Ook al ben je er je mogelijk niet van bewust, de techniek van het ringeloren kwam je beslist al meermaals tegen. En ik bedoel dan niet ringeloren in relationele zin, waarbij de ene de baas speelt over de andere… Ik bedoel ringeloren als pottenbakkerstechniek.
Even ter herinnering. Het gaat als volgt: je neemt een bakje met een tuitje. Daarin doe je vloeibaar slib. Door het slib via het tuitje op ongebakken keramiek te laten sijpelen kun je tekeningen maken, of decoratieve ornamentjes. Je zorgt daarbij dat het slib een duidelijk andere kleur heeft dan het ongebakken kleivoorwerp. Vervolgens bak je het gedecoreerde keramiek, liefst met een laagje glazuur erover. Het is al een heel oude techniek, maar ze wordt nog steeds toegepast in het volkse aardewerk van Portugal, Spanje, Mexico, Noord-Afrika, enfin, ga zo maar door. Het levert versiersels op zoals ze te zien zijn op onze tajine… Je kunt de decoraties zelfs voelen, ze liggen óp het oppervlak van het keramiek.
Het tegeltableau, zoals hierboven te zien, bevond zich in de schouw van een boerderij in het Openluchtmuseum Bokrijk in het Belgisch-Limburgse Genk. De decoraties zijn deels geringeloord, deels ingelegd. Ellen fotografeerde het tableau toen we er in het voorjaar een bezoek brachten aan het museum.De boerderij stond oorspronkelijk in het West-Vlaamse plaatsje Hoogstade.
Ik ken dat soort tegels wel, maar niet als haardtegel. Bij mijn weten zijn het vloertegels uit het Noordwestelijk deel van Frankrijk, uit Picardië, uit Frans Vlaanderen. En natuurlijk ook uit Belgisch Vlaanderen. Het Nederlands Tegelmuseum heeft er een stel in haar collectie. Het leeuwenmotief (Vlaamse leeuw?) en de Franse lelies komen vaak terug in dit soort tegeltjes. Een prachtig staaltje van volkse kunst. Ik had al eens op een veiling op een paar van die tegeltjes geboden, op vloertegeltjes wel te verstaan. Uiteindelijk ontgroeide de oplopende prijs de mogelijkheden van mijn beurs.
Ik vroeg voorzichtig aan de suppoost of deze tegeltjes wel op hun plaats waren in die schouw. Oude haardtegels zijn kostbaar en vaak in slechte conditie omdat ze jarenlang hebben blootgestaan aan vuur, walm en roet (het gebruik van metalen haardplaten vóór de tegels bood bescherming en was beslist geen luxe…). Had men hier niet pragmatisch gekozen voor mooie, maar minder kostbare tegels, met een vette knipoog naar de authenticiteit?
De suppoost had echter alle vertrouwen in de conservatoren van het museum. Die zouden toch geen vloertegels in een haard laten metselen, hoe kwam ik erbij… Tsja, en toen wist ik het ook niet meer.
In de vroege herfst bezochten we Museum Bokrijk voor de tweede keer dit jaar, we hadden in de lente nog een en ander laten liggen. En natuurlijk gingen we even kijken naar het mooiste tegelwandje van het museum. We troffen het aan zoals op de foto.
Eén seizoen stoken had een diepzwarte tekening achter gelaten op de wand, de tegels zagen er volkomen verruïneerd uit. Ik probeerde een tegeltje schoon te maken, maar het leek alsof het roet in het oppervlak van het keramiek was geëtst. Nu werd er op fijn betegelde wanden ook in het verleden zelden rechtstreeks gestookt, maar uiteindelijk kon het keramiek wel wat hebben, mist het goede haardtegels betrof. Vloertegels waren gemaakt om een ander doel te dienen.
© paul