Flammekuche mit Blutwurst…

Flammekuche uit de Pfalz...

Het gebouw lag een paar honderd meter buiten het wijndorp Wachenheim aan de zoom van het Pfälzer Wald. Slechts een smal pad ernaartoe bleek geplaveid, verder was de omgeving een grote zandbak met hier en daar een oase van grind. Dat gold ook voor de Bierstube, die verder overschaduwd werd door een linde, een kastanje en twee eiken. De reusachtige bomen hadden een groot deel van de vorige eeuw meegemaakt. Onder de bomen stonden verveloze tafeltjes en stoeltjes, bij wijze van terras.

Een café kon je het niet noemen, eerder een uitspanning. Een veredelde houten keet, een soort verkennerijblokhut, maar dan van enige omvang. Het grofstoffelijk meubilair bestond voornamelijk uit houten banken, grove tafels en een enkel bankstel. Een soort jongerencentrum voor vijftigers dus. De toiletten waren blinkend schoon…

De ene kopse kant van de ruimte werd gevuld door een enorme open haard, over de breedte van de andere strekte zich een ouderwetse toog uit. Die toog was evenwel zelden bemand, de kasteleinse had haar bezigheden voornamelijk in de aanpalende keuken. Drank en voedsel konden dan worden besteld via een luikje en werden ook door dat luikje uitgeserveerd. Er hing een handgeschreven bordje boven: géén bediening op het terras. Het deed allemaal onduits aan, maar ik voelde me er direct thuis…

De kasteleinse bakte Flammekuche, dat was haar voornaamste bezigheid. Nagenoeg alle gasten maakten gebruik van haar kunnen, en aangezien het terras vol zat wilde het zeggen dat de vrouw permanent in de keuken stond. Naast de klassieke varianten van de Flammekuche  serveerde ze er een met bloedworst. Het was me een ware openbaring.

De bloedworst die ze gebruikte, een Pfälzer variant, leek wel op onze bakbloedworst. Misschien was hij iets steviger. Naar de romige ondergrond heb ik haar niet gevraagd, maar die smaakte zoals thuis, dus dat zou zomaar kwark en crème fraiche kunnen zijn. Eigenlijk, vertelde kasteleinse, hoorde er ook zuurkool bij als ondergrond, maar die was al dagen op. In plaats daarvan gebruikte ze uienringen. Spekjes erbij en lente uitjes en je Flammekuche was compleet.

Ik at het die warme zomeravond voor het eerst, en de avond daarop weer, en weer… Ik kon er geen genoeg van krijgen. Intussen ben ik ervan overtuigd dat het gerecht thuis gemakkelijk is na te bakken. Onze bloedworst leent zich er wel voor, mits heel dun gesneden.

Ellen beschreef al verschillende keren hoe zij haar variant maakt. Onder andere vind je het recept en de beschrijving onder Flammenkueche (Elzas)… De Pfälzer variant (Flammekuche) staat op mijn verlanglijst.

© paul

Van spugers en pissers….

Spuger...Een vakantiegedachte…
Op de plek van het huis stond ooit een middeleeuwse kerk. De uitbundige gotiek moest er echter op enig moment plaats maken voor de kleinsteedse fantasieloze nieuwbouw van het Fin-de-Siècle. Om niet te achterhalen reden werd de kerk gesloopt aan het begin van de vorige eeuw. Had er een brand gewoed?  Was de kerk verworden tot een bouwval en paste ze daarom niet meer in het stadsbeeld? Ik weet het niet lezer…

Omwille van het historisch gedachtengoed bewaarde men evenwel na de sloop wat ornamenten en andere middeleeuwse versierselen, zodat de herinnering aan tijden dat het stadje nog een stad was niet helemaal verloren gingen. En die ornamenten kregen dan ook een plaats in de nieuwe gebouwen die opgetrokken werden op de lege plek die de kerk achterliet.

De spuger kreeg een plaatsje aan een pand waarin nu een formica-restaurant gevestigd is. Het gebouw zag er altijd al uit als een rechtopstaande schoenendoos en de antieke versiering was dan ook een welkome verrijking van het saaie straatbeeld. De tweelingbroer van de spuger versierde een volgend pand en de beeltenis van een bejaarde heilige, wiens naam allang niet meer bestaat, het daarop volgende. Zo was de hele straat voorzien van middeleeuwse beeltenissen, maar ook puistenen, daklijsten en gedenkstenen.

