Spaghetti met vongole

IMG_2887
Ik ben inmiddels alweer enige tijd in ons huisje in Luxemburg. Een stukje plaatsen was tot nu toe bijna mogelijk omdat er geen wifi verbinding op de camping was maar dat euvel is verholpen en de verbinding is nu prima. Hoog tijd dus om te vertellen wat we hier zoal Eten en Drinken. Er zijn een aantal gerechten die ik eigenlijk alleen nog hier in Luxemburg klaarmaak. Óf, omdat de ingrediënten in onze omgeving in Brabant niet of nauwelijks te krijgen zijn, óf, omdat ze bij ons in Brabant gewoon niet smakelijk zijn. Bijvoorbeeld de forellen hier… zo lekker en thuis bijna altijd een teleurstelling… gronderig, niet vers nou ja. Daarover later…

Dit keer vond ik in de visafdeling mooie verse schelpjes, Vongole is de Italiaanse naam. Niet goedkoop zo’n netje schelpjes maar erg lekker!

IMG_2891

  • Voor twee personen
  • 1 netje vongole, de schelpjes even spoelen en controleren of er een ‘zandschelpje’ tussen zit (die moeten dus weg)
  • 2 sjalotjes, fijngesnipperd
  • 1 rode peper, zaadjes verwijderen en fijn snijden
  • 1 teen knoflook, geplet en fijngesneden
  • olijfolie
  • een 1/4 blik tomaten of twee mooie verse tomaten zonder velletjes
  • een scheutje witte wijn

Bak de ui en knoflook met de stukjes rode peper in de verwarm de olijfolie zachtjes aan. Voeg de tomatenstukjes erbij en smoor alles een paar minuutjes. Voeg de wijn erbij en laat de saus zachtjes pruttelen. Zet intussen een pan op en kook het water voor de pasta. Kook de pasta en voeg twee minuten vóór het einde van de kooktijd van de pasta, de schelpjes bij de tomatensaus. Schep de schelpjes om en om in de saus tot ze nét opengaan. Giet de pasta af en voeg ze bij de tomaten/schelpjes. Strooi er met gulle hand vers gehakte platte peterselie over en dien snel op.

En hoe je dat dan eet?  De spaghetti rol je op een vork en met je vingers pak je de schelpjes en slobbert ze leeg… Vingerfood dus! Glas witte wijn erbij en natuurlijk een kopje espresso toe.

© ellen.

 

 

Saint-Pourcain bijvoorbeeld…

1 augustus 003Het loopt zoals het loopt, en soms sta je van jezelf te kijken. Je gaat op zoek naar spannende nieuwe plekken, maar je komt gewoon weer bij de oude terecht.

Tien jaar geleden bezochten we een klein wijngebied dat luistert naar de naam Saint-Pourcain. Het is gelegen midden in de Bourbonnais in het noordoostelijk puntje van Auvergne en grenst van boven aan de Bourgogne. Al sinds Gallo-Romeinse tijden wordt er wijn gemaakt en in de late middeleeuwen waren het de Franse koningen die er gretig inkochten (of de drank domweg confiskeerden).

Maar door de eeuwen ging de productie van kwaliteitswijnen teloor en werd er nog slechts her en der voor eigen gebruik geproduceerd. Ach, het gebeurde op zoveel plaatsen, niet in laatste instantie vanwege de wijnluizenepidemie (Phyloxera) die in de negentiende eeuw zo’n zeventig procent van de Franse wijngaarden verwoestte. Saint-Pourcain werd onevenredig hard getroffen.

Men plantte aan het eind van de negentiende eeuw weer de traditionele druivenrassen, die via “moderne” kweektechnieken (enten op Amerikaanse wijnstokken) min of meer resistent waren tegen de aanvallen van de luis. Langzaam kwam er weer wat productie op gang, maar groots werd het niet meer. Echter sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is er serieus en hard gewerkt om naast het gewone spul weer klassewijnen te produceren, men deed z’n best om het wijngebied op te krikken. En intussen mogen de goede wijnen uit Saint-Pourcain het AOC keurmerk voeren.

Tien jaar geleden hield ik me alweer enige tijd wat serieuzer bezig met wijn en ik ontdekte steeds meer kleine maar fijne wijngebiedjes. Ik zocht ze niet om de wijsneus of de snob uit te hangen, maar gewoonweg omdat ik het leuk vind dat mensen tegen het geweld van de Grote Wijngiganten in proberen hun eigen bedoeninkje op een hoger plan te krijgen. Mét nieuw ontwikkelde technieken en mét behoud van de oorspronkelijke eigenheid. Zoiets moet je steunen. (Denk aan de fonkelende rode wijnen van de Madiran, of denk aan de koele dorst lessende witte wijnen uit de Marnestreek, om van de Luxemburgse klassewijnen maar te zwijgen.)

