MOOI KAASMOLENTJE. (KAASMOLEN 1)…

De vorst is uit de lucht, het zonnetje schijnt. Ik kreeg het zowaar warm onder mijn zware leren jas. Ik zag dat de “kiepkes” in de tuin van de Keizer alweer holletjes in de grond hadden gekrabd waarin ze lagen te zonnebaden. En hond Max dartelde ook alsof het voorjaar was aangebroken. Onzin, het is pas januari. Toch kon ik het niet laten om aan het eind van de ochtendwandeling een bosje narcissen te kopen. Maar ter zake: Alweer enige jaren her kreeg het Ministerie een prachtig kaasmolentje ten geschenke van de Vrienden en Vriendinnen. Sinds dien staat het te pronken op een prominente plaats in de keuken. Het komt uit Italë en de ontwerper heeft zich beslist niet verveeld aan de tekentafel. Wij zijn er dan ook zeer trots op. Eén minpuntje: je kunt er niet mee malen. Gebruik je het als tafelmolen dan is het gedoe omdat je het geval niet kunt bedienen en tegelijk de kaas op je gerecht mikken. Gebruik je het om tamelijk zachte kaas te raspen dan zit het containertje onmiddellijk vol en verkleeft de massa onder druk van het nieuwe raspsel. En gebruik je het voor oude harde stukken, dan laat-ie het helemaal afweten. Wel een prachtig molentje, toch? Ik zou graag het merk weten van dit sieraad. Als iemand het herkent, laat dan even een berichtje achter. Zie ook log 02 februari 2006.

© paul

FLAMBEREN…

Met die foto hierboven, een enorm vuur in de keuken, toch even over flamberen. Een paar tips voor wie eens wil experimenteren; Flamberen accentueert de smaak van gerechten. Braad het vlees eerst aan en flambeer dan, vóór je het vlees verder stooft. Gebruik goede, flink alcohol houdende, drank. Zet de afzuigkap af. Zo’n vuurzuil trekt snel naar boven en voor je weet staat zo’n (beetje vettige) afzuigkap in de fik. Leg een goed passende deksel naast de pan. Verwarm een eetlepel van de drank (cognac, armagnac calvados of iets dergelijks) in een grote soep-opscheplepel door de lepel even boven een kleine gaspit te houden. Als de drank verwarmd is moet je de lepel schuinhouden en de vlam erin laten komen. Dan meteen uitgieten boven het te flamberen vlees. Contact met het vet in de pan geeft even een enorme vlam. Probeer dus zoveel mogelijk alleen het te flamberen vlees te begieten. Na een paar seconden zal het vuur doven, (de foto was een prachtige momentopname, lukt bijna nooit) Blus dan snel af met de wijn die erbij hoort. Gaat het vuur niet meteen uit sluit dan de pan met de deksel. En giet na een paar seconden alsnog wijn en bouillon over het vlees. Veilig om met twee personen te doen. De deksel is niet te zien op de foto maar die heb ik in mijn hand, achter Paul.

VERWARMEND?..

Ik heb zojuist nog een ommetje gemaakt met hond Max. Het is barstens koud, het vriest. Niet dat de temperatuur echt diep onder het nulpunt is gedoken, maar er staat een schraal windje. Ook de lectuur draagt bij aan het wintergevoel. Ik sluit daarnet de roman van Meek, “Uit liefde van het volk”, gesitueerd in Siberië en ik zal me zometeen nog even bezig houden met Napoleons fatale veldtocht in Rusland, het immer te weinig geprezen werk van de Pool Zamloyski (“1812”, uitg. Balans). Ook al bevindt het Ministerie zich op de enige plek in Nederland waar je geografisch van (‘n héél klein beetje) landklimaat mag spreken, toch went men er niet echt aan, aan de winter! Onze Oosterburen zijn wat dat betreft iets beter uitgerust. Onze Man in Duitsland deed ons de bijgevoegde foto toekomen. En wat nu de bedoeling van het gedoe is: zie linkerbovenhoek.

