Rivierkreeftjes en de slag bij Marengo…

Compagnie rivierkreeftjes...

Hoe het zit met Fransen, ik moet er altijd weer even over nadenken…

Ik sprak onderweg een aimabele Belg, een naamgenoot, hij heette ook Paul. Hij was te voet op route naar Santiago de Compostella. Hij kwam uit Waterloo en deelde met mij zijn verwondering over het feit dat in zijn geboorteplaats (Waterloo) nagenoeg alles in het teken staat van de verheerlijking van de Kleine Korporaal, de latere keizer van Frankrijk (Europa): Napoleon Bonaparte. Terwijl die gast daar toch écht definitief zijn spreekwoordelijk Waterloo vond; met andere woorden, hij werd er verslagen, verbannen en ontdaan van alle megalomane machtsideeën die hij ooit koesterde. Een loser, maar gehuldigd in marmer, in hardsteen, in zilver en getooid met de gouden laurierbladeren, voorbehouden aan de overwinnaar…

En ze doen het écht, die Fransen. Heeft Napoleon ooit tegen een boom staan wateren, de boom wordt een nationaal monument. Heeft Napoleon ergens een hapje gegeten, de herberg is een nationaal monument. Heeft hij in een kapelletje een schietgebedje geschoten, de kapel krijgt een speciale status. En zo verder en zo voort…

En denk nou niet dat het een teken is van opkomend Frans nationalisme. Ze doen het namelijk al heel lang, ook mijn socialistische kennissen en de enkele communist die ik wel eens ontmoet. Ik moet er altijd even over nadenken…

Neem de Slag bij Marengo. Hoewel die bloedige veldslag op het nippertje na goed afliep voor Napoleon staat hij te boek als glorieuze overwinning. De slag ging tussen de Oostenrijkers en de Fransen en werd gestreden in Noord-Italië bij het plaatsje Marengo in Piëmont. De Grote Strateeg had in de loop van de dag van de veldslag een aantal pijnlijk foute beslissingen genomen die hem, Napoleon, bijna fataal werden. Slechts dankzij een min-of-meer soloaktie van Generaal Desaix keerde het tij. Die Desaix had namelijk besloten om met zijn brigade terug te keren naar het hoofdfront, terwijl Napoleon hem had bevolen om op een heel andere plaats slag te leveren met een achterhoede van de Oostenrijkers.

Enfin, Desaix redde de zaak voor de Fransen gedurende de middag en sneuvelde tegen de avond. En hij was niet de enige: er vielen twee duizend doden en een goede tien duizend gewonden tijdens de slag. (Gewond raken was overigens levensgevaarlijk in die dagen. Er bestond nauwelijks medische verzorging. Na elke slag stierf er altijd nog een substantieel deel van de gewonden op later tijdstip.)

Napoleon, de Alwetende Strateeg, had bij aanvang van de slag bedacht dat er slechts een lichte lunch gebruikt zou worden, ergens op de middag. Immers, het was zijn inschatting dat hij ruim voor het avondeten weer terug zou zijn in zijn luxe onderkomen, een kilometer of twintig verderop. Daar zou hij dan genieten van een overwinningsmaal, bereid door zijn uitgebreide huishoudelijke staf. Maar het ging dus een beetje anders.

De slag bij Marengo...

Toen tegen de avond de Oostenrijkers nog niet verslagen waren begon Napoleon sjacherijnig te worden. Hij stierf van de honger en het zag er niet naar uit dat hij vóór het eten thuis zou zijn. Hij gaf dan de veldkeuken opdracht om een warme maaltijd te bereiden. De Chef van de veldkeuken, ene Durant, moest het doen met wat spulletjes die hij in de omgeving van het slagveld kon bemachtigen. Men had het namelijk niet nodig geacht om ingrediënten en voorraad mee te slepen van achter de linies, en nu was er geen mogelijkheid meer om van verre nog iets te betrekken.

De kok moest het doen met een kip, wat eieren, room, paddenstoelen en rivierkreeftjes. Cognac en witte wijn zaten altijd wel in de plunjezak van Napoleon, dat was mooi meegenomen. En Durant creëerde met die zaken ter plekke de Poulet à la Marengo.

Enfin, Napoleon liet het zich smaken, won dankzij de voortvarendheid van een hele hoop derden de slag en bombardeerde de Kip Marengo tot fetisj, dewelke hem diende te begeleiden bij elk van zijn Glorieuze Overwinningen.

