Bacalhau (Portugese spelling)…

meivakantie 2007 101

Je denkt: hier wordt ruwe tabak verhandeld. Of je denkt: de schoenlapper stalt zijn voorraad nieuw verworven leder uit. Mogelijk betreft het een inzamelingsactie van oud karton… Niets van dat alles. De aangeboden waar is niet meer of minder dan een partij hoogwaardig voedsel, luisterend naar de naam bacalhau.

Het is vis, bij voorkeur kabeljauw. Open gesneden, plat geslagen, zwaar gezouten en gedroogd. Geconserveerd voor de “eeuwigheid”. In onze contreien gold het ooit als belangrijk voedsel voor zeevarenden, maar ook voor het achterland dat verstoken was van verse vis. Stokvis noemden we het en iedereen was er mee bekend. Kom daar nu nog eens om…

Er zijn echter nog wel landen waar de stokvis een rol speelt in het dagelijks bestaan. Canada, de Scandinavische landen, het noorden van Rusland en Siberië. Zoek je het zuidelijker dan praat je over Spanje, Brazilië en Portugal. Dat laatste land is nog steeds grootverbruiker. Nergens wordt zoveel stokvis gegeten, het is er volksvoedsel nummer één. Een gemiddelde consumptie van 20 kilo per persoon per jaar, las ik ergens. Portugezen gebruiken de bacalhao voor de soep, als voorgerecht, hoofdschotel, ja zelfs als toetje. Gegrilt, gekookt, gestoofd of gebakken, maar ook rauw. Er is een Portugese zegswijze die beweert dat een meisje voor elke dag van het jaar een ander gerecht met stokvis moet kunnen maken, wil ze ooit aan een man geraken.

Wij kochten onze bacalhau in een supermarkt in Luxemburg. Dat is niet vreemd, er wonen ontzettend veel Portugezen in dat land. We betaalden € 10,- voor één kilo, het was een aanbieding. Het meisje van de visafdeling ging ons exemplaar met een zaag te lijf om er mooie moten van te maken, de vis is namelijk bikkelhard. Hij moet dan ook ontzout en geweekt worden in water vóór gebruik, achtenveertig uur lang. En intussen dient men met grote regelmaat het water te verversen.

De vis hangt intussen alweer een week of zes in onze kelder. Hij kan er nog tijden hangen want, zoals gezegd, hij is geconserveerd voor de eeuwigheid. Toch moet het er maar eens van komen om hem klaar te maken. Misschien komend weekend, wie weet?

© paul

Grillen thuis, tips…

23 mei 003

Het is vandaag prachtig weer en na een hele dag binnenzitten wil ik wel naar buiten.

Ik heb een gruwelijke hekel aan het woord barbequen, ik weet niet eens hoe ik het moet schrijven.
Barbeq.. is voor mijn gevoel een soort “gezellig” samenzijn, in rokende walm van…onder het genot van…en een glaasje….en een sausje….en een biertje…kipfileetje…satéétje…

Kan best allemaal lekker zijn en/of gezellig maar ik wil liever gewoon buiten eten, en, als dat zo uitkomt, een stukje vlees grillen, zonder al die poespas.

Vandaag heb ik wat restjes uit de diepvries opgemaakt; er waren nog twee karbonaadjes en een kleine entrecôte. Ik liet me verleiden tot de aankoop van een paar worstjes bij onze grootgrutter. De karbonades en het rundvlees waren prima. Ik heb de karbonaadjes een paar uur gemarineerd in goede olijfolie met wat kruiden. De entrecôte alleen bestreken met wat olijfolie.

De worstjes waren verschrikkelijk, een soort melige, smakeloze, zoute dingen. Ze verbranden ook nog bijna meteen. ( dit is waarschijnlijk het soort vlees dat al die rookwolken in de buurt veroorzaakt)
Teveel poespas vandaag dus ook op het Ministerie!

Als je gaat grillen voor meer personen kies dan voor niet al teveel soorten lapjes en spiesjes. Gril liever één groot stuk vlees of vis voor het hele gezelschap. Probeer eens zo’n enorme lendekarbonade van het rund, mét bot, ongeveer 3 á 4 cm dik. Een goede slager kan dat leveren, en liefst opbinden met wat vet eromheen.

vakantie augustus 2006 078

Als bijgerecht kun je een schaal saffraanaardappeltjes en een paar soorten salade serveren bijvoorbeeld een tomatensalade met mozerella of een koolsalade . Al die soorten sausjes uit een potje zijn dan overbodig. Zorg wel voor wat mooi grof zeezout, grofgemalen zwarte peper en, heel lekker bij entrecôte, wat geraspte mierikswortel. Geef er versgebakken brood bij met een mooie boter en je hebt een prima maaltijd zonder al te veel geknoei.

