Husumer Protestschwein…

We raakten intussen weer aardig door ons zwijnenvlees heen. En dat betekende dan voor ons wederom een rit naar de rand van Nationaal park de Groote Peel. Wanneer we varken eten dan dient dat biologisch varken te zijn. Sinds jaar en dag betrekken wij ons varkensvlees van de Sumiran boerderij, gelegen op het grondgebied van Asten-Heusden. Het stikt in die omgeving van de natuurvriendelijke boeren. Bijenkwekers, groenten- en fruittelers, buffelfokkers, biologische vleesboeren. Wij houden het bij Sumiran.

Ellen bezocht de boerderij nog niet zo lang geleden, maar ik was er al weer een hele tijd niet geweest. Nieuwsgierig sjokte ik over over het erf en door de tuinen. Het “nieuwe” bakhuis is nagenoeg klaar en wordt binnenkort in gebruik genomen. Het moederhuis, de achttiende eeuwse boerderij, is gerestaureerd, een laatste hand wordt gelegd aan de nieuwe verkoopruimte. De meest opvallende verandering was wel de veestapel zelf. Een nieuw ras varkens, waarmee ze bij Sumiran een nieuwe lijn opzetten.

Drie vertegenwoordigers van het ras Husumer Protestschwein werden er aangeschaft. De beer heet Pelle en hij heeft al z’n best gedaan. De beer is nog jong, een adolescent, een snotneus eigenlijk. Maar evengoed schopte hij Bente al “op jong”. En ook bezwangerde hij Jet, een Belgisch landvarken. Pelle is geen racist, hij doet gewoon waar beren goed in zijn, zonder aanzien van kleur, aard of afkomst…

Er is iets bijzonders met die Protestvarkens, het zit zo: Noord-Duitsland en de Duitse eilanden worden al sinds mensenheugenis mede bevolkt door lieden uit Denemarken (zoals elk grensgebied een mengsel van Nationaliteiten is). Doorgaans leefde men in harmonie, men moest wel. Maar eens in de zoveel tijd werd (wordt) de ene mens bevoordeeld boven de andere. En altijd op de misselijke gronden van vermeende superioriteit van de ene boven de andere en tot meerdere eer en glorie van de protectie van de eigen sippe (waar hoorden we dat onlangs ook al weer…).

In het begin van de twintigste eeuw werd het de Deense boeren verboden om hun vlag te hijsen op Duitse bodem, ook in de Deense enclaves. Over en weer gaf dat veel frictie, maar de Denen moesten zich neerleggen bij het verbod. Ze vonden er echter wat op. Ze gingen een varken fokken dat duidelijk maakte dat je met Denen van doen had, een varken dat de (ook bij de Denen sluimerende) nationalistische gevoelens vertegenwoordigde. Bij onze Pelle zie je het wat minder duidelijk, hij is wat donker uitgevallen. Maar afbeeldingen op Google, en dan met name de plaatjes van de biggen, maken duidelijk wat de bedoeling is. Je kijkt naar de Deense vlag. Rood-wit-rood! Het ras wordt dan ook wel Dänisches Protestschwein genoemd. (In het Deens Husum Protestsvin.)

Het was een verdwijnend ras, en het is nog steeds zeldzaam. Maar intussen wordt het weer serieus gefokt. Kenners zijn lovend over de kwaliteiten van het ras. Winterhard zijn ze en ze hebben een langere rijptijd, dus beter ontwikkeld vlees. Het spek schijnt van een eenmalige kwaliteit te zijn.

Het past wel bij die meiden van Sumiran, zo’n protestzwijn…

Terugkomcursus Trappistenbier…

Alvorens mijn Oravalartikel te publiceren schrijf ik nog maar eens een kleine terugkomcursus. Gewoon omwille van de zorgvuldigheid, omwille van mijn frikkerige behoefte om dingen een beetje zuiver te houden.

Het bleek me weer eens bij gesprekken over mijn artikel over de Orvalcrisis. Wij Nederlanders (Vlamingen doen het overigens ook!) gooien de begrippen Trappistenbier, Kloosterbier en Abdijbier vrolijk op een hoop en kiezen voor elk willekeurig bier een willekeurige typenaam, al naar gelang het ons uitkomt. Vreemd toch? Je noemt andijvie toch ook geen kropsla omdat die er kwa uiterlijk op lijkt. Net zo min als je linzen bruine bonen noemt.