In de Franse wijnbijbel Hachette las ik een verhaal over Saint-Pourcain en over een paar innoverende wijnboeren die hoog scoorden op de doorgaans betrouwbare kwaliteitsschaal van de Hachette. Het stond me aan en we hadden nu een reisdoel.

Wat me bijstaat van die reis, tien jaar geleden, zijn vooral de uitmuntende kazen, het fantastisch landschap, de eeuwenoude ingeslapen dorpjes, het goede eten en de gastvrijheid van het volk. Van de wijnen had ik toentertijd niet zo’n hoge pet op. De rode wijnen vielen me tegen, de witte konden ermee door. Behalve dan die van de familie Courtinat, dat was neusje van de zalm, daar kon je voor omfietsen…

Intussen ben ik geen rode-wijn-drinker meer. Wanneer Ellen weer eens een fles rode Bourgogne uit haar privékeldertje opdiept mag ik graag een glaasje meesnoepen en de oude Madiran die Vriend Jan me schonk komt heus wel op, zo ook de belegen Saint-Emilion van Marleen. Voor de rest houd ik het bij wit.

Wat me van deze (2016) vakantietocht vooral is bijgebleven is dat er overal in de streek (en ook daarbuiten) met trots witte Saint-Pourcain wordt aangeboden. Of je nu kwam in het formica-eetpaleis of in het restaurant waar de chefkok zojuist z’n tweede ster had binnen gesprokkeld, allemaal bevalen ze hun streekwijn aan. En echt waar, ik dronk er naast eerlijke landwijnen de heerlijkste dingen. IMG_9225

Het was niet het doel van onze reis, die wijnen van Saint-Pourcain. We hadden tien jaar geleden een en ander laten liggen, daarom kwamen we terug. Maar eenmaal in het gebied konden we het niet nalaten om de oude plekken op te zoeken.

Ellen troonde me mee naar de mosterdmolen van Charroux (en zou de oude mevrouw nog leven?). Ikzelf wilde het romaans erfgoed van de streek beter leren kennen, maar bezocht vooral de kapellen die ik voor tien jaren al bezocht. De middeleeuwse herberg waar we destijds een boertige, maar onvergetelijke maaltijd genoten, we stonden er weer op de stoep. En wijn kopen deden we op zelfde plaats, bij dezelfde wijnboer, waar we tien jaar geleden ook inkochten. Maar daarover binnenkort meer.

“Niks is zôh veranderluk as unne mens” mag de Jongste Bediende graag ten beste geven. Het blijkt tegeltjeswijsheid; niks is minder waar…

© paul

 

We zijn (alweer) thuis…

IMG_9224 Klachten van de lezer (er verschenen geen stukjes) ten spijt, van ons had het nog wel even mogen duren. Wij wilden nog graag wel een tijdje door het Franse landschap schuiven. Met om de haverklap een zwaar beladen strowagen voor ons, eindeloos traag en vaak onmogelijk om te passeren. Ach, wat kon het donderen, het was onze zomervakantie, we hadden alle tijd van de wereld en we leefden in de ijdele hoop dat het nog lang niet voorbij was…

En nu zijn we dus thuis. Ik heb me alweer enkele nachten uitgesloofd voor mijn Broodheer, terwijl Ellen de haar resterende vrije dagen besteedt aan huis, tuin en keuken. En aan Jop natuurlijk. Want laten we wél wezen, zo’n kruimel is nog te klein om opgezadeld te worden culinaire avonturen en cultuurtrips, laat staan met wijnproeverij. Je laat hem dan maar thuis, maar binnen de kortste keren mis je hem en dus heb je een hoop in te halen als je weer terug bent. Enfin…

Via Luxemburg trokken we naar de Haute-Marne en vandaaruit maakten we de doorsteek naar de Bourbonnais, gelegen in het noord-oostelijk deel van Auvergne, net onder Bourgogne. We bekeken er kapelletjes die daar al duizend jaar staan te dromen, we bezochten musea van moderne Kinderboekenprentkunst en we beleefden er de volle glorie van Oude Meesters. Op de terugweg ondergingen we de bekoring van de Chapelle Notre-Dame du Haute van ene Le Corbusier.

We lunchten in fin-de siécle-brasseriën en we zaten aan aan de tafel van boertige herbergen. We aten en dronken uitgelezen zaken en soms deden we het met minder goddelijke eetwaar, maar  altijd was het de moeite waard.

Ach lezer, er valt zat te vertellen; over de hanenkloten in aspic, over de gepocheerde eieren in witte wijnsaus, over de bijzondere mosterdmolen, over de wijnen uit die mini-enclave genaamd Saint-Pourcain, over truffels en over opgestopte ganzen van drie duizend jaar geleden.

Over het elf jarig bestaan van het Ministerie van Eten en Drinken moeten we het natuurlijk ook hebben. Het komt eraan lezer, het komt eraan…

© Ellen-Paul