Vandaag op de dag af (14 juni), maar dan tweehonderdnegentien jaar eerder, werd de slag bij Marengo gestreden. Voor Napoleon legde de nipte overwinning op Oostenrijk de basis voor zijn verovering van heel Europa en het bemachtigen van de keizerskroon. Maar ik nijg meer naar de verdiensten van Chefkok Durant. Hij bezorgde mij de Kip Marengo…

  • Opmerkingen:
  • Het historisch verhaal hierboven over de slag mag je volledig vertrouwen, het verhaal over de Kip echter is naar alle waarschijnlijkheid apocrief, verzonnen, ontsproten aan de PR-machine van Napoleon Bonaparte. Die machine draaide als een tierelier en menig modern politiekus mag lering trekken uit de ongekend knappe manier waarmee mythes werden opgetrokken rond de figuur Napoleon Bonaparte… [Baudet, hou nou eens op met dat boreaal geleuter en laat je kok een klassieker ontwikkelen. Misschien wordt het dan ooit iets…]
  • Hoe het écht zit met de Kip Marengo is niet duidelijk, er gaan verschillende versies de rondte. De meest waarschijnlijke is dat een soortgelijk gerecht de Kleine Korporaal werd opgediend in een nabij restaurant, als avondeten na de veldslag…
  • De kreeftjes van de foto behoren tot de soort gevlekte rivierkreeft (Orconectes limosus). Napoleon at waarschijnlijk de Europese rivierkreeft (Astacus astacus) of edelkreeft.
  • Wij gebruikten de kreeftjes voor Ellens versie van kip Marengo, zie onderaan dit artikel. De schillen en schokken mocht ik verwerken in een schaaldierenolie, zie ook onder dit artikel.
  • Het schilderij in het artikel is van de hand van Louis-François, Baron Lejeune (3 February 1775 in Strasbourg – 29 February 1848), Frans generaal, schilder en lithograaf…

Lees ook : Kip Marengo…

Lees ook: Geurige langoustineolie (Huile de Crustacés)…

© paul

Kip Marengo

IMG_9187

Vriend Jan zou komen eten en ik besloot dat ik kip wilde klaarmaken. Kip is altijd goed, je kunt er alle kanten mee op, mits je een fatsoenlijke kip hebt natuurlijk. En dat is in ons dorp niet zo simpel. Onze grootgrutter heeft alleen tijdens feestdagen biokip, de rest van het jaar verkopen ze alleen biologische kipdelen maar die vind ik niet zo smakelijk. De Sligro biedt dan uitkomst, wel een paar Foodmiles extra maar goed. Paul had intussen andere plannen, hij wilde nog een keer langoustineolie maken maar kon geen langoustines vinden. Onze vaste vishandelaar op de markt heeft ze bijna nooit, zoeken op de site van de Sligro en Hanos leverde ook niets op. Onder het mom van ‘Ik zál ze vinden’ zocht Paul dus heel het internet af en ja hoor, een vishandel in Waalre bood langoustines te koop aan. Nog even gebeld voor alle zekerheid of ze echt… Ja meneer, die hebben we op voorraad. Dus wij hup in de auto naar Waalre, gelukkig ontsnapten we nét aan de enorme file rond Eindhoven en vonden rap de mooie viswinkel. Prachtige waar, dat moet gezegd, maar duur, dat wel. Paul betaalde voor een kilo langoustines € 42,-. Phoe, niet niks, maar ‘Als je die olie koopt is het ook duur‘, aldus Paul. Konden we meteen even bij de Sligro in Eindhoven een Kemperkip kopen. Tja, en wat lag daar in het schap? Juist, dozen vol langoustines, prima kwaliteit en voor minder dan de helft van het bedrag dat we bij de sjieke vishandel betaald hadden. Auww! Ook dozen vol rivierkreeftjes voor een paar euro… Nou ja, de kip was in de reclame, dat dan weer wel. We kochten nog maar een doos rivierkreeftjes, allemaal extra voor de olie.

IMG_9154

Thuis kookte Paul de langoustine zoals voor zijn recept nodig was en lagen de beestjes op de aanrecht af te koelen om verder verwerkt te worden. Wat doe je met het vruchtvlees van de langoustines? Oh, dat gebruik ik verder niet, het gaat om de schaal. Nou ja, gekker moet het niet worden… Natuurlijk kan je ze lekker oppeuzelen, met een kloddertje zelfgemaakte mayonaise maar ik zocht naar een deftiger toepassing voor de dure schaaldiertjes en opeens schoot me een gerecht te binnen waarin zowel kip als langoustines of rivierkreeftjes verwerkt worden; Kip Marengo, dat zou het worden! Over het verhaal achter de Kip Marengo zal ik nu maar even niet verder uitweiden,
iets met Napoleon en eten na een veldslag… Paul schrijft er nog wel over als zijn olie klaar is.

