Spaghetti “I soliti ignoti”…

De scène maakte op een of andere manier dusdanig indruk op me dat ik hem tot op de dag van vandaag heb onthouden. Het verhaal gaat over een stel kruimeldieven die de slag van hun leven hebben gepland. In een weekend zullen ze een juwelier beroven. Ze doen dit middels het huren van een huis, aanpalend aan dat van de juwelier. De bende wil een doorsteek hakken tussen beide huizen en zich op die manier toegang verschaffen tot groot fortuin. Vanaf het begin van de film gaat alles fout wat maar fout kan gaan, één opeenstapeling van blunders, tegenval en frustratie. Het komt zo ver dat de bende in het juweliershuis geraakt, maar via misrekening in een volkomen verkeerd deel van het pand. Tot overmaat van ramp kunnen ze ook niet meer terug (waarom weet ik niet). Daar zit dan de bent, opgesloten voor de rest van het weekend. Tegen deze achtergrond ontpopt zich een gesprek over eten. Een gesprek dat zich al snel ontwikkelt tot een meningsverschil van wel haast levensbedreigende omvang.
Het gaat over spaghetti; vindt de ene dat spaghetti alleen de moeite waard is wanneer je hem eet met een tomatensaus, de ander zweert bij een “rijke” uitvoering met spek, room en eieren. Een derde springt verontwaardigd op en maakt zijn maten met veel handgebaar, en een lichaamstaal die niks te wensen over laat, duidelijk dat een spaghettigerecht valt of staat bij zijn simpelheid. Het moet met olie, een pepertje en wat knoflook. Verder niks. Basta!

Dit is wat ik me herinner. Of mijn herinneringen kloppen, ik weet het niet. Ik heb wel vaker last van “Dichtung und Wahrheid” en ik heb de film sinds mijn jonge jaren niet meer gezien.
De spaghettiscène maakte evenwel een enorme indruk op me. Dat mensen tot het uiterste konden gaan in hun mening over eten en smaak was een openbaring. Voor het eerst beleefde ik dat voedsel ook in het leven van gewoon volk puur cultuur kon opleveren. Dat het niet iets vrijblijvends was, maar dat je diende te staan voor je opvattingen over kwaliteit en smaak.

De film, heb ik intussen uitgevogeld, heet “I Soliti Ignoti” en hij werd in 1958 gemaakt door Mario Monicelli. De rolbezetting bestond uit wat later grote namen in de filmhistorie zouden worden: Marcello Mastroianni, Vittori Gassman, Renato Salvatore en Claudia Cardinale. De film kreeg destijds nog een Oscarnominatie. Ik heb waarschijnlijk de Duitse versie op t.v. gezien: “Diebe habben’s schwer”.

28 februari 2007 004
Later leerde ik dat de simpele spahetti met perpertjes en knoflook ook een naam had: Spaghetti Aglio, Olio e Peperoncino. En dat gerecht maakte ik vanavond voor mezelf. Ellen gaat uit eten met haar collega’s dus onze keuken is voor mij alleen.

Het recept is voor één persoon:
150 gram spaghetti,
2 forse tenen knoflook,
1 verse peper, (bij gebrek kan gedroogd ook, maar let op dat het niet oneetbaar scherp wordt)
3 eetlepels olijfolie,
handje gehakte platte peterselie.

Olie in een koekenpan, pepertje en knoflook erbij. Zachtjes laten garen, de knoflook mag bruin worden maar absoluut niet verbranden. (Gebeurt dat wel dan gooi het zaakje maar gerust weg, niet te eten!) Ik gebruikte een gedroogd pepertje (mild) want vers had ik niet. Intussen kook je de spaghetti beetgaar. Afgieten en het oliemengsel door de spaghetti scheppen.
Peterselie erover en onmiddellijk eten. Tijdens het koken had ik nog wat tijd om een bak sla aan te maken, klaar is mijn maaltijd. Kost me slechts 15 minuten in totaal. De maaltijd is af met een glas Barbera d’Asti.

© paul

Fugu, de kogelvis…

 

Op aanraden van Ellen begon ik vanavond aan Troost van Giphart. In de openingszin van die roman denkt de hoofdpersoon dat hij een verkeerd stuk fugu heeft gegeten, met alle gevolgen van dien. Een dag eerder vond ik bij toeval een afbeelding van een Japanse houtprint voorstellende diezelfde fugu. En deze samenloop van zaken, maar vooral ook mijn reeds lang bestaande fascinatie met het fenomeen leek me een artikeltje waard.

Het gaat om het keine lachebekje op de prent. Dat visje heet in het Japans fugu. De Nederlandse naam is kogelvis. Overigens staat fugu ook voor de gerechten die van het visje worden bereid. De grote blauwe vis is een makreelachtige, daar weet ik verder niks van.