Een spuger werd van oudsher met zijn achterlijf in een dakgoot gestoken. Bij regen en andere natte aangelegenheden perste het hemelwater zich vanuit de dakgoot dwars door het lijf van de spuger om vervolgens met een sierlijke boog uit de bek van het ding te stromen. Zo ging het altijd al: een spuger spuugde…

In dit geval echter had men, beducht op ongewenste stralen water op een winkelend publiek, gezocht naar een andere oplossing. Men had de spuger voorzien van een urinekanaal in z’n onderbuik. Zomaar een gat geboord in dat stokoude beeld en er een pvc-buis ingeramd. Dat het ding zo getransformeerd werd van spuger naar pisser was kennelijk bijzaak.

(Het gebeurde in het slaperige stadje Chaumont, dat zich ondanks alles hoofdstad mocht noemen van het departement Haute-Marne, ergens in Noord Frankrijk.)

© paul

Haring in de Slag om de Ardennen…

La Gleize...
Ik ontdekte het blik in een vitrine van het kleine, maar voor fijnproevers bijzondere museumpje December 44 Museum in La Gleize in de noordelijke Belgische Ardennen.

Op 16 december 1944 opende het Duitse leger een groots opgezet offensief tegen de  geallieerde legers die vanuit Frankrijk, via Luxemburg, optrokken naar de grenzen van Duitsland. Doel van de Duitse aanval was om de aanstormende strijdkrachten, Engelsen, Amerikanen, Canadezen en Fransen, te stoppen in hun opmars en snel een corridor te forceren naar Antwerpen. Dat laatste was bittere noodzaak voor Duitsland, dat dringend verlegen zat om westelijk gelegen havens in verband met de enorme schaarste aan grondstoffen als olie en staal in eigen land.

Het plaatsje La Gleize ligt in het meest noordelijk deel van de frontlinie die zich toentertijd uitstrekte over een goede honderddertig kilometer. Bastogne was de meest zuidelijke plaats. Er werd in de dagen na 16 december moordend en meedogenloos gevochten in die streken, hier en daar vind je de sporen nog in landschap en gebouwen terug. Het Duitse offensief was evenwel gedoemd te mislukken: te weinig materieel, te weinig getrainde manschappen, te weinig benzine…

Toen dan de strijd na negen dagen, op eerste Kerstdag 1944, was beslist in het voordeel van de geallieerden, begonnen de bewoners van de diverse oorlogsgebieden onmiddellijk met het verzamelen van achtergebleven oorlogsmateriaal; het leverde uitstekende handelswaar op voor het volk. Gelukkig waren er ook lieden die zich meer bezig hielden met de geschiedkundige waarde van een en ander. Aan hen hebben we de inhoud van een paar musea te danken.

December 44 Museum is er een van. Het merendeel van de tentoongestelde stukken komt uit de directe omgeving van La Gleize. Het museum vertelt het verhaal van de strijd in de noordelijke Ardennen aan de hand van foto’s, duidelijke teksten (Frans en Engels) en een keur aan materiaal. Verder zijn er een aantal diorama’s ingericht, schaal 1 op 1, die verbluffend echt aandoen. Ze zijn niet bevolkt met de notoire modepaspoppen, zoals meestal, maar het lijken echte soldaten van vlees en bloed. En ook hun handelen en gezichtsuitdrukking doen volkomen levensecht aan. Goed gedaan…

Dat de Duitsers gebrek leden en de Geallieerden zwommen in overvloed is te merken aan de collectie van het museum. Duits wapentuig ligt er genoeg, kleding al wat minder, maar wat etenswaar en andere dagelijkse zaken betreft is het mondjesmaat gesteld. Men kon het gewoonweg niet achterlaten, men had het veel te hard nodig om te overleven.La Gleize...

Enfin, dat blik haring in gelei lag er, en zo nog wat zaken. Maar die dingen staan in schril contrast tot de stapels sigaretten, blikken koffie, kauwgom, rantsoenen en noodrantsoenen die de Geallieerden nonchalant achterlieten. Zelfs kratten Amerikaans bier vond de bevolking van La Gleize terug.

