De Tiendschuur in Tegelen (L)…

Folklorebord...
Dinsdag is Museumdag in dit huishouden, dat komt nou eenmaal het best uit. De dinsdag is de dag dat we allebei doorgaans vrij zijn van arbeidsverplichtingen en ander ongemak, zodat we af kunnen reizen naar welk oord dan ook in een straal van pakweg tweehonderd kilometer van onze woonst. Ik neem op de koop toe dat de dinsdag dan ook weer de dag is dat al die Grijze Duiven afreizen naar al die musea in de verre omstreken. En dat ze er allemaal behagen in scheppen om mij voor de voeten te lopen. Ze storen mij…

(Ellen tekent bij mijn gemopper aan dat ik nog steeds, wanneer ik in de spiegel kijk, die Adonus zie van vijftien lentes oud, terwijl de werkelijkheid een mannetje toont dat vijftig jaren meer op z’n teller heeft staan en aardig getekend is door het leven, de stress en notoir drankmisbruik. Ik een grijze duif, hoe komt ze erbij?…) Enfin, die dinsdag dus… Het moest er weer eens van komen.

De dag was grijs en grauw, november op z’n best. En Ellen zat met haar rug tegen de verwarming, gehuld in een wollen kleed en met dikke Noorse sokken aan haar voeten, zich te verkneukelen bij haar lectuur, een krimi die ze geleend had van het Kind. Ellen ging de deur niet meer uit, zoveel was duidelijk. Terwijl ik toch écht een culturele uitstap had gepland. En aangezien ik ook graag een klankbord had bij elk museumbezoek nodigde ik dan Vriend Jan mee en samen reisden we af naar het zuiden.

Nou heb ik je al vaker verteld over mijn voorliefde voor kleine musea. Niet is het zo dat die musea ooit kunnen tippen aan het overweldigend rijke aanbod van het Rijks, het Stedelijk, het Van Abbe en zo verder enzovoorts. Maar dat is ook niet wat ik zoek in die kleine musea. Het gaat me daar om de kleine meesters en om de menselijke maat; en de rust die ze me brengen. De Tiendschuur in Tegelen is zo’n museum…

Tegelen, onder de rook van Venlo, was (is) van oudsher een pottenbakkerscentrum. Wanneer je heel kort door de bocht redeneert zou je kunnen zeggen dat ze daar in Tegelen de westelijke grens vertegenwoordigen van de Duitse Westerwaldkeramiekcultuur (héél kort door de bocht dan toch…). De ateliers en werkplaatsen leverden Keuls aardewerk; zoutgeglazuurde potten voor zuurkoolproductie, steengoed voor het inmaken van slachtvlees, voor de opslag van azijn, voor het dagelijks gebruik als eet- en drinkgerei. En ook werd er aan volkskunst gedaan. Volkse herdenkingsborden, sierpotten en een overdaad aan religieuze parafernalia, alles van heel katholieke signatuur. In museum de Tiendschuur toont men een kleine, maar bijzonder charmante doorsnee van die juweeltjes uit vroeger dagen. Daarvoor alleen al zou er eens een kijkje moeten nemen.Tentoonstelling Dutch Design...

Naast het vertoon van eigen historie lopen er altijd wisseltentoonstellingen in het museum. Doorgaans tonen die exposities hedendaags werk, op een of andere manier thematisch samengebracht. De tentoonstelling die nu actueel is heet Dutch Design en laat een aantal aspecten van het modern Nederlands kunstkeramiek zien, al dan niet industrieel uitgevoerd. Op de website van het museum vind je er een aardig inleidend artikel over. Klik hier…

De kommen en borden hierboven zijn van Hella Jongerius. Strak gegoten en scherp geglazuurd in een oogverblindend rood. Al sinds het begin van de vorige eeuw waren wij Lagelanders goed in strak en zakelijk porcelijn. En Hella Jongerius laat keer op keer in haar werk zien hoe dat moet. Alleen voegde ze in dit geval een wezensvreemd element toe: prachtig geschilderde bloemdecoraties in het kenmerkend blauw van de zeventiende en achttiende eeuw. De combinatie levert een vervreemdend, maar o zo spannend nieuw beeld op. Dutch design dus….

Enfin, ik vertel je dit verhaal om dat ik vind dat musea als Keramiekcentrum de Tiendschuur het verdienen nu en dan wat extra aandacht te ontvangen. Ik help er graag aan mee.