Abdijbier is de verzamelnaam voor zwaardere bieren, doorgaans van hoge gisting. Het type bier zoals dat in het verleden in abdijen werd gebrouwen. Het is geen beschermde naam, dus elke brouwer mag het gebruiken om er een bepaald type mee aan te duiden.

Kloosterbieren zijn bieren die oorspronkelijk (en soms nog steeds) in kloosterbrouwerijen werden gebrouwen. In de meeste gevallen is de productie over gegaan naar commerciële brouwerijen.

Trappistenbieren mogen alleen Trappistenbieren heten wanneer ze in een Trappistenklooster zijn gebrouwen. Tot voor kort waren dat er zeven. Zes in België en één in Nederland. Er is nu een achtste brouwerij bij gekomen, en wel in Oostenrijk. Ik link ze voor alle duidelijkheid:

Deze acht kloosters annex brouwerijen mogen zich Trappistenbrouwer noemen. En verder niemand. Je herkent ze aan hun keurmerk.

Trappistenbier zegt niets over het type bier. Dat van Orval is bijvoorbeeld wezenlijk anders dan dat van Westvleteren. En naar ik begrijp is dat bier uit Oostenrijk al helemaal een afwijkend type (ik heb dat nooit gedronken). Trappistenbier zegt dus iets over afkomst. Het zegt ook iets over kwaliteit. De Paterkes houden een ferme standaard aan. (Het logo duidt ook andere producten aan: brood, kaas…)

Trappistenbieren hebben almaar gewonnen aan populariteit. Niet alleen worden ze op grote schaal verspreid over Europa, ook de Verenigde Staten zijn een gewild afzetgebied. De meeste Trappistenbrouwerijen willen evenwel hun capaciteit niet écht uitbreiden. Brouwen is voor hen slechts een bijproduct van het kloosterleven. Dat verklaart de relatieve schaarste aan sommige Trappistenbieren op dit moment. Trappistenkenner en -schrijver Danny Van Tricht liet het Ministerie weten dat de schaarste in Vlaanderen voelbaar wordt, sommige café’s staan al “droog”. Enfin, ik heb een en ander aan den lijve mogen ondervinden.

Evengoed zijn alle Trappistenbieren met enig zoeken wel te vinden, ook in Nederland.  Behalve dan Westvleteren. Dat bier komt niet (hoogst zelden) in de handel. Je kunt dat alleen bekomen via een door de Westvleterse Trappisten ontwikkeld distributiesysteem, en dan nog slechts mondjesmaat. Gevolg is dat het bier soms waanzinnige prijzen doet. Vriend Jan kwam een krat van vierentwintig flessen tegen op internet. Die werd aangeboden voor zeshonderd (600!) dollar.

Westvleteren werd ook dit jaar door (alle) toonaangevende biergenootschappen uitgeroepen tot beste bier van de wereld. Afgaande op de paar flessen die ik in mijn leven dronk kan ik die keuze alleen maar beamen.

Voor de serieuze liefhebber: Danny van Tricht voert al jaren een web site over Trappistenbier. TrappistBier Beleven. Je vindt daar alles, maar dan ook alles wat je maar zou willen weten over de brouwers en het bier.

De foto boven het artikel schoot Ellen vorige week in het Trappistenklooster van Orval. Een primitieve afbeelding van de kruisiging, waarschijnlijk uit het begin van de renaissance. Aandoenlijk in zijn simpelheid…

Dim Sum van AH…

dim sum 010

Ik noem het nog steeds de nieuwe web site, terwijl we er toch alweer maanden op werken. Enfin, het zal nog wel een tijdje zo blijven…

Een van de voornemens die we bedachten toen we de nieuwe web site in gebruik namen was het idee om weer zoals “vroeger” stukjes te publiceren, ook wanneer er niet uitgebreid gekookt werd. Gewoon de lezer even laten weten wat er zoal gegeten werd. Dat gebruik diende in ere hersteld te worden. Laten we maar proberen ons aan dat voornemen te houden.

