Een tijdje geleden werd er een vraag gesteld op deze website over bittere sinaasappels uit Sevilla; “of ik wist waar die te koop zijn?” Ik vroeg het na op de Helmondse markt, maar daar verkocht men ze niet.. Goed, jammer. Tot ik vorige week op de markt bloedsinaasappels kocht, met een stickertje erop; uit Sevilla! Verhip, hoe zit dat nou? Ik ben aan het zoeken gegaan in boeken, op websites maar echt duidelijk is het me nog niet. Eén ding is zeker, het seizoen voor de sinaasappels uit Sevilla is heel kort. Eigenlijk alleen de eerste twee maanden van het jaar worden ze verkocht. Volgens allerlei bronnen worden zowel de bloedsinaasappel als de gewone oranje sinaasappel uit Sevilla gebruikt om marmelade van te maken. Ik vond het wel een uitdaging om dat vandaag nu maar eens te gaan doen, marmelade maken met bloedsinaasappels uit Sevilla. Gewoon in Helmond gekocht op de markt bij de fruitkraam op de hoek van de Koninginnewal.
Goed, de sinaasappels had ik, dan nog een recept. Ik las her en der wat tips en recepten en besloot voor het grootste deel de receptuur van Florine Boucher te volgen. Zij maakt gebruik van de natuurlijke pectine die in de schillen en pitten zitten. Het recept is wel wat bewerkelijk maar het resultaat is werkelijk heerlijk.
Voor de hoeveelheid potjes die je hierboven ziet:
- 1 kilo bloedsinaasappels
- sap van 2 citroenen
- 800 gram suiker
- handjevol frambozen (ik weet het, daar is het helemaal geen tijd voor, maar ik had er nog een paar in de diepvries liggen en het leek me mooi om ook echt rode marmelade te maken) de hoeveelheid was te verwaarlozen en heeft verder geen invloed op het recept.
Was de sinaasappels en laat ze dan in ruim water zachtjes ongeveer 2 uur koken op een laag vuurtje. Laat de vruchten in het kookwater afkoelen. Haal de vruchten uit het kookvocht en halveer ze. Bewaar het kookvocht.
Schep met een lepel het vruchtvlees en de pitten eruit. schraap ook wat van de witte laag van de schil af. Dat wit en de pitten bevatten de meeste pectine die ervoor zorgt dat de marmelade straks gaat stollen. Bewaar de schillen. Doe het vruchtvlees met het wit van de schil en de pitten samen in een steelpan en voeg 3 dl water toe. Laat dit 7 minuten in een gesloten pan zachtjes koken.
Giet dan de inhoud van de steelpan door een fijnmazige zeef die je op een kom gezet hebt. Druk het vruchtvlees met een houten stamper of lepel door de zeef tot er alleen nog taaie vezels en pitten overblijven. Dat is een langdurig klusje, maar toch volhouden, je hebt zoveel mogelijk van deze massa nodig om te marmelade te laten geleren.
Snijd dan de schillen in fijne reepjes. Weeg het vruchtvlees samen met de schilletjes en voeg zoveel kookvocht toe tot het totaalgewicht 1350 gram is.
Doe dit alles in een ruime, niet te hoge pan en voeg suiker en citroensap toe. Breng dit al roerend snel aan de kook zodat de suiker smelt. Draai als de massa goed kookt het vuur lager en kook de marmelade al roerend 15 minuten.
Schep dan de jam in goed schoongemaakte potten. Sluit ze meteen met een deksel af en zet de pot even ondersteboven.
Het was een langdurig, plakkerig karweitje, met heel veel afwas, maar die marmelade… Lekker!
Overigens las ik dat de Schotten er helemaal op het laatst nog een flinke scheut Whisky aan toevoegen maar die had ik even niet in huis.
© ellen.