Het museum is onder gebracht in een van de bijgebouwen van Kasteel Holtmühle, dat stamt uit de 17e eeuw. De tuinen rondom het kasteel zijn een lust voor het oog. Je kunt in het museum met je museumjaarkaart terecht en ze schenken er een gratis kop koffie. En het volk is er zuiders vriendelijk…

© paul

 

Het hondje van Ridder Girard…

Église Notre-Dame, Saint-Père-sous-Vézelay...
De Église Notre-Dame in Saint-Père-sous-Vézelay is geen grote kerk. Het is geen kathedraal, en niet is het een basiliek. Het is een luxe parochiekerk, op een of andere manier verbonden aan een middeleeuwse adellijke familie. Er zat kennelijk geld daar in Saint-Père; de kerk is opgetrokken in een stijl die later Flamboyant Gotisch is gaan heten. Men begon de bouw van de kerk in de dertiende eeuw en deed er vervolgens tweehonderd jaar over om haar te voltooien.

Nee, groot is de kerk niet, maar wel heel charmant. De kunstzinnige versieringen zijn wat onevenwichtig verdeeld over het bouwwerk, dat van zichzelf ook wat assymetrisch in elkaar steekt. Doorgaans is dat soort rommelbouw het gevolg van het feit dat er door de tijden heen verschillende bouwheren aan de kerk werkten, geen grote bouwheren, maar provincialen, kleine kunstenaars. Een aanbouw hier, een apsis daar en toen er weer wat geld was plakte men een losstaand voorportaal aan het gebouw. En juist dat rommelige maakt dit soort kerken zo aangenaam, zo onvoorspelbaar en zo menselijk van maat. Een lust voor de toeschouwer…

Van binnen is de kerk minder imposant, wat gewoontjes (we zijn bedorven door de neo-gotiek, we kennen het allemaal al wel). Binnen is nagenoeg alles wat dit soort kerken zo typisch middeleeuws maakt er door de jaren uit gesloopt. Elke generatie liet en laat haar stempel achter, en het wordt er nooit beter op. Gelukkig zijn er een paar grafzerken in de kerk ontkomen aan de sloopdrift van het nageslacht. Op alle grafstenen zit fors sleet, sommige zijn nagenoeg verwoest.

Op enig moment overleed de plaatselijke gezagsdrager Ridder Girard d’Auguy. Hij werd begraven in de kerk van Saint-Père en kwam er in het zijpad onder een steen te liggen. Ook zijn vrouw werd er bijgezet. Men beitelde in onvervalst picturale gotiek een afbeelding van mevrouw en meneer in de steen. En om een of andere reden ook de contouren van een hondje. Een vrolijk keffertje, te klein om als jachthond te dienen, laat staan dat het dier voor bewaker door kon gaan. Intrigerend toch? Waarom was dat beest zo belangrijk dat het een plaatsje kreeg op de grafzerk van zijn baasjes? Wapenfeiten, heraldiek of devote standjes, daar kon ik me wat bij voorstellen. Maar zo’n lullig hondje?..

Enfin, gelukkig viel Ellen de afbeelding op, ik was op mijn lompe wandelschoenen al over de zerk geklost, zonder dat ik het gezien had. Maar het blijft me nu almaar bezighouden en ik heb me voorgenomen om een en ander uit te zoeken. Ik had geen tijd voor brononderzoek, maar daar komt verandering in.

In het komend jaar zullen we een huisje huren in Saint-Père-sous-Vezalay, gelegen in de noordelijke punt van de Morvan, het nationale park in Bourgogne. Ellen heeft er een mooi onderkomen gevonden, gelegen aan de boorden van het riviertje La Cure en er is in die buurt zat te beleven. Je kunt in Saint-Père goed eten, weten we uit ervaring. En je kunt er ook behoorlijk eten, weten we ook uit ervaring. De belangrijkste wijnproducent van de Bourgogne-Vézelay huist in het stadje en er staat een brouwerij die voortreffelijke bieren tovert. Een aantal pottenbakkers oefenen er hun stiel uit en er wordt gefreubelt met huisvlijt. Er is een (nationaal) belangrijke archeologische site, gepaard aan een klein maar fijn museum met Keltische en Romeinse schatten. Enfin…

En iemand ter plaatse zal me toch het verhaal kunnen vertellen van Ridder Girard en z’n hondje: Tekko Taks in Bourgondië…

© paul

 

Bibracte…

Dakpan met pootafdruk...
Iedereen maakt het wel mee: er wordt een nieuw vloertje gesmeerd en nog voordat de cement droog is loopt er een argeloze wandelaar overheen. En de oude deur had zojuist een vers kleurtje gekregen en zat nu weer strak in de lak. In plaats van de klink te gebruiken grijpt de eerste de beste bezoeker direct naar het hout. Enfin, voorbeelden te over van dit soort ellende, en echt niet alleen uit het huidig tijdsgewricht.