Ik kondigde gisteren al aan dat ik dim sum zou maken voor de lunch. En aldus geschiedde. Meestal kopen wij de dim sum bij de Chinese supermarkt aan de Kleine Berg in Eindhoven. Zelf maken doen we ze nooit, hoewel oplettende lezers in het verleden ons bezworen dat het heel goed mogelijk is. Aangezien we door onze voorraad waren, en ik niet in de gelegenheid was om boodschappen te doen in de Grote Stad, kocht ik deze keer de dim sum bij AH. Men biedt die aan in de Excellent-serie. De prijs weet ik niet meer, het zal een euro of drie zijn geweest. Twaalf stuks in de verpakking en twee zakjes saus: koriander en chili. Een kleine vijftien minuten in het stoommandje en ze zijn klaar. Ik gebruikte eigen sauzen: een gefermenteerde vissaus en een sojasaus.

Ze smaakten me behoorlijk, die dim sum’s, en ik zal ze in een onbewaakt moment heus nog wel eens aanschaffen. Ik prefereer evenwel die van de Chinese supermarkt. Koop je daar de iets sjiekere, dan heb je ten enen male meer smaak.

Tabasco Habanero, hot, erg hot…

Tijdens het restaureren van de web-site kwam het artikeltje weer voorbij. Vlammen uit een flesje had ik het genoemd. Het is een van mijn eerste bijdragen aan Ellens web-log, we schrijven 10 oktober 2005. Het is een aardig stukje, en de informatie is nog voor geen meter verouderd.

Ik moest er laatst weer aan denken toen de bestelling gerookte knoflook werd geleverd. Het is namelijk een goede gewoonte om naast de knoflook iets anders lekkers uit het assortiment van Smokey Al mee te laten zenden. Altijd zit er een potje knoflookpasta bij, Nederlandse knoflook, gekneusd tot pulp. Uit de Beemster. Geweldig spul, ik knikker het overal bij (Nou ja, overal…).

Sinds enige tijd bieden ze bij Smokey Al ook producten aan van de firma Tabasco. Nou gebruik ik sinds jaar en dag de klassieke versie, en soms die milde groene. De andere sausen van Tabasco ken ik niet, en ik kom ze ook nooit ergens tegen.

Over die Tabasco Habanera had ik al wel eens gelezen in een Duits tijdschrift over rook- en grillovens. Dat soort tijdschriften zwerven er altijd wel in de buurt van onze Luxemburgse woonst., campingbaas Joop is er dol op.

Er stond zoiets als dat het “sehr heiss” was en geschikt voor BBQ en “gerauchter Fisch”. Ik was wel benieuwd en liet zo’n flesje meekomen met de bestelling.

Nou, en scherp is het. De scherpste saus uit de tabascofamilie (die intussen uit zeven soorten bestaat). Verrijkt met papaya en mango, en nog het een en ander. Als je gewend bent aan wat scherpte dan proef je dat wel terug. (De beginnende pepervreter kan beter starten met die groene, milde Tabasco. Zonder enige training brandt de Habanero je smaakvermogen finaal weg.)

In mijn “hete” kippensoep deed de saus het prima. Maar hoe zat het nou met gerookt spul?

Ik nam de proef op de som en schafte me een rookworst van de HEMA aan. En verdomd, het werkte. De worst kreeg dankzij de saus een nieuwe dimensie. Prima spul dus!

Gerookte knoflook van Smokey Al…

Vorige week kwam de nieuwe bestelling gerookte knoflook binnen. Het werd tijd, we waren door onze voorraad heen, en wat moet je in godsnaam zonder?..

We bestellen onze knoflook bij een bedrijfje dat luistert naar de naam Smokey Al. En we doen dat al ongeveer zolang dat bedrijf bestaat. Intussen gaat het bij Smokey Al niet alleen meer over knoflook. Er is wat handel bijgekomen. Allemaal goed spul, ga daar maar vanuit. We mochten intussen van een en ander meesnoepen.

Reclame lezer, we houden je ervan verschoond. Dit stukje is dan ook geen verkooppraatje. Het wil je alleen een tip geven. Een tip voor iedere knoflooketer die dit leest.

 

Kastanjeboleten…

kast

De grote paddenstoelenmaaltijd die ik mezelf beloofde liet nog even op zich wachten. Het was te droog geweest rond ons optrekje in Luxemburg. Ik moest er alles bij elkaar een goede vier uur voor wandelen, klimmen en ploeteren om een zeer bescheiden maaltje bij elkaar te plukken. Ik zag onderweg van alles. De Kleverige Knolamaniet, flikkerend wit op een open plek in het woud. Prachtig als verschijning, dodelijk als versnapering… Russula’s, maar niet van de soort die ik kende. Inktzwammen ook, maar allemaal in het deplorabele stadium verkerend van paarszwarte druipkaars.  Van eekhoorntjesbrood geen spoor, maar ik had mijn zinnen gezet op die kastanjeboleetjes. En gelukkig trof ik ze, zij het mondjesmaat.

