Café, poeskaffee, cigare…

Ik mag me graag profileren als liefhebber van de betere film, the art-house movie, de filmhuisfilm. Enfin, je snapt het wel; veel geneuzel (uitgesponnen dialogen), verstilde beelden, fletse kleuren, weinig actie, veel gevoel… Opgenomen tussen de schuifdeuren, dicht op de alledaagse werkelijkheid, altijd met een boodschap, liefst uit de Linkse Kerk. Ik zwelg erin…

Maar ja, ook al is de behoefte aan kunstzinnigheid zuiver op de graad, het vlees is en blijft zwak. Soms moet ik gewoonweg wat plats. Ongecompliceerd, simple story, actie, alles oplossend geweld, platitudes, de hele wereld verklaard in wit-zwart…

Dan ruk ik de oude Michael Caine films uit de kast: Be like a duck. Calm on the surface, but allways paddling like the dickens underneath. Of Clint Eastwood als Dirty Harry: You’ve got to ask yourselve one question: Do I feel lucky?… Well, do ya punk?” Dat soort gedoe lezer, dat soort gedoe…

Mijn nummer één in het “foute” genre is en blijft Jean-Paul Belmondo. Ik probeer te analiseren waarom dat zo is, ik kom er niet uit. Films als Cartouche, ik zit op de punt van mijn stoel. Pseudo-dramatiek zoals in Week-end à Zuydcoote, altijd té vet aangezet, ik snotter mee.

Maar dan zijn rol als premiejager in l’Alpagueur. Gewéldige onzin, prachtige vertolking…

Belmondo speelt de eenzame wolf die als een soort illegaal hulpje van de Franse politie vieze klussen opknapt, en wel voor veel geld. Wanneer dan de hoogste politiebaas hem de vraag stelt waar hij toch al dat geld voor nodig heeft spreekt Belmondo de gevleugelde woorden: Café, pousse-café, cigare… Met andere woorden: je betaalt me voor de koffie na het diner, het borreltje en de sigaar. En op dat moment is de ironische lach niet van die kop te beitelen.

Ik kan de uitdrukking Café, pousse-café, cigare nergens terug brengen zonder een verwijzing naar L’Alpagueur. Ik heb ook niet écht goed gezocht, want ik wil blijven geloven dat Frederic Villemin de zin speciaal heeft bedacht voor Jean-Paul Belmondo. Laten we het daar op houden…

We waren gisteren in de Vlaamse stad Lier. Daar, op de Grote Markt, bijna in de schaduw van de trotse Sint-Gummaruskerk, zag Ellen dat café; Poeskaffee. Gut, we beginnen er lol in te krijgen, in die Belgische taalgrapjes. En dit is wel een hele mooie…

De tegenspeler van Belmondo in l’Alpagueur is Bruno Cremer. Lang voordat hij zijn levenswerk voltooide [54 afleveringen van de Maigretverhalen van Simenon (de beste ooit!)] bouwde hij aan een eikenhouten oeuvre als filmacteur. Ook in deze film excelleert hij.

L’Alpageuer staat in zijn geheel op Youtube. Klik HIER en wacht 5 minuten en 40 seconden en je hoort de gewraakte opmerking uit de mond van Belmondo zelf. Mijn held!

De pootjes van de koekoek…

Zoals gezegd, die drukke “vrije” week sloten we af bij Ans en Alex. Vriend Jan en (andere) Ans waren er ook. We dronken en we aten. Tijdens de maaltijd kwam ter sprake dat Ans en Alex één van de daarop volgende dagen de Schone Stad Mechelen zouden bezoeken. Ze wilden de Rik Wouters tentoonstelling zien (die overigens nog loopt tot 1 januari 2015!)

Het kwam ons goed uit. Wij wilden graag weer een Mechelse Koekoek van topkwaliteit, en die koop je in Mechelen. Het vriendelijk verzoek aan Ans en Alex of ze vanaf het Gemeentemuseum even de straat wilden oversteken. Daar aan de overkant, bij kwaliteitspoelier Paradijs Maturin hebben ze de allerbeste.