Ergens in de oudheid lag de nog ongebakken dakpan te drogen. Het zal niet de bedoeling zijn geweest dat de hond zich ophield bij de tegeloven, of in ieder geval toch niet bij de kwetsbare, nog zachte pannen, maar het gebeurde toch. En de hond liet daarbij een onuitwisbaar spoor na. Of de pottenbakker blij was met de actie valt niet meer te achterhalen, maar uiteindelijk liet hij het er maar bij. Weggooien was ook zonde…

We bezochten vandaag het Museum van Bibracte, boven op de Mont Beuvray, in het zuiden van de Morvan in Bourgogne. Het museum vertelt het verhaal van de Gallische stad Bibracte die daar twee duizend jaar geleden lag, van het leven in die tijd en van de archeologische opgravingen die er sinds een eeuw gedaan worden over een oppervlak van 200 hectare.

En daar hing die dakpan in een vitrine. Er waren overigens ook tegels met pootafdrukken van kleinere honden. En ook eentje met de nalatenschap van een poes.

Het museum is nieuw, licht en aantrekkelijk. Het toont haar schatten op een moderne manier en er zijn gesproken teksten te leen, ook in het Nederlands. Ook kinderen zullen zich er prima vermaken.

© paul

 

Kip met morilles op Bourgondische manier

Stoofpot van kip, morieljes en aardappel...We moeten nog steeds een beetje wennen aan het Franse ritme; vroeg op en rond de middagklok eten. Ik had me een aangename lunch voorgesteld in Autun, dat was ons doel vandaag. We wilden naar het museum om nog een keer te gaan kijken naar “De Madonna”, van de Maitre de Moulins. Maar eerst wilden we ontbijten, foto’s maken van  mooie eierdopjes, wandelen met Hond Jaros… Tja, al met al werd het vrij laat voor de lunch en ik had te weinig eetlust…

Toch maar naar Autun gereden, een mooie autorit van hier af. We reden door prachtige bossen, wijde vergezichten. Herfst! Zo mooi! We kwamen om half twee in Autun aan, te vroeg voor het museum. Een rondje door de kathedraal Saint-Lazare dus om de tijd wat te doden. Mooi om te zien dat de restauraties gestaag vorderen. Daarna naar het museum; klokslag twee uur stonden we op de stoep. Na even wachten verscheen er een mevrouw met een vrolijk groen schortje aan. Ze mompelde wat achter de dichte deur… Museum is vandaag niet open! Na ja, op internet staat: alle dagen open!, vanochtend nog gecontroleerd. Shit!

We hebben ons getroost met de aanschaf van een potje gedroogde morilles en een potje Bourgognetruffel. We reden door het inmiddels zonnige landschap weer naar huis en ik bedacht onderweg het recept voor Bourgondische kip, mét morilles. Het moest lijken op de kip die we in het voorjaar aten in Macon. Het werd met recht een Bourgondische kip; alle ingrediënten kwamen hier direct uit de buurt. Voor twee personen:

    • twee kippenpoten  van een mooie bio-kip
    • boter
    • peper en zout
    • 1 flinke sjalot fijn gesneden
    • 2 teentjes knoflook, geplet en fijngesneden
    • een glas droge witte wijn(ik gebruikte een glas Chablis)
    • eventueel wat bouillon
    • 8 gedroogde morilles
    • 6 aardappels, Rozeval of Ratten, geschild en in partjes gesneden
    • 20 cl room
    • wat peterselie

Stoofpot van kip, morieljes en aardappel...
Verhit de boter in een stoofpan en bak de kip even snel rondom bruin. Voeg de sjalot en knoflook toe en smoor die even mee. Blus af met de witte wijn en laat de kip nu zachtjes garen. Dit duurt wel even bij een echte kip. Neem ruim een uur de tijd bij lage temperatuur. Leg intussen de morilles te weken in lauwwarm water. Week ze 5 minuten en spoel ze dan goed af. (er zit nagenoeg altijd wat zand bij). Snijd de morilles als ze erg groot zijn in partjes.

Als de kip bijna gaar is (je kunt zien dat het vel bij de poten loslaat) voeg je de room toe. Breng opnieuw aan de kook en doe de aardappelpartjes erbij en de morilles. Breng de saus op smaak met peper en zout en wat vers gehakte peterselie. Smoor zachtjes tot de aardappelen gaar zijn.

Erbij verrassend lekkere bio-diepvries erwtjes. En natuurlijk een glas Chablis.

Kopje espresso toe!

© ellen.

Kalfsschenkels van Charolais op de Italiaanse manier…

osso buco

Vanuit Luxemburg zijn we zaterdag doorgereisd naar Frankrijk. We hebben een huis gehuurd in Dun-sur-Grandry, een klein dorpje grofweg tussen Nevers en Autun. We kennen de streek inmiddels vrij aardig, we verbleven hier al vaker. In de zomer op campings in onze ouwe trouwe Bambi caravan en in herfst en voorjaar huren we de laatste jaren één van de vele huisjes hier in Bourgondië.

