Gnocchi in tomatensaus…

gnocchi

Ellen verblijft in een ver buitenland, dus ik ben een beetje op mezelf aangewezen. Dat is geen probleem, ik kan prima voor mezelf zorgen. En ik zie er niet tegenop om enige tijd in de keuken door te brengen met als enig doel het koken van een een-persoons-maaltijd. Maar helemaal chique is het om gefêteerd te worden. Maandag bood het Kind mij een lekkere couscousschotel aan, en gisteren at ik bij Ans en Vriend Jan Italiaans stoofvlees. Erbij een salade van tomaatjes en stevige tagliatelle. Soepje vooraf, koffie toe. Enfin…

Het stoofvlees zwom in een stevige saus; zo’n saus die zich glanzend hecht aan de iets ruwe huid van de pasta. Tagliatelle was een prima keuze, maar ik bedacht dat we het onlangs nog hadden over gnocchi. En die gnocchi, zelfgemaakt natuurlijk, zouden het stoofvlees en de saus ongetwijfeld ook alle eer bewijzen.

Al weer een hele tijd geleden zag ik in een BBC-kookprogramma gnocchi gemaakt worden met durumtarwe en ricottakaas. Het recept stond me wel aan.
Op de BBC-website vond ik het recept niet terug, maar gelukkig had ik het programma opgenomen en zodoende ben ik dan maar met een schrijfblokje en pen voor de televisie gaan zitten. Het voordeel van zo’n filmpje is dat je niet hoeft te lezen over de valkuilen van een recept, je kunt rustig bekijken hoe je ze kunt voorkomen. Enfin, dit is wat ik ervan kon maken. Serveer je er nog een degelijke salade bij dan voldoet het recept voor vier personen. Gnocchi zijn overigens altijd bereid om een mooie saus te begeleiden.

  • Voor de gnocchi:
  • 200 gram durumtarwe (hard tarwemeel),
  • 220 gram ricottakaas,
  • 3 stuks eigeel,
  • 30 gram parmazaanse kaas,
  • flinke snuif geraspte nootmuskaat,
  • pepr en zout.

 

  • Voor de tomatensaus:
  • 1 blik tomatenblokjes,
  • 3 middelgrote tomaten, grof gehakt,
  • 1 vers pepertje, fijn gesneden,
  • 3 tenen knoflook, grof gehakt,
  • 2 handen verse basilicum,
  • olijfolie.

Doe de eigelen en de ricottakaas in een kom en werk ze dooreen met een vork.
Voeg vervolgens de parmazaanse kaas, de nootmuskaat en de tarwebloem toe en
begin te kneden met je handen. Wanneer het deeg zich tot een bal gaat vormen
bestrooi je het met een beetje bloem. Je kneed nu verder op een gladde
ondergrond tot het deeg goed is. (Je voelt het vanzelf.) Snijd vervolgens hompen
van de deegbal en vorm er worstjes van. Blijf steeds wat bloem gebruiken om te
voorkomen dat alles gaat plakken. De worstjes worden op hun beurt weer versneden
tot brokjes (gnocchi betekent: bultjes). Bestuif de brokjes met meel om te
voorkomen dat ze aan elkaar plakken.

Doe olijfolie in een pan en bak er de grof gehakte konoflook en het versneden
pepertje in op een zacht vuurtje.  Laat de knoflook even glazig worden en stort dan de tomatenstukjes uit blik en de grof gesneden tomaten erbij. Indien je je saus te nat vindt laat je hem even op hoog vuur inkoken. Doe dan het deksel op de pan en laat de saus
op een klein vuurtje nog even gaan.

gnocchi

Breng ruim gezouten water aan de kook. Kook hierin de gnocchi ongeveer vier
minuten. Indien je pan niet al te groot is dan kook je de gnocchi in kleinere
porties. Ze hebben echt ruim water nodig. Laat ze uitlekken en stort ze in de
tomatensaus. De gnocchi mogen nog een paar minuten “wennen” aan de saus. Hak de
verse basilicum en strooi die over de saus. Een beetje geraspte Parmezaanse kaas mag ook. Klaar is je gerecht. Het is wat werk, maar na een paar keer zal het snel gaan. En de gnocchi zijn écht onwaarschijnlijk lekker!

© paul

P.s.: voor dit artikel putte ik uit een eerder schrijfsel (2011)…

Bacalhau van Pitéu (kabeljauw uit een blikje)…

. Bacalhau uit blik...

Met de vakantie in het verschiet is het slim om even stil te staan bij eten en drinken. Want hoe je het ook wendt of keert, er moet gegeten worden. Voor sommigen van ons is vakantie zelfs synoniem aan culinair genot.

De keuze om buiten de deur te eten in verre buitenlanden (maar ook wel in Nederland) is ruim en vaak te doen tegen alleszins acceptabele prijzen. Je moet alleen een beetje kritisch rondkijken en niet zomaar genoegen nemen met de eerste gelegenheid die je tegenkomt.

