meende te weten dat ik het ergens had opgeslagen… Enfin, Ellen is veel praktischer; ze googelt even en daar staat het recept op m’n scherm. Nah jah…

Ik paste het recept aan aan ons tweepersoons huishouden en ik geef het je zoals ik het bereidde:

  • een flinke kilo kapucijners, in de schil,
  • 3 ansjovisfilets, indien nodig ontzout,
  • 1 teen knoflook, fijn gehakt,
  • flinke klont boter (75 gram),
  • de blaadjes van twee takken basilicum, fijngehakt,
  • grof zeezout,
  • vers gemalen peper.

Ontdoe de kapucijners van hun jasje, je houdt 350 gram aan kapucijner-erwtjes over. Laat de ansjovis met de knoflook in een flinke klont boter garen. De ansjovisfilets zullen uit elkaar vallen. (Je dient een paar lepels water toe te voegen aan het proces om wat smeuïgheid te krijgen.)

Voeg de kapucijners toe en breng de hele zaak snel aan de kook (deksel op de pan) en laat ze in de saus een minuut of vier, vijf koken. Meer hoeft echt niet, je werkt met jonge kapucijnererwten en langer verhitten maakt je erwten taai. Schep tussendoor een keer om.

Werk aan het eind van de bereiding de gehakte basilicum erdoor en breng het gerecht op smaak met vers gemalen peper.

Gebakken aardappeltje erbij, een glaasje lichte witte wijn, stukje vlees voor Ellen, en uiteraard een kopje espresso toe…

Lees ook: De Peultjes van Boer Skukhorzel…

© paul

Casanova’s saus van tomaat, ansjovis en olijven…

Maccheroncini met saus van ansjovis en olijven...

In tegenstelling tot wat velen geloven heeft Giacomo Casanova wel degelijk écht bestaan. Zijn moeder was een actrice en zijn vader violist. Twee van zijn broers verdienden hun geld met lang niet onverdienstelijke schilderkunst, je vindt hun werken terug in musea in Frankrijk en Italië. Casanova had ook twee zussen die verwijlden in gezelschap van de gegoede middenklasse van hun tijd. En Casanova had een beschermheer uit de hogere kringen (mogelijk zijn biologische vader) die hem financieel genereus bijstond.

Casanova werd in 1725 geboren in Venetië en hij stierf in Bohemen in 1798. Hij liet een omvangrijk literair oeuvre na in de vorm van Dagboeken. Het oorspronkelijk manuscript omvatte een goede 6000 pagina’s. Histoire de ma Vie verhaalt van de avonturen van Casanova, soms verzonnen, maar grotendeels berustend op (enigszins gekleurde) werkelijkheid.

Ik heb de Nederlandse vertaling in mijn kast staan; de paperback editie,12 delen, ruim 4000 pagina’s, vertaald door Theo Kars. En geloof me, Casanova kon schrijven. De dagboeken lezen heerlijk weg. Het is avontuur en branie, maar ook filosofisch doordachte levenswijsheid. Casanova formuleert ongedwongen maar mooi. Grote literatuur…

En ja, uit alle vertelsels blijkt dat Casanova een schuinsmarcheerder was, hoewel hij dat zelf volkomen anders zag. En hij was een schurk en een leugenaar, een libertijn en een bedrieger, een avonturier en een spion, een occultist en een vrijmetselaar. Maar ook was hij een warm en mededogend man, filosoof, muzikant en acteur. Dan weer was hij schatrijk, dan weer arm als een kerkmuis. Hij ontmoette de groten van zijn tijd; paus Clemens XIII en de vrijdenker Voltaire, filosoof Jean-Jacques Rousseau en componist Wolfgang Amadeus Mozart. Hij kuste de hand van keizerin Catherina de Grote.

Giacomo Casanova was ook een groot liefhebber van de culinaire geneugten. Tijdens zijn reizen (en hij was vaak onderweg) sleepte hij kookgerei mee en vooral Italiaanse ingrediënten en kruiderij. In zijn dagboeken verhaalt hij van maaltijden, banketten en slemppartijen. Casanova schrijft met heel veel liefde over voedsel en drank. En met tijden geeft hij complete recepten ten beste, recepten die gewoon nagekookt kunnen worden.

Ik zou de dagboeken weer moeten lezen, maar of dat er bij leven en welzijn nog van komt? Vierduizend pagina’s is niet niks, en er ligt nog zoveel literatuur te wachten tot ik tijd vrijmaak. (En het oeuvre van Louis Paul Boon dient herlezen, en dat van Jeroen Brouwers. Dat alleen al gaat me jaren kosten…) Ellen ziet de bui al hangen. Ze spoort me dan ook regelmatig aan om die Casanova’s van de hand te doen, ze staan daar maar werkeloos in de boekenkast. Maar ik kan er geen afscheid van nemen…

Dit alles zat ik te denken nadat ik het artikeltje van Marie Louise Schipper had gelezen in de Volkskeuken, de kookrubriek van de Volkskrant. Schipper heeft het in dat stukje over Casanova en ze geeft aansluitend een recept van de man. Een macaronischotel met een saus van tomaat, ansjovis en olijven. Een Tongstreler noemt ze het.

Vandaag heb ik de saus nagekookt, maar wel met enige wijzigingen. Ik geef je het recept zoals ik het maakte.

  • olijfolie,
  • 90 gram ansjovis, uitgelekt, grof gehakt,
  • chilivlokken naar behoefte,
  • 1 teen fijngehakte knoflook,
  • 1 blik tomatenpulp,
  • 1 eetlepel tomatenpuree,
  • 4 eetlepels zwarte olijven, ontpit en grof gehakt,
  • wat kookvocht van de pasta,
  • maccheroncini (of andere pasta), naar behoefte.

Neem een braadpan of hapjespan en verwarm de olie. Bak hierin de grof gehakte ansjovis en voeg de chilivlokken en knoflook toe. Wanneer de visjes smelten (uit elkaar vallen) kan de tomatenpulp erbij. Schep om en laat alles even op middelhoog vuur verbinding aangaan. Doe dan de tomatenpuree erbij en roer goed om. Voeg de olijvenpulp bij de saus, roer om en zet weg op een klein vuurtje. Laat de saus een minuut of twintig pruttelen. Kook intussen de pasta al dente. Voeg eventueel tegen het eind van de kooktijd een beetje van het kookvocht bij je saus, als die te droog wordt. Giet de pasta af en meng die door de saus. Dien zo snel mogelijk op.

  • Opmerkingen:
  • Maccheroncini is een buisvormige lange pasta (zeg maar: een ruim verlengde macaroni). Schipper gebruikt in haar versie van het gerecht Bucatini. Ook dat is een buisvormige pasta, maar wat dunner. Het staat je natuurlijk vrij om welke pasta dan ook te gebruiken.
  • Ik hakte mijn olijven grof, Schipper gebruikt ze heel. Ontpitten is geen voorwaarde, maar het eet wat makkelijker…
  • Knoflook hoort niet thuis in het oorspronkelijk recept, ik deed het er toch bij, gewoon omdat ik dat lekker vind.
  • Ansjovisjes ingelegd in olie laat je even uitlekken, gezouten ansjovis kun je beter  ontzilten, anders wordt je gerecht te zout. Leg ze even in melk en dep ze droog voordat je ze bakt.
  • Tongstrelend noemt Marie Louise Schipper het gerecht, en zo is het maar krèk…

© paul