  • Voor vier personen
  • 1 flinke biologische kip, in 8 delen gesneden (als je dat moeilijk vind, vraag de poulier)
  • boter
  • 3 uien, fijngesneden
  • 2 tenen knoflook, fijngesneden
  • 1 doosje champions, in vieren gesneden
  • 2 á 3 flinke, rijpe tomaten, in blokjes gesneden
  • 1 lepel bloem
  • 1 glas cognac
  • 1 glas witte wijn
  • 250 ml room
  • peper, zout, nootmuskaat
  • Het vlees van 1 kilo rivierkreeftjes of langoustines

Wrijf de kip in met peper, zout en wat nootmuskaat. Verhit de boter en braad daarin de kipdelen mooi bruin aan. Haal ze uit de pan en leg ze even apart. Bak dan in dezelfde pan de champignons bruin en voeg daarna de uien en knoflook toe en dan de tomatenstukjes. Roer de bloem door het mengsel. Flambeer met de cognac en blus af met de witte wijn. Voeg dan de room toe en wat kleine stukjes van de schaaldieren. Bewaar de grotere stukken voor de garnering. Laat de kip dan op een laag vuur langzaam garen in ongeveer 1 tot 1 1/2 uur. Serveer de kip met flink wat saus en garneer met de kreeftenstaartjes of langoustines. Geef er gewoon simpel brood bij en eventueel een salade.

Kopje espresso toe.

*) de foto boven dit artikel maakte ik vandaag met de rest van de kip en wat vlees van rivierkreeftjes.

© ellen.


Ver weg in Bourgogne…

Gehucht vaux...

We waren er even niet, je had het al gemerkt. Radiostilte heerste op de website (zeg je dat zo?), want de internetverbinding was van nul en gener waarde. Af en toe kon Ellen via Facebook de buitenwereld nog een mededeling doen, maar om op de website te publiceren ontbrak het ons aan mogelijkheden (wel zo rustig overigens…) Enfin, we logeerden bij Louise en Luc, vriendelijke uitbaters van een klein, maar uiterst fijn vakantieonderkomen; we waren er al eens te gast.

Het gehucht heette Vaux en is onderdeel van de gemeente Saizy in het departement Nièvre, het meest westelijke van de vier departementen van de Bourgogne. Het minidorpje ligt in het immens grote natuurpark Le Morvan, een stiltegebied dat ongeveer tweederde van het oppervlak beslaat van onze provincie Noord-Brabant…

Het is er uitstekend van eten en drinken hoewel het enige voorbereiding vereist om op de juiste plaatsen te geraken. Cultuur snuif je aan de randen van de Morvan, in steden als Vezelay, Avallon, en Autun.

Verder vind je er alleen maar kleine dorpjes en nog kleinere gehuchtjes, verscholen in een landschap van bossen, afgewisseld met weiden, beken en meertjes en hier en daar een akker landbouwgrond. Stil is het er en verlaten. De zo geroemde rijkdom van Bourgogne, de wijnbouw, de graanakkers, de velden zwarte bessen, het speelt zich allemaal op andere plaatsen af. Wél heeft nagenoeg elk gehucht in de Morvan een kerkje of kapel. Een stenen monument dat daar al sinds duizend jaar staat te waken over de spreekwoordelijke kudde gelovigen. Wonderschoon in z’n eenvoud en archetypisch voor de ontwikkeling van de Europerse architectuur van de daarop volgende eeuwen en eeuwen…

Enfin lezer, daar waren wij dus weer voor een korte vakantie te gast. Daar rustten we uit van het haastige gedoe van de moderne gepensioneerde, daar genoten we van het langzame ritme van het rurale leven, daar laafden we ons en spijsden als gegoede plattelandsadel (hoor mij nou!), daar waren wij nagenoeg volmaakt tevreden…

We zijn intussen thuis. En dat is ook goed, en zelfs meer dan dat. Onze Jop had ons gemist, en wij hem nog veel meer. Verder hadden een aantal mensen in onze omgeving op ons misgegrepen. Nou, ik verzeker je, dat is ook een lekker gevoel…

Bourgogne, en vooral dan de Morvan houden we erin, zoveel is zeker…

Het Feest der Feesten (zonder ons)…

Gefrituurde inktvis (voortreffelijk)...

Door omstandigheden konden wij dit jaar niet deelnemen aan het Carnavalsfeest. En zo verging het ook een aantal andere leden van de Zwarte Kabouter Bende. Enfin, een beetje treurig was dat wel, maar er komt een herkansing volgend jaar en we zullen daar beslist gebruik van maken.

Gelukkig kweten de ouders van Jop zich uitstekend van hun taak om die jonge gast in te wijden in de rituelen van het Feest. Ik maakte me er al zorgen over, maar getuige de berichten en foto’s die we per digitale snelweg ontvingen begint Jop het al aardig te snappen…

Écht carnaval!!!