Of anders bezoek je een lokale markt en je laat je bedwelmen door het aanbod aan vers en veel. Prima spul vind je er om in de vroege avond een maaltijd te toveren vóór je tent, aan je camper of in je caravan.

En voor noodgevallen is er altijd nog de ingeblikte etenswaar. Nagenoeg iedereen met een culinair hart zweert pakjes en zakjes af, maar nagenoeg iedereen heeft wel een (kleine) lading instantspulletjes in z’n voorraadkastje liggen. Ach, het is geen schande, en zogezegd, het zou voor noodgevallen zijn…

Vlees inblikken of in glazen potten steriliseren heeft een lange traditie in Duitsland. Elke zich respecterende slager biedt een keur aan zo geconserveerde vleeswaar aan, van ingeblikte karbonades tot potten met het heerlijkste worstvlees. Het is zaak even te zoeken en de juist slager uitkiezen. Ook in Frankrijk vind je geconserveerd vlees, maar ook complete maaltijden. Zoek de goede bonenschotel met worstjes uit Tour, de zuiderse confit de canard met linzen of de bouillabaisse uit Marseille en je hoeft alleen je potje maar te verwarmen. Knapperig vers stokbrood erbij en klaar ben je. Het voordeel van het Duitse pottenvlees en de Franse maaltijden is dat ze niet aldoor gekoeld hoeven te worden. Je kunt ze dus ook in je tentje even op voorraad houden.

In de meer zuidelijk landen vind je eerder geconserveerde vis. Het notoire blikje sardientjes kent iedereen, maar er is meer, veel meer. Je vindt er tonijn,makreel, doradefilets, haring, ansjovisjes en sardines. En ook mosselen, venusschelpen, scheermessen, krab en kreeft. De pijlstaartinktvisjes en octopussen worden gehakt, in z’n geheel of gevuld aangeboden. En dat allemaal in die kleine blikjes…

Bij al dat instantvoer blijft regel één: ga voor kwaliteit. Het kost wat meer, maar dan heb je ook wat. Schaf je drie blikjes aan voor in totaal een-euro-vijftig dan koop je waarschijnlijk de dood in de pot. Goed eten kost altijd iets meer dan niks…

De instantvis van de foto is gedroogde kabeljauw (bacalao in het Spaans, bacalhau in het Portugees). De vis is voorbewerkt, hij is ontzout en gegaard. Hij ligt in olijfolie op een bedje van knoflook. De vis is smakelijk, stevig en direct klaar voor gebruik. Je tovert er zomaar een vissige spaghettisaus mee. De conserve is van Portugese makelij, van het merk Pitéu, hetwelk Lekkernij betekent. We kochten van dit merk al eerder inktvisjes en pittige mosselen. Prima spul. De prijs voor het blikje Bacalhau was (geloof ik) € 3,50.

Enfin, vers blijft altijd te prefereren boven instant, zoveel is wel duidelijk. Maar als het dan toch moet… Koop goed in, besteed wat aandacht aan je spullen, ook als het over iets quasi-lulligs gaat als blikjes vis. Je zult er geen spijt van krijgen.

Fijne vakantie lezer…

© paul

Snoepjes van de nonnen (Pâtes de Fruits)…

Snoepjes van de Trappistinnen (Pâtes de fruits)...

De Orde van de Trappisten kende je allang, al was het alleen maar omdat een aantal van hun monniken voortreffelijk bier brouwen. Wat je mogelijk niet wist is dat er ook Trappistinnen bestaan. Het betreft dan de vrouwelijke leden van de Orde, en ze tooien zich met een van de lelijkste namen die ik kan bedenken: Trappistinnen

Hoewel… Het kan nog erger. De Trappistenorde heet eigenlijk Orde der Cisterciënzers. De Trappistinnen noemen zich dus officieel Cisterciënzerinnen. Je krijgt het nauwelijks uit je spreektoeter: Cisterciënzerinnen…

Enfin, hoe het ook zij: de Orde bestaat en kennelijk verkiest men het om die rare vervrouwelijking van de naam voor lief te nemen. (Vroeger sprak men bij ons in het dorp ook van de Dokterès als men een vrouwelijke arts wilde duiden, ook al zo’n draak van een woord.)

De oudste kloostergemeenschap voor Trappistinnen werd ergens in de 12e eeuw gesticht en staat in de buurt van Hasselt: de Abdij van Herkenrode. Maar je vindt Trappistinnen door heel Europa en ook in het Nabije Oosten. De nonnen van de snoepjes van de foto wonen in Frankrijk, in het departement Maine-et-Loire, daar waar de rivier de Loire zijn eindpunt bereikt en afstroomt in de Atlantische Oceaan. Saint-Georges-des-Gardes heet het plaatsje en de Abdij luistert naar de naam Abbaye Notre-Dame des Gardes.