Wat mij nou al die tijd al intrigeert is de vraag of die haring nog te eten is. Op voedselblikken staat tegenwoordig altijd een uiterste houdbaarheidsdatum, maar inblikken is toch eigenlijk ook een beetje conserveren voor de eeuwigheid. Ik zal het wel nooit weten lezer…

Mijn voorkeur voor kleine musea kende je al, maar ik heb er deze vakantie weer een paar bij gesprokkeld. En December 44 Museum is daar zeker niet het minste van. Ben je in de buurt (op de hoogte van Cascade de Coo) en ben je geïnteresseerd, schroom dan niet om er even aan te gaan.

Het adres:

  • December 44 Museum,
  • Rue de l’Eglise 7,
  • 4987 La Gleize,
  • België.

Op de stoep staat een reusachtige Tiger II tank, het grootste rupsmonster uit de Tweede Wereldoorlog…

© paul

Weer thuis…

Abdij van Septfontaines...De Jongste Bediende kwam tegen de avond melden dat hij vond dat hij nu lang genoeg tegen dat artikel over de Reine Claudejam had aangekeken. En of er ooit nog wat nieuws zou verschijnen, vroeg hij zich af…

Op zijn wenken wordt hij bediend, die Jongste Bediende. Want we zijn weer thuis. En in dit huis zijn de voorwaarden om te kunnen schrijven en is de staat van de digitale snelweg van dien aard dat alles weer gaat lukken. En dat was de afgelopen weken wel anders geweest. Het bleef improviseren met het internet-in-den-vreemde en de voornemens om desnoods op terrassen stukjes te schrijven en te verzenden bleek niet te werken. Enfin, dat gaan we dus de komende weken weer goedmaken.

We reisden vier weken geleden af naar Frankrijk. Via sluipdoor- en kruipdoorweggetjes zouden we afzakken naar de voet van de Pyreneeën. Daar zouden we een partij wijn inslaan en dan via weer heel andere binnendoorpaden ons een terugweg banen richting thuis. Het mocht niet zo wezen.

Al snel na vertrek maakte ik een vitaal onderdeel van de kleine BIOD Bamby stuk. En tot overmaat van ramp schoot het Ellen in de rug. Voorts liepen we beiden een wespensteek op, waarop een allergische reactie volgde. We wisten ons verblijf in de Haute-Marne nog te rekken tot een week, maar besloten dan te verkassen naar Luxemburg. Daar waren de voorwaarden om te recupereren een stuk gunstiger. We hebben er dan ook dankbaar gebruik van gemaakt.

Toen een en ander weer enigszins op orde was besloten we onze doelen aan te passen. Zuid Frankrijk was te ver weg, wilde je er tenminste niet naartoe jakkeren via de Péage. We trokken Duitsland in, naar de Pfalz. We waren daar eerder geweest en we hadden er nog wel wat te zoeken. Het bleek een prima keuze, we hebben er onze vakantie fijn afgesloten. (We waren even vergeten dat de Pfalz in de zomer vaak een mediterraan klimaat voert met temperaturen van boven 35 graden Celcius in de schaduw, zodat je delen van de dag tot niks komt… Ach, je kunt niet alles hebben.)

Terug kijkend mogen we tevreden zijn. Ondanks ongemakken snoven we een hoop cultuur: binnenshuis, maar ook volop daarbuiten. We ontmoetten een boel mensen: een stel bekenden, maar ook volslagen vreemden. We vulden onze wintervoorraad wijnen aan naar alle tevredenheid en ontdekten nieuwe culinaire wondertjes. We aten goed en een paar maal exquise. We dronken misschien nu en dan wat teveel, maar het was wel allemaal lekker en soms heel bijzonder. We zagen stukjes van de wereld die we nog nooit gezien hadden (ook in Luxemburg…).

Op dat stenen bankje van de kopfoto mochten we een tijdje zitten, in de schaduw van een snikhete dag, de rug geleund tegen de kloostermuur. Hier zat de abt van de abdij van Septfontaines (Haute-Marne) op een augustusdag in het jaar des Heren 1715 en keek in alle loomheid uit op de nieuwe graanschuur van zijn Kloosterbedoening. Wij keken, anno 2015, in alle loomheid naar een wegzakkend automobiel.Abdij van Septfontaines...

Maar uiteindelijk maakte het niet zoveel uit; alles gaf stof tot overpeinzing, alles was betrekkelijk, het gaf rust.

We zullen je er later over berichten lezer. Nu wordt het zoetjesaan tijd voor een nieuw recept.

