Gemberpotjes 1…

 

In China zijn ze al zo’n duizend jaar in gebruik, die potten die wij gemberpotten noemen. Ze waren gevuld met lekkernijen en werden cadeau gegeven. De inhoud kon gember zijn, maar ook ander geconfijt fruit of thee. De potten werden als nieuwjaarspresent geschonken. De oorspronkelijke afbeeldingen waren pruimenbloesems, die het komend jaar verbeeldden. Het craqulé stelde krakend ijs voor, de rivier afdrijvend, en gaf het einde van de winter weer. Het Chinese nieuwjaar valt later (eind januari-begin februari) en wordt ook Voorjaarsfeest genoemd. Vandaar. Toen de Chinese export in de 17e eeuw, richting Europa en met name richting Holland, op gang kwam werden de potten almaar fijner, de decoraties al maar kunstiger. Gelukkig bleven de meer boerse potten een substantieel marktaandeel behouden. Bijzonder fraaie exemplaren van de dure burgerlijke stijl zijn o.a. te vinden in het nationaal keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. De boerse stijl vind je op het Ministerie, de pot op de foto kregen we lang geleden van Ome Put. De overlevering wil doen geloven dat onze pot ooit daadwerkelijk als verpakkingsmateriaal heeft gediend. Over de over-bekende groene gemberpotjes in een volgend artikel.

© paul

 

Campbell’s in Calvados…

Jaren her koos het Ministerie domicilie in het hart van de Calvados, Normandië, in het stadje Falaise. Vanwege vacantie. Het is daar goed toeven; rust, cultuur, gastronomie. Op het platte land heeft de tijd stil gestaan, de middeleeuwen zijn er nog voelbaar. Het is het land van de drie C’s: camembert, cider en calvados. Het was voorjaar en dat droeg zeker bij aan de rust. We kampeerden in de schaduw van de ruïne van het geboorteslot van Willem de Veroveraar. Er waren weinig andere gasten. Slechts een handvol Britse bejaarden in enorme “mobil homes” bevolkten de camping. De echtelieden gedroegen zich zoals men zich dat voorstelt van gepensioneerden: bedeesd, bedaagd en rolbevestigend. Vrouwen in bloemetjesjurk, mannen in tweed. Wanneer de vrouwen zich niet met interieurverzorging bezig hielden, gingen ze bij elkaar op de thee. De mannen hielden zich ledig met het beluisteren van de beursberichten op de BBC. Een van hen bezocht dagelijks het stadje en kocht de Financial Times. Gezamenlijk spelden ze dan de rest van de dag de koers van d’rlui aandelen. Dag in, dag uit. Wij waren jong, zij waren oud. Op een of andere manier intrigeerde ons die gesofisticeerde Engelsen, komend uit een andere tijd, een ander milieu, een andere cultuur. We probeerden een praatje te maken en dat viel in eerste instantie niet mee. Afstandelijkheid troef. Bij een derde poging verwaardigde één van de heren zich een grapje te maken, héél subtiel, héél gedistingeerd. (Ik stelde de wat overbodige vraag: “Excuse me Sir, do you speak English?” Hij, stiff-upper-lip: “I should think so, I AM English!”) Daarmee was het ijs gebroken en werden we in het vervolg voor een (klein) deel van de dag gesprekspartner. Eén maal viel ons een uitnodiging ten deel in ‘n reuzencamper. Heer en vrouw des huizes gedroegen zich zeer gastvrij. Kopje thee, kaakje. Op enig moment klapte mevrouw de deur van de voorraadkast open, zomaar, zonder reden. Als door de bliksem getroffen waren we. De kast was van onder tot boven vol gestapeld met blikken soep van het merk Campbell en ook de deur bevatte over de hele lengte schappen die hetzelfde doel dienden. Andy Warhol’s meest banale en tegelijk geniale beeldmerk, geëtaleerd in de woonwagen van een Engels echtpaar uit de 19e eeuw, in een middeleeuwse ambiance. De essentie van Popart terug gebracht in de alledaagse werkelijkheid, en meer vervreemdend dan welke museale omgeving ooit kan bewerkstelligen.