Daar waar een aantal van hun mannelijke ordegenoten zich in hun kloosters bezig houden met bieren en kazen, met broden, worsten en hammen, vervaardigen de Trappistinnen van Notre-Dame des Gardes goedbedoelde religieuze prullaria. Ze doen verder in gezondheidsmiddelen, kazen en fijne vleeswaar van bevriende paterkes en ze verkopen rundvlees uit eigen slacht. Maar waar het écht om gaat is de verwerking van fruit (deels uit eigen biologische bongerds). Ze maken er confitures van en gelées. En dus die pâtes de fruit. En dat alles in wel 25 varianten.

Die fruitsnoepjes worden gemaakt van super ingekookte vruchten, in wezen is het niet zo’n ingewikkeld procédé. Kort door de bocht kun je zeggen dat het niet anders is dan jam maken, behalve dan dat wanneer je jammassa klaar is je door blijft koken tot je een kleverige, bijna vaste substantie overhoudt. Die substantie doe je in een bakje en laat hem afkoelen en opstijven. Vervolgens snijdt je er dobbelsteentjes van en rolt die door de suiker. Zoiets lezer, zoiets…

Alles valt en staat natuurlijk bij de ingrediënten die je gebruikt en de nonnetjes verwerken hun fruit zo puur mogelijk (frambozen, zwarte bessen, sinaasappelen, abrikozen, vijgen, aardbeien, kweeperen, citroenen en appels). Maar enige toevoeging is noodzakelijk, anders gaat het niet werken. Rietsuiker gaat erbij, glucosesiroop en fruitpectines. Alles mondjesmaat, maar toch… Géén kleurstoffen, géén kunstmatige aroma’s!

Als gevolg van de ambachtelijke manier van verwerken en de topkwaliteit van het fruit betaal je een aardige prijs voor het snoepgoed. De tien brokjes fruit op de foto zijn samen goed voor vijf euro. Dat lijkt heel wat wanneer je het vergelijkt met de zak vruchtensnoepjes uit de super (driedubbele hoeveelheid voor een derde van de prijs), maar heb je die snoepjes van de nonnen geproefd, dat snap je het écht wel. Zo vol van smaak, zo schandalig lekker, zo’n pure fruitsensatie… En nauwelijks zoet.

Ik snap heus wel dat je de komende weken niet bij die nonnetjes langs zult gaan, hoewel je dat best zou kunnen op je tocht naar warme Spaanse oorden (even van de snelweg af, even ontspannen op het Franse platteland, eventjes een zakje snoep scoren). Maar enfin, de Trappistinnen van Abbaye Notre-Dame des Gardes bieden hun waar ook op fors wat andere plaatsen aan. Dus bezoek je weer eens een oud klooster, kijk dan even in de altijd aanwezige kloosterwinkel of die snoepjes van de nonnetjes er misschien liggen. Wij kochten onze exemplaren in de Abdij van Orval aan de Franse grens.

En overigens is er wel meer volk dat op deze ambachtelijke wijze pâtes de fruit produceert. Je vindt hun producten op marktjes en bij de betere patisserie. Blijf kritisch op de kwaliteit en ben niet te pinnig in aanschaf. Je zult er geen spijt van krijgen…

© paul

 

Gebeess (de Kersenjam van Mars)…

Gebeess vum Mars...
De Luxemburgse taal is niet een Duits brabbeldialect. Zoals uit het Nederfrankisch de Nederlandse taal groeide, zo komt het Luxemburgs voort uit het Moezelfrankisch. Beiden talen behoren tot de West-Germaanse taalgroep, waaronder ook het Hoogduits valt. Het Luxemburgs wordt ook buiten het land gesproken in de grensstreken met Duitsland, België en Frankrijk.

De Luxemburgse taal heeft een zelfstandige grammatica die zich ertoe leent om Germaanse woorden een geheel eigen voorkomen te geven en zinsconstructies en werkwoordvervoegingen op geheel eigen wijze op te lossen. Ook een groot deel van de talloze Franse leenwoorden kreeg in de loop van de jaren een uniek Luxemburgs uiterlijk…

En dan zijn er natuurlijk een aantal woorden die niet te herleiden zijn tot een of andere voorvaderlijke taal. Woorden die in het gebied waar ze gesproken en geschreven worden lijken te zijn ontstaan, woorden die geen enkele verbintenis lijken te hebben met de talen in de omgeving. Gebeess is zo’n woord.

De betekenis van gebeess is: jam of confiture. Het woord gebeess kan ik op geen enkele manier linken aan een ander bestaand (en mij bekend) woord. Ook onze Luxemburgse vrienden hebben er geen idee van waar het woord vandaan komt, of hoe het is ontstaan. Feit is dat elke Luxemburger het woord kent en ook gebruikt.

Over de gebeess-ambities van Vriend Mars schreef ik je al eerder. En toen hij dan met zijn handeltje op de jaarlijkse Bloemenmarkt van Rodemack (in het Franse departement Moselle) stond schaften we ons twee potten aan, benieuwd als we waren naar de creatieve gebeess-oplossingen die Mars had bedacht.