Er pronkt in die winkel allerlei, alles naar aanbod van het seizoen. Mechelse koekoek hebben ze er altijd; de dames liggen er half gekleed bij. Tussen de uitgestalde waar kies je de koekoek die jou aanstaat. Vervolgens wordt de vogel vakkundig gesloopt en keukenklaar gemaakt. Aangezien in dit geval de bestelling voor derden was werden de poten mee verpakt. “Kunnen die mensen thuis zien dat het een échte is…” De kop kun je eventueel ook meekrijgen, maar de Mevrouw Poelier vertelde ons bij een eerdere gelegenheid dat dat tegenwoordig nog zelden op prijs wordt gesteld.

Werd onze vorige koekoek getrasformeerd tot een Bourgondische koekoek, deze zal vermoedelijk eindigen als Poule au pot, het lievelingsgerecht van Charles de Gaulle.

(Voor het archief: we aten lekker bij Ans en Alex; o.a. een taartje met spinazie en gerookte forel en een salade van rauwe rooie bietjes. Ook bakte Ans de Noord-West Franse equivalent van de Elzasser Flammenkueche. Met de topkaas uit Picardië en Nord-Pas-de-Calais: de Maroilles, die overigens ook onderdeel uitmaakte van het kaasdessert. Over die kaas later meer…)

Stom, stom, stom…

Het is bijna vijf uur in de ochtend en ik heb gloeiend de pest in. Gisteravond meenden we een aantal recente foto’s te hebben opgeladen op Flickr, ons fotoarchief. Maar ik ontdek zojuist dat daar weinig van terecht is gekomen. Tot overmaat van ramp hebben we de originelen weggedonderd.

Nu ik erover nadenk, er was enig moment dat ik dacht: Gaat dit wel goed? Maar meteen daaroverheen moest ik alweer andere dingen bedenken en verdrong ik de vage waarschuwing uit mijn brein.

Misschien valt er nog wat terug te vinden, misschien valt er nog wat te reconstrueren. Enfin, een aardig stukje schrijven zit er nu even niet in. Ik heb er geen zin in. Dacht ik niet…

Drukke week gehad?…

Het is alweer woensdag en ik zit nog te mijmeren over wat er zoal gebeurde in de week hieraan voorafgaand. Het was ook nogal…

‘s Maandags dat feest van de nachtwerkers van het instituut van mijn Broodheer en op dinsdag maakten Ellen en ik een uitstapje naar het Rijnland.

Woensdag en donderdag dienden we in alle rust de literatuur. Maar op vrijdag richtte ik de beloofde bierproeverij in met Vriend Jan en we vierden op zaterdag, samen met nog ruim honderd genodigden, het heuglijk feit dat de Keizer van Monera alweer vijfenzestig lentes jong is gebleven. De zondag brachten we door bij Ans en Alex, van de prille middag tot aan de voornacht. Enfin…

Nadeel van zo’n week is dat het je aan tijd ontbreekt om te schrijven. Je raakt je ritme kwijt en zie dan maar weer eens op gang te komen. Ik durf het haast niet te zeggen, [hoongelach is mijn deel (ook van mijn beste vrienden)], maar er moet over een en ander nog geschreven worden. Niet nu, want ik ben intussen alweer een aantal dagen aan het (nacht)werk. Ik drink mijn glas Pinot blanc en ga slapen, anders zal ik de komende nacht geen fluit waard zijn.

Je hebt het allemaal nog tegoed lezer; de verhalen over het feest tussen de schuifdeuren gepaard aan de culinaire hoogstandjes van het “Klein Chineesje”. Over de grootse leverworsten en het Saksisch spek uit Goch en over de bieren van the Musketeer. Over de gastvrijheid van De Keizer en over die van Ans en Alex. (En dat kaasje, dat kaasje…)

Die Rooie Vlaamse van de foto dronken we op zondag. Over de brouwerij mocht ik al eens schrijven…  Verder moet het nog gaan over de dorade in zoutkorst, over de varkensstoof, en eh…