Het is een vrij algemene paddenstoel, die kastanjeboleet, ook in onze contreien. In Luxemburg weet ik ze doorgaans wel te vinden in gemengd bos. Het probleem is dat we niet op elk moment in Luxemburg zijn, en dus ook niet in de gaten kunnen houden wanneer ze er volop zijn. En zoals gezegd, het was droog geweest de laatste tijd, en daar houden kastanjeboleetjes niet van…

Het verzamelen thuis in Nederland schiet er nogal eens bij in, omdat ik me tijdens de hoogtijdagen van de kastanjeboleet toch voornamelijk concentreer op het eekhoorntjesbrood. Dat levert uiteindelijk veel meer op. Ik verzamel de kastanjeboleten dan als een soort bijgift.

Het was alweer jaren geleden dat ik een maaltje van alleen kastanjeboleten at. Eekhoorntjesbrood wordt door de liefhebber doorgaans meer gewaardeerd. Maar of dat nou terecht is?.. De smaak mag dat iets minder intens zijn, dat typische, wat notige, maakt de kastanjeboleet tot een heel bijzondere paddenstoel. De maaltijd van zaterdagavond werd er uiteindelijk nog feestelijker van…

Ik moet me maar weer eens vaker bezig houden met die kleine paddenstoeltjes met hun chocolade bruine hoedjes.

Fromage de tête persillé…

 

21 augustus 2007 002 

Niets is leuker dan een Franse markt bezoeken. Het aandeel van streekproducten is er altijd groot en de geboden waar heeft vaak een zeldzame kwaliteit. Altijd tref je er biologische spulletjes, en niet zelden vind je er zaken die je gewoonweg nergens kunt krijgen dan in dié omgeving. Letterlijk en figuurlijk Kaasje voor het Ministerie…

In Saint-Pourcain-sur-Sioule bezochten we de weekmarkt op zaterdagochtend. Saint-Pourcain is een piepklein stadje, maar als zoveel van die plaatsjes in Frankrijk fuctioneert het als regionaal centrum voor de dorpjes in de verre omtrek. Van heinde en verre komen mensen op de weekmarkt af. De markt wordt voor een belangrijk deel bevolkt door kleine boeren die hun eigen producten verkopen. Het aandeel van biologisch en traditioneel geteeld of vervaardigd voedsel is opmerkelijk hoog. Het kost allemaal iets meer, maar het publiek heeft het er graag voor over.

Er stond die bewuste zaterdag, onder anderen, een mevrouw met allerlei charcuterie, gemaakt van haar eigen varkens, op haar eigen boerderij. Met trots vertelde ze dat haar varkens los liepen, alleen gevoederd werden met aardappelen en graan uit de streek en dat ze aanmerkelijk langer leefden dan gebruikelijk. We kochten twee gedroogde worstjes bij haar en verder een paar potjes met ingemaakt vlees. Gisteravond openden we de weckpot met Fromage de tête persillé, zeg maar hoofdkaas met peterselie.

We verwachtten iets zult-achtigs, maar het was eerder zoiets als wat de Fransen “rilettes” noemen. Alleen het beste van de kop was gebruikt, eigenlijk was het alleen maar vlees, nauwelijks gelei. Een prachtige structuur. Heel subtiel gekruid, met een duidelijke hoofdrol voor de peterselie. Zalvig zacht was het vlees, het smolt bijna in je mond. Varkensvlees op z’n aller-allerbest. 

En dat allemaal op een doordeweekse dinsdagavond…

21 augustus 2007 003

© paul

Maitrank…

maitrank

Houd er maar vast rekening me lezer, het geschrijf over Maitrank en Maiwein en Meiwijn is nog lang niet gedaan.
Wij kwamen dus afgelopen weekend terug uit Luxemburg, mét Lievevrouwenbedstro, mét Maitrank-rosé, mét literflessen Rivanerwijn. En mét ter plekke bijeen gesprokkelde informatie en receptuur.