De confitures van Mars hebben een geheel eigen receptuur en ze zijn zorgvuldig gecomponeerd. Mars streeft naar een complexe smaaksensatie en hij maakt daarbij gebruik van zijn jarenlange ervaring als chefkok. Een van de potten hebben we intussen leeg gelepeld, dan wel als smeersel op de ochtendboterham verwerkt.

Het fruit voor deze confiture bestond voor de helft uit Cerise Griotte (Krieken) en voor de andere helft uit Rabarber. Suiker gebruikte Mars mondjesmaat, maar wel bijzondere suiker. Op de eerste plaats biologische rietsuiker en verder ook Moskovadosuiker, (een ongeraffineerde bruine suiker met een sterke melassesmaak). Zwarte Timutpeper uit Tibet gebruikte hij, een peper met een houtachtige smaak en met de aroma’s van citroen en pompelmoen. Bourbonvanille ging erbij en ook een scheutje Tanqueray ginn. Om het zoet van de confiture wat meer in evenwicht te brengen, een beetje te neutraliseren, werd een klein beetje citroensap toegevoegd. Om de kersenmassa wat meer binding te geven gebruikte Mars een paar druppels agar-agar.

De verhoudingen in dit recept zijn natuurlijk het geheim van de smid, ik kan ze je dan ook niet geven. Je kunt je voorstellen dat er een aantal kooksels nodig zijn om de juiste balans te vinden. De gebeess uit onze pot was het uitontwikkelde eindproduct. En dat mocht er zijn…

Dient nog vermeld te worden dat Mars zijn uiterste best doet om alleen biologische spullen te verwerken. Dat lukt per recept nagenoeg nooit helemaal, maar het overgrote deel van de ingrediënten kan hij als biologisch verantwoorden.

Hoe smaakte die gebeess dan? Nou, die smaakte naar kersenjam natuurlijk (de rabarber was moeilijker te ontdekken). Maar dan wel naar kersenjam met allerlei ongekende smaaksensaties, en te samen toch een sterk, onlosmakelijk en evenwichtig geheel. Een hele diepe smaak, waarvan onderdelen aan je smaakpapillen bleven hangen zoals bij de afdronk van een goede wijn.

Je zou deze confiture kunnen gebruiken in een maaltijd met gestoofd lamsvlees of bij zwijnengebraad. Het zou een exquise vulling voor een luxe taart kunnen zijn. Wij gebruikten de gebeess om ons brood te besmeren. Maar het merendeel hebben we met een lepeltje uit de pot gehengeld. En dan gewoon weggesnoept als super fruithapje. Verbazingwekkend hoe snel zo’n potje leeg is…

Die Mars wordt binnen nu en een paar jaar gelauwerd als Maitre Confiture, let op wat ik je brom…

Lees ook: Maitre Gebeess…

© paul

De Peultjes van Boer Skukhorzel…

IMG_2707
In een ver verleden deelden wij onze werkplek, Boer Skukhorzel en ik. Nachtenlang hebben we samen gezeten, gewerkt, gepraat, gesteggeld. Dat we elkaar uit het oog verloren heeft te maken met beider keuzes bij het verloop van onze loopbaan. En natuurlijk het feit dat Skuk in Langerak bij Doetinchem ging wonen, honderd kilometer van mijn woonplaats.

Boer Skukhorzel bereikte intussen de pensioengerechtigde leeftijd en kan zich tegenwoordig geheel toeleggen op wat hij altijd al als zijn kerntaak zag: namelijk boeren. Voorts toont hij zich beschermheer van de hobbykip (hoewel de vos uit het aanpalend beemdgebied aardig huishield in de kippenren). Skuk biedt op zijn landgoed domicilie aan een twintigtal soorten vogels, aan de marter en aan de eekhoorn. Hij klooft er zijn stookhout en biedt burenhulp. En hij boert…

Vorige week waren Vriend Jan en ik een middag bij Skukhorzel op bezoek. Enfin, herinneringen ophalen en de toekomst bespiegelen, oude koeien uit de sloot trekken, roddel en achterklap verkopen. Zo’n middag lezer, zo’n middag. En natuurlijk stapten we rond tussen de cultuurgewassen van Skukhorzels tuindersbedoening.

In andere tijden verzorgde Skukhorzel het Ministerie met preien, kropsla, uien, doperwten, tuinbonen en piepers. Sterappeltjes ook, zonzoete aardbeien en kakelverse eieren. Jarenlang kwam een belangrijk deel van de verse kapucijners die het Ministerie jaarlijks verwerkt uit Skukhorzels dreven. We waren dit jaar echter te vroeg. De paarszwarte peulen hingen er wel, maar waren nog niet uitgerijpt. Wel kregen we bij afscheid een flinke kook peultjes mee. En daarmee kom ik bij de kern van de zaak. Want ik wilde je even waarschuwen.