23 mei 002

Wij aten vandaag een salade van lauwwarme broccoli bij het gegrilde vlees.
En natuurlijk,
Espresso toe.

© ellen

De enorme steak op de foto is overigens gewoon in de pan gebakken. Het was een steak van Charolais rund. Gekocht in Beaune in Bourgondie. Ik wilde toch ééns zo’n enorme steak grillen. Dit vlees van het Charolais rund is heel bijzonder van smaak.
Het regende pijpestelen dus grillen was geen optie, dan maar gewoon in de pan.

vakantie augustus 2006 190

Maar ook in een piepklein carravannetje kun je soms iets heel bijzonders eten. De volgende dag heb ik de resten van de steak in een stoofschotel verwerkt.

Balkenbrij…

26 maart 2007 020
Ellen ging werken en ik was uitgenodigd op de “bezuinigingsbijeenkomst” van mijn broodheer. En bezuinigd moet er worden: 1,2 miljoen dit jaar en structureel 8 ton voor de volgende jaren.
Ik ben niet gaan luisteren, de uitkomsten stonden me bij voorbaat niet aan en ik heb er verder geen enkele onvloed op. Ik raak er sjagerijnig van en gedeprimeerd, kwestie van onmacht.
Ik verbracht mijn middag dan maar met “De Encyclopedie van de Domheid” van Matthijs van Boxtel.
Ik ga die man een brief schrijven met de vraag of hij in een volgende editie een lemma in kan voegen over mijn broodheer.

Het eten dan maar:
Het seizoen is bijna voorbij en ik had het deze winter nog niet gegeten.
Want balkenbrij hoort bij de winter, hoort bij de slacht. Ik koop mijn balkenbrij bij slager Snijders, daar wodt-ie nog thuis gemaakt. (Slager Welten heeft overigens een mooie fabrieksvariant, daarin verwerkt men bloed.)

Van oudsher was balkenbrij zo ongeveer het laatste van de te verwerken resten bij de slacht. Er gaat bouillon in (uit de worstkeuken), wat spek (tegenwoordig al maar minder), eventueel nog wat vleesresten en de brij wordt op sterkte gebracht met boekweitmeel. Gekruid wordt er met rommelkruid (zoethout, anijs, kaneel, gember en sandelhout). Verder laurier en nootmuskaat.

Het woord bomballie als benaming voor balkenbrij hoor ik nooit meer. Ik ken het uit mijn jeugd, mijn vader noemde het zo. Balkenbrij laat zich etymologisch nog verklaren. Balk is buik, en daar komt een deel van de inhoud van de brij vandaan. Maar bomballie?

Ik bakte de schijven in boter in de koekenpan tot ze knapperig waren en at ze met een flinke klont Perenstroop.

© paul

Tripes…

9 maart 2007 011

Een beetje zeuren over je deplorabele staat van zijn en alle erge ziekten die je onder de leden hebt lucht op. Een web-log laat zich daar prima voor gebruiken. Het werkt een beetje als medicijn. Is het allemaal eens gezegd, dan is het al voor de helft over. En daar komt dan nog bij dat de lezer je een hart onder de riem steekt. Met geestelijke raad, met praktische tips of gewoon met een beterschapswens. En met kadootjes: flessen wijn, wat sterkers voor de grock, lekkers voor bij de koffie.

Zaterdagavond, ik was allang weer aan de beterende hand, stond Peter op de stoep. Hij kwam niet binnen, want druk, druk, druk. Hij bracht het bovenstaande blikje. Er zat een lief kaartje bij van Willy, waarop nog eens beterschap gewenst en verder het wat cryptische “durf jij je hieraan bloot te stellen?”

De vraag of ik me aan tripes (pens) waag kan ik volmondig met “ja” beantwoorden. Ellen houdt er niet van, niet omwille van de smaak, maar omwille van de geur. En die wil nog wel eens typisch zijn bij pensgerechten. Lange tijd heb ik gedacht dat met tripes altijd de pensmaag van een rund wordt bedoeld. Intussen weet ik beter. Alle vier de magen van het rund kunnen worden gebruikt, maar ook de maag van lam, schaap of varken. De tripes die hier ingeblikt zitten zijn van het varken, samen met varkenspoot, bouillon, ui, knoflook en groene kruiden. Het blikje komt van de firma Cabrol la Salvetat, een delicatessenzaak in het stadje La Salvetat sur Agout, in het Zuiden van Frankrijk. De zaak laat er zich op voor staan alleen de beste producten te verwerken in de zelfgemaakte spullen en verder alleen producten te verhandelen, zo van de boer. Het zit wel goed met die pens.