Dit keer verblijven we in een prachtig huis, groot, mooi gelegen en vooral, helemaal mijn smaak. Het huis is gebouwd in 1900 door een wijnhandelaar en later, toen het dorp wat in verval raakte is het gekocht door Nederlandse liefhebbers van dit mooie stuk Frankrijk. Zij verkochten het weer door aan vrienden en nu mogen wij het huren voor een weekje. Wij zijn er blij mee. Het huis is groot, ruim ingedeeld en gezellig ingericht. Vooral de keuken vind ik helemaal geweldig; precies mijn smaak. Alle benodigdheden liggen waar ze thuishoren. Ik kan het zo gek niet bedenken of het is aanwezig, van messen tot honinglepel, van taartvormen tot ovenschalen in alle maten en soorten… Foodbloggers met een voorliefde voor serviesgoed kunnen hier hun vingers aflikken bij het zien van de verzameling borden, kopjes, schalen…

Alle huisjes die we tot nu toe huurden waren prima, maar hier ben ik dus echt helemaal thuis. Je voelt dat de eigenaars met veel liefde en plezier het huis steeds een beetje meer ‘eigen’ gemaakt hebben, met een goed gevoel voor details.

Nou ja, soit! Wij kwamen hier zaterdag laat in de middag aan en werden verwelkomd door een mevrouw die het huis inspecteert, schoonhoudt en de zakelijke dingen regelt met de huurders. Ze had de kachel vast aangemaakt en wenste ons een fijne vakantie. Het was al bijna donker en er kon nog net een rondje met Hond Jaros gelopen worden…

Zaterdagavond in een Frans piepklein dorpje; er is niets, niets maar dan ook niets, zelfs geen licht… Gelukkig hadden we geleerd van eerdere keren. Eten voor de eerste dag moet je gewoon zelf meebrengen. Er is niets meer te koop, alles is dicht, als er überhaupt al een winkel is in zo’n dorp. Wij hadden ons ingedekt met gekonfijte eendenborst, een blik bonen, uien, tomaten, knoflook, wijn, boter en brood en beleg. Genoeg om de eerste avond door te komen. En dat lukte prima.

Gisteren hadden we gepland om ergens te gaan lunchen en wat brood te kopen voor het avondmaal. Dat mislukte bijna grandioos. Aanbevolen restaurants waren “Complet”, anderen waren niet meer open, we waren inmiddels vrij laat en zetten koers naar Nevers, een flinke stad. Daar moest toch iets… Ja hoor, prima gegeten in een eenvoudige stads Bistro; Paul at geweldige Oeufs en Meurette en ik een prima entrecote van Super Charolais.

Vanmorgen dus een lange boodschappenlijst gemaakt, ons kullen ze niet meer… Maar eerst uitgebreid koffie drinken, douchen en ook nog bezoek ontvangen van de Franse meterstandopnemer voor de elektriciteit…

Moeilijk gesprek: waar de meterkast was? Geen idee, wij huren dit huis. Mag ik even kijken? Ja goed… Er zijn een aantal ruimtes afgesloten in dit huis… Daar bevindt zich de meterkast, denk ik… Nou ja, terwijl Paul vrolijk douchte probeerde ik in mijn beste Frans uit te leggen hoe en wat… Het kwam toch nog goed. Ik kreeg een meterstandenkaart die de Femme de Ménage dan kon invullen. Pfft. Hond Jaros helemaal van de wap, enge man binnen…

Daarna toch maar nog een rondje met de Hond gelopen en toen was het al vrij laat voor de kleine supermarché’s, die sluiten tussen de middag allemaal. We gokten op het plaatsje Corbigny, daar zou een grote super zijn. Tja, we hadden net de eerste boodschappen in ons karretje liggen toen het licht uitging. 12.30 uur en dus sluitingstijd! Of we ons onmiddellijk bij de kassa wilden vervoegen.

Gelukkig was er nog wel een bakker open in het stadje. We kochten er een lekker brood met spekjes en geitenkaas en besloten naar Nevers te rijden om in een Hypermarché, (die sluiten niet tussen de middag) onze boodschappen te doen. He, he… een uitputtingsslag, ook nog in de stromende regen.

Goed, uiteindelijk vonden we een Leclerc Hypermarché waar we tot beider tevredenheid inkopen konden doen. We kunnen nu dagen vooruit. Dit huis nodigt uit tot koken en het weer voorlopig ook. Vanavond stond er ossobuco op het menu. Géén Milanese! Ik gebruikte tomaat! Klik op de link voor het recept.

Kopje espresso toe. Wij gaan ons voorbereiden op wat we de komende dagen gaan doen!

© ellen.