Het is nu tijd voor peultjes van eigene bodem. En eenieder die zich erop laat voorstaan qua eetgewoonten het gezonde te paren aan culinair genot moet er dus nu op uit. Want ze zijn er maar even, die miniboontjes van de koude grond. En een lekkerder groente is nauwelijks te bedenken. Je kunt ze betrekken via Boer Skukhorzel, maar de afstand zal voor de meesten van ons een bezwaar wezen. Dus…

Zet je groenteboer onder druk, struin de betere boerenmarkten af, bezoek de tuinder of belaag de hobbyist met het volkstuintje. Maar zoek naar vers van eigen bodem en zoek nu!

Ik wil maar zeggen…

© paul

Nogmaals de aardappelsalade van Walterspiegel…

aardappelsalade

Het is alweer even geleden, maar Duitsers en aardappelen, ik mag er regelmatig met liefde over schrijven… In elk Bundesland en in alle mogelijke variaties vind je de aardappel. In de Rijke Keuken, in de Burgerkeuken, in de Boerenkeuken, in de Imbis. Er zijn restaurants die zich specialiseren in de aardappel, wij kennen er een in Trier. Niet een restaurant voor culinaire hoogstandjes, maar we hebben er lekker gegeten.

Vanochtend riep Ellen, voordat ze naar haar broodheer vertrok: ik wil aardappelsalade. Op de dag af vier jaar geleden riep ze dat ook, ik heb het toentertijd aangetekend. Ik maakte in 2013 de aardappelsalade van Alfred Walterspiegel, en ik dacht vanochtend dat er geen reden was om vandaag niet hetzelfde te doen. En aangezien het alweer vier jaar geleden was dat die salade werd beschreven op deze website teken ik hem vandaag nog maar eens op, geactualiseerd voor de nieuwe lezers…  Ik maakte een variant op het meesterstuk van Alfred Walterspiegel, kok en restauranthouder in Berlijn tijdens het interbellum.

  • 1 kilo vastkokende aardappelen,
  • 1 kwartliter bouillon,
  • 4 eetlepels spijsolie,
  • 1 eetlepel wijnazijn,
  • 2 eetlepels gehakte peterselie,
  • 2 eetlepels gehakte bieslook,
  • 1 eetlepel gehakte dragon,
  • 1 fijngehakte sjalot,
  • 2 flinke theelepels mosterd (met zaadjes)
  • peper en zout.

Kook de aardappelen in de schil en zorg dat ze niet overgaar worden. Giet de aardappelen af en laat ze wat koelen tot je ze in de hand kunt nemen. Peuter de schillen eraf en snijd ze in schijven van twee à drie millimeter dik. Meng alle overige ingrediënten goed door elkaar in een mengbeker. Giet vervolgens een klein beetje van het mengsel op de bodem van een platte schaal. Leg hierop schijven aardappel en bestrijk de bovenkanten met het mengsel. Dan volgt weer een laag aardappelen, die ook weer bestreken wordt, tot alles gestapeld in de schaal ligt. Vervolgens stort je het restant van het mengsel over de schotel uit. Zorg dat je de salade minstens een half uur voor de maaltijd klaar hebt, zodat de aardappelen de tijd hebben om het mengsel op te slobberen. Je kunt eventueel voor het opdienen het mengsel nog een keer voorzichtig omscheppen, maar het is beslist niet noodzakelijk en er is een gerede kans dat je de aardappels beschadigt. In vroeger dagen werden dit soort schotels op de hoek van de fornuisplaat bewaard tot aan het opdienen. Je kunt je schotel evengoed voor en half uur in een op 50 graden voorverwarmde oven plaatsen. Laat je de schotel langer rijpen, schakel dan de oven uit. Het gerecht blijft nog tijden lauw, en dat is de bedoeling. Wat ons betreft wordt deze schotel nooit gekoeld gegeten. Ondanks het warme juniweer en je behoefte aan frisheid en koelte is dat doodzonde.

Dit artikel is een bewerking van het stukje van 13 juni 2013.

© paul

De truffels van Louise…

IMG_2500
Rollende donder in de verte hoor ik, en hagelstenen als musseneieren kletteren op het dak. Ik zit intussen met de tuindeur open en zie in de allerverste verte het avondrood oplichten. Ik probeer in hartje Bourgondië een stukje te schrijven over Luxemburgse wijnen en het lukt voor geen meter. Ik stop ermee. Laat ik het maar over iets lokaals hebben…

Louise de Clermont, Gravin van Tonnerre, bezocht in het jaar 1570 een van de haar toegewezen gehuchten. De plaatselijke bevolking eerde haar komst met welkomstgiften. Ze kreeg twee piepjonge haasjes (levrauts) ten geschenke en één volwassen exemplaar. En dan nog eens drie schotels met truffels. Het werd allemaal opgetekend door een ambtenaar en daarmee deed men voor het eerst in de historie kond van de paddenstoelen die Bourgondië koestert als zijnde haar eigen uitvinding.

Het betreft de Bourgondische truffel, de tuber uncinatum, een soort (misschien ondersoort), nauw verwant aan de beroemde truffel uit de Perigord. Bourgondiërs willen die van hullie zelf nog wel eens als de betere kwalificeren, maar dat is wel erg kort door de bocht. Overigens vind je de Bourgondische truffel door heel Europa. Bijvoorbeeld vanuit België zijn een aantal vondsten gemeld.