Nieuwe bordjes ; dim sum…

 

Nieuwe bordjes!
Zoals al geschreven; vandaag in de Chinese supermarkt geweest en nieuwe bordjes gekocht. We vonden ze bij een vorig bezoek al zo mooi, mét stokjes en schaaltjes.
Na de mislukte poging om iets af te spreken over de stoelen met onze overbuur, ( zie vorig log) hebben we toch een beetje honger gekregen. Vanmorgen behalve die mooie bordje ook nog wat dim sum gekocht. Deze winkel heeft ze in alle maten, soorten en prijsklassen. We hebben dus heerlijk dim sum gegeten. Nu nog een kopje koffie en een glas wijn dan kunnen we zo naar bed, nog even tv kijken, over de boodschappenlijstjes nadenken, en morgen vroeg weer op.

Potje koffie…

Ze hebben er dit jaar aanmerkelijk minder verkocht. Dat komt omdat iedereen er intussen een heeft. Een Senseo-koffiezetter. Iedereen, behalve dan toch het Ministerie. Ook het traditionele elektrisch koffiezetapparaat behoort niet tot onze keukenuitrusting. Zelfs een waterkoker met stekker heeft het Ministerie nooit bezeten, maar dat wist je geloof ik al (zie log d.dd. 3 november 2005). Op het Ministerie wordt de koffie gewoon op de pot gezet. Wij gebruiken daarvoor de cafetière van het merk Mélior, en dat al zo’n 30 jaar. Het principe is simpel: Koffie in de pot, kokend water erop, net als bij de ouderwetse kanmethode. Het briljante van het systeem zit hem in de zeefjes. Wanneer de koffie getrokken is druk je de zeefjes naar beneden. De vloeistof gaat door de zeefjes, de drab blijft onder in de pot. Zuivere koffie! Je kunt gewone standaardmaling gebruiken, die laat echter een klein beetje van het fijne gruis door. In gespecialiseerde koffiezaken heeft men altijd een maling voor de cafetière, die dan iets grover is. Het Ministerie gebruikt overigens meestal de gewone maling, soms van AH, soms Fair Trade. Welke koffie je ook gebruikt, het Ministerie garandeert je dat deze methode van zetten altijd het beste resultaat geeft (espresso buiten beschouwing gelaten). Er zijn nogal wat cafetière in de handel. Blokker en Hema leveren al een apparaat voor minder dan een tientje. De Mélior is de duurste, maar ook veruit de mooiste en de beste. Na al die jaren van intensief gebruik hebben we slechts één keer een zeefje vervangen, dat zegt toch wat. Mélior maakt tegenwoordig deel uit van het Bodem-cocern. Bodem maakt onder eigen naam ook cafetière, maar die halen het niet bij paradepaardje Mélior. De vormgeving lijkt loepzuivere art-deco, hoewel het ontwerp van onze kannen ontstaan is eind jaren 40. Het Ministerie is de gelukkige bezitter van drie Méliorkannen. Eén gekocht in de winkel, de andere twee op vlooienmarkten. Het Mélioraffiche dateert van voor de oorlog, ik kon de kunstenaar niet achterhalen.

© paul

Manche á gigot…

Het aansnijden van zo’n bout is al een stuk simpeler met dit hulpstuk. We kochten het jaren geleden op een vlooienmarkt in Arlon (B) Ik heb er heel lang naar gezocht. Ik kende het bestaan van zo’n ding omdat er op een van onze kookboeken een afbeelding van staat. Het heet een manche á gigot. Je klemt het been van de bout in dit hulpstuk, schroefje aandraaien en je hebt een prettig handvat om het vlees vast te houden. Vóór het braden van het vlees moet je wel het onderste stukje van de bout afzagen zodat de manche er goed op past. (Ik heb voor dit soort zaagwerk een ijzerzaagje in de keukenlade.)

© ellen

Sinterklaasavond…

 

Vroeger kregen wij op Sinterklaasavond, in afwachting van de pakjes en rijmen, altijd warme chocolademelk. En dan niet van dat fabrieksspul uit een pak, maar zelfgemaakt met cocao en volle melk. De chocolademelk werd altijd uitgeschonken uit deze kan. Al heel oud, handbeschilderd én vuurvast. Een erfstuk. Belangrijk vind ik de tradities die aan dit soort huishoudelijk serviesgoed hangen. Wij zetten de traditie voort en dronken ook met onze dochter op 5 december chocolademelk uit deze kan. Later op de avond kwam dan nog de bisschopswijn, maar dat vind ik eigenlijk niet lekker. We hebben die vanavond vervangen door een glaasje Glühkriek.