De paar keer dat we in Normandië logeerden heb ik me er tegoed gedaan aan de Tripes à la mode de Caen. Vreemd genoeg herinner ik me weinig van de smaak (het is alweer lang geleden), maar ik was er dol op. In het Portugese restaurant in Luxemburg serveren ze soms pensstoofpot (buiten de kaart om). Het ruikt altijd wat typisch, maar smaakt voortreffelijk. Ook de andouillettes die ik van de zomer in Bourgogne at mochten er zijn. In andouillettes zit meestal varkensmaag die in reepjes is gesneden, vandaar die typische structuur van gelaagdheid. Laatst kocht ik nog eens eendenworstjes in Luxemburg. Mijn favoriete merk was verdwenen uit het assortiment. Wel waren er nog andouillettes van eendevlees. Nou, die roken thuis bij het klaarmaken zo penetrant dat ik ze maar aan de hond heb gegeven. Het kan dus ook ooit fout gaan. De hond vond het heerlijk.

Wanneer ik de tripes ga eten weet ik nog niet, maar ik houd je op de hoogte.

© paul

Mechelse Koekoek…

 

In 1843 opende de Zoo van Antwerpen haar poorten voor het publiek. Alweer een eeuwigheid geleden. Een van de atracties uit die eerste jaren was het exotisch kippenras, met name het Brahmahoen uit Zuid-oost Azië. Nieuwsgierige kippenfokkers kregen de kans om die exoten te kruisen met inheemse vleesrassen en korte tijd later was de Mechelse Koekoek geboren. Een mooie wit-zwarte kip met een grof beendergestel en bevederde poten. Het beest had stevig, maar heel mals vlees. De productie bleef tamelijk lokaal, maar op de markten van Merchtem, Mechelen en Londerzeel werd het verreweg de belangrijkste vleeskip. Brussel had zijn eigen variant: het Brussels Kieken. Het vlees vond al snel gretig aftrek in de grote restaurants van België, en terecht.

Na de Tweede Wereldoorlog ging het ras bijna ten onder aan een “geheimzinnige” kuikenziekte. Het is (zoals zo vaak) de verdienste van enkele hobbyboeren dat het ras overleefde. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd er serieus werk gemaakt van de herintroductie van dit voortreffelijk hoen voor een breder publiek. Voordeel: door inschakeling van de bio-industrie kwam het vlees op grote schaal en tegen betaalbare prijs beschikbaar voor een breed publiek. Nadeel: intensief fokken deed de kwaliteit van het vlees fors afnemen. (En dan heb ik het niet eens over het dierenleed welk nu eenmaal altijd gepaard gaat met bio-industrie.)

In 1999 beleefde België zijn dioxinecrisis. Naast een hele hoop leed leverde dat schandaal ook iets positiefs op. Het heeft in België het besef doen groeien dat je gezond en lekker vlees niet voor een grijpstuiver kunt produceren. Het gevolg is dat er momenteel naast de Mechelse Koekoek nog een drietal uitstekende rassen worden gekweekt, waarbij kwaliteit op de voorgrond staat. De consument wil er voor betalen. Sinds kort is er ook een eko-koekoek op grotere schaal in de handel.

De Mechelsse Koekoek is een erg smakelijke kip. Het vlees is malser en minder vet dan dat van bij voorbeeld de Franse Bresse-kip of de Zwartpoot uit Landes. Wij aten onze Koekoek gisteravond gegrilt, nauwelijks gekruid, om een zuiver beeld te krijgen van de smaak. En smaak had-ie. De poten deden denken aan parelhoen en zelfs het witte borstvlees had iets pittigs. Het vlees was uitermate mals.

Kanttekening: de Koekoek, zoals hij wordt aangeboden bij Delhaize en Carrefour(GB), komt wel degelijk uit de bio-industrie. De beesten leven wat langer, dat wel. En ook hebben ze wat meer ruimte dan de gangbare bio-kip. Maar toch, het blijft bio-industrie. We moeten op zoek naar de eco-koekoek. Die zal aanmerkelijk duurder zijn dan de € 6,– die wij betaalden voor dit beest van 1100 gram. Maar goed, dat hebben we er dan wel voor over. Ons is beloofd dat die eco’s nóg lekkerder zijn…

Het plaatje komt van het Vlaams Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw. Voor de tekst maakte ik vrijelijk gebruik van het boek België à la Carte van Toni De Conink e.a. (Lannoo, 2005).