Hoe het ook zij, bij elk bezoek aan Bourgondië schaf ik me één of enkele exemplaren aan, ze zijn er voor een normaal mens nog net te betalen. (Die jubelsoorten uit Noord-Italië bijvoorbeeld ontstijgen elk jaar meer en meer mijn budget…) Een heel enkele keer vind ik de Bourgondische truffel vers aangeboden (wanneer ik hier in het juiste jaargetijde ben), maar doorgaans zijn ze op een of andere wijze geconserveerd. Ik doe mijn best alleen te kopen bij de betrouwbare middenstand en van de integere handelaar. Ik geloof niet dat ik ooit belazerd ben, maar het blijft opletten voor inferieur Aziatisch spul.

Het potje van de kopfoto vond ik in een piepklein dorpssupermarktje tussen andere spulletjes van lokale en regionale makelij; lokale vleesverwerking, jams en confitures, bieren en borrels, kazen en wijnen.

De truffelverwerker waar dit potje vandaan komt is eigenlijk borreltjesstoker; Distillerie Méan uit Nicey. Al hun truffels worden geoogst op het plateau de Maulnes, daar waar Louise de Clermont in de zestiende eeuw een waanzinnig futuristisch slot liet bouwen. (Dat gebouw past zo in een moderne fantasiefilm, het is een compact vijfhoekig blok steen, maar dan heel groot…) Het gebied is gelegen op de grens van de Tonnerrois en de Chatillonnais in Bourgondië, daar waar Louise de Clermont baas was in de zestiende eeuw.

Sympathiek is het begeleidend schrijven bij de truffels; het geeft een aantal recepten en het vertelt de lokale geschiedenis van de truffel in deze omgeving. Maar het verhaal opent met een waarschuwing. Vrij vertaald staat er: Om te beginnen en voor alle duidelijkheid: de Truffels van Louise zijn niet hetzelfde als verse truffels… Je bent daarmee als consument gewaarschuwd.

Zoals ik al memoreerde is de truffelhandelaar ook borreltjesstoker. Hij conserveert zijn paddenstoelen dan ook in eau-de-vie van 35 %. Ik was deze manier van bewaren nog niet tegen gekomen. De destillateur beveelt aan om het conserveringsvocht te gebruiken om truffelgerechten op enig moment te flamberen.

We zullen zien…

© paul

 

Vakantie met lifters…

lifters, Aire de Capellen
Terwijl Julia het beest vlooide en Hond Jaros beloofde als dank huis en haard te beschermen met het vege lijf, reisden wij af naar onze vakantiebestemming. We gingen op weg naar Frankrijk, met een tussenstop en overnachting in Luxemburg.

We hebben een onderkomen gehuurd in de buurt van Chatillon-sur-Seine, ergens in het noorden van Bourgondië; op de grens van de departementen Yonne en Côte d’Or, pal onder de Champagnestreek. Het is zo’n streek waar je talloze malen doortrekt maar nooit stopt: er lijkt weinig te beleven. Enfin, we zullen het zien…

Al vanaf het vertrek thuis ging het erover waar we zouden lunchen; er zijn op de route Eindhoven – Stadt Luxembourg nogal wat etablissementen die in aanmerking komen, mits je de autoweg links, dan wel rechts laat liggen. Toch viel al snel het besluit om de lunch heel beperkt te houden, er zou die avond tijd genoeg zijn om in Luxemburg een goed restaurant te zoeken. De ingekorte lunch zou gesnackt worden aan de autostrade.

We waren het erover eens dat we zouden stoppen bij tankstation de Knuvelkes, dat gelegen is kort na Maastricht en net voor de grensovergang met België. Op enig mystiek maar helder moment echter herinnerde ik me de bamiblok die ik er ooit kocht. Ik nam het ding vast bij de ene punt en spontaan zakte de ander punt naar beneden, een perfecte hoek van negentig graden vormend. Kwestie van vettigheid, slechtgebakkenheid, belabberdheid en algehele slapte…

Zonder verder overleg nam ik de eerste de beste afslag naar het eerste het beste tankstation in Midden-Limburg, dat gelukkig luisterde naar de vertrouwenwekkende naam het Anker. Enfin, aan de snacklunch moet ik verder geen aandacht besteden. Vette hap is vette hap en de Midden-Limburgse truck-stop-cateraars doen nauwelijks onder voor hun zuiderburen. Wel vriendelijk volk overigens, erg vriendelijk volk…

Maar wat nu als… (Mijn geschiedkundige vrienden worden doodziek van dit soort overwegingen, ze nemen me daarom nog zelden serieus.) Maar wat nu als?..