 

Ellen en haar wijnen (Veni, vidi, vici)…

Volnay...Ik vertelde je al vaker over Ellen en haar wijnen. Over haar voorkeur voor rode Bourgognes, over de zorgvuldigheid die ze betracht bij de aanschaf, en over de aandacht die ze besteedt bij het opleggen en bewaren in ons keldertje. Al met al houdt ze haar voorraad met liefde op peil. Er verdwijnt wat, er komt wat bij, maar altijd ligt er wel wat bijzonder roods te flonkeren (tenminste wanneer je de kelderlamp ontsteekt). En ach, die witte van mij flonkeren niet in dat licht, die liggen daar maar te suffen, bleek en doorzichtig.

Alweer een aantal jaren geleden schafte Ellen een Cactuscart aan. Dat is net zoiets als een Bonuskaart bij AH of een andere voordeelkaart bij welke super dan ook. Maar in dit geval is het ding dus geldig bij de Luxemburgse Cactussupermarktketen. Die Cactuscart geeft je korting op vooraf bepaalde artikelen, maar je spaart er ook per aanschaf punten mee. Enfin, het is hetzelfde systeem van aanzetten tot kopen zoals overal. Kopen, kopen, kopen… Maar wel houd je na een paar jaar een aardig bedrag aan punten over dat je dan kunt omzetten in zaken in natura.

Het moge duidelijk wezen dat familie en vrienden dringend worden verzocht om zijn of haar inkopen te doen bij voornoemde supermarktketen. Ze hebben allemaal een Cactustcart gekregen, gekoppeld aan Ellens origineel, en sparen zo mee aan haar hobby. Dus…

Een keer per twee jaar maakt Ellen haar punten te gelde. Dat doet ze dan in de maand oktober, de maand waarin de sjiekste Cactussupermarkt uit de hele keten, gevestigd in het winkelcentrum Belle Etoille onder de rook van Stad-Luxemburg, haar Franse wijnmarkt houdt: Festival des Grands Vins de France… Dit jaar doen ze dat voor de 40ste keer. De hele gaanderij voor de supermarkt is omgetoverd in één grote wijnstand. Nagenoeg elk Frans wijngebied is vertegenwoordigd, met een nadruk op Bourgogne en Bordeaux. luxemburg oktober 2009, wijnbeurs in  Belle EtoilleEr worden zevenhonderd (700) wijnen gepresenteerd en al die wijnen zijn vrijblijvend te proeven, écht vrijblijvend (gelukkig maar voor de amateur…). Er wordt een catalogus uitgegeven van alle beschikbare wijnen (Ellen haalde haar middelvinger open aan een van de nietjes en het zweert nu als een oordeel). Enfin, die catalogus dus, met informatie over afkomst, bijzonderheid (of niet), prijs, korting en kwaliteit.

Er wordt volop gebruik gemaakt van de proeverij. Je ziet er werkvolk in overall, belegen dametjes in mantelpak en doorsnee Luxemburgse bankbedienden in lullig grijs. Hipsters met baard en vergrootte oorlel en snotneuzen die te jong zijn voor welke alcohol dan ook. En ook bejaardenverenigingen die er een uitstapje van maken, van die proeverij. En dan ondergetekende, die met verwarde haardos en nonchalante klederdracht een dame begeleid in geklede mantel. Ach, het maakt de sommeliers niks uit, ze zijn dienstig…

Om van al dat geproef een echt feest te maken biedt men dan ook nog een keur aan etenswaar aan. Oesters; van de eenvoudige Creuses tot de platte Zeeuwsen van hoogste kwaliteit. Ganzenleverpaté, maar ook Noorse bio-zalm. De sushi worden ter plekke gemaakt en kazen vind je in alle maten en soorten, aangenaam geschikt, gearrangeerd, tot een lunchcompositie. Altijd krijg je er goed brood bij, Luxemburgse roomboter en een glas wijn naar keuze (ook bij de sushi…). IMG_0049

Enfin, al eerder in de week had Ellen een catalogus op de kop getikt. Vervolgens zat ze twee avonden aan de Luxemburgse keukentafel te wikken en te wegen. En aantekeningen te maken. Ze wist wat ze wilde, en ze wist waar te zoeken, dat maakte het allemaal een stuk gemakkelijker. Uiteindelijk bleef er in de catalogus, naast een aantal vol gekladderde pagina’s, een kleine keuze aan wijnen omcirkeld. En daarop zette ze in.

Naast oude bekenden had Ellen een aantal nieuwkomers aangestreept. Er moest dus een hoop geproefd worden. En gelukkig kon dat in deze ambiance. Je had maar te vragen en er stond weer een proefglas voor je klaar. Iedereen vriendelijk; ‘n stukje brood, ‘n beetje informatie, ‘n voorzichtig advies of ‘n professionele vingerwijzing. Ons steenkolenfrans vormde nauwelijks een belemmering, men deed z’n best om ons te verstaan en te plezieren zonder opdringerig te zijn.