© ellen-paul

Eau-de-Vie de Marc d’Alsace de Gewurztraminer…

Marc de Gewurztraminer...Waar wijn wordt gemaakt worden ook borrels gestookt. Dat is zo zeker als een en een twee is. In Duitsland heet het dan (onder andere) Weinbrand, in Italië noemt men het Grappa. Voor Spanje weet ik het niet maar in Portugal zegt men Aguardiente tegen de borrel. In Frankrijk en Luxemburg spreekt men van Marc.

De stooksels worden gemaakt van het spul dat overblijft van de productie van de wijn: de schillen, het pulp, de steeltjes en de pitjes. Men laat dat afval in aparte vaten vergisten en van het zo ontstane alcoholhoudende vocht destilleert men een sterke drank. Natuurlijk is het hele proces vele malen ingewikkelder dan ik het hier schets, zeker wanneer de stoker er iets moois van wil maken.

De kwaliteit van de diverse stooksels loopt enorm uiteen. Een vuistregel is en blijft dat je voor kwaliteit en smaak wat meer duiten moet neerleggen. Maar laat je niet weerhouden om iets extra’s uit te geven voor een stooksel, je zult niet bedrogen uitkomen. Een Marc de Bourgogne van een paar jaar oud, zacht en geurend naar fijne rozijntjes. Of een oude Grappa van Muskaatdruif. (Dat is nog wat anders dan die scherpe aangezoete borrel die je als aperitief in je favoriete Italiaans restaurant wordt aangeboden…)

In Luxemburg stookt men voor een heel schappelijke prijs een goed smakende Marc-de-Mosel, maar die is uiteindelijk toch niet te vergelijken met de wat duurdere stooksels uit edel Rieslingpulp, of een Marc-d’Auxerois van de kleine producenten in het zuidelijk moezelgebied aan de grens met Frankrijk.

Onderweg op de terugreis uit de Haute Marne sloegen we bij aankomst in Luxemburg wat leeftocht in voor de komende dagen. Tussen allerhande fruitstooksels zag ik de fles Marc de Gewurztraminer staan, inhoud 70 centiliter. Van het wijnhuis Wolfsberger uit de Elzas. De drankhandelaar vroeg er € 25,- voor, wat voor Luxemburgse begrippen al een behoorlijk bedrag is, want de accijnzen op alcohol zijn er erg laag. (Een fles goede Nederlandse jenever van het merk Olifant kost er € 6,95.)

Wolfsberger is een grote speler in het wijnwereldje van de Elzas. Wanneer je de noordelijk rondweg om wijnhoofdstad Colmar neemt kom je langs de uitgestrekte pakhuizen van het bedrijf; zwarte wanden waarop met gouden letters de naam Wolfsberger staat geschilderd. Smaakvol en indrukwekkend. Achter die muren liggen de wijnen te rusten, van eenvoudige Pinots tot edele Rieslings, Wolfsberger bedient alle segmenten. En kennelijk doen ze dus ook in gedestilleerd.

Gewurztraminer (zonder puntjes op de u, want hier is het Frans…) behoort tot de mooiste wijnen die de Elzas voortbrengt. Hoewel… het is wél een wijn is voor de liefhebber door het lichte zoetje en de overdadige bloemetjesgeur, sommige mensen worden daar niet goed van. Diezelfde kenmerken vind je terug in de Marc-de-Gewurztraminer; heel licht zoet, met een volle fruitige smaak, exotisch bijna. Je voelt het vocht branden in je keel, maar ondanks dat smaakt het mild. Zacht prikkelend in de neus en geurend naar vlierbloesem en ook naar rozijnen (en nog iets, maar ik kom er niet op wat het is..). Marc de Geswurztraminer...

De drank wordt artisinaal en traditioneel gemaakt met behulp van kleine alambieks in twee stookrondes. Het levert een stevige borrel op met een alcoholpercentage van 45 %. Je drinkt hem als aperitief, of na de maaltijd. Hij doet het uitstekend bij sommige kazen (bij Langres bijvoorbeeld). Je drinkt een, maximaal twee borrels. Het is geen drank om rustig door te tutteren, daarvoor is de smaak té uitgesproken.

Uitstekend koken met die drank kun je ook. Ellen versierde er haar kersenjam mee.

Waren ze bij Wolfsberger altijd al wijnmakers en handelaren, het zijn dus ook destillateurs, kijk maar op het etiket.