Wat als we doorgereden waren naar de Midden-Ardennen om aan te leggen bij Restaurant Fleur de Thym in Les Sables d’Olonne? Wat als we de slappe kledder van de Knuvelkes voor lief hadden genomen? Nou lezer, dan hadden we nooit die gasten ontmoet uit Groningen. Da’s toch een wondertje…

Ellen blijft volhouden dat zij ze als eerste had gezien, daar op dat dorre grasveldje van die uitspanning. Jongvolk in blauwe hesjes, en één ervan droeg een kartonnen schildje met daarop getekend Luxemburg (Luxembourg?). En ze dacht nog: wie wil er nou naar Luxemburg?.. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, die jongen liep met dat bordje te zwaaien, maar een meisje sprak ons aan. Of het gezelschap mee kon reizen naar bijvoorbeeld Maastricht of zo. Want ze waren namelijk op weg naar Luxemburg.
liftersHond Jaros lag thuis de boel te bewaken zodat de achterbank van de auto vrij was. Plaats hadden we nu voor drie gasten. En aangezien hun reisdoel, zoals het onze Luxemburg was konden en wilden we best drie personen meenemen. Er stond een kluitje hesjesdragers op een hoopje, maar er splitste zich al snel een delegatie af, die wilde wel met ons mee. 

Het bleek te gaan om een actie van leden van een Theatergezelschap, semi- en amateurs. Domicilie hielden ze in de Schone Stad Groningen. Een keer per jaar organiseerde de Club een liftsessie voor de leden van het gezelschap. Men kreeg kort van tevoren het reisdoel te horen en vervolgens begaf men zich in groepjes op pad. Enige competitie was ingebouwd in de race: men diende eenvoudigweg als eerste aan te komen. Maagdenburg in Duitsland was al eens reisdoel geweest, zo nog wat Europese steden. En dit jaar dus Luxemburg.

De reis verliep verder naar behoren. Men keuvelde er lustig op los en probeerde beleefd nu en dan wat meer hoogte van elkander te krijgen. En aangezien we het beneden onze waardigheid vonden om die gasten ergens vóór Stadt-Luxembourg langs de autobaan te droppen tikten we de eindbestemming van de liftrace in in onze Tomtom. De lifters werden verwacht in de grote Jeugdherberg in de oude benedenstad, pal onder het spoorviaduct.

We maakten echter nog een sanitaire stop aan Air-de-Capellen, net over de grens met Wallonië. Het was daar dat ik die uitstalling donuts zag in het wegrestaurant van de snelwegrustplaats. Ik had er nog nooit zoveel bij elkaar gezien, in zoveel kleuren, met zoveel smaakjes (ik kom dan ook niet zo vaak op de harde weg…). Kennelijk waren het begerenswaardige versnaperingen, ze vlogen als warme broodjes over de toonbank. Ook mijn gezelschap liet het zich smaken. Ik hield het bij koffie. Terwijl we daar zaten werden onze gasten aangesproken door een Nederlands echtpaar. Zij hadden die ochtend een ander groepje van het Theatergezelschap een stuk door Limburg vervoerd, en of we misschien nog iets van die gasten gehoord hadden (ze herkenden onze lifters aan hun hesjes…). Enfin…

We hadden echter nog 30 kilometer te gaan en intussen was er mij een en ander aan gelegen om die gasten als eerste bij de Jeugdherberg af te leveren, dus we braken weer snel op. lifters

Luxemburg is een rot-stad om te rijden, de Tomtom is evenwel een onverbiddelijke, maar vastberaden kameraad. Hij sleurde ons via de bovenstad helemaal het dal in en bracht ons tot aan de trappen van het Jeugdhotel. De verwachtingen waren intussen hoog gespannen, maar we werden uiteindelijk dus zesde. Nou ja…

Dat speelde op vrijdag en terwijl ik de slotzinnen tik van dit stukje is het maandag. Die theatergasten zitten intussen in de trein naar het verre noorden, en wij gaan zoetjes aan de dag afsluiten. Ellen zit te spartelen in een comfortabel ligbad en ik schenk me nog een glas Chablis in. Over Bourgondië vertel ik je de komende dagen wel, het nu mooi geweest.

© paul

Aardappelsalade van left-overs…

reportage Neel ...

Ik liet de foto aan iemand zien omdat ze deel uitmaakt van een (korte) reportage die Neel met Ellens camera schoot van eenieders bezigheden op het Jaarlijks Hemelvaartkamp in Luxemburg, terwijl Ellen de avondmaaltijd voor de groep voorbereidde (11 personen).

Vreemd genoeg keurde de beschouwer de andere foto’s nauwelijks een blik waardig, ze bleef maar terugkeren naar dit plaatje. En niet omwille van de foto zelf, maar omwille van het afgebeelde gerecht. Wat ziet dat er lekker uit, zei ze, dát zou je nou eens moeten beschrijven

Ik legde haar uit dat het een eenvoudige aardappelsalade betrof, een bijgerecht gemaakt van het overschot van de dag ervoor. Zo’n snelle hap, klaar in vijf minuten, niet iets om uitgebreid bij stil te staan. Maar de beschouwer bleef volhouden.