De fugu is razend populair in Japan. Er bestaan talloze restaurants die gespecialiseerd zijn in het bereiden van dat visje. De gerechten die door de jaren bedacht werden zijn dan ook niet te tellen. Alles wordt gebruikt. Het visvlees wordt rauw, gestoomd of gekookt geserveerd, maar ook de lever, de vinnen, de testikels en de huid leveren de meest exotische gerechten op. Tot zover is het nog allemaal te volgen, ware het niet dat het eten van het visje levensgevaarlijk is.

De fugu bevat een gif dat tetrodotoxine heet en 275 maal giftiger is dan cyaankali. Het gif zit vooral in de lever, galblaas, eierstokken en darmen. Onzorgvuldig schoonmaken van de vis is dodelijk. In Japan sterven er zo’n vijftig (andere bronnen zeggen honderd) mensen per jaar aan de gevolgen van het eten van de kogelvis. De vergiftingsverschijnselen zijn gruwelijk. Langzaam raken alle spieren in het lichaam verlamd. Als laatste stoppen longen en hart met functioneren. En al die tijd is het slachtoffer volledig bij kennis. Pas na 24 uur volgt de dood. Er bestaat geen antigif.

De vis wordt al sinds de oudheid in Japan gegeten. Archeologische vondsten tonen aan dat het 2300 jaar geleden al een consumptievis was. In de loop van de geschiedenis waren er altijd wel gezagsdragers die het eten van de vis verboden, maar het mocht niet baten. De vis bleef populair. In 1958 ging men over tot strenge wetgeving voor de Japanse horeca aangaande de fugu. Koks dienden een opleiding van drie jaar te volgen en werden ook daarna vaak en uiterst streng gecontroleerd op hun kunnen. Slechts dertig procent van de opgeleiden krijgt uiteindelijk het diploma “gifvis”. Niet dat die andere zeventig procent het leven van de klanten in de waagschaal stelden, maar de eisen zijn zo streng dat de minste hapering in de bereiding de kandidaten uitsluit van het diploma. Sinds 1958 zijn er dan ook nog nauwelijks ongelukken gebeurd in de officiële eetgelegenheden. Overigens is de vis ook schoongemaakt te koop in de detailhandel en zelfs enige supermarktketens bieden hem aan. Voor hen gelden dezelfde strenge normen als voor de restaurants. De ongelukken met de fugu gebeuren thuis, bij de hobbykok.

Alles bij elkaar levert het gedoe met de kogelvis een vreemd fenomeen op: de vis is duur, het is gevaarlijk om hem te eten, en de smaak is niet spectaculair, eerder flauw. Dit alles zou reden genoeg moeten zijn om de vis links te laten liggen. Het omgekeerde gebeurt echter. Gaat het om zoiets als doodsverachting, om de spanning van het spelen met je leven? Je mag aannemen dat de vis nauwelijks populair zou zijn als hij niet giftig was, want alleen voor de smaak hoef je hem niet te eten. Maar je kunt van de andere kant toch bezwaarlijk alle Japanners roekeloos, dom of gestoord verklaren. Nee, ik zie iets over het hoofd, ik begrijp iets niet. Overigens is het de Keizer van Japan bij wet verboden fugu te eten. Kwestie van het uitsluiten van een constitutionele crisis omwille van de kick.

De prent aan het begin van dit artikel is gemaakt door Hiroshige in het jaar 1832.

© paul

Rembrandt…

 

Het Rembrandtjaar is bijna voorbij en het Ministerie had beloofd er aandacht aan te schenken, zoals zij in het voorjaar aandacht schonk aan het Mozartjaar.

Enfin…, er is al zo veel geschreven over Rembrandt, en veel beter dan wij het zouden kunnen. We hebben dan ook weinig behoefte om al dat werk van anderen nog eens over te doen in een “groot” artikel. En ook bestaat er niet zoiets als Rembrandtkugeln of -babbelaars. In het werk van Rembrandt is weinig “eet-en-drink” te vinden en het stilleven was niet zijn genre.

De “Os op de Leer” is misschien nog wel de duidelijkste verwijzing naar keukenpraktijken, hoewel dat waarschijnlijk niet de reden is waarom Rembrandt hem schilderde. Hij maakte twee versies van het onderwerp. Het ene hangt in Parijs en dit hier in Glasgow. Beide schilderijen verbeelden op een ijselijke manier de werkelijkheid en heffen het onderwerp tegelijk boven de werkelijkheid uit. Macaberheid en schoonheid in één beeld. Een grauwe omgeving met het Lijk in een gouden licht, het licht van Rembrandt.

Tal van kunstenaars werden door de opgespannen ossen geïnspireerd. In onze prentbriefkaartenverzameling bevindt zich een afbeelding van een schilderij van Chaïm Soutine. Ik zal het je binnenkort laten zien.