© paul

Fin de vacance, maar nog niet voor ons…

gerookte zalm met gestoofde zeekraal...
 Vanochtend vertrokken Evert, Neel, Lotte en Flora richting Nederland. Het was nog aan de vroege kant, maar het op- en inruimen verliep voorspoedig en niets weerhield hen er nog van om dan maar af te reizen. Ze kwamen hartelijk afscheid nemen, pikten dan hun BIOD-Bambi achter de Volvo en weg waren ze.

Twee weken verbleven ze in Luxemburg en eentje in Bar-le-Duc, departement Marne, Frankrijk. Aan de verhalen te horen hebben ze het daar met z’n viertjes erg naar hun zin gehad. Uiteindelijk bleek hun vakantiestek slechts een boogscheut van onze standplaats in de Haute Marne, maar ontmoet hebben we elkaar toch niet.

Vooruitlopend op het afscheid kookte Ellen op woensdag een diner voor zes. Gerookte zalm met gestoofde zeekraal vooraf en daarna een kippetje in dragonroomsaus. Nieuwe aardappeltjes erbij en twee groenten. Drie kazen toe en nog een chocoladetaartje bij de koffie. Heerlijke witte sloeberwijn uit Luxemburg en een borrel Marc de Gewurztraminer. Enfin…

Wij zijn voorlopig nog in Septfontaines. Plannen om tijdelijk te verkassen hebben we genoeg, maar vooralsnog komt het er niet van. Ach, we zitten goed…

© paul

 

Nieuwe reisdoelen…

Frambozentaartje van Namur...
We gingen op vakantie beste lezer, we schreven er al over. Ons reisdoel was Zuid Frankrijk, of om preciezer te zijn de wijngaarden van de Madiran en het stadje Albi. Zoals al jaren zouden we verblijven in onze kleine BIOD Bambi-caravan, waarin met vereende krachten zelfs de waterkraan werd gerepareerd. De Bambi was dus weer van alle gemakken voorzien: gas, water, licht. We laadden onze spullen in en vertrokken vorige week naar onze vaste stek in Luxemburg om daar nog wat stoelen en potten en pannen op te halen. We besloten zoveel mogelijk over kleine wegen te rijden en dinsdag bereikten we onze eerste verblijfplaats, Camping Du Moulin in Andelot, departement Haut Marne. Een fijne camping, aardige beheerders, een goede staanplaats… Daar lag het allemaal niet aan… Al na de eerste, slapeloze nacht had ik gruwelijke pijn in mijn rug en dat werd er de volgende dagen niet beter op. Zondag was het voor ons definitief duidelijk dat we geen vier weken in de Bambi konden kamperen. Te klein, te weinig comfort voor mijn niet al te beste rug. We besloten dat we terug zouden rijden naar Luxemburg waar in ons huisje comfortabele stoelen staan, plaats genoeg is en dat bovenal voorzien is van een prima bed. Jammer, héél jammer, maar het ging niet anders. We gaan nu vanuit Luxemburg uitstapjes maken. We hebben al een aantal reisdoelen voor ogen en omdat Hond Jaros thuis is hoeven we ook niet op tijd weer terug te zijn. We nemen af en toe gewoon een hotelletje en zien verder wel. Misschien lukt het ons zelfs nog om van hieruit een huisje te huren ergens in Frankrijk en dan vertrekken we alsnog. Weet je nog ergens een aardig huisje te huur, we houden ons aanbevolen beste lezer!
Zo, en nu een kopje espresso met een taartje van Namur! Om lekker te eten hoeven we hier echt niet weg!
©paul-ellen

Wijn kopen in Bourgondië, deel 2…

De inkoop!
Dit is ‘m dan uiteindelijk geworden: de Volnay, jaargang 2009 van wijnhuis Michel Picard, Chateau Chassagne-Montrachet.

Hoe we ertoe gekomen waren om naar Chassagne-Montrachet af te reizen vertelde ik je in Wijn kopen in Bourgondië, deel 1. We hadden vooraf een keuze gemaakt en ook nog een paar alternatieven achter de hand, voor het geval dat het bezoek bij Picard niet het gewenste resultaat opleverde.

Een kasteel, opgetrokken in Lodewijkstijl, ruim opgezet met een hoofdgebouw en twee zijvleugels. Een beetje tuin eromheen, de rest wijnakkers. Hier zetelt wijnhuis Picard. Hun wijngaarden zijn te vinden op verschillende plekken in de streek rondom Beaune, en in een aantal gevallen bezitten ze in één dorp meerdere gaarden. Elke wijngaard levert z’n eigen wijn, er wordt niet gemengd.