© paul

The best frites of the world!!!

1 maart 2007 011

Het ministerie kreeg een tip; “de beste frieten van de hele wereld”, in Belgie natuurlijk, aan de weg naar Geel.
Onze tipgevers zijn uiterst betrouwbaar, ze hadden ze zelf geproefd, die frieten, en ze waren ongekend lekker. Daar moesten we meer van weten. We besloten gisteren maar eens zelf naar De Best Frites of the World te rijden. Richting Geel, vandaar naar Westerlo, ongeveer ter hoogte van… Nou dat klopte dus niet helemaal.
We zochten ons suf, naar Geel, weer terug naar Westerlo, nergens te vinden dat frietkot, nóg een keer terug, nu de andere kant uit, richting Zammel, ook niet, weer terug, richting Westerlo… En dat alles onder grote tijdsdruk, Frietkotten in Belgie zijn niet de hele dag open zoals hier in Nederland. (In Belgie sluiten de uitbaters zo rond 14.00 uur, om dan rond 17.00 uur weer open te gaan.) En het was al kwart voor twee! Toen, we hadden de moed al opgegeven, zagen we het, Frituur de Nieuwe Ring; The Best Frites of the World! Een eenvoudig houten gebouwtje, fris in de verf, blinkend schoon, van binnen en van buiten. We parkeerden de auto, (ruime parkeergelegenheid aanwezig) en gingen naar binnen. We werden bijzonder vriendelijk onthaald door de jonge uitbater en zijn vrouw. De twee oma’s die even op de koffie waren maakten plaats zodat we ook nog konden zitten. En toen bestelden we vol verwachting de frieten, Paul met sauce Americain en ik met sauce Tartaar. We mochten kiezen of we zout op de frieten wilden of niet, ja dus. Voorzichtig werd de voorgebakken friet in het vet gevleid en ons werd verzocht alvast plaats te nemen. Na luttele minuten was het zover…het geheim van de beste frieten, we zagen het met eigen ogen…Deze frieten worden zoals overal na het bakken in de vergiet geschept. Maar dan! Dan worden de Beste Frieten wel twintig keer omhoog gegooid, een prachtig spektakel, een goudgele regen van frieten…Het water liep ons in de mond. Wat zout erover en nog eens de lucht in met de frieten…toen ieder spoortje van vet eraf geschud was werden de frieten in een plasic bakje geschept en met de saus overgoten. De bakjes werden geserveerd op een vrolijk plastic dienblaadje, bekleed met een schoon vel pakpapier. Vorkje en servetje erbij en het proeven kon beginnen.

1 maart 2007 007

En lekker dat ze waren, werkelijk heerlijk. Krokant, goudbruin, niet vet, van echte aardappelen gemaakt. Dit waren inderdaad the Best Frites Of The World!
Zelf gesneden uit speciaal geselecteerde aardappelen, met zorg en liefde voorgebakken in puur ossenwit en daarna afgebakken en geschud totdat er geen druppel vet meer aanhing. Zo hoort friet te smaken. En dat alles voor de normale prijs van een frietje!!!
Frituur de nieuwe Ring verkoopt ook eigengemaakt stoofvlees met uitjes, kaaskroketten en nog veel meer. Wij proefden alleen de frieten, maar wie zulke goeie frieten bakt, zal ook wel uitstekend stoofvlees maken. We komen hier nog wel terug.
Frituur de Nieuwe Ring heeft tien zitplaatsen binnen, en nog eens acht pick-nick tafels buiten. Op prime time moet je een nummertje trekken zodat iedereen eerlijk aan de beurt komt.
Het etablissement is rookvrij.
Frituur de Nieuwe Ring vind je aan de N 19 van Geel naar Aarschot, ter hoogte van Westerlo.
Van harte aanbevolen!!!

© ellen

Fugu, de kogelvis…

 

Op aanraden van Ellen begon ik vanavond aan Troost van Giphart. In de openingszin van die roman denkt de hoofdpersoon dat hij een verkeerd stuk fugu heeft gegeten, met alle gevolgen van dien. Een dag eerder vond ik bij toeval een afbeelding van een Japanse houtprint voorstellende diezelfde fugu. En deze samenloop van zaken, maar vooral ook mijn reeds lang bestaande fascinatie met het fenomeen leek me een artikeltje waard.