Een geluidsdemper op je kop tegen het oorverdovend lawaai van de dweilorkesten, een zak chips om uit te sneukelen en een snoepzak op de achterhand, mierzoete ranja tegen de dorst, een hoop verzamelde slingers en confetti om je mee te tooien en verder domicilie houden onder de statafel van de grote mensen. Al met al héél verderfelijk, maar dat is hoe een gast van vier jaar zijn Carnaval invult. Jop snapt het helemaal…

Wij verbleven intussen in Luxemburg. Het regende er aldoor en het stormde zo nu en dan. In onze omgeving waaiden een aantal bomen om, sommige straten waren onbegaanbaar en wandelen in de bossen was op de meeste plaatsen verboden. Maar verder ging het wel goed. 

We lazen Konstantin Paustovski en Wolfgang Herrndorf, we lazen Nele Neumann en Javier Marías. Uit de speakers tingelde voornamelijk Corelli en internet was weer eens in geen velden of wegen te bekennen, dus kochten we elke dag het Tageblatt. Enfin: never a dull moment, zoveel mag duidelijk wezen.

Goed van eten en drinken hadden we het ook. We sloegen wat mooie wijnen in en exquise lamskoteletjes. Hele fijne sla en uitstekende kazen. We trokken zondagse bouillon, grilden kippetjes en aten gebak van Namur. Buiten de deur aten we voornamelijk vis. 

Ik was alweer vergeten hoe lekker gefrituurde inktvis kan zijn. Niks pre-fab papje om een rijwielband. Nee hoor, een fijn gekruid beslag waarin de verse pijlinktvisjes zijn gedoopt. En dan gefrituurd, precies tot aan het gaarpunt; zacht omhulsel en stevig maar sappig visvlees. Zo subtiel, zo smakelijk en zo met zorg bereid. We aten ze bij Pulcinella in Mamer. (Zie kopfoto.)

Aan de Moezel aten we gefrituurde baby-voorntjes en snoekbaars in een saus van Crémant de Luxembourg en room.  Uitstekende kost hoor, daar niet van. Maar echt speciaal was toch de Aswoensdagvis. Misschien niet als absoluut culinair hoogstandje, maar toch… Daarover echter  later.

©paul

Kabeljauw met bruine boter en kappertjes

IMG_8609

Joël, één van onze vrienden in het Luxemburgse dorpje waar ons huisje staat, is een echte visser. Hij vist in de buurt van het dorp in vijvers en snelstromende riviertjes op forel en brengt vele uren aan de waterkant door. Zo’n vispartijtje wordt altijd afgesloten met een hapje en vooral veel drankjes met zijn vissersmaten. Wij mogen, als we toevallig in het dorp zijn, altijd delen in de vangst. Prachtige zalmforellen weet Joël te vangen, heerliijk om te grillen of te pocheren. Voor Joël en zijn vrouw Nicole  geen toestanden in Benidorm, Blankenberge of Kreta; zij geven niets om vakanties. Nicole is het liefste gewoon thuis in haar eigen dorpje en Joël vindt dat best. Maar een paar keer per jaar gaat hij even verderop vissen. Niet in kleine Luxemburgse riviertjes maar in open water, in de zee… “Ha, das Mer, Hellen, das ist so schön, da vergess’ ich all meine Sorgen” .

Joël en een paar vrienden huren dan een kleine vissersboot met kapitein en gaan écht vissen ergens in de open wateren voor Denemarken. Ze vissen op Noordse kabeljauw. Dat vissen gaat een paar dagen zeer gedisciplineerd, de vangst wordt schoongemaakt, geproportioneerd, verpakt en ingevroren. Dan breekt het grote feest los en drinken de vissers tot ze geen vis of drank  meer kunnen zien…

Ik heb Joël meerdere malen thuis zien komen na zo’n festijn: total loss, dodelijk vermoeid, maar ook helemaal voldaan met zijn vangst. Hij drinkt dan nog een glaasje, samen met zijn Nicole en gaat dan zijn roes uitslapen… Nicole schikt dan de pakjes kabeljauw in de diepvries, voor later, voor hun eigen gezin, voor de familie, voor vrienden…

En zo kregen wij dit najaar geen forel maar echte kabeljauw. Vier mooie dikke filets van de staart, mét vel, ontgraat. Supervers. 

  • Twee mooie gefileerde stukken kabeljauw met vel
  • een flinke klont boter
  • peper en zout
  • twee eetlepels kappertjes
  • 2 ansjovisjes, fijngeplet
  • sap van een halve citroen

Wrijf de kabeljauwfilets in met peper en grof zout. Smelt de helft van de boter in een passende pan en bak de filets op de velkant ongeveer 4 minuten aan. Draai filets dan voorzichtig om en bak nog 1 minuut. Houd de filets warm en laat de rest van de boter even bruinen. Voeg ansjovisfilets en kappertjes toe en laat alles even doorwarmen. Breng verder op smaak met peper en eventueel zout. Giet de bruine botersaus over de vis. 

Wij aten er een stamppotje bij van aardappelen en rucola.

Kopje espresso toe.

© ellen. 