Op het voorplein van het kasteel liep een groepje Japanners te dollen, ze hadden kennelijk juist een uitgebreide proeverij achter de rug en dat had beide partijen wat opgeleverd. Kisten wijn werden uitgereden en vervolgens ingeladen in een bestelbusje. De Japanners gingen een voor een op de foto met de lading.

Eenmaal binnen bleek de centrale hal van het kasteel te zijn ingericht als ontvangsthal, luxe wijnhandel en proeflokaal. Ergens was een verkoper bezig met een aantal gesoigneerde heren. Het waren stevige onderhandelingen, vriendelijk van toon, maar stevig. En warempel, nog een groep Oost-Aziaten liep er te winkelen, zonder begeleider, zonder te proeven. Ze keken alleen naar de etiketten en noteerden nu en dan wat in een schriftje.

Wij werden ontvangen door een allervriendelijkste jongeman. Hij bleek drie woorden Vlaams te spreken en dat maakte een en ander alweer een stuk gemakkelijker. We gaven onze voorkeur te kennen voor die Pommard 1er Cru, 2009; die hadden we onlangs gedronken, die smaakte ons best, die wilden we. De jongeman vroeg ons waar we de wijn ontdekt hadden, want op het Chateau was hij al tijden uitverkocht. Slechts een klein kwantum lag in de kelders te verouderen. Die flessen zouden pas over een aantal jaren op de markt komen. Dat we de wijn aanschaften bij een grote supermarkt in Beaune verwonderde hem hooglijk. Of eigenlijk meer het feit dat die Pommard nog te krijgen was. (De supermarkt was intussen ook door zijn voorraad heen, dat hadden wij de dag ervoor al uitgezocht.)
Kelders van Chateau Chassagne-Montrachet.

Maar goed, daar stonden we wel even verlegen. Deze Pommard niet leverbaar,en wat er aan andere Pommards lag oversteeg ruimschoots ons budget. De jongeman evenwel begreep ons dilemma, hij kwam met een voorstel.

Twee van de wijngaarden van Picard grensden aan elkaar. De ene lag in het dorpje Pommard, de andrere in Volnay. De perceelgrens was tevens gemeentegrens. Onze Pommard kwam van die wijngaard. De wijn van de andere wijngaard kreeg de naam van het andere dorpje mee, hij lag immers op Volnay’s grondgebied. De bodem van de twee gaarden was echter dezelfde, zoninval en druivensoort ook. We mochten op ons gemak proeven en dan konden we altijd nog zien.

Enfin, zoals de jongeman had voorzien voldeed de Volnay aan onze verwachtingen, we hoefden niet verder te proeven. Voorts waren prijs en kwaliteit in evenwicht en paste het geheel binnen ons budget. We gingen dan maar tot aanschaf over. We hebben er nooit spijt van gehad. We kochten 12 flessen, voor elke maand van het jaar één. En er valt elke maand heus wel een feestje voor twee te bedenken, reken maar.

Traditioneel kochten we in het najaar op de wijnbeurs van de Belle Etoille twaalf flessen Bourgogne van iets meer doorsnee aard, maar ook die mogen er zijn. Als alles volgens plan verloopt doen we dit jaar tijdens onze vakantie het gebied van de Madiranwijnen aan, aan de voet van de Pyreneeën. ‘ns Kijken of we daar ook kunnen slagen. Maar een voorraadje Bourgognes voor komend jaar komt er beslist, zoveel is zeker…

© paul

Wijn kopen in Bourgondië, deel 1…

 

DSC_0002

Aan de vooravond van Grote Vakantie jaargang 2015 wordt het hoogste tijd om de restanten van GV jaargang 2014 af te ronden. Ik zat al tijden aan dit artikel te prutsen en ik kwam er niet goed uit. Ik geloof intussen dat deze versie wel door de beugel kan, maar enfin, oordeel zelf maar…

Bourgondië telt een goede 1200 professionele wijnboeren. De grootste wijngaarden strekken zich over talloze hectaren uit, het kleinste akkertje is slechts 0,8 hectare van afmeting. En in de meeste gaarden wordt meer dan één wijn geproduceerd. Al die wijnen proeven is voor een beroepsmatig wijnkoper ondoenlijk, laat staan voor leken zoals wij. Hoe ga je dan in godsnaam te werk, wil je tot een verantwoorde keuze en aanschaf komen?