Het gaat om het keine lachebekje op de prent. Dat visje heet in het Japans fugu. De Nederlandse naam is kogelvis. Overigens staat fugu ook voor de gerechten die van het visje worden bereid. De grote blauwe vis is een makreelachtige, daar weet ik verder niks van.

De fugu is razend populair in Japan. Er bestaan talloze restaurants die gespecialiseerd zijn in het bereiden van dat visje. De gerechten die door de jaren bedacht werden zijn dan ook niet te tellen. Alles wordt gebruikt. Het visvlees wordt rauw, gestoomd of gekookt geserveerd, maar ook de lever, de vinnen, de testikels en de huid leveren de meest exotische gerechten op. Tot zover is het nog allemaal te volgen, ware het niet dat het eten van het visje levensgevaarlijk is.

De fugu bevat een gif dat tetrodotoxine heet en 275 maal giftiger is dan cyaankali. Het gif zit vooral in de lever, galblaas, eierstokken en darmen. Onzorgvuldig schoonmaken van de vis is dodelijk. In Japan sterven er zo’n vijftig (andere bronnen zeggen honderd) mensen per jaar aan de gevolgen van het eten van de kogelvis. De vergiftingsverschijnselen zijn gruwelijk. Langzaam raken alle spieren in het lichaam verlamd. Als laatste stoppen longen en hart met functioneren. En al die tijd is het slachtoffer volledig bij kennis. Pas na 24 uur volgt de dood. Er bestaat geen antigif.

De vis wordt al sinds de oudheid in Japan gegeten. Archeologische vondsten tonen aan dat het 2300 jaar geleden al een consumptievis was. In de loop van de geschiedenis waren er altijd wel gezagsdragers die het eten van de vis verboden, maar het mocht niet baten. De vis bleef populair. In 1958 ging men over tot strenge wetgeving voor de Japanse horeca aangaande de fugu. Koks dienden een opleiding van drie jaar te volgen en werden ook daarna vaak en uiterst streng gecontroleerd op hun kunnen. Slechts dertig procent van de opgeleiden krijgt uiteindelijk het diploma “gifvis”. Niet dat die andere zeventig procent het leven van de klanten in de waagschaal stelden, maar de eisen zijn zo streng dat de minste hapering in de bereiding de kandidaten uitsluit van het diploma. Sinds 1958 zijn er dan ook nog nauwelijks ongelukken gebeurd in de officiële eetgelegenheden. Overigens is de vis ook schoongemaakt te koop in de detailhandel en zelfs enige supermarktketens bieden hem aan. Voor hen gelden dezelfde strenge normen als voor de restaurants. De ongelukken met de fugu gebeuren thuis, bij de hobbykok.

Alles bij elkaar levert het gedoe met de kogelvis een vreemd fenomeen op: de vis is duur, het is gevaarlijk om hem te eten, en de smaak is niet spectaculair, eerder flauw. Dit alles zou reden genoeg moeten zijn om de vis links te laten liggen. Het omgekeerde gebeurt echter. Gaat het om zoiets als doodsverachting, om de spanning van het spelen met je leven? Je mag aannemen dat de vis nauwelijks populair zou zijn als hij niet giftig was, want alleen voor de smaak hoef je hem niet te eten. Maar je kunt van de andere kant toch bezwaarlijk alle Japanners roekeloos, dom of gestoord verklaren. Nee, ik zie iets over het hoofd, ik begrijp iets niet. Overigens is het de Keizer van Japan bij wet verboden fugu te eten. Kwestie van het uitsluiten van een constitutionele crisis omwille van de kick.

De prent aan het begin van dit artikel is gemaakt door Hiroshige in het jaar 1832.

© paul

Gepocheerd ei…

25  februari 006
Ik wilde vanmorgen snel een broodje eten en daarna een flinke wandeling met hond Max maken maar het regent dat het giet. Dan maar een uitgebreid ontbijt.
Geïnspireerd door het artikel; “How do you like your eggs in the morning” van Klary Koopmans besloot ik een gepocheerd ei te maken. Weer eens iets anders voor het ontbijt.
Voor gepocheerde eieren heb je hele verse eieren nodig; hoe verser het ei, hoe minder last je hebt dat het uitloopt in de pan.
Eigenlijk had ik dit ontbijt vorige week moeten maken met de superverse eieren die Toon en Anita meebrachten; zó onder de kip vandaan, dat is ideaal!