2019…

Joseph Beuys (1921-1986)...

De schetsjes zijn heel snel gemaakt. Je herkent een platvis (schol?), en dan nog een platvis van wat onduidelijker statuur. Het beest onderaan is onmiskenbaar een snoekbaars. Verder staan er nog wat probeersels op het kalenderblaadje, dat kennelijk uit een zakagenda is gescheurd. De tekeningetjes zijn gemaakt met vulpen, in blauwe inkt.

De schetsjes doen fris en fruitig aan, het lijkt alsof Josef Beuys ze gisterenavond heeft neergekrabbeld. Maar kijk je naar de datum dan zie je dat de krabbels op een kalenderblaadje werden gekriebeld van 63 oud. En nader onderzoek toont aan dat dát ook de tijd en datum waren dat Beuys ze tekende.  Ellen was toen verdorie nog niet eens anderhalf jaar oud, ik was netaan drie.

Een rare gewaarwording is het toch om een vermeende actualiteit te zien, een nouveauté, om je dan op een ander nivo te realiseren dat je naar iets ouds zit te kijken. Tijd is een raar fenomeen, tijd is uiteindelijk een rommeltje, altijd bereid om je op het verkeerde been te zetten…

Neem onze Jop. Gisteren was die gast nog baby, in 2019 gaat hij alweer voor het eerst naar school…

Of neem de curryworst: je beschouwt hem als een lekkernij uit het begin van dit millennium, maar wat blijkt: op 4 september 2019 viert de snack alweer z’n zeventigste verjaardag…

Nou ja, zo kun je nog een hele waslijst bedenken van voorbeelden van hoe de tijd jou manipuleert. En ook van hoe jij probeert de tijd te manipuleren. Het is en blijft een vreemd fenomeen, het blijft uiteindelijk een rommeltje…

2018 was een goed jaar voor ons, zoveel is zeker, het ging alleen zo snel voorbij. We willen de hoogtepunten niet allemaal opnieuw opsommen, die staan als een huis en je kunt ze met wat gescroll terugvinden op deze website.

En 2019? Ach lezer, wij kunnen niet in de toekomst kijken. We kunnen er alleen maar het beste van hopen. We doen dat met een voorchristelijke bezwering:

Gelukkig nieuwjaar lezer…

Ellen-Paul…

© Afbeelding: Joseph Beuys (1921-1986), Stiftung Museum Schloss Moyland,
Sammlung van der Grinten.

Hoe het verder ging…

Kerstkado's...

Met Ellen gaat het beter. Ze heeft geleerd hoe ze haar gebroken ribben een beetje kan ontzien en ze scharrelt intussen alweer wat makkelijker door het huis. De nachtrust houdt niet over…

Al met al kwamen we de Kerstdagen redelijk door. Ik maakte een stoofpot van wildzwijn en ik grilde een kip. We aten oesters, lekkere kazen, gemarineerde zalm en een stukje ganzenlever. We lazen een boek, we keken een film… 

Verder was er aanloop genoeg; vrienden en familie toonden hun oprechte belangstelling voor de zieke, waarvoor onze dank. Ook de hartverwarmende beterschapswensen op deze website en op Facebook worden zeer gewaardeerd.

De avond van Eerste Kerstdag brachten we door op de Witte Brug, te gast bij Marleen en Vincent. Iedereen was er, iedereen had plezier. Het leek dan toch nog een beetje op ons Kerstmaal. Er was stemming en er was drank, er was muziek en men had goeie buurt. Er waren cadeautjes. Enfin, ons Kerstmaal ging niet door, maar de avond maakte een hele hoop goed…

Voor de Kerstborrel bij Vincent en Marleen bereidde ik een aantal hapjes, zo ook deed Neel.  Er waren gekruide gehaktballetjes en worstjes in een deegkorstje, gemarineerde paddenstoeltjes en gevulde champignons uit de oven. Een mousse van rode bietjes en ook met kaas gevulde dadels. Groentehapjes met een deegomhulsel en ook  kruidenboter met veel peterselie. Er was goed brood en hapklare toast, er waren gevulde eieren.  Enfin, er was nog meer, maar dat schiet me even niet te binnen…

Kortom, niemand kwam iets tekort, zoveel was wel duidelijk. Al het lekkers ging dan ook met gemak op, het overschot was minimaal. Behalve dan de kaas. Zowel Neel als ik serveerden een aantal kazen. En hoewel er stevig van werd gesnoept bleef er toch nogal wat van over, het was gewoon teveel.

Ik heb die kazen intussen verwerkt op traditionele Franse wijze: ik maakte Fromage Fort. Hoe en waarom vertel ik je morgen. Voor nu is het tijd de burelen van dit Ministerie te sluiten. En terwijl Hond Jaros zich luidkeels ergert aan illegaal afgestookt vuurwerk in de omgeving kijken Ellen en ik een film vanuit onze sponde. We zullen het eind niet bewust beleven.