Niet over voetbal, daar zou ik niet meer over schrijven…

Buitenspel, hoezo?…

Ik rolde tegen de avond uit mijn bed. Ik had de nacht daarvoor gewerkt, dus moest ik een gat in de dag slapen. Op het moment dat ik de trap af stommelde vertrokken Marleen en de Jongste Bediende in zeven haasten. Ook de Keijzer van Monera had zijn hielen reeds gelicht. Andy en Het Kind waren überhaupt niet op komen dagen en Vriend Jan en Ans verbleven ergens anders. Ook de rest van de vaste bezoekers van de zaterdagavond lieten het afweten. Ze moesten allemaal naar het Voetbal! En aangezien het Ministerie geen kijkbuis bezit die grote groepen kan bedienen trokken onze gasten hun plan. Men zocht voetbalvriendelijker plaatsen op. Ik was een beetje beduusd. Die stilte in huis…

Ellen liet me de foto zien, de neerslag van een ultieme poging om het Ministerie te betrekken bij wat “ons” Nederlanders geacht wordt tijdens deze dagen te beroeren. Marleen trachtte Ellen de Buitenspelregel bij te brengen. De opstelling op de foto sprak voor zich, vond men. (Saillant detail: de Orvalasbak in de achtergrond, gevuld met kersenpitten, hoort niet bij de spelregels. Die asbak vertegenwoordigt de tribune van de F-side.)

Ik vroeg: Snap je het nou? Ellen zei zonder enig voorbehoud: Nee!

Ach lezer, voetbal is niet “ons ding”, zal het ook nooit worden. En ben eerlijk lezer, oranje is toch eigenlijk alleen maar een mengsel van rood en geel… Waarschijnlijk is dit het enige wat je verneemt over de Europese Kampioenschappen Voetbal op deze site. We wensen jullie oprecht heel veel plezier bij de wedstrijden, wij verheugen ons op een stille straat

Baklava…

Er wordt gefluisterd dat het de beste koekenbakker van de stad is, ik kan dat niet controleren. Maar het wil wel wat zeggen wanneer ze in een metropool als Istanbul, met z’n vijftien miljoen inwoners, over je fluisteren…

Bakker Bozan zit met zijn handel aan de Europese kant van de Gouden Hoorn. Hij heeft niet één verkooppunt, maar een stuk of acht. Hij doet niet alleen in zoetigheid, hij bakt ook hartige zaken.

Marleen, de Jongste Bediende, Walther en Maartje, ze waren voor een goede week in Istanbul. Uit de verteldrift van die vier maken we op dat het een fantastische reis is geweest. Hun verhalen doen me dromen over de hoogtepunten en ondergang van het Oost-Romeinse Rijk, over de vernietigingsdrift van Kruisvaarders, over de grandeur van het Ottomaanse rijk, over de Haghia Sofia, de Blauwe Moskee. Ach, ik ben er nog nooit geweest.

Van eten en drinken is het goed in Istanbul. Vette kip en koude rijst daargelaten, was het voor onze vrienden elke dag weer een feest, meermalen per dag. En zoals alle lieve vrienden van het Ministerie liet ook dit gezelschap ons mee delen in die rijkdom (alweer!).

Afgezien van een keur aan specerijen en in honing gedrenkte noten kwamen ze af met een doos Baklava. Van die bakker waarvan iedereen in de stad fluistert dat…

Het zal een jaar of dertig geleden zijn dat ik voor het eerst baklava at. Ik vond het lekker, en sindsdien ik eet dat regelmatig. Het zijn mierzoete gebakjes, piepklein. Het draait om heel fijn bladerdeeg, noten en honing. Ik wist intussen ook wel dat de kwaliteit nogal eens schommelt, voor die écht goede doe ik een moord…

Ik heb een tijdje lopen peinzen hoe ik déze baklava zou omschrijven, ik kom er niet uit. Misschien moet ik ze vergelijken met ijsco. Je hebt fabrieksijs, altijd bruikbaar om jengelende kinderen in te tomen. Je hebt ook zelf gemaakt ijs, op basis van room uit Isigny, droomdessert en volksverleider  Zoiets was er aan de hand met die baklava. Alle smaken, geuren, en ook de textuur verhielden zich goddelijk. Het wás baklava, het smaakte naar baklava, maar dan dieper, voller, romiger, intenser.

Die bakker Bozan…, wanneer opent hij een filiaal in Nederland?