Bij de eerste de beste wijn ging het bijna fout. Het betrof een Volnay van een Chateau en wijnakker waarvan al eerder broers en zusjes in onze kelder hadden liggen sluimeren. We kenden dus de familie en wilden proberen of deze jaargang nog steeds de kwaliteit in zich had van die voortreffelijke exemplaren van jaren geleden. Ellen snuffelde wat, slurpte wat en spoog vervolgens de slok wijn in het daartoe bestemde emmertje. En ze goot er de rest van de inhoud van haar glas achteraan. Ze wist genoeg en ze had nog een lange proeverij te gaan.

Ik snuffelde ook, nam een slok, twijfelde en nam nog een slok, twijfelde niet meer en goot de rest van mijn glas naar binnen. Ik stond nog even te peinzen aan de toog over de grootsheid van de drank en kreeg toen een dreun voor mijn harsens van heb ik jouw daar (en ik kan in het normale leven toch heel wat hebben). Nondeju, wat een wijn, maar straf, straf…

Ik besefte gelukkig op tijd dat ik het op deze manier niet zou klaren. Zo doorgaan betekende straks met openbaar vervoer naar huis reizen, autorijden zou er niet meer bij zijn. En reizen per openbaar vervoer met een stuk of twintig flessen in mijn rugzak, voorwaar, dat was geen pretje. Ik ben dan ook mar gaan snuffelen, spoelen en spugen.

De sommeliers bij deze gigantische beurs zijn onpartijdig, niet gebonden aan één producent, één chateau, één leverancier. Ze vullen alleen aan, doen suggesties, helpen vergelijken. En dat is heel prettig.

Uiteindelijk maakte Ellen haar keuze; ze kwam uit bij twee wijnen die ze al van een eerdere gelegenheid kende. Dat lijkt laf, dat lijkt een zwaktebod, maar dat is het niet. Een eerlijke proeverij wees uit dat de keuze die ze in voorgaande jaren had gemaakt nog steeds een juiste was. Twaalf flessen Savigny-les-Beaune, jaargang 2013, van het wijnhuis Champy. Een waardige sloeberwijn voor wanneer er weer eens een aangename avondmaaltijd met familie of vrienden dient te worden opgeleukt. En twaalf flessen van die Volnay die me aan het begin van de proeverij probeerde te vloeren. Jaargang 2014, Volnay Veille Vignes, Domaine Rossignol-Février. Een wijn die in alle bescheidenheid en beslotenheid van ons stulpje zal worden genuttigd, voor elke maand van het jaar één fles…

Natuurlijk voldeden die Cactuspunten niet, ze kon er net-aan die sloeberwijn van betalen. Maar Ellen zet een substantieel deel van haar zakgeld opzij om in de herfst te vlammen. Bedenk lezer, we reizen binnen enkele dagen af naar Bourgogne; Ellen lijkt nog enige reserves te hebben, ik bedoel maar…

Enfin, het is háár keuze, ik kan er alleen maar gelukkig mee zijn; ik mag altijd meedelen wanneer er weer een fles wordt ontkurkt…

Over wijn kopen in Bourgondië lees:

© paul

Pompoenen aan de Boekelse Dijk…

Pompoenen aan de Boekelse Dijk...
Aan de Boekelse Dijk, daar waar die weg de Kranerijt en De Wind snijdt, ligt een plantage pompoenen te kleuren. Van wie de grond is of wie hem bewerkt, ik weet het niet ( ik zou het moeten weten, ik ben per slot van hier. Mijn stoffig brein laat me eens temeer in de steek). Maar het is een opmerkelijk gezicht, wij kennen dat nauwelijks. En het is voor onze contreien ook een behoorlijke plantage, een aantal bunders groot (denk ik). Intussen werd het merendeel van de (twee) akkers gerooid, de vruchten liggen gestapeld te blakeren, fel opkleurend in het herfstlicht van een zonovergoten namiddag.

Ik had de plantage al eerder zien liggen, en vandaag vroeg ik Ellen of ze een paar foto’s voor me wilde maken. Het is een raar idee zei Ellen, dat zo’n hoop landbouwgrond wordt gebruikt om voedsel te telen, terwijl je op je vingers kunt natellen dat de hele opbrengst, al die vruchten, zullen eindigen aan de voordeur van de burgerij, of op z’n best als mombakkus in een optocht…

Ze doelde natuurlijk op het voor Nederland nieuwbakken gebruik om pompoenen in te zetten bij de exotische dodenherdenking die we Halloween noemen. En dat, terwijl pompoenen toch écht tot de categorie prima bruikbaar voedsel behoren.