© paul

Driehazenbord…

wijn 013

Marleen en de Jongste Bediende pasten vandezomer op huis en hond. We wilden hen gepast belonen. Ik wist van het bestaan van een pottenbakkerij in de Elzas die het driehazenmotief gebruikt bij de decoratie van keramiek. En het motief was ik weer op het spoor gekomen toen ik voor dit log probeerde een artikel over de Paashaas te maken.

Er is iets vreemds met de afbeelding. Drie hazen hollen in een kringetje. Ze hebben alle drie twee oren, maar .

Zoek je een verklaring of betekenis voor het motief, dan kom je snel uit bij de Christenheid. Het zou een symbool kunnen zijn van de Heilige Drieëenheid. Andere bronnen verwijzen naar de maagdelijkheid van Maria (de haas als magisch dier zou nakomelingschap kunnen krijgen met behoud van maagdelijkheid). Je vindt het driehazenmotief vooral terug in oude kerken, dus ergens zal er wel een link zijn met de godsdienst. Maar toch niet alleen binnen het Christendom. Er zijn ook afbeeldingen bekend uit het Boedisme, uit de Islam en uit het Joodse geloof. De oudst bekende afbeelding is een plafondschildering in China uit het jaar 600 na chr., maar ook op een Iraanse munt uit 1282 vind je het motief terug.
Niemand weet er het fijne van, en het aantal afbeeldingen over de wereld is bijna op twee handen te tellen.

Hoe dan ook, we vonden het thema en motief zo fascinerend dat we ervoor naar pottenbakkersdorp Soufflenheim reden. Bij Gerard Wehrling en Dochter vonden we het bord. We hebben één exemplaar te weinig aangeschaft. We willen er zelf ook een!

Drie Englse wetenschappers zij zich serieus bezig gaan houden met het Driehazenmotief. Ze hebben een alleraardigste site op internet.

© paul

 

De Keizer exposeert…

tentoonstelling Gerard1
Wie meer wil weten over Gerard van Lankveld, ofwel de Keizer van Monera, ofwel de naamgever van dit weblog, kan vanaf morgen zijn werk bekijken en bewonderen in Veldhoven. Na de grote succesvolle tentoonstelling in Museum dr. Guislain in Gent (Belgie) vorig jaar, is het werk van Gerard nu ook wat dichter bij huis te bekijken!

Niet over eten, maar wel heel bijzonder!

© ellen

Chinees kruikje…

11 april 002

Ellen kookt vandaag uithuizig. Ze doet dat ter gelegenheid van het afscheid van haar baas en om samen met haar collega’s de vacantie in te vieren. Ze zal er nog over schrijven.
Tussendoor belde ze om te laten weten dat het gezelschap bezig was met een wijnproeverij  in het kader van Wine Blogging Wednesday. De  Australische kwam er niet zo best vanaf. Je hoort het nog wel.

Ik beperkte me vanavond tot een Indonesisch eiergercht van de Afhaalchinees. Het was de foto niet waard. Om toch iets te tonen snorde ik een foto op uit het archief. Die toont een Chinees kruikje, het bevat rijstwijn. Ik kocht het kruikje ooit in de Chinese supermarkt aan de Kleine Berg in Eindhoven. Ik betaalde, geloof ik, zes euro…

Voorts zijn de beloofde onweersbuien overgedreven en is het snikheet. De wijn ligt te koelen maar het zal nog wel even duren voordat-ie op de juiste temperatuur is.

© paul

DE DORSTIGE MAN…

 

 

Evenals vorige nacht moest het 02.00 uur worden alvoor er een briesje opstak. Het was alom zweten geblazen. Ik wilde je de Torstige Mand eigenlijk voorstellen bij aanvang zomer, maar de hittegolf van de laatste week maakt dat ik mijn plannetje vervroeg.

Ooit, ergens, zal je het plaatje al wel zijn opgevallen. Het is het meest gereproduceerde schilderij van Denemarken. Erik Henningsen schilderde zijn “Dorstige Man” rond 1900 voor de firma Tuborg. En ook nu nog wordt de afbeelding gebruikt om het bier aan te prijzen, bijvoorbeeld op de halfliterblikken Export pils van de firma. Een overtuigender beeld van ondraaglijke warmte en zucht naar verkoeling kan ik me nauwelijks voorstellen.

Erik Henningsen werd in Kopenhagen geboren in 1855 en hij overleed er in 1930. Hij hoort thuis in een stroming die je de Sociaal-realistische kunst noemt. Zijn werk was vaak van polemische aard (arm-rijk, goed-slecht).Wat ik van zijn werk heb gezien maakte weinig indruk op me. Uitstekend vakman, dat zeker, maar het echte drama zoals bij Repin of Haan zul je niet treffen. Het blijft ook bij de meest gruwelijke onderwerpen wat zoetjes, sentimenteel. De Tuborgreclame, evenwel, vind ik fantastisch.