PastaFricandel…

Koenraad had een meer zakelijke naam willen geven aan de rit. Iets als Liège-Torino-Liège, zakelijk als de naam van die rit naar Dubrovnik, of die naar Scandinavië, of al die andere ritten die ze in hun lange carrière hadden gedaan. Maar het werd Pasta-Frikandel. Anderen hadden zo beslist, het was nu een keer zo.

De rit ging vanaf de Nederlandse grens via Luik naar de Alpen. En over die bulten moesten ze heen, en niet op de gemakkelijke manier. Autowegen waren so-wie-so uit den boze. Bestemming was een dorpje in de omgeving van Turijn. En uiteindelijk weer terug natuurlijk. Het volk had zich redelijk bemeten in tijd, er moet met oldtimers altijd rekening worden gehouden met extra sleutelen. En ook de kruissnelheid van de oudjes is niet bepaald flitsend…

In de loop van zondagochtend vertrok het overgrote deel van ons Hemelvaartgezelschap richting Nederland. Wij bleven, we hadden nog vakantie. Eupotours vertrok als laatste. We dronken gezamenlijk nog een verversing op het terras van Café An der Hoh toen vanuit de verte het onmiskenbare geknetter van de Engelse motor hoorbaar werd. (Moderne motoren hadden we de hele dag al gehoord, daar is weinig aan te beleven…) Het zal een uur of twee zijn geweest.

Onze nieuwe gasten waren samen met hun PastaFricandelkompanen tot aan Nancy geraakt. Daar splitsten zich hun wegen. Voor de meeste deelnemers lag het meer voor de hand om een westelijke koers aan te houden. De “Gemertse connectie” trok naar het noorden. Het was niet onlogisch om een stop in te lassen in Luxemburg. Moe, maar blijmoedig en voldaan stapten de mannen van hun motoren, een beetje stram lopend vanwege de “houten kont”. (Tien uur of meer op zo’n antiek zadel, ik geef het je te doen.)

Enfin, Eupotours vertrok dan toch naar huis, maar niet zonder de motormannen een slaapplaats aan te bieden in hun bescheiden Luxemburgse stulp. Die maakten daar dankbaar gebruik van. (Hoewel ik verrast was de volgende ochtend Jos aan te treffen op het logeerbed in ónze stulp. Kwestie van een zagend soort overlast zei hij…)

We dronken die middag samen en in de avond aten we pasta. De volgende ochtend vertrokken Jos en Koenraad om een uur of zeven. En zouden ze onderweg niet zijn gestopt om een frikandel (speciaal) te eten dan zouden ze om twee uur thuis zijn geweest. Nu was dat een uur later.

De Matchless van Jos stamt uit de late jaren dertig van de vorige eeuw.

De Honda van Koenraad is uit de jaren zeventig. Een brommertje noemt hij het. De kenner kijkt, en de kenner weet wel beter…

Even druk…

lux mei 2012 050
Ja hoor, we zijn er nog… Het was hier gewoon even heel druk! We vierden vakantie met 16 mensen en dan komt het er niet zo van om stukjes te schrijven of foto’s te maken. Bovendien is het internet in de buurt nogal wankel… Nu begint het ook nog te onweren dus ik denk dat de stroom zo wel zal uitvallen…

Toch even een groet aan onze trouwe lezers… Doei, ennuh Jos en Koenraad zijn weer veilig thuis, maar daarover later meer.

matchless

Te laat voor espresso, © ellen

Karbonades van de gril (of niet)…

Had je gesnapt dat wij weer in Luxemburg zitten? Ach…, bij deze dan!

Ik wilde Ellen verrassen. Ze is gek op die gegrilde karbonades, dus ik troonde haar rond het middaguur mee naar een vlooienmarkt in Echtertnach. Luxemburgers grillen altijd en overal, en zeker op een vlooienmarkt. Je kunt er vergif op innemen (dacht ik).

Op de heenweg kwamen we door het toeristenplaatsje Larochette. Aan weerszijden van de doorgaande weg stegen rookpluimen op. Grillfest! Zie je wel, altijd en overal.