Ze komen van oorsprong uit Zuid-Amerika, die pompoenen, en ze worden er al een goede tienduizend (10.000) jaar gebruikt als volksvoedsel. En ook in moderne tijden vinden ze hun weg tot aan de tafels der welwillenden. Het Ministerie mag ze graag inzetten bij een seizoensgebonden maaltijd.

Er is een variant (ras, sub-specie, ondersoort?) van de simpele oranje pompoen die een voortreffelijke spijsolie oplevert. Hij heet Steirischen Ölkürbisses en komt uit Oostenrijk, uit het gewest Steiermark, gelegen onder Wenen en grenzend aan Slovenië. Daar maken ze uit de pitten (wel duizend in een enkele pompoen van hullie ras) een voortreffelijke spijsolie. Medicinaal gebruikt wordt-ie en ook in de cosmetica is-ie geliefd, maar hij wordt vooral de laatste jaren geroemd als onovertroffen smaakmaker. Ik zag er al eens iemand mee koken en ik zou hem graag eens gebruiken, maar ik ben die olie nog nergens tegengekomen…

Ach, die pompoen, ‘t zal bij ons wel altijd een ondergeschoven kindje blijven. In de Verenigde Staten van Amerika, tegenwoordig het thuisland van die oranje gigantjes, daar kom je ze als spijsvrucht vaker tegen. Maar ook daar worden ze voor het merendeel gebruikt om maskers van te maken. Vandaag nog zag ik op Ellens Facebook pagina een gebeeldhouwd portret van Donald Trump langskomen. Gekapt uit een pompoen. Jammer toch van die pompoen…

© paul

About beauty’s and bachelors…

julia met vis1
Dit is Julia. Ze was goed aan twee jaren jong toen ze met die vissen stond te zwaaien in ons keukentje. We hadden ze samen gekocht op de Helmondse Zaterdagmarkt en ze dienden geschubd te worden en leeggehaald. Julia’s eerste lessen in culi-land.

Sinds die gedenkwaardige dag was en is Julia Ellen’s steun en toeverlaat bij elk daarna volgend Kerstdiner. En ook bij nog andere feesten bood ze hulp en uitkomst. Julia is alweer enige jaren onze babysit, verantwoordelijk voor hond en haard, wanneer wij weer eens de behoefte voelen om af te reizen naar Bourgogne.

Julia behoort tot het specimen Kunstfamilie (wij overigens ook, alsmede nog wat jong grut en enige volwassenen). Het is een aanduiding voor het gegeven dat we geen familie met bloedbanden zijn. Maar familie zijn we, zoveel is duidelijk.

Afgelopen woensdag behaalde Julia haar bachelor diploma aan de Faculteit voor Diergeneeskunde te Utrecht.
©Neel van Eupen

Nou ja…Dikke vette kus, Ellen-Paul-Jaros…

(En Lotte, voor ik er gedoe over krijg: bij de beauty’s (met apostrof S) in de kop van dit artikel volg ik de spelling, zoals gesanctioneerd door de Nederlandse kwaliteitskrant NRC…)

© Paul.

© foto bachelor uitreiking; Neel van Eupen.

 

 

 

 

Spaghetti met geitenkaas, ricotta en Parmezaan…

Spaghetti met ricotta en geitenkaas...
Jop is intussen weer naar zijn eigen woonst vertrokken. Hij groette ons hartelijk en levendig bij het afscheid en bedankte ons voor de gastvrijheid. Maar na een goede tien meter huiswaards sliep hij al als een roos, in de wandelwagen: hij was kas-kapot. Zijn ouders hobbelden hem over het ongelijk plaveisel van de Virmundtstraat en de bocht om, richting Delacourtstraat; hij vond het best, hij deed er zijn ogen niet voor open. Wij overigens ook niet. Wij schoven doodmoe onderuit op onze schaduwrijke stoep, maar het voelde voor ons als een hemelse straf; die gast mag zijn herfstvakantie hier door komen brengen…

Indachtig onze afspraak om de maaltijden tijdens deze tropendagen aan de simpele kant te houden besloot Ellen om een gerecht te maken dat we sinds mei 2015 regelmatig bereiden. Van oorsprong was het een recept van Mevrouw Roden, maar Ellen verbouwde het een beetje voor ons tweepersoons huishouden. Met de juiste spullen in huis gaat het razendsnel en ook het bijgerecht (met de broodnodige groentjes) is in een mum klaar.

 

  • 1 eetlepel boter
  • 125 gram ricottakaas
  • 125 gram verse geitenkaas
  • 4 eetlepels geraspte Parmezaanse kaas
  • zwarte peper en zout uit de molen
  • flink wat geraspte nootmuskaat
  • citroenrasp
  • 175 gram droge pasta.