Goedenacht lezer…

© paul

Fijne Kerstdagen…

kerst

Normaal gesproken maken we op deze website wat meer werk van de aanloop naar de Kerst. De omstandigheden dit jaar schreven echter enige matigheid voor…

We zouden ook deze Kerst weer de Grote Maaltijd verzorgen voor een goede 22 gasten. Ellen hield zich er al weken mee bezig: het menu was uitgeschreven, de logistiek leek op orde, de taken waren verdeeld. Het vlees stond in bestelling, zo ook de vis. De drank rustte in ons keldertje en voor het versgoed was het nog tijd genoeg.

Het noodlot sloeg echter toe, en wel op vrijdagavond. Ellen liet laat in de avond Hond Jaros nog even uit (ze liep wat te suffen, zegt ze zelf). Hond Jaros schrok van een andere hond, eentje waar hij altijd ruzie mee heeft. Hij gaf daarbij een onverwachte ruk aan de riem en slingerde Ellen tegen een (lullig) paaltje. Ze kwam verkeerd terecht en brak twee ribben (die losse, die zwevende). En daarmee veranderde een en ander fundamenteel.

Later in het ziekenhuis werden de breuken nog eens officieel herkend en erkend, en dat was het dan. Revalideren duurt 6 à 7 weken, er is verder niks aan te doen, het moet uit zichzelf genezen. Ellen oefent nu om er zich bij neer te leggen, en dat kost wel wat krimp. Maar het belangrijkste is dat die los bungelende botjes in haar lijf een onaardse pijn genereren. Medicamenteuze pijnstilling werkt slechts ten dele, voor de rest is het een kwestie van het ultieme gemak houden. Verder gaat het Ellen wel goed; ze kan slecht zitten, niet liggen en beperkt staan. Maar ze doet haar best om zich aan de nieuwe status aan te passen, en dat lukt alleszins redelijk.

We hebben dan op zaterdagochtend in aller haast een crisisberaad belegd met Marleen. Zij is per slot onze taakverdeler, manager en knopendoorhakker wanneer het erop aan komt. En we waren er snel uit… Het diner moest worden afgezegd, zoveel was duidelijk. En ook borrelen of anderszins samenzijn op het Ministerie was problematisch en slechts ten dele wenselijk. 

Het komt er dus op neer dat alle leden van ons gezelschap in eigen familiaire kring hun maaltijd zelf moeten verzorgen. Daarna wordt eenieder laat in de middag verwacht op de Witte Brug (bij Marleen en Vincent) om ondanks alles het Kerstfeest samen tot een goed einde te brengen. 

Enfin, ondanks alle gedoe wensen Ellen en ik je een fijn, goed en geslaagd Kerstfeest. Je hoort nog van ons…

© paul

À LA SOUPE! De maaltijd van Jan Soldaat…

À la soupe!..

Vandaag is het op de kop af 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ophield te bestaan. Op 11 november 1918 werd een wapenstilstand van kracht die sindsdien als officiële beëindiging van de Grote Oorlog geldt, hoewel de uiteindelijke vredesovereenkomst pas een jaar later werd getekend.

Er zijn talloze manieren denkbaar om op die Grote Catastrofe terug te kijken. Je kunt het standpunt innemen van de generaal, maar ook het standpunt van de lijdende burgerbevolking. Je kunt de politieke complicaties bedenken, de economische of de militair-strategische. Je kunt je inleven in de ellende van Jan Soldaat, die tot aan zijn nek in de modder van de verregende loopgraven stond en een grote kans had er nooit meer levend uit te komen. Je kunt meevoelen met het thuisfront dat met angst en beven wachtte op een levensbericht van de geliefde aan het front en het uiteindelijk vaak moest doen met de overlijdensakte.

Ik probeer iets te bedenken over eten en drinken. Specifieker gezegd, over eten en drinken aan het front, in de voorste linies. En dan gezien vanuit een Frans perspectief. Ik gebruik daarbij de lectuur van een boekje dat een paar jaar geleden is verschenen bij de kleine Normandische uitgeverij Heimdal. Het heet À LA SOUPE! Le repas du poilu en is geschreven door Anne-Elisabeth Groult en Jerome Delille. Daar gaat-ie dan:

De kist sluimerde bijna honderd jaar ergens op een zolder, en het is een mirakel dat ze werd behoed voor de altijd aanwezige sloopkracht van Vadertje Tijd… Zoiets degelijks staat er in het (wel erg bloemrijke) voorwoord van de studie À LA SOUPE!, een studie over eet- en kookpraktijken in de Franse loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. De schuingedrukte aanhaling is mijn interpretatie van de oorspronkelijke Franse tekst …