De Wijnkronieken besteedde, even geleden alweer, een artikel aan de meiwijn en Herberg De Ketel en de Kurk maakte de drank naar een recept van Het Ministerie. Nou was dat recept niet écht van ons, we haalden het uit Aus Deutschlands Küchen van Horst Scharfenberg, die het recept weer gevonden had in een publicatie uit 1889 van de Casino-Offizier van een Pruisisch Garderegiment. En die had het natuurlijk weer van… Tsja, zo gaat dat.
Wijzelf hadden het recept niet uitgeprobeerd en de resultaten van Herberg De Ketel en de Kurk waren niet echt bemoedigend. En dat terwijl Maitrank heel lekker kon zijn. Dat wisten we uit eigen ervaring. Foute receptuur? Foute ingrediënten? Het moest in ieder geval anders.

Rondvraag bij diverse kasteleins en andere Maitrankbrouwers leverde uiteindelijk het volgend recept op:

1 liter Rivaner (of Elbling)
15 takjes Lievevrouwenbedstro
4 klontjes suiker
1 borrel eau vie de Poire Williams
1 klein pijpje kaneel
1 kleine sinaasappel, in plakjes gesneden

Stort de wijn in een glazen pot en voeg de ingrediënten toe. Zet het geval weg op een koele donkere plaats en laat het daar 24 uur staan. Zeef de ingrediënten uit de wijn, en als het er erg rommelig uit ziet dan kun je de wijn nog een keer filteren door een doek. Schenk de wijn goed gekoeld.

Het recept is een “ongeveer-recept”. Het komt aardig overeen met dat van de Belgische Maitrank-site.
De diverse kasteleins hebben zo allemaal hun eigen oplossing. De mevrouw van Café Suisse in Arlon verteldt trots dat de Maitrank twee maal gefilterd wordt. Hij ziet dan ook prachtig helder en is amberkleurig. Zij laat overigens het Lievevrouwenbedstro 48 uur trekken in de drank. Florrie van “An der Hô” laat het kruid ook 48 uur meetrekken en ze gebruikt aanmerkelijk meer suiker. Daarna vult ze het drankvat af door Crémant de Luxemburg toe te voegen. Zij filtert niet.
Een private zegsman vindt 24 uur ruim voldoende voor het Lievevrouwenbedstro. En er moet cognac bij voor de “bite”.
De Maitrank van Roland van “Auberge de Septfontaines” is altijd wittig troebel, een beetje melkachtig. De smaak is lichtbitter, maar heel goed. Helaas kunnen we Roland niet bereiken om naar hem zijn recept te vragen.
We hebben onze eigen drank intussen gedronken. Het was goed.
Proefnotities en enige kritische aanmerkingen volgen spoedig.

¢ paul

Pisknöllekes (stoppelknollen)…

pisknöllekes (stoppelknollen)

Je mag dan juichen: hoera,t’is herfst, maar de natuur doet toch gewoon wat ze zelf wil. Vandaag was het dan ineens weer nazomer met temperaturen boven de 20 graden. Een wandeltocht door de Pandelaarse Kampen leerde me dat er al wat lover aan het kleuren was. Maar het merendeel stond er nog overweldigend groen bij. Ook bloeide er nog boerenwormkruid, akkerwinde en een eenzame klaproos. Vlinders dartelden boven de slootbermen, de zon prikte in mijn rug.

Ik liep daar niet helemaal toevallig. In en om het Boerenbondsmuseum plant men naar goede gewoonte oude gewassen aan: spurrie, vlas, granen (maar die zijn al van het veld), magelwortelen en ook stoppelknollen oftewel pisknöllekes. Ik had ze gisteren al zien staan, maar niet de mogelijkheid om er een paar te rooien. Dus ging ik er vandaag voor terug.

Waar de naam pisknol vandaan komt, ik zou het niet weten. In de databank van het Meertens Instituut komt het woord slecht één maal voor, en het werd opgetekend in de buurt van Cuijk. Dat is vreemd. Ik ken in mijn omgeving honderden mensen die het woord gebruiken, of dan toch in ieder geval gebruikten. En Cuijk is niet bij ons naast de deur…

Afijn, pisknollen zijn pisknollen omdat het pisknollen zijn, en dat is bij ons al generaties lang zo. Ik leerde ze eten van mijn vader. En ook leerde ik dat je ze moest pikken van het land. (Ze waren so-wie-so niet te koop in de winkel.) Burgerkinderen stalen pisknollen bij de boeren. Of boerenkinderen dat ook deden weet ik niet.