Eerst dacht ik nog: dat ga ik mooi niet doen, maar bij nader inzien moest ik toegeven dat het eigenlijk toch wel de moeite waard kon zijn, al was het gerecht nog zo simpel. En eerlijk is eerlijk, de salade was fris en vol tegelijk, en hij smaakte heerlijk.

Ik ga de salade niet als afgemeten recept beschrijven, de bereiding hangt veelal van toeval af. Wat heb ik in huis, wat was er over van gisteren, waar heb ik zin in. Dus…

Snipper een ui (rood, wit, sjalot, wat je maar hebt) en doe die in een mengkom. Snijd de gekookte aardappelen in blokjes en stort ze bij de ui. Neem een paar plakken gekookte ham en snijd die klein en voeg aan de massa in de kom toe. Hak (veel) platte peterselie en doe die bij de rest. De basis is klaar, je moet nu nog slechts wat extra smaak aanbrengen. Hier gebeurde dat met twee eetlepels kappertjes uit een potje en flink wat peper uit de molen, maar de mogelijkheden zijn natuurlijk eindeloos. Een paar ferme likken mayonaise, voldoende om de zaak smeuïg te maken, completeren het gerecht. Werk vervolgens de hele brij met twee lepels voorzichtig om, je wilt dat je aardappels structuur houden.

Je kunt dit gerecht direct voordat je aan tafel gaat bereiden; wanneer je gebruik kunt maken van left overs kost het prepareren je slechts een minuut of vijf. Nog beter is het om de salade van te voren te maken, zodat hij nog een paar uur in de koelkast kan rijpen. De smaken zullen zich zetten en de salade is nog lekkerder.

Wij aten de salade bij gegrild vlees en reuzenforellen van de BBQ. Er hoorde nog een salade bij van tomaatjes, een salade van asperges en een grote kom kropsla. En een stuk goed brood om je bord schoon te deppen. Pinot Blanc uit Luxemburg dronken we erbij. De toetjes kwamen uit een Belgische toetjesfabriek…

De kampfoto’s (en meer) vind je terug op Ellens Flickr-pagina’s. (Zie de kolom rechts onder het kopje Niet over eten maar toch… Klik op Flickr.)

© paul

De nieuwe BBQ…

De nieuwe BBQ...
We hebben een nieuwe BBQ gekocht en we proberen hem al een dag of drie uit. Niet is het een Big Green Egg, en ook niet een Little Green Egg. Niet een Buitenfornuis, en ook niet een Weber Grillwonder. Die dingen doen het fantastisch, daar niet van, maar ze zijn geschapen voor de échte buitenkok (altijd een man, waarom?). Geschapen voor de grillfanaat die elk onderdeel van de maaltijd uit zijn roosterapparaat tovert; sappige voorgerechten, stoere hoofd- en bijgerechten, en natuurlijk een dessert. En dat allemaal tegelijk, of dan toch op z’n minst in de juiste volgorde. En tussen de bedrijven door rookt de beste man (nooit een vrouw!?) een stukje zalm, een paar venkelworstjes en een kippenborstje. En dat kan allemaal in die geweldige apparaten, maar het vergt een hoop overtuiging, een hoop volharding en bovenal een hoop techniek. Wij zijn daar niet van…

Onze nieuwe BBQ ziet eruit als een metalen doos (en meer is het ook niet…). Onderin zitten gaten voor de luchtcirculatie (de trek). Halfweg is een metalen bak bevestigd waar de kooltjes in worden verbrand en het geheel wordt gecompleteerd met een rooster bovenop. Het is de oervorm van de BBQ, zonder opsmuk, zonder regelmogelijkheden en met geen enkele ander doel dan recht voor z’n raap te roosteren. Het ding kostte welgeteld € 13,-.

Natuurlijk dien je ook bij zo’n uitgeklede grillmaster uit te vinden hoe die werkt, al is het concept nog zo simpel. Omdat je de temperatuur niet kunt regelen dien je uit te vogelen wanneer het juiste moment daar is om te roosteren. De hitte is niet te temperen dus je moet je vlees of groenten vaker draaien. Bij sappig ingevette brokken rund, lam of varken begint het verbrandingsproces onmiddellijk; even niet opletten en je vlees staat in de fik. En dat is uiteindelijk niet wat je wilt…

Het blijkt dat onze BBQ veel hitte genereert, terwijl de hoeveelheid houtskool die je daarvoor nodig hebt verbazingwekkend weinig is. Het grillen vereist dat je erbij blijft en steeds oplet wat er gebeurd. Het nabranden van de BBQ blijkt nog geruime tijd door te gaan, je had in één sessie evengoed kunnen grillen voor een weeshuis (maar dat is eigenlijk bij iedereen zo…).

Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit op ons apparaat een nagerecht zal maken en Ellen wenst daar in het geheel niet over na te denken. En groenten bereiden? Ach, een enkel keertje wil het wel gedaan worden, maar doorgaans kiezen we voor de gekende bereiding in onze eigen keuken. Wij zijn van het simpel gegrilde vlees…

© paul