Internet biedt geen biografie in een taal die bruikbaar is voor de reguliere bezoeker van het Ministerie, dus ik kan je niet doorlinken. Lees je Deens of Zweeds, ga dan gerust googelen. Wel vond ik een aardige site van het Kunst Industri Museet. Daar vind je een mooie collectie oude industriële affiches uit Denemarken.

De eigenlijke reden waarom ik het plaatje al een hele tijd in petto had is de volgende. De man op de afbeelding doet mij onweerstaanbaar denken aan Comissaris Maigret. Niet Gabin, niet Teurlings. Nee, deze Dorstige Man. Het moest verschrikkelijk heet worden om hem zijn colbertje te doen uittrekken. En het bovenste knoopje van zijn boord losmaken betekent dat hij lijdt, dat hij bijna in staat is alle conventies over boord te zetten. Die Maigret toch, en hij dronk al zo graag…

© paul

PEPERKOEKMUSEUM…

Overal ter wereld bestaan er cullinaire musea. Over het algemeen zijn ze klein, en meestal in particuliere handen. Ze vertegenwoordigen doorgaans de specialiteit van een dorp, stad of streek. En meestal zijn ze gekoppeld aan deze of gene neringdoende die zo trots zijn spulletjes kan slijten. Ondanks het amateuristisch karakter van de meeste uitstallingen blijft het leuk om ze te bezoeken. Afgelopen zomer kwamen we op de terugreis van onze vacantie door het plaatsje Gertwiller, een piepklein stadje aan de oostelijke kant van de Elzasser wijnstraat, ter hoogte van Barr. Daar bevindt zich het Musée du Pain d’Epices. En de familie Lips bakt er haar kruidkoeken sinds een paar generaties. De streek is er beroemd om. Aan het begin van de 20e eeuw waren er maar liefst 9 koekenbakkers in het stadje. Voor het eerst werden de koeken beschreven in het jaar 1453 door cisterciënzer monniken uit het naburige klooster van Mariethal. De koeken behoorden oorspronkelijk bij de kersttraditie. Heden ten dage worden ze het hele jaar door aangeboden. Ze smaken heel behoorlijk, die pains d’epices. Te vergelijken met onze traditionele kruidkoeken, maar dan iets droger. En niet zo zoet. Wel is er een overdaad aan kruiden en specerijen gebruikt. Dat proef je terug en vooral ruik je het. De koeken geuren fantastisch. In het museum vind je een hoop oude bakkersrommel, maar ook een collectie Elzasser aardewerk die de status “museaal” waardig is. Vooral de beroemde Moules à Kugelhopf (stenen tulbandvormen) hebben ze in alle maten en soorten, de meesten oud en allemaal schitterend versierd. In de winkel van het museum kochten we hartvormige koeken voor het Kind en de Kids: Groeten uit de Elzas.

© paul

ALWEER CHINEES…

 

Het Ministerie had al vis ontdooid, maar op het laatste moment werd dan besloten te kiezen voor de weg van weinig weerstand. Gegrild spek met mie gehaald bij de plaatselijke afhaalchinees. Max genoot erg van de mie… Het plaatje is wedereom van de kunstenaar Qi Baishi (Pruimenbloesem), evenals die van 14-02-2006 en29-03-2006. Zo heb je toch iets aangenaams om naar te kijken… 

Het web-log heeft er weer hele dagdelen uit gelegen, erg vervelend voor jullie, erg vervelend voor ons. We zijn met tijden nauwelijks, en soms helemaal niet, op te roepen. Het Ministerie moet zich zo onderhand gaan beraden op andere mogelijkheden om de continuïteit te waarborgen.

QI BAISHI…

 

 Ellen is naar een etentje met collega’s. Je zult er later op de avond nog wel van horen en zien, ze heeft de camera mee. Ik beperkte me tot een fast-food maaltijd van de Chinees. Er viel geen eer aan te behalen en dus doe ik er het zwijgen toe. Evenals een vorige keer (log 14 februari 2006) wil ik je echter niet helemaal teleur stellen. Ook nu heb ik een plaatje uitgezocht van de Chinese schilder en drukker Qi Baishi (1864-1957). Een beetje oneerbiedig mag je hem de Chinese Picasso noemen. Zowel Baishi als Picasso zijn fenomenale tekenaars. Sinds Baishi doorbrak in het westen in 1930 is hij niet meer weg te denken in het wereldje van de liefhebbers van oosterse schilderkunst. Hoewel zijn werk op het eerste gezicht traditioneel aandoet is het dat niet. De losse toets en expressionistische manier van schilderen was (is?) uniek in China. Zijn thema’s komen nagenoeg altijd uit de natuur, maar hebben ook verwantschap met de Europese traditie van het stilleven. Mooi hè?

© paul