De kist waarvan sprake is vormde oorspronkelijk een soort van draagbare veldkeuken die tijdens de Eerste Wereldoorlog ergens gediend heeft aan het front. De kist was gevuld met een paar metalen gamellen, wat vertinde schaaltjes en borden, wat keukengereedschap, linnengoed, een olielamp en twee veldflessen; één voor water, één voor wijn (het blijven Fransen…). De inhoud van de kist was zo samengesteld dat ermee gekookt kon worden voor een groep(je) van een man of vier, vijf…

De officiële veldkeuken, zoals gebruikt door alle strijdende partijen, was een groot gevaarte (Gulaschkanone op z’n Duits, Roulante in het Frans), waarin maaltijden werden bereid voor honderden manschappen tegelijk. Het eten voor de frontsoldaten kwam altijd van een eind achter de linies, daar waren de veldkeukens geïnstalleerd. Via ingenieuze aan- en afvoerroutes werd het volk dat her en der gestationeerd lag aan het front voorzien van maaltijden: drie maal daags. Maar er waren altijd weer situaties waarin de aanvoer stokte of gewoonweg niet mogelijk was. Maar het volk moest toch eten? De nood-rantsoen-kisten vormden een uitkomst; je kon ter plekke je maaltje maken voor jou en je makkers. Mits er ingrediënten voor handen waren…

Bij het uitbreken van die Grote Oorlog ging nagenoeg iedereen ervan uit dat men met Kerstmis van datzelfde jaar weer thuis zou zijn; Russen, Oostenrijkers, Engelsen, Duitsers, Fransen en al het volk uit de koloniën van die grote mogendheden. (Dat gold voor het klootjesvolk; beleidsmakers, politiek en militair verantwoordelijken hadden zo hun twijfels…) De geestdrift waarmee mannen begin augustus 1914 in London, Parijs, Berlijn, Wenen en Petersburg werden uitgezwaaid voor de korte campagne is zowel bizar als vervreemdend (en deels een mythe…). Enfin, het liep anders, vier ellendige jaren zouden volgen.

Aan het begin van de oorlog, in 1914, was bij legerdecreet bepaald hoeveel voedsel er per Franse soldaat werd uitgedeeld. Voor de soldaten die daadwerkelijk aan gevechtshandelingen deelnamen was dat 1200 calorieën, wat minder dan de helft is van wat een normaal mens per dag nodig heeft. De legerleiding ging ervan uit dat soldaten zelf best voor de aanvulling tot een normaal rantsoen konden zorgen. De achterban thuis diende daarbij behulpzaam te zijn door kwistig met voedselpakketten te strooien. En ach, dacht men kennelijk, het was toch slechts voor de duur van een paar maanden, de oorlog zou in een mum van tijd voorbij (en gewonnen) zijn.

Het liep evenwel anders. De oorlog duurde vier eindeloze jaren, de voedselaanvoer van thuis haperde en de soldaten raakten ondervoed. Het Franse leger besloot dan tot een drastische aanvulling op het dagelijks rantsoen. Aan het eind van de oorlog, in 1918, was de dagelijkse portie voor soldaten in de eerste linie opgewaardeerd tot 3793 calorieën. Voor de collega’s uit de koloniën bedroeg de waarde 4115 calorieën (waarom er verschil is wordt me niet duidelijk). Engelse soldaten hadden in die tijd recht op 4489 calorieën en Amerikanen zaten daar met 4452 net onder. Het rantsoen van Duitse soldaten bleef steken op 2985 calorieën. Dat had alles te maken met de volkomen geïsoleerde, van alles afgesloten situatie van Duitsland.
Rata rapide (pommes au lard)...

Laten we ons beperken tot die Fransen. Wanneer die hun ruim 4000 calorieën, liefst verdeeld over drie maaltijden per dag, aangeboden kregen was er wat dat betreft weinig mis. De bulk van het leger bevond zich achter de frontlinies, dus voor het merendeel van de manschappen gold er weinig te klagen, zij waren nagenoeg altijd bereikbaar voor voedselaanvoer. Anders lag het voor het volk in de voorste linies: het volk in de loopgraven, in de ingesloten fortificaties. Stokte de aanvoer dan was men  uiteindelijk aangewezen op die paar gasten in de buurt, die paar kameraden met wie men moest zien te overleven. Enigszins plastisch gedacht zouden de omstandigheden er als volgt kunnen uitzien…