25  februari 002

Maar goed de eieren die ik vandaag gebruikte konden ermee door.
Zet een ruime pan water op het vuur met wat azijn of citroensap.
Zorg dat het water nètaan kookt.
Breek het ei in een kommetje en laat het dan uit het kommetje in het water glijden.
Pocheer het ei drie minuten. Vouw het eiwit voorzichtig met een vork om de dooier. (hoe verser het ei hoe minder dit nodig is)
Haal het ei dan met een schuimspaan uit het water, laat het even uitlekken en serveer onmiddellijk op wat brood. (lelijke randjes even bijsnijden)

25  februari 008

Mijn ei was íets te lang gepocheerd naar mijn zin. Maar én foto’s maken én een ei pocheren is iets teveel gedoe. Ik vergat de kookwekker te zetten en moest dus gokken. Nietemin; een smakelijk ontbijt, iets voor Pasen eigenlijk!
Jammer dat het nog harder is gaan regenen.

© ellen

Plate de Florenville…

Geruime tijd sierde de foto de kop van ons web-log. Hijn maakte hem tijdens een bezoek aan Florenville, in het zuiden van Wallonië, tegen de Franse grens. Het is alweer een paar jaar geleden.

Het Ministerie bezocht het stadje met Ans en Hijn en de Keizer van Monera ter gelegenheid van de Aardappelfeesten die er elk jaar rond het tweede weekend van oktober worden gehouden. De omgeving van Florenville levert namelijk een bijzondere aardappel: de Plate de Florenville (soms ook Platte de F. of Bec de F.) De zaterdag van het feest is voor kleine verbouwers en particulieren. Op zondag wordt de jaaropbrengst van de grote boeren verhandeld en vindt zijn weg, voornamelijk naar het restaurantwezen van België en Noord Frankrijk. De aanbouw is klein en de prijzen zijn hoog. Maar weet je een kilotje te bemachtigen, dan heb je ook wat.

En een bijzondere aardappel is het, die Plate de Florenville. Een vastkoker met een hele delicate smaak. Het kleine zoetje op de achtergrond maakt het een bijzondere begeleider van met name wild.

Tijdens de Aardappeldagen biedt elk restaurant in en om Florenville van die schotels aan zoals op de foto. Aardappelen, uien en worst van de beste kwaliteit, badend in een geurige fond, direct uit de oven. Een glas Orval erbij en je waant je in de hemel.

Dit jaar vinden de Aardappelfeesten plaats op 13 en 14 oktober. We moeten er onze agenda maar op afstemmen…

© paul

Paardenbiefstuk…

paard3

Het was geen toeval dat we vandaag paardenbiefstuk aten. De directe aanleiding was een publicatie op het Foodlog, (donderdag 8 februari), geplaatst door Wouter van der Land. Hij schreef over een onderzoek naar paardenvlees in onze huis-tuin-en-keukensnacks, gedaan door studenten van de Universiteit van Wageningen, in opdracht van Wakker Dier. Binnen de korste keren volgden er zo’n zestig reacties op het artikel. Een leuk debat, het houdt de gemoederen bezig. De uitslag van het onderzoek was voor het Ministerie overigens niets nieuws, we deden zelf anderhalf jaar geleden al veldonderzoek en ontdekten dat een fors aantal snacks wel degelijk paardenvlees bevatten.  De Wageningse studenten deden niks anders dan ik, behalve dan dat ze wat meer snackverpakkingen lazen.

Maar goed, we hadden er zin in gekregen en dus kocht ik vrijdagochtend twee paardenbiefstukjes bij slager Snijders. Nederlandse lapjes, werd ons verzekerd. Ze wogen 160 gram het stuk. Thuis bleek dat ze niet helemaal naar onze zin gesneden waren; volgende keer beter opletten dus. Ik heb ook maar meteen een onsje paardenrookvlees gekocht. Sappig, zacht en een tikje zoet.

Ellen maakte de biefstuk vanavond klaar. De foto toont de prachtige structuur van dit biologisch verantwoord vlees. We aten er broccolipuree bij, frietjes en gebakken champignons. Een glas rode wijn uit Portugal maakte de gang af. Stukje Munster en espresso toe en een stukje bittere chocolade.

De andere tak van het slagersgeslacht Snijders leverde de laatste paardenslachter van ons dorp. Hij werkt intussen al weer jaren als bibliothecaris. Het Ministerie is van zins hem binnen niet al te lange tijd te gaan interviewen. Daar moet toch een verhaal te halen zijn…

© paul