Tastevin en oud geld…

Het was weer druk op het Ministerie, zoals altijd op zaterdag. Ook de Keizer van Monera was present. En dit keer met iets heel bijzonders; een Tastevin! Paul legt later uit hoe en wat over de tastevin. Maar ik laat de tastevin die Gerard heeft gesmeed, alvast zien. Heel mooi, en gemaakt van “oud geld”. De lepel is gesmeed uit een oude zilveren rijksdaalder, voor het steeltje heeft hij een staafje zilver moeten kopen. Gerard is er helemaal klaar voor, hij kan gaan prûve.

© ellen

LAGUIOLE (SPREEK UIT: LAYOLE)…

Vanochtend wandelde ik met de hond naar het landje van Floor. Ze was er niet. Een aantal kruidenbedden liggen al winterklaar. Het was bladstil, in de Wijnboomlaan stonden de beuken roestbruin te vlammen. Ik telde 50 ganzen die in imposante V-vlucht westwaarts trokken.   Nu het andere corvee voor deze ochtend, een stuk voor het log. Ik blijf me erover verbazen dat mensen het vreemd vinden dat ik altijd een zakmes bij me draag. En dat, terwijl in onze directe omgeving het mes tot bijna-statussymbool is verheven. Zjak heeft er een, zo ook Rian en Evert. Ans en Hijn hebben wondermooie exemplaren, met de hand gesmeed van veerstaal, wat een prachtig getekend lemmet oplevert. Zelfs aan de sleutelbos van de jongste bediende bungelt tegenwoordig een Zwitsers “legermes”. En wij hebben dus een Laguiole (spreek uit: Layole). Ik draag het altijd in mijn broekzak, dat van Ellen zit in haar tas. Het zijn prachtige messen, met de hand gemaakt in het plaatsje Aubrac, Zuid Frankrijk. Het concept is in de 19e eeuw ontwikkeld uit de eenvoudige, maar zeer efficiënte herdersmessen uit de Provence. En door de jaren is er nauwelijks iets aan veranderd. Wel is de uitvoering al maar luxer geworden. Je hebt tegenwoordig Laguiole’s met parlemoer ingelegd, met handgrepen van edele houtsoorten of chirurgenstaal. Mijn mes is “gewoon”. Hoornen heft, 9 centimeter lang, roestvrij stalen lemmet. En mét kurkentrekker. Ellens mes heeft een heft van buxushout. Wat moet je met zo’n mes? Nou allerlei handige dingen doen, natuurlijk. De belangrijkste reden voor ons om een mes te dragen is evenwel de volgende: In nagenoeg elk restaurant, groot of klein, chique of pover, behoort het kartelmes tot het standaardbestek. Zo’n mes hoef je namelijk niet te slijpen. Dat je er je vlees mee kapot ragt doet er kennelijk niet toe. Nou, wat ons betreft doet dat er wel toe! We vinden het zonde van de biefstuk, jammer van de karbonade, dus nemen we ons eigen gereedschap mee. Je wordt er soms op aangekeken, een enkele keer informeert men of er misschien iets niet goed is, nooit komt iemand op het idee je een deugdelijk mes te leveren. Het bijtje boven het artikel is het beeldmerk van de Firma Laguiole.

© paul

Heftige discussie op het Ministerie!!! (Bordje 2.)

Over dat bordje natuurlijk. Ik ben inmiddels ook thuisgekomen en onderweg hebben de Jongste Bediende en ik er al over gepraat! Ik weet namelijk heel zeker dat dat bordje nog maar een jaar of zes bij ons in huis is! En ik meen ook heel zeker te weten dat ik het bordje op een vlooienmarkt heb gekocht! Ik denk dat dit fruitschaaltje ouder is, uit het interbellum. Hoe komt een Tsjechisch setje, in de beginjaren vijftig, in Zuid-oost Brabant terecht? Het geheugen is een hele vreemde zaak, selectief en vervormend. “Dichtung und Wahrheit.” Wie herkent dit fruitschaaltje? Neel, was jij erbij toen we het kochten? Ik weet wel heel zeker dat het niet uit mijn ouderlijk huis afkomstig is. Wij hadden een glazen schaal voor gewassen fruit en die heb ik zelf kapot laten vallen. Bessen werden bij ons meteen schoon gespoeld en gerist boven een schaal en met suiker bestrooid. Als we zo de herkomst van onze hele huisraad moeten achterhalen, heeft het Ministerie de komende tien jaar stof genoeg…

© ellen