Maar goed, wij gingen naar Echternach, dus we lieten de bak- en braadstands voor wat ze waren. Achteraf hadden we dat misschien niet moeten doen. De vlooienmarkt in Echternach werd voornamelijk bevolkt door handelaren. En om een of andere reden hadden ze samen afgesproken om waanzinnige prijzen te vragen voor doorsnee rommel. Géén karbonade te bekennen, noch grillinger, metwurst of Thüringer. (Ik kocht er evenwel Victor Klemperers Tagebücher 1933-1945, spiksplinter nieuw, en tegen de helft van de winkelprijs. Zo, die zat…)

Maar uiteindelijk ging het toch over Ellens karbonade. Ik wist van nóg een vlooienmarkt, aan de andere kant van het land. En ach, het land is zo klein dat je binnen een uur op de volgende plaats van bestemming kunt zijn.

De tocht naar Esch-sur-Sûre leidde ons weer door Larochette, weer langs de vrolijk walmende Schwenkgrills. Het was er feest. Wij lieten ons evenwel niet van de wijs brengen. Wij gingen door!

Enfin, die vlooienmarkt in Esch was drie keer niks. Verbazend goede koffie hadden ze er, maar karbonades ho maar!  Er zijn twee feesten per jaar in Luxemburg waar niet gegrild wordt. Wij troffen ze! Onverrichter zake gingen we naar huis. Daar deelden we de restanten Ardenner ham met de hond. Een lik mayonaise erbij. Lekker, zoveel is zeker, maar niet helemaal bevredigend. Ellen is intussen begonnen met koken. Een stoofpot met aardappels,  artisjokken en verse knoflook. En een grote T-bone steak. En een geitenkaasje toe..

De foto nam Ellen op het 1 mei feest in Differdange, twee weken terug. Daar werd gegrild. De Pompeier kon het echt!

Orvalcrisis…

Sinds jaar en dag zorgt onze Luxemburgse uitbater dat hij Orval bier op voorraad heeft. Voor mij! En heel af en toe voor nog een andere gast, die ik dan meestal nog zelf heb meegebracht.

Vijf uur in de middag is mijn tijd. Ik stiefel op het gemak naar Joops café, lees het Letzeburger Wort (für Wahrheit und Recht), luister wat naar het geleuter van de stamgasten en drink mijn glas Orval. Soms twee, meer nooit (op de middag)… Zo ook afgelopen maandag, eerste dag van onze korte vakantie. Ik bestelde als gewoonlijk mijn bier, maar kreeg er en-passant een besmuikt verhaal bij. Weet jij wat dat is? vroeg Joop. Ik kan op mijn vaste stekken geen Orval meer kopen. Het gerucht gaat dat de brouwerij failliet is…

Ik kon Joop (en mezelf) gerust stellen: Trappistenpaters gaan niet failliet Joop, en ze hebben daar in Orval een paar jaar geleden hun brouwcapasiteit verdubbeld. 64.000 hectoliter komt er elk jaar uit de brouwketels…

De dag daarop probeerde Joop het bij zijn Belgische leverancier. Ook daar kreeg hij nul op rekest. En ik begon zoetjes aan een beetje nattigheid te voelen. Ik ben dan maar zelf op zoek gegaan, de Cora supermarkt beneden Arlon leek me de aangewezen plaats.

De plaats waar normaal een goede dertig Orvalkratten staan vertoonde een gapend gat. En de schappen, die normaal ruim een kubieke meter aan bierflesjes bevatten… Enfin, kijk zelf maar. En de mij bekende verkooppunten in Luxemburg stonden al helemaal droog.

Enig lectuuronderzoek leerde me dat het een luxeprobleem betreft. Trappistenbieren, en zeker ook Orval, genieten een teveel aan populariteit. Het is een capasiteitsprobleem, de vraag is groter dan het aanbod. En aangezien de Paters niet meer willen brouwen dan ze nu doen zal het probleem alleen maar groter worden.

Komt nog bij dat in tijden van schaarste de prijzen stijgen. Je betaald snotverdorie in de Super intussen € 8,- (acht euro!) voor vier flesjes Orval. Enfin, ik behoor tot de liefhebbers die Orval in hun top-drie van beste bieren ter wereld hebben staan, ik zal me door de prijs niet laten afschrikken. Scandalig vind ik het wel!

Dus Vriend Jan, in het verre Nederland, koop thuis de schappen leeg, je weet waar je moet wezen. Ik zal je graag van het overschot afhelpen.