© paul

 

Cassandre…

De Koning van het affiche noemen de Fransen hem.

Hij heeft dan ook in belangrijke mate het straatbeeld bepaald in het Frankrijk van de vorige eeuw. Minder bekend is dat hij talloze opdrachten in Nederland uitvoerde, maar in ons collectief geheugen liggen de beelden opgeslagen van de futuristische posters van de Holland-Amerikalijn en ook het beeldmerk van Droste Cacao. (Het Drostemannetje.)

Zijn naam was Adolphe Mouron. Hij werd geboren in de Ukraïne in 1901. Zoals zoveel Russische families vertrok ook de zijne naar Parijs onder druk van de politieke omstandigheden. In Parijs genoot hij een schilderopleiding. Aangezien Mouron zijn kunstenaarsnaam niet verbonden wilde zien met een product als het affiche, nam hij de schuilnaam Cassandre aan voor zijn commerciëel werk. Al spoedig echter realiseerde hij zich dat zijn grafisch werk een gouden kans was om als kunstenaar te communiceren met een groter publiek. Omdat de reclameopdrachten vroegen om eenvoud en helderheid, en de formaten aanmerkelijk groter moesten zijn dan de drukpersen in die tijd toe lieten, adopteerde Cassandre een ogenschijnlijk eenvoudige stijl die hij ontleende aan de geometrie en de architectuur. Hij zou die stijl nooit meer los laten. Ook typografisch was het werk baanbrekend. Als geen ander wist hij ingewikkelde zaken terug te brengen tot eenvoudige, eenduidige symbolen. Picasso, Braque, maar ook Dick Bruna zijn hem schatplichtig. Zo ook de talloze epigonen en andersoortige navolgers. De Bauhausschool nam een deel van Cassandre’s uitgangspunten op in haar beginselprogramma. Cassandre overleed in 1968.

Onze bewondering voor ‘smans werk heeft alles van doen met de briljante DUBONNET-affiches, het Ministerie heeft ze nog “live” zien hangen. Over die affiches in een later artikel meer. Er is een boek in het Nederlands verschenen over Cassandre: Peter van Dam en Philip van Praag: A.M. CASSANDRE EN ZIJN NEDERLANDSE OPDRACHTGEVERS. Uitgeverij Uniepers. Het is alleen nog antiquarisch te krijgen.

© paul

Afval op de vloer…

Al vanaf de start van het weblog heeft het Ministerie een categorie KUNST EN ETEN. Er is voldoende over te vertellen, en nog veel meer te laten zien. Alleen kwam het er op een of andere manier niet van. Vandaar nu de belofte van het Ministerie aan de lezer, en nog meer aan zichzelf, om er eindelijk serieus werk van te maken. Eén artikel per week zou al een hele aardige start zijn, niet waar?

In het Museo Gregoriano Profano in Vatikaanstad bevinden zich de resten van een mozaïekvloer uit het eetgedeelte van een Romeinse villa van rond het begin van onze jaartelling. In de vloer zijn afbeeldingen van etensafval ingelegd, en dat met een kunstzinnigheid die gelijk is aan de beste schildertraditie uit die tijd. (Let op de schaduwen van de voorwerpen.)

Wonderschoon en natuurgetrouw. De eenvoud van het onderwerp en het ongelooflijke vakmanschap van de kunstenaar maken deze vloer tot een eenmalig hoogtepunt. Het zou een veel vaker voorkomend motief betreffen, maar het enige andere afvalmozaïek, mij bekend, is de ruïne van een vloer in Ravenna, aldaar te bezichtigen in het stadsmuseum. De diepere achtergrond van het motief heeft van doen met het feit dat er onder de vloer van de eetzaal geesten huisden, de Lemures. Alles wat tijdens de maaltijd op de grond viel werd eigendom van die bewoners en mocht dus door noch gast noch huisheer worden opgeraapt. De afbeeldingen in de vloer dienden om de geesten te bedotten, zodat de échte rommel na de maaltijd toch kon worden opgeruimd. Opportunisme kun je Romeinen nu eenmaal niet ontzeggen.

© paul