Er zat altijd zand aan die knollen en wat later in het seizoen, zeg maar november, dan verhardde de schil, dus die moest verwijderd worden (blèkken heette dat). Een goede methode was die met het fietswiel. In grote groepen fietsten we vanuit ons dorp naar de HBS in Veghel (ik mocht van Meneer Pastoor, de Bovenmeester en mijn ouders niet naar die in Helmond…). Je plukte onderweg een paar knollen en stapte weer op. Voorover gebogen liet je de knollen dan langs de spaken van je voorwiel schaven. Met een beetje oefenen kreeg je er handigheid in. En dan kon er geen fijnschiller tegenop. De oogst van vanochtend schilde ik met mijn zakmes en ik peuzelde die direkt op.

De smaak heeft wat weg van rammenas. Ik herinnerde me een peperige scherpte, maar dat bleek mee te vallen. Ik nam ook altijd aan dat het er wel familie van zou zijn, van die rammenas. En dat is het taxonomisch op familie-nivo ook wel. Maar op geslachts-nivo gaan ze al rap uit elkaar. De pisknol is een ondersoort van de knolraap, en die behoort tot het geslacht van de kool (Brassica). Als je ze echt ergens mee wilt vergelijken, denk dan aan de smaak meiraapjes. Pisknollen zijn namelijk een ondersoort van die groente. Pisknol = Brassica rapa var. rapa.

De pisknol werd gebruikt als veevoeder, soms als groenbemester. Ik begrijp intussen dat de pisknol nog regelmatig voor menselijke consumptie wordt aangeboden bij natuurwinkels. Je maakt ze klaar als meiraapjes. En dat lijkt me een goed idee, de herfstvariant van die voorjaarsgroente.

Boerenbondsmuseum, pas op uw zaak, ik weet ze nu te vinden, die pisknöllekes…

© paul

Saffraan, rood goud…

saffraan

Saffraan: het is zo duur als goud. Dat gold in de ouheid, dat gold in de middeleeuwen, en het geldt nog steeds.

Reken maar even mee: voor een buisje saffraan betaal je bij Albert Heijn € 1,25. Het buisje bevat een paar draadjes saffraan. Het gewicht van de inhoud is 0,05 gram.

Reken je de prijs door naar een kilogram dan kom je op het meer dan forse bedrag van € 25.000,- . Voor één baar fijngoud 999,9 van een kilogram betaal je bij de integere goudhandel hier ten lande op het moment € 25.661,-. Denk je die zeshonderd-een-en-zestig euro even weg (peanuts) dan zie je dat ik gelijk heb. Saffraan is zo duur als goud.

Ach, er zit een demagogisch tintje aan deze redenering, dat weet ik ook wel. Wij kochten bij de groothandel een potje saffraan met een inhoud van tien gram en door die grotere hoeveelheid slonk de prijs fors. We betaalden niet € 250,- maar “slechts” € 78,-. En dat terwijl de goudprijs aardig stabiel blijft bij het vergroten van het kwantum. Voor 10 gram fijngoud betaal je al gauw € 260,-

Ongetwijfeld wordt de saffraan nog een stuk goedkoper wanneer je een hele kilo koopt, maar daar heb ik geen gegevens over gevonden.

Saffraan noem je de rode stampers van de Saffraancrocus (Crocus sativus). Elke bloem heeft er drie, en ze moeten met de hand geplukt worden. Vandaar dan ook die hoge prijs.

Saffraan geeft kleur aan je gerecht, maar vooral geur en smaak. Voor ons hoort de saffraan thuis in een rijtje samen met truffel en vanille. Heb je het échte spul een keer geproefd dan wil je niet anders meer.

Met de saffraan van Albert Heijn is niks mis. De stampertjes worden netjes geleverd in een plastic buisje om ze te beschermen tegen invloeden van buiten. En over het spul op zich hebben we nooit te klagen gehad. Gebruik je de specerij slechts een enkele keer, dan heeft het geen zin om op grotere schaal in te kopen, die van AH voldoet dan prima. Wij zijn door de jaren steeds vaker saffraan gaan gebruiken. Zo’n bus van 10 gram is toereikend voor zeker één jaar en levert uiteindelijk een besparing van een goede honderdzeventig piek.

Wij zijn er heel tevreden mee.

© paul

saffraan saffraan