 

Kook de spaghetti met zout in kokend water beetgaar. Smelt intussen in een andere pan de boter en voeg ricotta, geitenkaas en parmezaanse kaas toe. Doe een beetje kookvocht van de pasta bij de saus en roer alles goed door elkaar tot de kazen gesmolten zijn en je een mooie romige saus hebt. Voeg dan de citroenrasp toe en wat vers gehakte platte peterselie.

Giet de spaghetti af en doe hem in de pan met de kaassaus. Meng goed en breng verder op smaak met flink wat versgeraspte nootmuskaat en zwarte peper. En dien heet op…

Vind je de hoeveelheid spaghetti aan de forse kant en houdt je van je maaltijd over, dan kun je de restanten zomaar gebruiken als lunchhapje voor de volgende dag. Doe wat je over hebt in een ovenschaaltje en dek de inhoud af met kaas (dat mag van alles zijn). Prima lunch…

Bij de maaltijd hoort een bak sla of een in schijven gesneden tomaat. ‘n Scheut olijfolie erover voldoet al. Een Glas rode wijn kan, maar door het lichtzurige van de kaas past elke droge witte wijn zeker zo goed..

Kopje espresso toe, enfin…

© paul

Jop uit logeren…

Jops bord...
Ik was begonnen aan een vervolg op mijn artikel over de klamme en veel te warme zomerdagen en de manier waarop we onder deze omstandigheden onze behoefte aan voedsel oplossen (te weten: simpel)…

Maar toen kwam Jop dus langs, op z’n nieuwe fiets. En hij gaf te verstaan dat het wel even zou duren voordat hij weer zou vertrekken. We dienden met minstens vierentwintig uur oponthoud rekening te houden. Zijn ouders namelijk, verheugden zich op een ruige avond Rock-‘n-Roll op het Zebrafestival en hij gunde hen dat van harte. En aangezien een anderhalf jarige kruimel niet wordt geacht alleen thuis te blijven, gaf hij te kennen dat hij domicilie wilde kiezen op het Ministerie. En wij, ach, wij ontvingen hem met alle egards…

En intussen is het eerste deel van het verblijf van Jop op het Ministerie afgesloten. ‘t Jong ligt op de eerste verdieping te ronken in zijn logeerbed, terwijl Ellen en ik uitgeteld aan de keukentafel hangen en elkaar moed inspreken voor de volgende etappe van het babysit avontuur. Man-oh-man, wat een energie heeft zo’n kruimel. En wat eet zo’n jong een hoop.

Ellen, die zich toch serieus wat koken betreft tot een tropenrooster had bekend, voelde zich dan weer verplicht om achter het fornuis te kruipen. Ze stoofde biologische varkenskarbonaden met cantharellen in roomsaus, ze toverde overheerlijke verse sperziebonen op tafel en daarbij gebakken Rozeval-aardappeltjes.

En het jong, ach, het jong liet het zich welgevallen, nou en of. Het idee was dat Jop en ik samen één karbonade zouden delen, ze waren namelijk nogal aan de grote kant. Het eindigde ermee dat ik een stukje van de vette rand kreeg, Jop kaande de rest met wellust weg. Daarbij nam hij een bootwerkers hoeveelheid sperziebonen tot zich en iets minder gebakken aardappel. En dan ook nog een bak yoghurt, goed gevuld met vruchten. Hoe is het mogelijk?…

En heus niet dat hij de rest van de dag op ‘n houtje had moeten bijten, ik denk het niet. Hij kaande in de late ochtend een Keniaans pasteitje weg en ook een Pools pasteitje. Hij vergreep zich aan een maaltje kersen (de laatste van het jaar), hij at met veel plezier een wat melige abrikoos en gebruikte als middagmaal een boterham met salami. Daar hoorde dan weer een immense beker melk bij en ik vergeet het stuk worst dat hij aangeboden kreeg van het meisje van de super-om-der-hoek. Later die dag was er dan nog vers aardbeienijs, koek van Joke en een hapje fruit. Waar laat zo’n jong dat?…

Toen ik Jop dan later op de dag van zijn kleren ontdeed, stripte tot op z’n adamskostuum, en hem in een grote bak met water plempte, verwachtte ik nog iets terug te zien van z’n babyvet. Nou mooi niet. Ik kon nog net z’n ribben niet tellen, z’n spierballen echter zag ik wel. Kennelijk gebruikt die kruimel zijn overdaad aan eiwitten om sportman te worden (oh nee, het zal toch niet waar zijn..).

Jop z’n bord overigens, heeft al generaties jongvolk groot geholpen. Marleen schonk hem het bord, ze had het ding voor de definitieve vernietiging behoed. Schoonzus Henriëtte had eruit gegeten toen ze klein was en zo ook haar zoons, maar nu was het een overbodig relict, het kon weg. En daar stak Marleen dan weer een stokje voor. En Job is haar dankbaar… Nou en of…

@ Paul.