De Luxemburgse taal is niet een Duits brabbeldialect. Zoals uit het Nederfrankisch de Nederlandse taal groeide, zo komt het Luxemburgs voort uit het Moezelfrankisch. Beiden talen behoren tot de West-Germaanse taalgroep, waaronder ook het Hoogduits valt. Het Luxemburgs wordt ook buiten het land gesproken in de grensstreken met Duitsland, België en Frankrijk.
De Luxemburgse taal heeft een zelfstandige grammatica die zich ertoe leent om Germaanse woorden een geheel eigen voorkomen te geven en zinsconstructies en werkwoordvervoegingen op geheel eigen wijze op te lossen. Ook een groot deel van de talloze Franse leenwoorden kreeg in de loop van de jaren een uniek Luxemburgs uiterlijk…
En dan zijn er natuurlijk een aantal woorden die niet te herleiden zijn tot een of andere voorvaderlijke taal. Woorden die in het gebied waar ze gesproken en geschreven worden lijken te zijn ontstaan, woorden die geen enkele verbintenis lijken te hebben met de talen in de omgeving. Gebeess is zo’n woord.
De betekenis van gebeess is: jam of confiture. Het woord gebeess kan ik op geen enkele manier linken aan een ander bestaand (en mij bekend) woord. Ook onze Luxemburgse vrienden hebben er geen idee van waar het woord vandaan komt, of hoe het is ontstaan. Feit is dat elke Luxemburger het woord kent en ook gebruikt.
Over de gebeess-ambities van Vriend Mars schreef ik je al eerder. En toen hij dan met zijn handeltje op de jaarlijkse Bloemenmarkt van Rodemack (in het Franse departement Moselle) stond schaften we ons twee potten aan, benieuwd als we waren naar de creatieve gebeess-oplossingen die Mars had bedacht.
De confitures van Mars hebben een geheel eigen receptuur en ze zijn zorgvuldig gecomponeerd. Mars streeft naar een complexe smaaksensatie en hij maakt daarbij gebruik van zijn jarenlange ervaring als chefkok. Een van de potten hebben we intussen leeg gelepeld, dan wel als smeersel op de ochtendboterham verwerkt.
Het fruit voor deze confiture bestond voor de helft uit Cerise Griotte (Krieken) en voor de andere helft uit Rabarber. Suiker gebruikte Mars mondjesmaat, maar wel bijzondere suiker. Op de eerste plaats biologische rietsuiker en verder ook Moskovadosuiker, (een ongeraffineerde bruine suiker met een sterke melassesmaak). Zwarte Timutpeper uit Tibet gebruikte hij, een peper met een houtachtige smaak en met de aroma’s van citroen en pompelmoen. Bourbonvanille ging erbij en ook een scheutje Tanqueray ginn. Om het zoet van de confiture wat meer in evenwicht te brengen, een beetje te neutraliseren, werd een klein beetje citroensap toegevoegd. Om de kersenmassa wat meer binding te geven gebruikte Mars een paar druppels agar-agar.
De verhoudingen in dit recept zijn natuurlijk het geheim van de smid, ik kan ze je dan ook niet geven. Je kunt je voorstellen dat er een aantal kooksels nodig zijn om de juiste balans te vinden. De gebeess uit onze pot was het uitontwikkelde eindproduct. En dat mocht er zijn…
Dient nog vermeld te worden dat Mars zijn uiterste best doet om alleen biologische spullen te verwerken. Dat lukt per recept nagenoeg nooit helemaal, maar het overgrote deel van de ingrediënten kan hij als biologisch verantwoorden.
Hoe smaakte die gebeess dan? Nou, die smaakte naar kersenjam natuurlijk (de rabarber was moeilijker te ontdekken). Maar dan wel naar kersenjam met allerlei ongekende smaaksensaties, en te samen toch een sterk, onlosmakelijk en evenwichtig geheel. Een hele diepe smaak, waarvan onderdelen aan je smaakpapillen bleven hangen zoals bij de afdronk van een goede wijn.
Je zou deze confiture kunnen gebruiken in een maaltijd met gestoofd lamsvlees of bij zwijnengebraad. Het zou een exquise vulling voor een luxe taart kunnen zijn. Wij gebruikten de gebeess om ons brood te besmeren. Maar het merendeel hebben we met een lepeltje uit de pot gehengeld. En dan gewoon weggesnoept als super fruithapje. Verbazingwekkend hoe snel zo’n potje leeg is…
Die Mars wordt binnen nu en een paar jaar gelauwerd als Maitre Confiture, let op wat ik je brom…
Lees ook: Maitre Gebeess…
© paul
Kan het woord gevormd zijn op min of meer dezelfde manier als ons ‘gevogelte’, ‘gedierte’ e.d., maar dan met ‘bes’? Intrigerend!
Dag Martine;
Ik vind je gedachtegang lang niet gek. Voor het woord bes gebruikt men in het Luxemburgs echter normaal gesproken het woord bier (Äerdbier, Rout Molbier…).
Binnenkort hoop ik in contact te komen met een van de weinige Luxemburgers die zich met etymologie bezig houdt. Mogelijk levert dat iets op.
(Gaande mijn beperkte onderzoekje ontdekte ik dat het Luxemburgs woord voor kruisbes (Déck Kréischel) dichter bij mijn Brabants dialect staat (Kroesel), dan bij het Hoogduits (Stachelbeere)..
Enfin, zat te onderzoeken…
Groet, Paul