De witte wijn leverde geen probleem op, we wisten wat we wilden. We kochten in het verleden al eens bij die aardige meneer in Asquins. Zijn witte wijn was excellent, biologisch en schappelijk van prijs. Een deal was snel gesloten. De rode wijn leverde meer hoofdbrekens op. Ellen ging als volgt tewerk:

Ze deed thuis wat voorwerk en besteedde er vervolgens op de stadscamping van Beaune nog een paar middagen aan tijdens onze vakantie. Op de eerste plaats stelde ze het budget vast. Vervolgens perkte ze het wijngebied in; Côte de Beaune leverde de wijnen die ze het lekkerst vond, wist ze uit ervaring, en daarmee sloot ze al een heel stuk van de Bourgognestreek uit. Vervolgens las ze zich in, middels plaatselijke folders en andere publicaties en de prestigieuze wijnbijbel Guide Hachette. De keuzemogelijkheid werd almaar verkleind tot er een paar dorpjes overbleven: Pommard, Savigny-les-Beaune en Meursault. 

Wijngaarden van Pommard...

In een grote supermarkt kochten we een en ander in. De keuze in de schappen was overrompelend en tot haar genoegen zag Ellen er ook de zaken terug die ze op haar boodschappenbriefje had gepend. We namen twee flessen Pommard, een Meursault en  een ??? De Pommard van wijnhuis Michel Picard kwam als favoriet uit de bus, dus waren we er vrij zeker van te weten waar we het moesten zoeken, we hadden een richtlijn.

De reden om te starten via de supermarkt en niet direct bij de wijnboer te gaan proeven ligt voor de hand. Je kunt wel bedenken dat je als amateur, net als de Grote Jongens, een aantal Chateaux gaat bezoeken en zo tot een afgewogen besluit zult komen, maar dat gaat niet lukken. Daarvoor is het spel écht te ingewikkeld. Dat geldt voor ons, maar ik ben ervan overtuigd dat het geldt voor nagenoeg elke amateur. En natuurlijk is het lollig om bij een wijnboer binnen te stappen, wat te proeven en een paar flesjes mee te nemen voor thuis. We doen dat dan ook met veel plezier. Maar wanneer het gaat om gerenommeerde wijnen waar een dito prijskaartje aanhangt is zorgvuldigheid geboden.

De foto hierboven geeft je een zicht op het plaatsje Pommard. Niet zichtbaar is de gemeentegrens met het dorpje Volnay, maar die ligt ergens in het midden van de foto. Waarom dat voor ons van belang was vertel ik je in deel twee.

Pommard

© paul

Brillat-Savarin…

Beaune
Zeg me wat je eet, en ik zal je zeggen wie je bent…

Misschien een beetje kort door de bocht deze uitspraak, maar Jean Anthelme Brillat-Savarin (1755-1826) had wel enig recht van spreken. En ik denk dat hij het oprecht meende…

Naast zijn bezigheden als politicus en bestuurder (voor en tijdens de Franse revolutie en de daaropvolgende epoque onder Napoleon Bonaparte) is de man beroemd gebleven als gastronomische godheid.

Hij publiceerde over gastronomie in de breedste zin. Zijn belangrijkste boek verscheen kort voor zijn dood in 1825. Tot op de dag van vandaag blijven er nieuwe edities van verschijnen. De Fysiologie van de Smaak heet het werk. Of eigenlijk: Physiologie du Goût, ou Méditations de Gastronomie Transcendante; ouvrage théorique, historique et à l’ordre du jour, dédié aux Gastronomes parisiens, par un Professeur, membre de plusieurs sociétés littéraires et savantes.

Deze uitspraak is ook van Brillat-Savarin: De tafel is de enige plaats waar men zich het eerste uur niet verveeld…

Of deze misschien: Dieren grazen en mensen eten, maar alleen een mens van geest weet hoé te eten…

Nog een uitspraak van Gastrofilosoof: Een dessert zonder kaas is als een mooie vrouw met één oog. Nou ja…

Er is een kaasje naar hem vernoemd.

De tekst op de foto stond geschreven op de ruit van een kookschool in de Bourgogne. Ze waren er even niet, een kwestie van gesloten wegens vakantie.

© paul