Stel je voor: die ene verdwaalde Waalse soldaat die je Franse regiment was komen versterken bracht van thuis een zak Plate de Florenville mee. Nou, dan konden ze op het hoofdkwartier toch mooi hun varkensaardappelen in hun … stoppen. En dat ranzige spek trouwens ook, want Jean uit de Gers had van zijn schoonvader een zij van het prachtigste spek meegekregen. Ongeblutste uien kon men gisteren nog betrekken via een vrouwtje dat met groente ventte, achter de linie, en ook een paar sjalotjes bood ze aan. Het zout was gewoon georganiseerd via de regimentsveldkeuken, maar de peper was van Pierre, hij had wel een kwart ons op voorraad. Jammer alleen dat Jérôme uit Bourgondië op verlof was, naar de verse peterselie kon je deze keer wel fluiten. Vetstof was er ook wel te vinden. Misschien geen verse boter, maar wat olijfolie voldeed. En was er uiteindelijk helemaal niks aan vettigheid dan voorzag het leger (ook in de voorste linies) wel in een alternatief: wapenolie. Toegegeven, het was smerig, maar je moest wat…

Enfin, onder die omstandigheden was de inhoud van een noodkist als waarvan hier sprake is een zegen. Simpele voorwerpen die men kon gebruiken als bak-, braad-, kook-, of stoofpot. Als eetgerei en als drankcontainer. Mits er ingrediënten voorhanden waren kon er altijd een maal gekookt worden. En dat was toch op z’n zachtst een zegen voor een paar sloebers in totaal verregende, zompige en van godvergeten omstandigheden.

Ach lezer, een groot geleerde heeft eens gezegd dat het wereldomvattend leed slechts gevoeld kan worden wanneer men het terug brengt naar het niveau van de kleine mens. Iets dergelijks voelde ik bij het lezen van dat boekje over de maaltijden van de poilue, die simpele ongeschoren Franse frontsoldaat.

Vandaag is het honderd jaar geleden dat er een bestand werd getekend ten einde dat belachelijk en mensonterend conflict te stoppen. Een godsgeschenk was het voor iedereen die onder de wapenen lag, van welke nationaliteit, afkomst of overtuiging dan ook. Intussen weten we ook dat het de opmaat was naar die andere ramp van de 20e eeuw: Wereldoorlog II...

In het verleden maakten we een paar keer gebruik van de (schaarse) recepten die het boekje ook biedt, deels uit curiositeit, deels omdat het eenvoudigweg een maaltijd oplevert. Lees bijvoorbeeld: Rata Rapide…

© paul

Bouchée à la reine (Kippenpastei)…

Bouchée à la reine (Kippenpastei)...

Ellen bereidde dat recept met die kip en de sinaasappelsaus uit het nieuwe boek van de Firma Kleyn (zie verwijzing onder dit artikel). Met name via Facebook (waarop we ook al onze artikelen publiceren) kwamen veel reacties; mensen vonden het aanstekelijk, smakelijk, bijzonder, gedurfd, oubollig of gewoonweg leuk. Dank aan de respondenten.

Maar het gaat ten slotte over de bereiding van een hele kip, en dat in ons geval voor twee personen. En altijd is er dan ook weer de pseudo-kritische noot van mensen die er helemaal niets van snappen. Die ons laten weten dat het recept hen onbruikbaar lijkt omdat er veel te veel van het edel vlees overblijft. Die ons voorstellen om filetjes te gebruiken (want wat moet je met de rest van de kip?). Die suggereren dat we aan serieuze verspilling doen. Ach, enzoverder enzovoort…

Enfin lezer, nog één keer, en dan misschien voor het laatst (want ik schreef dit epistel al vaker), wil ik je uitleggen hoe het gaat…

Kijk naar de foto in de kop van dit artikel en je ziet waar een groot deel van het overgebleven kippenvlees bleef. In een eenvoudige maar overheerlijke kippenpastei. (Een bruikbaar recept beschreef Ellen al in 2008, zie onder dit artikel).

Het vlees valt ook te verwerken in salades, in wraps, in aardappelschotels, in Hamburgerachtige vleeskoeken. (Je kleinkinderen zullen je eeuwig dankbaar zijn: met saus opa, met saus...) En ga zo nog maar even door!

Karkas (van de geroosterde kip), resterende botten, desnoods de vellen en drellen (hoewel die hier altijd voor Hond Jaros worden gereserveerd) lenen zich er uitstekend toe om een klein maaltje bouillon te bereiden. Kwestie van het afval in een pannetje smijten, sjalotje erbij, een stronkje bleekselderij, bouquet garni erbij en een straal water. Peper en zout naar smaak. En is je dat niet voldoende dan gaat er wortel bij, knolselder, bosui of prei. Ook met specerijen kun je vrijelijk toveren. Het is jou potje, je doet ermee wat je wilt. Je houdt er een prima bouillon aan over, voldoende om mee te koken, voldoende om een paar borden soep te bereiden voor je lunch.

Tsja, wat moet je er verder van zeggen? Lezer: vind je dat we dingen ten principale fout doen, dat recepten niet kloppen, dat er slordigheden insluipen in onze artikelen, laat het ons in godesnaam weten. We zijn daarmee gebaat en we zullen je dankbaar zijn.

Enfin lezer, houd ons in ere!

© paul